Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 november 2013
gepubliceerd op 19 november 2013

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse wetten ter gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2013003354
pub.
19/11/2013
prom.
12/11/2013
ELI
eli/besluit/2013/11/12/2013003354/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse wetten ter gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten)


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd voorziet in de gedeeltelijke omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft (Omnibus I-Richtlijn), door de wijziging van diverse sectorale toezichtwetten.

Op basis van artikel 34 van de wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse Richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen, zoals gewijzigd bij artikel 135 van de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling, kan via koninklijk besluit wijzigingen worden aangebracht aan wetgeving.

De Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) zijn de drie Europese toezichtautoriteiten (ESA's) die samen met het Europees Comité voor Systeemrisico's (ESRB), het nieuwe Europees Systeem voor Financieel Toezicht vormen. Opdat dit systeem effectief kan werken wijzigt de Richtlijn de regelgeving van toepassing op de werkterreinen van de drie ESA's.

De noodzakelijke aanpassingen op Belgisch niveau betreffen onder meer het voorzien in de Belgische wetgeving van de mogelijkheid om situaties waarin procedurele of materiële vraagstukken met betrekking tot de naleving van het EU-recht rijzen, voor te leggen aan het oordeel van de respectievelijke ESA's.

De Richtlijn voorziet tevens in de uitwisseling van informatie tussen de nationale toezichthoudende overheden en de ESA's, de ESRB en de Europese Commissie. In het verleden had dergelijke informatie-uitwisseling in hoofdorde plaats tussen de bevoegde toezichthouder en de Europese Commissie.

De Omnibus I-Richtlijn wijzigt diverse Richtlijnen. Dit heeft tot praktisch gevolg dat ook op Belgisch niveau tal van wetten en koninklijke besluiten dienen aangepast te worden. Dit koninklijk besluit betreft een gedeeltelijke omzetting van de Omnibus I-Richtlijn en wijzigt onder meer de volgende regelgevende teksten : - wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen; - wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen; - wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België; - wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen; - wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten.

De wijzigingen in de voornoemde wetten worden hierna artikelsgewijs toegelicht.

De wijzigingen aan diverse koninklijk besluiten ter uitvoering van de sectorwetgeving vinden plaats via een apart koninklijk besluit.

Duurzame ontwikkelingseffectbeoordeling Op grond van artikel 2, 3°, van het koninklijk besluit van 20 september 2012 houdende uitvoering van artikel 19/1, § 1, tweede lid van hoofdstuk V/1 van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling, is dit besluit vrijgesteld van een voorafgaand onderzoek. Deze bepaling voorziet inderdaad dat "voorgenomen regelgeving houdende omzetting van een Richtlijn van de Europese Unie die al aan een impactanalyse onderworpen werd gelijkaardig aan de effectbeoordeling, bedoeld in artikel 2, 9°, van de wet", vrijgesteld is van een voorafgaand onderzoek.

In het kader van de communicatie van de Europese Commissie aangaande het 'European Financial Supervision' werden zeer gedetailleerde impactbeoordelingen opgesteld van alle binnen dit kader te nemen maatregelen, waaronder ook de Omnibus I-Richtlijn.

Het lijkt dan ook niet opportuun om een dergelijke analyse opnieuw te doen gelet op het feit dat dit besluit geen noemenswaardige sociale, economische en milieueffecten heeft, noch een noemenswaardig effect heeft op de uitgaven en de inkomsten van de Staat.

In dit ontwerp is gevolg gegeven aan de opmerkingen geformuleerd door de Raad van State in zijn advies 54.159/2 van 14 oktober 2013.

Artikelsgewijze bespreking HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen Het eerste hoofdstuk van dit koninklijk besluit bepaalt de finaliteit ervan, met name de gedeeltelijke omzetting van de Omnibus I-Richtlijn. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen HOOFDSTUK 2. - van dit besluit strekt er toe de vereiste wijzigingen aan te brengen in de wet van 22 maart 1993 teneinde deze wet in overeenstemming te brengen met artikel 9 van de Omnibus I-Richtlijn Artikel 2 voegt een aantal definities toe aan de wet van 22 maart 1993. Het betreft definities van de EBA en de ESMA, alsook van de oprichtingsverordening van EBA. Artikel 3 wijzigt artikel 13 van de bankwet en voorziet enerzijds in de omzetting van artikel 9, lid 3 van de Richtlijn dat vereist dat de lijst van kredietinstellingen waaraan krachtens Titel II van de wet een vergunning werd verleend voortaan aan de EBA ter kennis wordt gebracht in plaats van aan de Europese Commissie. Anderzijds wordt ook - ter omzetting van artikel 9, lid 37 van de Richtlijn - bepaald dat de Nationale Bank van België als consoliderend toezichthouder de lijst van financiële holdings ter kennis moet brengen aan de buitenlandse bevoegde autoriteiten, de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit.

Artikelen 4 en 5 beogen respectievelijk in artikel 19, paragraaf 1, 2°, littera v), en in artikel 27, paragraaf 3, derde lid van de wet, de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, op te nemen. Deze wet heeft de wet van 20 juli 2004 opgeheven met uitzondering van de artikelen 212 tot 228.

Artikel 6 voorziet in een aanpassing van de tekst van artikel 32 van de wet van 22 maart 1993 om enerzijds de correcte verwijzingsbepaling op te nemen na de inwerkingtreding van het Twin-Peaks model voor wat betreft het toezicht door de Nationale Bank van België op verrekenings- en vereffeningsinstellingen. Dit toezicht wordt immers niet langer geregeld via artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, maar via artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. Anderzijds, wordt ook de verwijzing naar de wet van 20 juli 2004 vervangen door een verwijzing naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

Artikel 7 zet artikel 9, lid 11, van de Richtlijn om via een wijziging aan artikel 34 van de wet en zorgt er voor dat voortaan ook de EBA op de hoogte wordt gebracht van de beslissingen van de Nationale Bank van België om zich te verzetten tegen het voornemen van een Belgische kredietinstelling om binnen de EER een bijkantoor te vestigen.

Aangezien artikel 139, § 1, 2°, van de wet van 2 augustus 2002, het vijfde lid van artikel 34 van de wet van 22 maart 1993 opgeheven heeft, is het aangewezen om in het zesde lid de verwijzing naar het zesde lid te vervangen door een verwijzing naar het vijfde lid.

Hiermee wordt gevolg gegeven aan een opmerking van de Raad van State.

Artikel 8 zet deels artikel 10, lid 3, van de Richtlijn om en wijzigt artikel 43 van de wet van 22 maart 1993 door te voorzien in het ter kennis brengen door de Nationale Bank van België aan de EBA, de Europese Commissie en de Raad van de door Europese Richtlijnen vereiste informatie aangaande de toepassing van de reglementen genomen op basis van artikel 12bis, § 2 van de wet van 22 februari 1998.

Artikel 9 voorziet in de gedeeltelijke omzetting van artikel 9, lid 14, van de Richtlijn via een wijziging aan artikel 48 van de wet.

Artikel 19 van de EBA-Verordening geeft de EBA de bevoegdheid om, op verzoek van één of meer betrokken autoriteiten, een meningsverschil tussen bevoegde autoriteiten in grensoverschrijdende situaties te schikken. Deze mogelijkheid wordt via dit artikel voor de Nationale Bank van België voorzien in de sectorale wetgeving van toepassing op kredietinstellingen, alsook in de organieke wet van de Nationale Bank van België via artikel 32 van dit besluit.

Artikel 10 zet enerzijds artikel 9, lid 15, van de Richtlijn om via een wijziging aan artikel 49 van de wet door te bepalen dat de Nationale Bank van België haar beslissing dient op te schorten indien een andere bevoegde autoriteit een meningsverschil aangaande een grensoverschrijdende situatie heeft doorverwezen naar de EBA voor beslissing. De Nationale Bank van België dient in dat geval de beslissing van de EBA af te wachten. Anderzijds wordt ook artikel 10, lid 2, gedeeltelijk omgezet via een wijziging van paragraaf 7 van artikel 49. De volledige omzetting van artikel 10, lid 2, van de Richtlijn is voorzien via een bijkomende aanpassing van artikel 95, § 7, van de wet van 6 april 1995 (zie hieronder).

Artikel 11 zorgt ervoor dat in artikel 49bis, een correcte verwijzing naar de wet van 3 augustus betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, wordt opgenomen.

Artikel 12 voorziet in de omzetting van artikel 9, lid 4, van de Richtlijn door artikel 60 van de wet te wijzigen zodat de Nationale Bank van België voortaan elke intrekking of herroeping van de vergunning van een kredietinstelling met redenen moet omkleden en ter kennis dient te brengen aan de Europese Commissie en de EBA. Ook de betrokken instelling moet door de Nationale Bank van België op de hoogte worden gebracht van de redenen.

Artikel 13 zet artikel 9, lid 10, en artikel 6, lid 27, van de Richtlijn samen om door via artikel 75 voortaan te bepalen dat de Nationale Bank van België in het kader van haar toezicht op bijkantoren of vrij verrichten van diensten, naast de Europese Commissie, voortaan ook de EBA en de ESMA - voor zover de betrokken kredietinstelling ook beleggingsdiensten verricht - op de hoogte dient te brengen van conservatoire maatregelen die ze opgelegd heeft ter bescherming van de belangen van de inleggers, beleggers en andere personen voor wie diensten verricht worden. Er wordt tevens bepaald dat de Nationale Bank van België de zaak naar gelang het geval naar de EBA of ESMA kan verwijzen.

Artikel 14 zet artikel 9, lid 12, van de Richtlijn om en wijzigt artikel 79, § 1, 2° bis, van de wet en bepaalt dat de in artikel 13 van de wet bedoelde kennisgevingen tevens aan de Europese Bankautoriteit dienen te gebeuren en dat de Nationale Bank van België vergunningen verleend aan bijkantoren van kredietinstellingen uit een derde land ook aan het Europees comité voor het bankwezen ter kennis moet brengen. Het bevat ten slotte ook een aantal redactionele wijzigingen.

Artikelen 15 en 16 wijzigen respectievelijk artikelen 102 en 103 van de wet van 22 maart 1993 en zet artikel 6, lid 18, van de Richtlijn gedeeltelijk om door de Nationale Bank van België te verplichten de ESMA in kennis te stellen van maatregelen genomen op basis van desbetreffende artikelen wanneer de betrokken instelling beleggingsdiensten verstrekt. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen Hoofdstuk 3 van dit besluit brengt wijzigingen aan in de wet van 6 april 1995 om de nodige verplichtingen van de toezichthouders ten aanzien van ESMA om te zetten en voorziet in het bijzonder in de omzetting van artikel 6 van de Omnibus I-Richtlijn.

Artikel 17 zet artikel 6, lid 1, van de Richtlijn deels om door in artikel 44, derde lid, van de wet van 6 april 1995 de FSMA te verplichten om de lijst van marktondernemingen die een MTF uitbaten tevens aan de ESMA mee te delen.

Artikel 18 beoogt enerzijds artikel 46 aan te passen met oog op het opnemen van de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles in plaats van naar de wet van 20 juli 2004.

Daarnaast worden ook bijkomende definities van onder meer de ESMA, de EBA en de ESMA-Verordening toegevoegd.

Artikel 19 zorgt, samen met de artikelen 17 en 20 van dit besluit, voor de omzetting van artikel 6, lid 1, van de Richtlijn door de FSMA te verplichten om elke toekenning van een vergunning aan een beleggingsonderneming ter kennis te brengen aan de ESMA. Artikel 20 wijzigt artikel 54 van de wet van 6 april 1995 zoals vereist door artikel 6, eerste lid, van de Richtlijn met name door de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 54 voortaan enkel aan de ESMA te doen en haar tevens op verzoek de nodige inlichtingen te verschaffen.

Artikel 21 beoogt om de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, in artikel 70, paragraaf 3, van de wet op te nemen.

Artikel 22 beoogt in eerste instantie om de tekst van artikel 76 van de wet van 6 april 1995 aan te passen teneinde de correcte verwijzingsbepaling op te nemen na de inwerkingtreding van het Twin-Peaks model voor wat betreft het toezicht door de Nationale Bank van België op verrekenings- en vereffeningsinstellingen. Dit toezicht wordt niet langer geregeld door artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, maar door artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België. Dit artikel voegt in artikel 76, paragraaf 4, tevens de correcte verwijzingen in naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles.

Artikel 85 van de wet van 6 april 1995 verwijst momenteel enkel naar de bepalingen inzake beroepsgeheim die van toepassing zijn op de FSMA. Met de inwerkingtreding van het Twin-Peaks model werd de Nationale Bank van België bevoegd om het toezicht op de beursvennootschappen uit te oefenen, maar er werd vergeten om in artikel 85 een verwijzing op te nemen naar de op de Nationale Bank van België van toepassing zijnde bepalingen inzake beroepsgeheim. Deze lacune wordt weggewerkt door artikel 23.

Artikel 24 voorziet in de verdere omzetting van artikel 10, lid 3, van de Richtlijn en wijzigt artikel 90 van de wet zodat voortaan de door Europese Richtlijnen vereiste informatie aangaande de toepassing van de reglementen genomen op basis van artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 of artikel 12bis, § 2, van de wet van 22 februari 1998 respectievelijk door de FSMA en de Bank tevens ter kennis moet worden gebracht van de EBA, de Europese Commissie en de Raad. Ter herinnering, eenzelfde verplichting werd ook opgenomen in het gewijzigde artikel 43 van de wet van 22 maart 1993.

Artikel 25 voorziet in de verdere omzetting van artikel 10, lid 2, van de Richtlijn. Dit artikel wijzigt artikel 95, paragraaf 7, van de wet van 6 april 1995 door te voorzien in de verplichting van de toezichthoudende overheden om de Europese Commissie en de ESMA op de hoogte te brengen van afwijkingen die zij toestaan op de toepassing van kapitaalsvereisten.

Artikel 26 beoogt om in artikel 95bis van de wet de correcte verwijzingen naar de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, op te nemen.

Artikel 27 wijzigt artikel 107 van de wet van 6 april 1995 en zet daardoor artikel 6, lid 3, van de Richtlijn om door van de toezichthoudende overheden op te leggen dat elke intrekking en herroeping van een vergunning van een beleggingsonderneming ter kennis wordt gebracht van de ESMA. Artikel 28 zet artikel 6, lid 18, van de Richtlijn deels om door artikel 108 van de wet van 6 april 1995 te wijzigen zodat de ESMA voortaan in kennis wordt gesteld van de openbaarmaking van het feit dat een welbepaalde instelling zich niet geconformeerd heeft aan de regelgeving na daartoe te zijn aangemaand.

Artikel 29 past artikel 109 van de wet van 6 april 1995 aan en voorziet in de gedeeltelijke omzetting van artikel 6, lid 18, van de Richtlijn door de toezichthoudende autoriteiten te verplichten de ESMA in kennis te stellen van aan beleggingsondernemingen opgelegde geldboeten en dwangsommen.

Artikel 30 herstelt artikel 146 in de wet van 6 april 1995 en voorziet aldus in de gedeeltelijke omzetting van artikel 6, lid 24 en 25, van de Richtlijn. Het artikel bevat de mogelijkheid voor de toezichthoudende overheid om grensoverschrijdende conflictsituaties voor te leggen aan de ESMA. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België Hoofdstuk 4 voert de nodige wijzigingen door in de organieke wet van de Nationale Bank van België om in te spelen op de gewijzigde bevoegdheden van de ESA's.

Artikel 31 voegt een aantal definities toe aan artikel 36/1 van de wet van 22 februari 1998.

Artikel 32 wijzigt artikel 36/16 om te voorzien in de mogelijkheid voor de Nationale Bank van België om bepaalde situaties door te verwijzen naar de bevoegde Europese toezichthouder overeenkomstig de artikelen 6, lid 24, en 9, lid 14, van de Richtlijn. De verschillende expliciete verwijzingsmogelijkheden werden ook voorzien in de respectievelijk toepasselijke sectorale wetgevingen, maar vinden aldus tevens een algemene houvast in de organieke wet van de Nationale Bank van België.

Artikel 33 wijzigt artikel 36/17 van de wet van 22 februari 1998 om het in overeenstemming te brengen met artikel 6, lid 25, van de Richtlijn. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen Hoofdstuk 5 voorziet in de aanpassing van de wet van 28 april 1999 aan de nieuwe ESMA bevoegdheden en zet aldus het eerste artikel van de Omnibus I-Richtlijn om in Belgisch recht.

Artikel 34 voegt vooreerst een aantal bijkomende definities toe aan artikel 1/1 van de wet van 28 april 1999.

Artikel 35 zet artikel 1, lid 2, van de Richtlijn om door te bepalen dat de minister van Financiën voortaan bij de ESMA, en niet langer bij de Europese Commissie de aanmeldingen voorzien in artikel 2, § 5, 3°, van de wet van 28 april 1999 moet doen en dat de onderscheiden autoriteiten moeten samenwerken.

Artikel 36 brengt een aantal redactionele wijzigingen aan in de tekst van artikel 5 van de wet van 28 april 1999 die nodig waren aangezien bepaalde artikelen waarnaar verwezen werd ondertussen opgeheven werden en om de oude benaming van de Commissie voor Bank, Financie- en Assurantiewezen te vervangen door FSMA, alsook de gewijzigde bevoegdheidsverdeling te veruiterlijken. Bovendien verzekert ditzelfde artikel de omzetting van artikel 1, lid 1, van de Richtlijn door te bepalen dat de Nationale Bank van België voortaan het ESRB en de ESMA ook inlicht over de vordering of het vonnis als bedoeld in artikel 5 van de wet. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten Artikel 37 zet artikel 6, lid 27, van de Richtlijn om en wijzigt hiervoor artikel 6, § 9 van de wet van 2 augustus 2002, teneinde rekening te houden met het feit dat, naast de Europese Commissie, tevens de ESMA in kennis moet worden gesteld van de door de FSMA genomen maatregelen. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen Artikel 38 verzekert het gebruik doorheen de gewijzigde wetteksten van de juiste referenties inzake Europese terminologie. Zo wordt niet langer verwezen naar de Commissie van de Europese Gemeenschappen, maar naar de Europese Commissie. Bovendien spreekt me niet langer van de Europese Gemeenschap, maar van de Europese Unie.

Tot slot, belast artikel 39 de Minister bevoegd voor Financiën met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, K. GEENS

Raad van State afdeling Wetgeving Advies 54.159/2 van 14 oktober 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van diverse wetten ter gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten) Op 17 september 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot wijziging van diverse wetten ter gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten)'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 14 oktober 2013. De kamer was samengesteld uit Yves KREINS, kamervoorzitter, Pierre VANDERNOOT en Martine BAGUET, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Marianne DONY, assessoren, en Anne Catherine VAN GEERSDAELE, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc PAQUET, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 14 oktober 2013.

ONDERZOEK VAN HET ONTWERP DISPOSITIEF Artikel 2 Op het einde van de inleidende zin moeten de woorden "als volgt" worden vervangen door de woorden "met de onderdelen 26°, 27° en 28°, luidende". (1) Artikel 3 1. De bepaling onder 1° moet worden geredigeerd als volgt : "1° in het eerste lid worden de woorden `Commissie van de Europese Gemeenschappen' vervangen door de woorden `Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit'.(2) 2. De zin die de wijziging waarin onderdeel 2° voorziet, inleidt, moet worden geredigeerd als volgt : "2° het vierde lid wordt aangevuld met de volgende zin :".(3) Artikel 4 De vervanging van de verwijzingen naar de bepalingen van de wet van 20 juli 2004 `betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles' door de verwijzingen naar de bepalingen van de wet van 3 augustus 2012 `betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles' ontleent zijn rechtsgrond aan artikel 296, § 1, van deze nieuwe wet van 3 augustus 2012. Dat artikel luidt als volgt : "De Koning kan de terminologie van de geldende wettelijke bepalingen alsook de verwijzingen hierin naar de bepalingen van de wet van 20 juli 2004 of van boek III van de wet van 4 december 1990 wijzigen teneinde ze in overeenstemming te brengen met deze wet." Deze wetsbepaling moet derhalve eveneens in de aanhef van het ontwerp worden vermeld als een rechtsgrond ervan. Daartoe moet in de aanhef een nieuw derde lid worden ingevoegd. Deze opmerking geldt ook voor de artikelen 5, 6, 2°, 11, 18, 1°, 22, 23, 2°, en 27.

Artikel 6 Door de wijzigingen die voortvloeien uit de artikelen 196 en 205 van het koninklijk besluit van 3 maart 2011 `betreffende de evolutie van de toezichtarchitectuur voor de financiële sector' is het nodig de verwijzing naar artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 `betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten' te vervangen door een verwijzing naar artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 `tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België'.

Krachtens de algemene bevoegdheid om uitvoering te geven aan wetten, die aan de Koning wordt opgedragen bij artikel 108 van de Grondwet, kan artikel 6, 1°, dus rechtsgrond ontlenen aan artikel 298 van de voornoemde wet van 3 augustus 2012, die dat koninklijk besluit van 3 maart 2011 bekrachtigt met uitwerking op de dag waarop het in werking treedt. Bijgevolg moet artikel 108 van de Grondwet worden vermeld in een nieuw eerste lid, dat in de aanhef moet worden ingevoegd, en moet ook dat artikel 298 worden vermeld in het nieuwe derde lid dat naar deze wet van 3 augustus 2012 verwijst.

Deze opmerking geldt ook voor artikel 23, 1°. Ze geldt eveneens voor artikel 24 van het ontwerp, daar de huidige tekst van de artikelen 35 en 36/13 tot 36/17 van de voornoemde wet van 22 februari 1998 ook voortvloeit uit de wijzigingen die door de artikelen 194 en 195 van het voornoemde koninklijk besluit van 3 maart 2011 zijn aangebracht.

Deze opmerking geldt voorts nog voor artikel 37, 1°, van het ontwerp, inzonderheid ten aanzien van artikel 331, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 maart 2011, dat luidt als volgt : "In de bepalingen als gewijzigd door het onderhavige besluit, alsook in elke andere wettelijke bepaling, worden de woorden `Commissie voor het Bank, Financie en Assurantiewezen' en het woord `CBFA' respectievelijk vervangen door de woorden `Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten' en het woord `FSMA'".

Artikel 7 Bij artikel 139, § 1, 2°, van de voornoemde wet van 2 augustus 2002 is het vijfde lid van artikel 34 van de wet van 22 maart 1993 `op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen' opgeheven. Het zesde lid van dat artikel is derhalve het vijfde lid ervan geworden, maar aangezien de verwijzingen niet zijn aangepast, bevat het nog een verwijzing naar het opgeheven vijfde lid. Het is raadzaam deze aanpassing tot stand te brengen te vervangen door het huidige vijfde lid door de volgende bepaling : "De Bank geeft de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit, volgens de frequentie die laatstgenoemde bepaalt, kennis van het aantal en de motivering van de definitieve beslissingen tot verzet tegen de geplande opening van een bijkantoor in Europese Economische Ruimte, bedoeld in het derde lid".

In artikel 34, zesde lid, van de voornoemde wet van 22 maart 1993 moet voorts de verwijzing naar het zesde lid worden vervangen door een verwijzing naar het vijfde lid.

Artikel 10 In de bepaling onder 1° moet de onderverdeling in a) en b) worden geschrapt. Het nieuwe vijfde lid moet worden ingeleid als volgt : "1° in paragraaf 5bis, ingevoegd bij de wet van 28 juli 2011, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende :". (4) Artikel 21 De huidige redactie van artikel 68, artikel 1, van de wet van 6 april 1995 `inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen' stemt overeen met de redactie van artikel 15, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 `betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad'. Die bepaling luidt als volgt : "Indien de Commissie één van de in de leden 2 en 3 bedoelde situaties constateert, stellen de lidstaten haar desgevraagd in kennis van : a) elke vergunningsaanvraag door een rechtstreekse of middellijke dochteronderneming van een moederonderneming die onder het recht van het betrokken derde land valt;b) elk op grond van artikel 10, lid 3, door een dergelijke moederonderneming aan hen voorgelegd voornemen tot verwerving van een deelneming in een beleggingsonderneming uit de Gemeenschap, waardoor deze instelling haar dochteronderneming zou worden". Dat artikel 15, lid 4, eerste alinea van Richtlijn 2004/39/EG is niet gewijzigd bij Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 `tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft'. Er is derhalve geen reden om artikel 68, eerste lid, van de wet van 6 april 1995 te wijzigen teneinde de Europese Autoriteit voor effecten en markten erin te vermelden.

De vraag rijst dus of artikel 21 van het ontwerp niet moet worden weggelaten.

Artikel 30 Artikel 109 van de voornoemde wet van 6 april 1995 is laatstelijk gewijzigd bij artikel 10 van de wet van 30 juli 2013 `tot versterking van de bescherming van de afnemers van financiële producten en diensten alsook van de bevoegdheden van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten en houdende diverse bepalingen (I)'.

Dat moet in de inleidende zin worden gepreciseerd.

De griffier, Anne-Catherine Van Geersdaele.

De voorzitter, Yves Kreins. _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", formule F 4 2 6 3. (2) Ibid., formule F 4 2 8 1. (3) Ibid., formule F 4 2 7 2. (4) Ibid., formule F 4 2 5 3.

12 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse wetten ter gedeeltelijke omzetting van de Richtlijn 2010/78/EU van 24 november 2010 wat betreft de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteiten (Europese Bankautoriteit, Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten) FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 28 juli 2011 tot omzetting van diverse Richtlijnen betreffende het toezicht op de financiële sector en houdende diverse bepalingen, artikel 34, zoals gewijzigd bij artikel 135 van de wet van 17 juni 2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling;

Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, de artikelen 296, § 1 en 298;

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op beleggingsondernemingen;

Gelet op de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België;

Gelet op de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 29 mei 2013;

Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten gegeven op 1 juli 2013;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 15 juli 2013;

Gelet op het advies nr. 54.159/2 van de Raad van State, gegeven op 14 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende verordening nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's;

Overwegende verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie;

Overwegende verordening nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie;

Overwegende verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2010/78/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van de Richtlijnen 98/26/EG, 2002/87/EG, 2003/6/EG, 2003/41/EG, 2003/71/EG, 2004/39/EG, 2004/109/EG, 2005/60/EG, 2006/48/EG, 2006/49/EG en 2009/65/EG wat de bevoegdheden van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) en de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) betreft. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen

Art. 2.Artikel 3, § 1, van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen, laatst gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met de bepalingen onder 26°, 27° en 28°, luidende : "26° Europese Bankautoriteit : de Europese Bankautoriteit opgericht bij verordening nr.1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie; 27° Europese Autoriteit voor effecten en markten : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie; 28° verordening nr.1093/2010 : verordening nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie.".

Art. 3.Artikel 13 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt als volgt gewijzigd : 1° in het eerste lid, worden de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit"; 2° het vierde lid wordt aangevuld met de volgende zin : "Deze bijlage en alle daarin aangebrachte wijzigingen worden op haar website bekend gemaakt en ter kennis gebracht van de buitenlandse bevoegde autoriteiten, de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit.".

Art. 4.In artikel 19, paragraaf 1, 2°, v), van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 6 april 2010, worden de woorden "de artikelen 205 tot 211 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "de artikelen 286 tot 292 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 5.In artikel 27, paragraaf 3, derde lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de woorden "in de zin van de wet van ... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 6.In artikel 32, paragraaf 4, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° quater, worden de woorden "artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten" vervangen door de woorden "artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België";2° in 3° bis, worden de woorden "als bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "als bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 7.In artikel 34, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het vijfde lid wordt vervangen als volgt : "De Bank geeft de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit, volgens de frequentie die ze bepalen, kennis van het aantal en de motivering van de definitieve beslissingen tot verzet tegen de geplande opening van een bijkantoor in de Europese Economische Ruimte, zoals bedoeld in het derde lid." 2° in het zesde lid worden de woorden "zesde lid" vervangen door de woorden "vijfde lid".

Art. 8.In artikel 43 van dezelfde wet, wordt een vierde paragraaf, opgeheven bij de wet van 28 juli 2011, hersteld als volgt : " § 4. De Bank stelt de Europese Bankautoriteit, de Europese Commissie en de Raad in kennis van de informatie vereist door de Europese Richtlijnen die verband houden met de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen.".

Art. 9.Artikel 48 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een vierde lid, luidende : "De Bank kan, zoals voorzien in artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998, situaties verwijzen naar de Europese Bankautoriteit waarin een verzoek om samenwerking, met name een verzoek om uitwisseling van informatie, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd.".

Art. 10.In artikel 49 van dezelfde wet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 5bis, ingevoegd bij de wet van 28 juli 2011, wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende : "Indien een van de betrokken bevoegde autoriteiten aan het einde van de eerste termijn van twee maanden, de zaak heeft doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010, schort de Bank als bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst haar beslissing op en wacht zij het door de Europese Bankautoriteit overeenkomstig artikel 19, lid 3, van Verordening nr. 1093/2010 genomen besluit af. De Bank neemt haar besluit in overeenstemming met dat van de Europese Bankautoriteit. De termijn van twee maanden wordt beschouwd als verzoeningsfase in de zin van artikel 19 van Verordening nr. 1093/2010. De zaak kan niet meer worden doorverwezen naar de Europese Bankautoriteit na het einde van de eerste termijn van twee maanden of nadat een gezamenlijk besluit is genomen."; 2° paragraaf 5ter, ingevoegd bij de wet van 28 juli 2011, wordt aangevuld met de volgende zin : "De Europese Bankautoriteit wordt in het kader van deze paragraaf beschouwd als bevoegde autoriteit."; 3° paragraaf 7, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : "In dat geval stelt ze de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis.".

Art. 11.In artikel 49bis, paragraaf 1, 3°, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 3, 12° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 12.In artikel 60 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden "Dit artikel" vervangen door de woorden "Het eerste lid";2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidende : "Elke intrekking of herroeping van de vergunning van een kredietinstelling wordt met redenen omkleed en ter kennis gebracht aan de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit.De Bank brengt de betrokken instelling eveneens op de hoogte van de redenen van dergelijke intrekking of herroeping.".

Art. 13.In artikel 75 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het tweede lid wordt de laatste zin vervangen als volgt : "De Europese Commissie, de Europese Bankautoriteit en indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of -activiteiten verricht tevens de Europese Autoriteit voor effecten en markten, worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld."; b) er wordt een derde lid ingevoegd, luidende : "De Bank kan de zaak naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen, zoals voorzien via artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998."; 2° in paragraaf 3, wordt een vierde lid ingevoegd, luidende : "De Europese Commissie, de Europese Bankautoriteit, en indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of -activiteiten verricht tevens de Europese Autoriteit voor effecten en markten, worden onverwijld van de maatregelen zoals bedoeld in het eerste en derde lid in kennis gesteld."; 3° in paragraaf 4, eerste lid, tweede zin, worden de woorden ", de Europese Bankautoriteit" ingevoegd na de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen";4° in paragraaf 6, worden de woorden "en de Europese Bankautoriteit" ingevoegd na de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen".

Art. 14.In artikel 79, § 1, 2° bis, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 16 juni 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "artikel 14, eerste lid," worden vervangen door de woorden "artikel 13";2° de woorden "en de Europese Bankautoriteit" worden ingevoegd na de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen";3° er wordt een tweede zin ingevoegd, luidende : ".Bovendien brengt de Bank het Europees Comité voor het bankwezen op de hoogte van vergunningen voor bijkantoren die aan kredietinstellingen met een hoofdkantoor in een derde land verleend zijn".

Art. 15.In artikel 102 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt een tweede zin ingevoegd, luidende : "In dat geval stelt de Bank de Europese Autoriteit voor effecten en markten tezelfdertijd in kennis van dergelijke openbaarmaking, indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten in de zin van de Richtlijn 2004/39/EG verricht.".

Art. 16.In artikel 103 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt een vierde paragraaf ingevoegd, luidende : " § 4. Wanneer de Bank maatregelen die zij oplegt in overeenstemming met paragrafen 1 en 2 openbaar maakt, stelt ze de Europese Autoriteit voor effecten en markten tezelfdertijd in kennis, indien het een kredietinstelling betreft die één of meer beleggingsdiensten en/of beleggingsactiviteiten in de zin van de Richtlijn 2004/39/EG verricht.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen

Art. 17.In artikel 44, derde lid, van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt de derde zin vervangen als volgt : "De FSMA maakt de lijst van dergelijke ondernemingen, met aanduiding van de geëxploiteerde MTF's op, maakt deze en de erin aangebrachte wijzigingen bekend op haar website, en deelt deze mee aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten.".

Art. 18.In artikel 46 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en laatst gewijzigd bij de wet van 28 juli 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 21°, worden de woorden "een beheervennootschap in de zin van deel III van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "een beheervennootschap in de zin van deel III van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles";2° het artikel wordt aangevuld met de bepalingen onder 46° en 47°, luidende : "46° Europese Autoriteit voor effecten en markten : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie; 47° Europese Bankautoriteit : de Europese Bankautoriteit opgericht bij Verordening nr.1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie.".

Art. 19.In artikel 53, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden in de tweede zin de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "Europese Autoriteit voor effecten en markten".

Art. 20.In artikel 54, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden "de Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "de Europese Autoriteit voor effecten en markten";2° in het tweede lid, worden de woorden "de Commissie van de Europese Gemeenschappen" vervangen door de woorden "de Europese Autoriteit voor effecten en markten".

Art. 21.In artikel 70, paragraaf 3, derde lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, worden de woorden "in de zin van de wet van ... betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "in de zin van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 22.In artikel 76, paragraaf 4, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 15 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 5°, worden de woorden "artikel 23 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten" vervangen door de woorden "artikel 36/26 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België";2° in 7°, worden de woorden "als bedoeld in de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "als bedoeld in de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 23.In artikel 85 van dezelfde wet, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 april 2007 en laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden na de woorden "de artikelen 74 tot 77bis van de wet van 2 augustus 2002" de woorden "of de artikelen 35 en 36/13 tot 36/17 van de wet van 22 februari 1998, naargelang de FSMA of de Bank de ter zake bevoegde toezichthoudende overheid is" ingevoegd.

Art. 24.In artikel 90, van dezelfde wet, wordt een vierde paragraaf, opgeheven bij de wet van 28 juli 2011, hersteld als volgt : "De toezichthoudende overheid stelt de Europese Bankautoriteit, de Europese Commissie en de Raad in kennis van de informatie vereist door de Europese Richtlijnen die verband houden met de toepassing van de in dit artikel bedoelde reglementen.".

Art. 25.Artikel 95, paragraaf 7, van dezelfde wet, wordt aangevuld met een tweede zin, luidende : "In dat geval stelt ze de Europese Commissie en de Europese Bankautoriteit daarvan in kennis.".

Art. 26.In artikel 95bis, paragraaf 1, 3°, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 16 februari 2009, worden de woorden "hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 138 van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "hetzij een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging als gedefinieerd in artikel 3, 12° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles".

Art. 27.In artikel 107 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, worden de woorden "Dit artikel" vervangen door de woorden "Het eerste lid"; 2° er wordt een derde lid ingevoegd, luidende : "De toezichthoudende overheid brengt de Europese Autoriteit voor effecten en markten op de hoogte van de intrekking of herroeping van een vergunning op grond van de artikelen 103 en 104.".

Art. 28.In artikel 108 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt een tweede lid ingevoegd, luidende : "De toezichthoudende overheid stelt de Europese Autoriteit voor effecten en markten in kennis van de openbaarmaking zoals bedoeld in het eerste lid.".

Art. 29.In artikel 109 van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 30 juli 2013, wordt een vierde paragraaf ingevoegd, luidende : " § 4. Wanneer de toezichthoudende overheid een maatregel die zij oplegt in overeenstemming met paragrafen 1 en 2 openbaar maakt, stelt ze de Europese Autoriteit voor effecten en markten daarvan tegelijkertijd in kennis.".

Art. 30.In dezelfde wet wordt artikel 146, opgeheven bij de wet van 2 augustus 2002, hersteld als volgt : "

Art. 146.De toezichthoudende overheid kan, zoals voorzien in respectievelijk artikel 77, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 en artikel 36/16, § 3, van de wet van 22 februari 1998, naargelang de bevoegde toezichthoudende overheid de FSMA of de Bank is, situaties naar de Europese Autoriteit voor effecten en markten verwijzen waarin een verzoek in verband met toezichtsactiviteiten, verificatie ter plaatse, onderzoek en informatie-uitwisseling werd afgewezen, of niet binnen een redelijke termijn gehonoreerd werd.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België

Art. 31.Artikel 36/1 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 november 2012, wordt aangevuld met de bepalingen onder 19°, 20° en 21°, luidende : "19° "Europese Bankautoriteit" : de Europese Bankautoriteit opgericht bij Verordening nr.1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie; 20° "Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen" : de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen opgericht bij Verordening nr.1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie; 21° "Europese Autoriteit voor effecten en markten" : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie.".

Art. 32.Artikel 36/16 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, wordt aangevuld met een derde paragraaf, luidende : " § 3. De Bank kan in de gevallen bepaald in Europese Richtlijnen situaties verwijzen naar respectievelijk de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen of de Europese Autoriteit voor effecten en markten.".

Art. 33.In artikel 36/17, paragraaf 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 maart 2011, worden in het tweede lid de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de franse tekst worden de woorden "l'autorité compétente qui a présenté la demande" vervangen door de woorden "l'autorité compétente requérante" en wordt het woord "lui" vervangen door het woord "leur";2° de woorden "en de Europese Autoriteit voor effecten en markten" worden ingevoegd na de woorden "de verzoekende bevoegde autoriteit". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen in de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen

Art. 34.Artikel 1/1 van de wet van 28 april 1999 houdende omzetting van Richtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen, ingevoegd bij de wet van 26 september 2011, wordt aangevuld met de bepalingen onder 18° en 19°, luidende : "18° "Europees Comité voor systeemrisico's" : het Europees Comité voor systeemrisico's opgericht bij Verordening nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico's; 19° "Europese Autoriteit voor effecten en markten" : de Europese Autoriteit voor effecten en markten opgericht bij Verordening nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie.".

Art. 35.In artikel 2, § 5, 3°, van dezelfde wet, worden de woorden "Europese Commissie" vervangen door de woorden "Europese Autoriteit voor effecten en markten".

Art. 36.In artikel 5, paragraaf 1, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 26 september 2011, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin worden de woorden "de kredietinstellingen en" geschrapt en worden de woorden "Commissie voor het Bank- en Financiewezen" vervangen door de woorden "Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten";2° in de laatste zin worden de woorden "in de zin van artikel 7, § 3" geschrapt; 3° er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende : "De Nationale Bank van België brengt het Europees Comité voor systeemrisico's, de overige lidstaten en de Europese Autoriteit voor effecten en markten op de hoogte van de vordering of het vonnis.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen in de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten

Art. 37.In artikel 6, § 9, derde lid, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, als vervangen door het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt de zin "De Europese Commissie wordt onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld." vervangen door de zin "De Europese Commissie en de ESMA worden onverwijld van deze maatregelen in kennis gesteld.". HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 38.In de bepalingen als gewijzigd door het onderhavige besluit, alsook in de andere bepalingen van de door onderhavig besluit gewijzigde wetten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Commissie van de Europese Gemeenschappen" worden vervangen door de woorden "Europese Commissie";2° de woorden "Europese Gemeenschap" worden vervangen door de woorden "Europese Unie".

Art. 39.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 november 2013.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, K. GEENS

^