Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 oktober 1998
gepubliceerd op 05 december 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juli 1997gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012814
pub.
05/12/1998
prom.
12/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/12/1998012814/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juli 1997gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel 12 oktober 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juli 1997 Vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden voor de kunststofverwerkende nijverheid van de provincie Limburg (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 46042/CO/116) Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die gelegen zijn in de provincie Limburg en ressorteren onder het Paritair Comité van de scheikundige nijverheid uit hoofde van hun bedrijvigheid inzake verwerking van kunststoffen.

Onder arbeiders verstaat men de arbeiders en arbeidsters.

Algemene bepaling

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst doet generlei afbreuk aan de algemene collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Werkzekerheid

Art. 3.Tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst stellen de werkgevers alles in het werk om ontslag wegens economische redenen te vermijden. Eventuele problemen in dit verband worden vooreerst opgevangen door het invoeren van een regeling gedeeltelijke werkloosheid, zo mogelijk per beurtrol en dit gedurende een periode van minstens 6 weken.

Indien er toch tot ontslag wegens economische redenen moet worden overgegaan, wordt in contact getreden met de vakbondsorganisaties.

Bij deze gelegenheid zullen de partijen de maatregelen onderzoeken die zouden kunnen genomen worden om de nadelen van deze ontslagen ten aanzien van de arbeiders te milderen, bij voorbeeld : brugpensioen, werkverdeling, loopbaanonderbreking, wijze van toepassing van de wet betreffende tijdelijke arbeid en uitzendarbeid, vermindering van overuren.

Indien bij ontslagen om economische redenen de werkgever deze procedure niet volgt, wordt de wettelijke opzeggingstermijn of wettelijke opzeggingsvergoeding met de helft vermeerderd.

Bij ontslag om economische redenen wordt er bovenop de uitgekeerde werkloosheidsvergoeding een aanvullende bestaanszekerheidsvergoeding toegekend à rato van het verschil tussen de ontvangen werkloosheidsvergoeding en het netto-loon, en dit gedurende de duurtijd hierna, volgens het aantal dienstjaren in de onderneming : - van 5 tot 9 dienstjaren : 4 weken vanaf het einde van de opzeggingsperiode of van de periode gedekt door de verbrekingsvergoeding; - van 10 tot 14 dienstjaren : 8 weken zoals hiervoor vermeld; - vanaf 15 dienstjaren : 12 weken zoals hiervoor vermeld.

Bestaanszekerheid

Art. 4.Ingeval van gedeeltelijke werkloosheid wordt aan de arbeiders een bijkomende vergoeding uitbetaald van 300 F per dag vanaf 1 juli 1997.

Voor de arbeiders van minder dan 19 jaar bedraagt deze vergoeding 285 F per dag.

Deze bedragen worden uitbetaald tot uitputting van een "pool" per onderneming. Het bedrag van de "pool" wordt bekomen door het aantal ingeschreven arbeiders op 1 januari te vermenigvuldigen met vijftig maal het bedrag van de dagelijkse eenheidsvergoeding. Het saldo kan niet worden overgedragen.

Koopkracht

Art. 5.De werkelijk betaalde basisuurlonen (stelsel 40 uren/week) worden verhoogd met 7 F/uur vanaf 1 juni 1997.

Dit geldt eveneens voor het referentieloon dat vanaf 1 juni 1997 vastgesteld is op 347,75 F/uur.

De minimumuurlonen worden vanaf 1 juni 1997 als volgt vastgesteld : - personen die instaan voor het onderhoud en reinigen van lokalen alsmede deze die gelast zijn met het inpakken van producten : 317,10 F/uur; - andere functies : 337,45 F/uur.

Hierin is de verhoging met 7 F/uur op 1 juni 1997 inbegrepen.

De bedragen bepaald in het tweede en derde lid hierboven zijn gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 maart 1991 gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid.

Dezelfde bedragen stemmen overeen met het spilindexcijfer 120,95 op basis 1988 = 100.

Premies voor werk in opeenvolgende ploegen

Art. 6.De bedragen van de premies voor werk in ploegen, enkel in opeenvolgende ploegen, blijven behouden, voor de dagploegen op 6,60 pct. van het referentieloon en voor de nachtploegen op 20,60 pct. van het referentieloon zoals bepaald in artikel 5, tweede lid, hierboven.

Indien de berekening per uur geschiedt, gebeurt deze tot op de derde decimaal en, zoals gebruikelijk voor de afronding, vervalt alles wat na de tweede decimaal komt. Hierdoor worden de ploegenpremies uitgedrukt in franken, vanaf 1 juni 1997 : - morgen- en middagploeg : 22,95 F/uur; - nachtploeg : 71,63 F/uur Arbeidsherverdelende maatregelen

Art. 7.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt het recht toegekend op volledige loopbaanonderbreking.

Art. 8.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de mogelijkheid tot halftijdse loopbaanonderbreking in het raam van de wet van 22 januari 1985 geboden, mits rekening te houden met de goede werkorganisatie en de mogelijkheid tot vervanging in de betroffen functie. De werkgevers zullen de aanvragen welwillend onderzoeken.

Arbeiders, jonger dan 50 jaar, die halftijdse loopbaanonderbreking (wet van 22 januari 1985) op bestendige wijze genoten hebben gedurende twee jaar, hebben vanaf het derde jaar recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever gedurende ten hoogste 36 maanden bestendige halftijdse loopbaanonderbreking.

De vergoeding bedraagt 2.000 F per maand.

Deze vergoeding wordt verminderd met mogelijke extra premies, uitgekeerd door eender welke overheid vanaf de 25e maand van de halftijdse loopbaanonderbreking die bij het in voege treden van deze collectieve arbeidsovereenkomst nog niet bestonden.

De arbeiders die, op grond van de wetgeving bestaande bij het in voege treden van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, reeds een halftijdse loopbaanonderbreking genoten van 60 maanden, en die van de werkgever toestemming ontvangen om verder of opnieuw halftijds te werken hebben recht, gedurende de eerste 36 maanden van de nieuwe periode op een bestaanszekerheidsvergoeding van 2.000 F per maand. Dit recht geldt slechts éénmaal tijdens de loopbaan in loondienst van de betrokkene.

Art. 9.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de mogelijkheid tot halftijdse loopbaanonderbreking in het raam van de wet van 22 januari 1985 vanaf de leeftijd van 50 jaar geboden, mits rekening te houden met de goede werkorganisatie en de mogelijkheid tot vervanging in de betroffen functie. Bij weigering zal de werkgever de redenen meedelen aan de syndicale delegatie.

Vanaf 55 jaar heeft de arbeider in een halftijdse loopbaanonderbreking recht op een bestaanszekerheidsvergoeding ten laste van de werkgever.

De vergoeding bedraagt 2.000 F per maand en wordt betaald tot op het ogenblik van het opnemen van het brugpensioen of tot het bereiken van de leeftijd van het wettelijk rustpensioen.

Art. 10.Voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt de mogelijk-heid tot deeltijdse arbeid voorzien in een 4/5e-regeling op voorwaarde dat het organiseerbaar is. Bij weigering zal de werkgever de redenen meedelen aan de syndicale delegatie.

Dienstjarenbeloning

Art. 11.Een jaarlijkse dienstjarenpremie wordt toegekend aan de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van tenminste 3 jaar kennen.

Het bedrag van de premie wordt vanaf 1 januari 1998 als volgt samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor het berekenen van de anciënniteit geldt de datum van de verjaardag van de indiensttreding in de onderneming. De dienstjarenpremie wordt betaald tijdens de maand welke volgt op deze waarin de verjaardag van de indiensttreding zich voordoet. Zij is niet gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 12.Vanaf 1 januari 1998 wordt jaarlijks één betaalde dag anciënniteitsverlof toegekend voor de arbeiders die in de onderneming een anciënniteit van tenminste tien jaar kennen.

Brugpensioen collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad

Art. 13.Het recht op brugpensioen vanaf de leeftijd van 58 jaar wordt verlengd voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst. De procedures en modaliteiten terzake zijn deze die door de collectieve arbeiodsovereenkomst nr 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974, voorzien zijn.

Art. 14.Het recht op brugpensioen, zoals voorzien in hogervermelde collectieve arbeidsovereenkomst nr 17, wordt, in toepassing van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité van de scheikundige nijverheid, voorzien voor de arbeiders die : 1° a) De leeftijd van 55 jaar of meer hebben bereikt of zullen bereiken uiterlijk op 31 december 1997;b) De leeftijd van 56 jaar of meer hebben bereikt of zullen bereiken uiterlijk op 31 december 1998.2° Voldoen aan de terzake geldende voorwaarden voorzien door de wet van 26 juli 1996, evenals door het koninklijk besluit van 21 maart 1997 : bijgevolg zullen de betrokken arbeiders een beroepsverleden als loontrekkende van 33 jaar moeten kunnen rechtvaardigen evenals minstens 20 jaar gewerkt te hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 gesloten op 23 maart 1990 in de Nationale Arbeidsraad.Bovendien zullen de betrokken arbeiders ten minste 5 jaar anciënniteit in de onderneming moeten bewijzen. De procedures en modaliteiten terzake zijn deze die door voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 voorzien zijn.

Arbeidsduur

Art. 15.De arbeidsduur blijft behouden op gemiddeld 38 uur per week.

De toepas-singsmodaliteiten van de arbeidsduurverkorting onder de 40 uur worden geregeld op het vlak van de onderneming en kunnen eventueel opnieuw besproken worden.

Verlenging vorige overeenkomsten

Art. 16.Alle bepalingen van vorige overeenkomsten die niet éénmalig waren en die door deze collectieve arbeidsovereenkomst niet gewijzigd of afgeschaft zijn worden voor de duurtijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd.

Sociale vrede

Art. 17.De sociale vrede wordt gewaarborgd voor de ganse duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Geldigheidsduur

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 oktober 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^