Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 oktober 2006
gepubliceerd op 21 november 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst budget en beheerscontrole en federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2006023134
pub.
21/11/2006
prom.
12/10/2006
ELI
eli/besluit/2006/10/12/2006023134/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 OKTOBER 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 2, vervangen bij de wet van 14 juli 1951 en gewijzigd bij de wetten van 10 oktober 1967 en 8 april 2003;

Gelet op de wet van 26 juli 1960 tot herinrichting van de instellingen voor kinderbijslag, inzonderheid op artikel 9, vervangen bij de wet van 8 april 2003;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op de artikelen 9, vervangen bij de wet van 8 april 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, en 18, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 8 april 2003, en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004;

Gelet op de wet 17 juli 1963 betreffende de overzeese sociale zekerheid, inzonderheid op artikel 2, § 2, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 21, §§ 5 et 6, vervangen bij de wet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op artikel 48, vervangen bij de wet van 8 april 2003;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 177, vervangen bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wetten van 14 januari 2002, 24 december 2002 en 8 april 2003, en op artikel 180, vervangen bij de wet van 8 april 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op artikel 23;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid, inzonderheid op de artikelen 17, 20 en 24;

Gelet op het advies van het College van de openbare instellingen van sociale zekerheid van 27 mei 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het Fonds voor Beroepsziekten van 8 juni 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van 17 juni 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie van 22 juni 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Hulpkas voor Werkloosheidsuitkeringen van 23 juin 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen van 27 juni 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van 28 juin 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers van 5 juli 2005;

Gelet op het advies van de raad van beheer van het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen van 6 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 6 juli 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 6 juli 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 13 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten van 13 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van 14 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het Fonds voor Arbeidsongevallen van 18 juli 2005;

Gelet op het advies van het algemeen beheerscomité van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering van 18 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid van 19 juli 2005;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden van 2 september 2005;

Gelet op het protocol van 28 september 2005 van het Sectorcomité XX;

Gelet op advies 39.826/1 van de Raad van State, van 23 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de voordracht van Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Werk, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen en Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 17, § 1, van het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid wordt vervangen als volgt : « § 1. Elke houder van een managementfunctie wordt tweejaarlijks geëvalueerd; de eerste tussentijdse evaluatie vindt echter plaats binnen het jaar na het einde van de eerste bestuursovereenkomst.

Uiterlijk zes maanden voor het einde van zijn mandaat krijgt hij een globale eindevaluatie. »

Art. 2.Artikel 20 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 20.§ 1. De administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal van wie een tussentijdse of een eindevaluatie tot de vermelding « onvoldoende » aanleiding geeft, kan, per aangetekende brief, een beroep instellen bij een beperkt comité, binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.

Dit comité is samengesteld uit vier leden van de regering, van wie drie van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Ministerraad en uit vier vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, van wie drie van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Nationale Arbeidsraad.

In afwijking van het tweede lid, is het beperkt comité bevoegd voor het ontvangen van het beroep van de administrateur-generaal of van de adjunct-administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen samengesteld uit drie leden van de regering, van wie twee van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Ministerraad, en uit drie vertegenwoordigers van de representatieve zelfstandigenorganisaties, van wie twee van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen.

De voogdijminister die de rol van evaluator van de houder van de managementfunctie op zich heeft genomen mag niet aanwezig zijn bij, noch deelnemen aan de beraadslaging van het beperkt comité. Hij kan echter wel gehoord worden.

Het beroep wordt ingesteld bij het secretariaat van de Ministerraad en is opschortend. § 2. De houders van een managementfunctie -1, -2 of -3 van wie een tussentijdse evaluatie of een eindevaluatie tot de vermelding « onvoldoende » aanleiding geeft, kunnen, per aangetekende brief, beroep instellen bij een comité opgericht bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren en comité van beroep genoemd.

Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.

Het comité omvat een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. De taalrol van de houder van de managementfunctie bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.

Elke afdeling is samengesteld uit zes administrateurs-generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal, door Ons aangewezen op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Ze wordt voorgezeten door het oudste lid, dat een ondervoorzitter aanwijst die de voorzitter in geval van afwezigheid vervangt.

De administrateurs- generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal die aan het evaluatieproces van de houder van een managementfunctie -1, -2 of -3 deelgenomen hebben, mogen noch de beraadslaging van de afdeling bijwonen, noch eraan deelnemen. Ze kunnen evenwel gehoord worden.

Het beroep wordt ingediend bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, die, in elke zaak, een griffierverslaggever aanwijst; deze laatste is niet stemgerechtigd.

Het comité maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.

Het beroep is opschortend. § 3. De houder van de managementfunctie wordt opgeroepen, uiterlijk acht werkdagen voor de zitting, ten einde zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Hij dient persoonlijk te verschijnen. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. De verdediger mag op geen enkel ogenblik en in welke hoedanigheid ook deelgenomen hebben aan de evaluatieprocedure van de houder van de managementfunctie.

Met het oog op de beroepszitting wordt de betrokkene de mogelijkheid geboden zijn evaluatiedossier te raadplegen.

Indien de houder van de managementfunctie of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, doet het beroepsorgaan uitspraak op grond van de stukken van het dossier.

Hetzelfde geldt zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs indien de houder van de managementfunctie of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren.

De afwezigheid van de verdediger is, behoudens overmacht, geen reden van uitstel.

Het beroepsorgaan hoort iedereen en verzamelt alle nodige gegevens opdat het met volle kennis van zaken zich kan uitspreken. 4. Het beroepsorgaan kan slechts op een rechtsgeldige manier de houder van de managementfunctie horen en beraadslagen voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is.De stemming is geheim. Bij staking van stemmen valt de beslissing in het voordeel van de verzoeker. § 5. Het beroepsorgaan beslist in de maand na de instelling van het beroep en deelt zijn beslissing zonder verwijl mee aan de houder van de managementfunctie. § 6. Het beroepsorgaan kan zich laten bijstaan door een specialist in de evaluatiemethoden van de federale overheid. »

Art. 3.Artikel 24, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juli 2004, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Indien het mandaat van de houder van een managementfunctie verstrijkt en deze houder zijn kandidatuur stelt voor dezelfde functie binnen zijn openbare instelling van sociale zekerheid, geven de organen bedoeld in artikel 9 of artikel 10, naargelang de managementfunctie, hem een nieuw mandaat, overeenkomstig artikel 11, voor zover hij de eindvermelding « goed » heeft gekregen. »

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.

Art. 5.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Onze Minister van Middenstand en Landbouw, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen. Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 oktober 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Middenstand en Landbouw, Mevr. S. LARUELLE De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, C. DUPONT De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^