Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 september 2007
gepubliceerd op 10 oktober 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 voor de non profit/social profit »

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007012410
pub.
10/10/2007
prom.
12/09/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 voor de non profit/social profit » (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2006, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 voor de non profit/social profit ».

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 september 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2006 Vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 voor de non profit/social profit ». (Overeenkomst geregistreerd op 27 april 2006 onder het nummer 79572/CO/318.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder « werknemers » wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk arbeiders- en bediendepersoneel, inbegrepen de werknemers betaald uit de middelen sociale maribel en de werknemers die worden tewerkgesteld in een GESCO-statuut. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op : 1. Het personeel dat prestaties levert in het kader van een tewerkstellings- en doorstromingsprogramma.Onder « tewerkstellings- en doorstromingsprogramma's » wordt limitatief verstaan : - WEP en WEP+; - maaltijdbedelers zolang ze niet begrepen zijn in de regelgeving logistieke hulp; - oppassers zieke kinderen voor zover ze gesubsidieerd zijn door het « Fonds voor Collectieve uitrustingen en Diensten ». 2. De werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques, inclusief het omkaderingspersoneel. HOOFDSTUK II. - Algemeen beginsel

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst geeft uitvoering aan het protocol van akkoord zoals bijgevoegd bij het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 voor de non profit/social profit ». § 2. Voor alle werknemers zoals bedoeld in artikel 1 wordt voorzien in een systeem van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar.

Art. 3.De deeltijds tewerkgestelde werknemers hebben recht op de evenredige toekenning van arbeidsduurvermindering zoals bepaald in artikel 4, naar verhouding van hun gemiddelde contractuele arbeidsduur per week. HOOFDSTUK III. - Programmatie van de invoering

Art. 4.§ 1. De algemene regeling met betrekking tot de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar is voor een voltijdse werknemer als volgt : - 12 dagen per kalenderjaar vanaf de leeftijd van 45 jaar; - 24 dagen per kalenderjaar vanaf de leeftijd van 50 jaar vanaf 1 oktober 2006; - 36 dagen per kalenderjaar vanaf de leeftijd van 55 jaar vanaf 1 oktober 2007.

Deze vrijstelling van arbeidsprestaties wordt uitgevoerd volgens de programmatie voorzien in § 3 van dit artikel. § 2. De werknemers vanaf 45 jaar behouden het reeds toegekende recht op 12 dagen vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon per kalenderjaar. § 3. Vanaf 1 oktober 2006 hebben werknemers vanaf de leeftijd van 50 jaar recht op in totaal 24 dagen vrijstelling van arbeidsprestaties per kalenderjaar. Voor het laatste kwartaal van 2006 krijgen de betrokken werknemers éénmalig slechts 2,5 dagen extra bovenop de bestaande 14 dagen.

Vanaf 1 oktober 2007 hebben werknemers vanaf de leeftijd van 55 jaar recht op in totaal 36 dagen vrijstelling van arbeidsprestaties per kalenderjaar. Voor het laatste kwartaal van 2007 krijgen de betrokken werknemers éénmalig slechts 3 dagen extra bovenop de bestaande 24 dagen. HOOFDSTUK IV. - Toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon

Art. 5.§ 1. In het kalenderjaar dat de respectievelijke leeftijd van 45, 50 of 55 jaar wordt bereikt, wordt de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon toegepast in verhouding vanaf de maand waarin de betrokken leeftijd wordt bereikt. § 2. Periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst, met uitzondering van tijdskrediet, de thematische verloven en onbetaald verlof, van langer dan één maand geven vanaf de 2de maand aanleiding tot de proportionele vermindering van het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon.

Voor de uitzonderingen, namelijk tijdskrediet, thematische verloven en onbetaald verlof, gaat de proportionele vermindering van het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties onmiddellijk in vanaf het begin van de schorsing.

Art. 6.§ 1. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag van een werknemer met voltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de voltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 2. Voor de bepaling van de duurtijd van één van arbeidsprestaties vrijgestelde dag voor een werknemer met deeltijdse prestaties wordt de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de deeltijdse werknemer gedeeld door vijf. § 3. Bij overgang van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling, evenals bij vermindering van de arbeidsduur in de loop van het kalenderjaar ontstaat er geen recht op uitbetaling van de van arbeidsprestaties vrijgestelde uren die wegens verminderde arbeidsduur niet meer opneembaar zijn. § 4. Bij wijziging van het arbeidsritme gebeurt de aanpassing van het urenkrediet overeenkomstig artikel 6, § 1 en § 2 bij het begin van de volgende opnameperiode (maand of kwartaal).

Art. 7.§ 1. Op ondernemingsniveau wordt vastgesteld of de opname van de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon per maand of per kwartaal gebeurt. § 2. Het urenkrediet vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wordt in functie van het individueel arbeidsregime vastgesteld op 1 januari van het jaar waarop de vrijstelling van arbeidsprestaties betrekking heeft en wordt gelijkelijk verdeeld over de periodes van opname bepaald op ondernemingsniveau. § 3. De opname van de vrijstelling van arbeidsprestaties gebeurt in blokken van minimum 4 uren. Het eventuele restsaldo wordt toegevoegd aan de volgende opnameperiode. § 4. Niet-opgenomen dagen kunnen, tenzij tengevolge van een beslissing van de werkgever, niet verschoven worden naar de volgende opnameperiode. § 5. De modaliteiten van opname van mogelijke resturen in de laatste opnameperiode wordt bepaald op niveau van de voorziening. § 6. Bestaande gunstigere regelingen op ondernemingsniveau blijven gelden voor de dagen vrijstelling van arbeidsprestaties reeds toegekend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Procedure bij in- en uitdiensttreding

Art. 8.§ 1. Heeft de werknemer bij uitdiensttreding de van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen van de betreffende opnameperiode geheel of gedeeltelijk niet opgenomen, dan ontvangt hij hiervoor een loon dat gelijk is aan het aantal arbeidsuren zoals bepaald in artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vermenigvuldigd met zijn normaal loon. § 2. Heeft de werknemer een restsaldo overgedragen naar de volgende opnameperiode overeenkomstig artikel 7, § 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst, dan ontvangt hij bij zijn uitdiensttreding een loon dat gelijk is aan het aantal resturen vermenigvuldigd met zijn normaal loon. § 3. De werkgever overhandigt bij uitdiensttreding aan de betrokken werknemer een attest met vermelding van : - de nog niet-opgenomen van arbeidsprestaties vrijgestelde dagen in de opnameperiode van uitdiensttreding; - de resturen die werden overgedragen naar de volgende opnameperiode, conform artikel 7, § 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. De werknemer behoudt, mits verrekening en voorlegging van het attest van zijn vorige werkgever, het recht om de niet-opgenomen dagen van de opnameperiode waarin de uitdiensttreding plaatsvond en de eventuele resturen in arbeidsduur op te nemen bij de nieuwe werkgever binnen de sectoren betrokken in het « Vlaams Intersectoraal Akkoord ». HOOFDSTUK VI. - Statuut en bezoldiging van de vrijstelling van arbeidsprestaties

Art. 9.De vrijstelling van arbeidsprestaties wordt toegekend met behoud van het normale loon.

Onder « normaal loon » wordt begrepen : het loon dat de werknemer zou ontvangen hebben indien deze dag een gewone wettelijke feestdag zou zijn geweest.

Art. 10.De vrijstelling van arbeidsprestaties wordt gelijkgesteld met effectief gewerkte dagen voor de berekening van de eindejaarspremie. HOOFDSTUK VII. - Opname en modaliteiten

Art. 11.§ 1. Bij de opname van vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon wordt het urenkrediet verminderd met het aantal effectief te presteren uren van de werknemer op die dag. § 2. Geplande dagen of uren die, ten gevolge van een oorzaak vreemd aan een werkgeversbeslissing, niet kunnen worden opgenomen, vervallen en worden niet vergoed. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt uitgevoerd voor zover, ter uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord 2006-2010 », de voorziene budgetten worden vrijgemaakt en voor zover de regelgeving en de subsidiëring aangepast wordt.

Art. 13.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006 en is gesloten voor onbepaalde duur. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door elk van de ondertekenende partijen worden opgezegd mits een opzegging van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt vanaf de datum van inwerkingtreding de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 februari 2005 tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 december 2003 betreffende de vrijstelling van arbeidsprestaties met behoud van loon vanaf de leeftijd van 45 jaar in het kader van de eindeloopbaan, in uitvoering van het « Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social-Profitsector ».

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 september 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^