Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juli 2000
gepubliceerd op 01 augustus 2000

Koninklijk besluit tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden

bron
ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie
numac
2000009700
pub.
01/08/2000
prom.
13/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/13/2000009700/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JULI 2000. - Koninklijk besluit tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, inzonderheid op artikel 14ter, ingevoegd bij de wet van 18 juli 1997;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 april 1998;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting van 13 oktober 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de uitbating van schietinstallaties voor vuurwapens, al dan niet gelegen in een gesloten lokaal en hierna "schietstanden" genoemd.

De occasionele of regelmatige organisatie van schietoefeningen mag enkel plaatsvinden in overeenkomstig dit besluit erkende schietstanden. § 2. Dit besluit is niet van toepassing op de schietinrichtingen die door erkende wapenhandelaars of -verzamelaars uitsluitend worden gebruikt voor het testen van wapens.

Art. 2.§ 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, hierna "het besluit" en "de wapenwet" genoemd, is van toepassing op de aanvragen om erkenning van personen die schietstanden uitbaten.

Daarnaast moet worden voldaan aan de volgende bijkomende voorwaarden : 1° de aanvrager moet de herkomst van de voor de schietstand aangewende financiële middelen aantonen;2° bij de aanvraag moet een natuurlijk persoon worden aangeduid, hierna "de uitbater" genoemd, die verantwoordelijk is voor het ter beschikking stellen van de installaties en de documenten bij gebeurlijke controles;deze persoon wordt vermeld op het getuigschrift van erkenning; 3° de aanvraag omvat een kopie van het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 3, 11°, het adres en een liggingsplan van alle ruimten die tot de schietstand behoren. § 2. De erkenning om een schietstand uit te baten geeft de erkende persoon niet het recht om wapens te verwerven, noch om munitie over te dragen, behalve overeenkomstig artikel 3, 7°. § 3. De artikelen 3 tot 5 van het besluit zijn van toepassing. Het getuigschrift van erkenning wordt opgemaakt overeenkomstig het model nr. 13 in bijlage. Een afschrift van dit getuigschrift wordt meegedeeld aan de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken. § 4. Artikel 29, 1ste lid, 5°, van het besluit wordt aangevuld als volgt : ", met inbegrip van de erkenningen van schietstanden;".

Art. 3.De erkenning van een schietstand is onderworpen aan de volgende voorwaarden: 1° het gebruik van automatische wapens is verboden.Het gebruik van halfautomatische lange wapens is verboden behalve als dit noodzakelijk is in een door de gemeenschapsoverheden bevoegd voor sport erkende discipline. Dit verbod is niet van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 22, 3de lid van de wapenwet; 2° de toegang tot de ruimten waar zich vuurwapens bevinden is verboden voor minderjarigen beneden de 16 jaar;3° de bewakingsagenten en de particuliere schutters die gebruik maken van de schietstand moeten de uitbater jaarlijks een getuigschrift van goed gedrag en zeden overhandigen, die het recentste exemplaar bewaart, waakt over zijn vertrouwelijkheid en het voor inzage ter beschikking houdt van de personen bedoeld in artikel 24 van de wapenwet en in artikel 16 van de bewakingswet;in dit getuigschrift mogen geen veroordelingen zijn vermeld zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 1°; 4° aan de toegang tot de schietruimten moeten vastbladige registers worden neergelegd, waarin elke particuliere schutter en elke schietmonitor telkens zijn naam en zijn adres noteert, evenals het type en kaliber van het vuurwapen waarmee hij zal schieten, evenals de datum en het juiste uur waarop hij de schietruimte betreedt en weer verlaat.De bladzijden van deze registers moeten vooraf worden genummerd en geviseerd door de gemeentepolitie. De personen bedoeld in artikel 24 van de wapenwet moeten er steeds inzage van hebben. Ze moeten gedurende tien jaar worden bewaard; 5° indien er in de schietstand wapenopleidingen of schietoefeningen voor bewakingsagenten worden georganiseerd, dient het register, bedoeld in het 4°, te worden aangevuld met de volgende gegevens : - de opleidingsinstelling die de opleiding of de oefening organiseert; - de vermelding van de opleiding of de oefening; - de data en uren waarop de opleiding of oefening plaatsvindt; - de namen van de betrokken bewakingsagenten; - de naam en het adres van de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst waarvan ze deel uitmaken.

Dit register moet steeds ter beschikking worden gehouden van de in artikel 16 van de bewakingswet bedoelde personen; 6° telkens er schietactiviteiten plaatsvinden moet de uitbater of zijn vertegenwoordiger aanwezig zijn;7° munitie mag alleen worden verkocht of ter beschikking gesteld : - door de uitbater van de schietstand; - aan de personen bedoeld in artikel 5; - met het doel deel te nemen aan de activiteiten in de schietstand op de zelfde dag; - in de hoeveelheid noodzakelijk daartoe; 8° vuurwapens mogen niet worden verkocht in een schietstand, en mogen alleen ter beschikking worden gesteld van de personen bedoeld in artikel 5;ze mogen in de schietstand enkel worden bewaard in een aparte wapenkamer zoals beschreven in de artikelen 6 tot 8 van het koninklijk besluit van 24 mei 1991 betreffende de wapens die worden gebruikt door de personeelsleden van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten; 9° alcoholische dranken mogen slechts worden genuttigd door particuliere schutters die hun schietactiviteiten volledig hebben beëindigd, en in geen geval binnen de schietruimte en de wapenkamer; in deze ruimten geldt tevens een algemeen rookverbod; de toegang tot de schietstand is ontzegd aan elke persoon die kennelijk in staat van dronkenschap verkeert of in een soortgelijke staat ten gevolge van het gebruik van drugs of geneesmiddelen; 10° het beoefenen van schiettechnieken waarbij gebruik wordt gemaakt van realistische situaties, of menselijke silhouetten als doel, of gewelddadige scenario's, of laserrichtapparatuur, of schieten vanuit dekking, of waarbij het wapen verborgen wordt gehouden, is verboden voor particulieren en bewakingsagenten;11° de opstelling door de uitbater, die toeziet op de naleving ervan, van een huishoudelijk reglement dat geldig is voor alle personen die toegang hebben tot de schietstand.Het huishoudelijk reglement beoogt het waarborgen van de veiligheid voor diegenen die aanwezig zijn in de schietstand en omvat minstens de volgende aspecten : a) de genomen maatregelen met betrekking tot het preventieve onderhoud van de respectieve inrichtingen;b) het onderhoud na elk gebruik van de ruimten;c) de wijze van dragen, laden en wapenen van vuurwapens;d) het maximaal aantal en de hoedanigheid van personen die zich gelijktijdig mogen bevinden in de onderscheiden ruimten;e) de te nemen maatregelen bij brand, schietincidenten of ander onheil;f) de drills van de schutters in de schietruimte;g) de beperkingen inzake bepaalde schiettechnieken, het wapengebruik, de munitie of de aanmaak ervan en de doelwitten of schietschermen.

Art. 4.§ 1. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur. Zij vermeldt de voorwaarden waaraan het uitbaten van de schietstand of het organiseren van schietoefeningen is onderworpen. Een kopie moet binnen de schietstand worden bewaard. § 2. De erkenning kan worden geschorst, ingetrokken of beperkt indien de aanvrager of de uitbater : 1° behoort tot de categorieën genoemd in artikel 1, § 2 van de wapenwet, in de artikelen 5, 1ste lid, 1° en 6, 1ste lid, 1° van de bewakingswet of in artikel 3, § 1, 1° en § 2, 1° van de wet van 19 juli 1991 tot regeling van het beroep van privé-detective;2° de bepalingen van de wapenwet en haar uitvoeringsbesluiten, of de beperkingen of voorwaarden verbonden aan de erkenning niet in acht neemt;3° de erkenning op grond van onjuiste inlichtingen heeft verkregen;4° gedurende meer dan een jaar de activiteit waarop de erkenning betrekking heeft, niet heeft uitgeoefend;5° activiteiten uitoefent die door het feit dat zij worden uitgeoefend tezamen met de activiteiten waarvoor de erkenning is bekomen, de openbare orde kunnen verstoren. § 3. De houder van de erkenning die het voorwerp uitmaakt van een beslissing overeenkomstig § 2 kan in beroep gaan bij de Minister van Justitie, op de wijze bepaald in artikel 2, § 3.

De artikelen 6 tot 8 van het besluit zijn van toepassing.

Art. 5.De volgende drie categorieën van personen mogen gebruik maken van schietstanden : 1° de ambtenaren van de diensten bedoeld in artikel 22, 3de lid van de wapenwet, die voor de dienst een opleiding volgen of zich oefenen;2° de personen die in dienst of voor rekening van bewakingsondernemingen of interne bewakingsdiensten werken, hierna bewakingsagenten te noemen;3° de particuliere schutters. Een schietstand mag niet tegelijk door personen van verschillende categorieën worden gebruikt.

De particulieren en de bewakingsagenten moeten houder zijn van een al dan niet voorlopige vergunning tot het voorhanden hebben van een verweervuurwapen, of van een vergunning tot het voorhanden hebben van een oorlogswapen, tenzij er alleen wordt geschoten met niet-vergunningsplichtige vuurwapens.

Buitenlandse gasten die in een lidstaat van de Europese Unie gerechtigd zijn aan dergelijke activiteiten deel te nemen en de vereiste documenten voorleggen die het voorhanden hebben van een vuurwapen in België vergunnen, mogen eveneens deelnemen aan schietcompetities.

Art. 6.De artikelen 2, § 1, 2de lid, 1° en 3°, en 3, 4°, 5° en 11° zijn niet van toepassing op de erkenning van plaatsen waar hoogstens een maal per jaar een schietactiviteit wordt georganiseerd. In dit geval doet de gouverneur uitspraak binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag tot erkenning en van de nodige stukken; bovendien is de erkenning vrijgesteld van rechten en retributies.

Art. 7.De personen die op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit een schietstand uitbaten en die binnen zes maanden na die datum een aanvraag om een erkenning indienen, kunnen hun activiteiten blijven uitoefenen totdat de gouverneur uitspraak over hun aanvraag heeft gedaan en voor zover ze de bepalingen bedoeld in artikel 3 naleven.

Art. 8.Artikel 1, A, van het koninklijk besluit van 16 september 1997 tot bepaling van het bedrag van de rechten en retributies die geheven worden met toepassing van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie wordt aangevuld met het volgende lid : "7° indien ze betrekking heeft op het uitbaten van een schietinstallatie voor vuurwapens of het organiseren van oefeningen voor sportschieten : een bedrag van 10.000 frank;" Artikel 1, B, van het zelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid : "7° indien het betrekking heeft op het uitbaten van een schietinstallatie voor vuurwapens of het organiseren van oefeningen voor sportschieten : een bedrag van 10.000 frank;"

Art. 9.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Bijlage bij het koninklijk besluit van 13 juli 2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden.

MODEL NR. 13 GETUIGSCHRIFT VAN ERKENNING VAN EEN SCHIETSTAND Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juli 2000 tot bepaling van de erkenningsvoorwaarden van schietstanden.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN.

^