Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 1999
gepubliceerd op 30 juni 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1999002102
pub.
30/06/1999
prom.
13/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/13/1999002102/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 4 van 18 april 1967 en bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 februari 1967 en 2 maart 1989;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 1;

Gelet op de Herstelwet van 31 juli 1984, inzonderheid op artikel 16, § 4, ingevoegd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 19 december 1980 betreffende de geldelijke rechten der militairen, inzonderheid op artikel 5;

Gelet op de wet van 20 mei 1994 betreffende de geldelijke rechten van de militairen, inzonderheid op artikel 11;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 en 17 maart 1999;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 maart 1999;

Gelet op het protocol nr. 316 van 10 maart 1999 betreffende het sectoraal akkoord 1997-1998, van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 328 van 21 april 1999 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 5 van 18 mei 1999 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het protocol van 18 mei 1999 van het onderhandelingscomité van het militair personeel van de krijgsmacht;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het dringend geboden is maatregelen te nemen ten gunste van de personeelsleden die zich in de onmogelijkheid bevinden gebruik te maken van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen en dat elk verder uitstel tot onbillijke toestanden zal leiden;

Op de voordracht van Onze Eerste Minister, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Telecommunicatie en Buitenlandse Handel, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging en Energie, van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, van Onze Minister van Wetenschapsbeleid, van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, van Onze Minister van Sociale Zaken, van Onze Minister van Vervoer, van Onze Minister van Ambtenarenzaken, van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Ontwikkelingssamenwerking, van Onze Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Een hoofdstuk IVbis wordt in het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot regeling van de tegemoetkoming van de Staat en van sommige openbare instellingen in de vervoerskosten van de personeelsleden ingevoegd, luidend als volgt : « Hoofdstuk IVbis. Gebruik van persoonlijke vervoermiddelen in uitzonderlijke omstandigheden

Art. 6bis.Aan personeelsleden die geen gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen, omdat : - hetzij de werkplaats zich op meer dan drie kilometer van een halte van een openbaar vervoermiddel bevindt en dit gestaafd wordt door een attest verstrekt door een openbare vervoermaatschappij; - hetzij hun werkrooster dit gebruik uitsluit of over een afstand van ten minste vijf kilometer geheel of gedeeltelijk niet haalbaar maakt, bij het begin of het einde van de prestatie; - hetzij een lichamelijke handicap hun dit verhindert; - hetzij het gelet op de hoogdringendheid niet mogelijk is, en er door de overheid in hun geval geen specifiek vervoersaanbod wordt georganiseerd, kan de Minister, die hetzij de hiërarchische bevoegdheid, hetzij de controlemacht uitoefent, met instemming van de Minister tot wiens bevoegdheid Ambtenarenzaken behoort, toestaan dat zij gebruik maken van hun eigen voertuig over een bepaalde afstand.

Behoudens bij fietsgebruik, waarvoor bijzondere bepalingen gelden, gebeurt de tegemoetkoming in de vervoerskosten in dit geval overeenkomstig de regels opgenomen in artikel 3. ».

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 3.Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, J.-L. DEHAENE De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie, Telecommunicatie en Buitenlandse Handel, E. DI RUPO De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Volksgezondheid, L. VAN DEN BOSSCHE De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging en Energie, J.-P. PONCELET De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, H. VAN ROMPUY De Minister van Wetenschapsbeleid, Y. YLIEFF De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE De Minister van Tewerkstelling en Arbeid en het Beleid van gelijke kansen voor mannen en vrouwen, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister van Vervoer, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT De Minister van Justitie, T. VAN PARYS De Minister van Financiën, J.-J. VISEUR De Minister van Ontwikkelingssamenwerking, R. MOREELS De Minister van Pensioenen, Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS

^