Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2006
gepubliceerd op 09 augustus 2006

Koninklijk besluit betreffende meetinstrumenten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011291
pub.
09/08/2006
prom.
13/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/13/2006011291/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 JUNI 2006. - Koninklijk besluit betreffende meetinstrumenten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, laatst gewijzigd bij wet van 9 juli 2004;

Overwegende dat werd voldaan aan de informatieprocedure ingesteld door de richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 welke een informatieprocedure voorziet in het domein van normen en technische reglementeringen, gewijzigd door de Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998;

Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 februari 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 maart 2006;

Gelet op het advies 40.102/1 van de Raad van State, gegeven op 13 april 2006;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit heeft als doel de richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de meetinstrumenten om te zetten.

De Metrologische Dienst van de Algemene Directie Kwaliteit en Veiligheid is aangeduid om de verplichtingen toe te passen opgelegd aan de lidstaten door de Richtlijn vermeld in het eerste lid van dit artikel.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « meetinstrument » : een apparaat of systeem met een meetfunctie dat valt onder de artikelen 3, eerste lid, en 4;2° « onderdeel » : een apparaat, als zodanig vermeld in de specifieke bijlagen, dat onafhankelijk functioneert en samen met : a) andere compatibele onderdelen of;b) een compatibel meetinstrument; een meetinstrument vormt; 3° « wettelijke metrologische controle » : de controle op de meettaken die bedoeld zijn voor het gebruiksgebied van een meetinstrument uit overwegingen van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming, heffing van belastingen en andere heffingen, consumentenbescherming en eerlijke handel;4° « fabrikant » : de natuurlijke of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de overeenstemming van het meetinstrument met dit besluit, waarbij hij als doel heeft het onder eigen naam in de handel brengen en/of het voor eigen doeleinden in gebruik nemen van het meetinstrument;5° « in de handel brengen » : het voor het eerst al dan niet tegen betaling in de Europese Gemeenschap beschikbaar stellen van een voor een eindgebruiker bestemd instrument;6° « ingebruikneming » : het eerste gebruik van een voor een eindgebruiker bestemd instrument voor het doel waarvoor het is bestemd;7° « gemachtigde » : een in de Europese Gemeenschap gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die schriftelijk door een fabrikant is gemachtigd namens deze voor specifieke taken in de zin en volgens dit besluit op te treden;8° « geharmoniseerde norm » : een technisch voorschrift aanvaard door CEN, CENELEC, of ETSI, of door twee of door de drie organisaties gezamenlijk op verzoek van de Europese Commissie, overeenkomstig de richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 welke een informatieprocedure voorziet in het domein van normen en technische reglementeringen, gewijzigd door de Richtlijn 98/48/EG van 20 juli 1998;9° « richtlijn 2004/22/EG » : richtlijn 2004/22/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 31 maart 2004 betreffende de meetinstrumenten;10° « normatief document » : een document met technische specificaties dat door de Internationale Organisatie voor Wettelijke Metrologie (OIML) is vastgesteld, en onder de procedure valt zoals bedoeld in artikel 16, § 1, van de Richtlijn 2004/22/EG vermeld in artikel 1, eerste lid.

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op de apparaten en systemen met een meetfunctie die zijn omschreven in de instrument-specifieke bijlagen betreffende watermeters (MI-001), gasmeters en volumeherleidingsinstrumenten (MI-002), wattuurmeters (MI-003), warmteverbruiksmeters (MI-004), meetsystemen voor continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water (MI-005), automatische weeginstrumenten (MI-006), taxameters (MI-007), stoffelijke maten (MI-008), dimensionale meetinstrumenten (MI-009) en uitlaatgasanalysatoren (MI-10).

Dit besluit is van toepassing op de in het eerste lid bedoelde meetinstrumenten voor het uitvoeren van meettaken uit overwegingen van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming, consumentenbescherming, heffing van belastingen en andere heffingen, en eerlijke handel.

Art. 4.Dit besluit stelt, wat de in artikel 3, tweede lid, genoemde taken betreft, de eisen vast waaraan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde apparaten en systemen moeten voldoen voordat zij in de handel worden gebracht en/of in gebruik worden genomen.

Dit besluit stelt de eisen vast betreffende de elektromagnetische immuniteit.

Het koninklijk besluit van 18 mei 1994 betreffende de elektromagnetische compatibiliteit blijft van toepassing voor wat betreft de emissievoorschriften.

Art. 5.Indien er specifieke bijlagen zijn waarin essentiële eisen voor de onderdelen worden vastgesteld, dan is het bepaalde in dit besluit van overeenkomstige toepassing op die onderdelen.

De onderdelen en de meetinstrumenten kunnen met het oog op het vaststellen van de overeenstemming los en afzonderlijk worden beoordeeld.

Art. 6.§ 1. Een meetinstrument moet aan de in bijlage I en de in desbetreffende instrumentspecifieke bijlage vermelde essentiële eisen voldoen.

De in bijlage I of de in desbetreffende instrumentspecifieke bijlage bedoelde informatie wordt ter beschikking gesteld in de officiële taal/talen van de lidstaat waar het instrument in de handel wordt gebracht. § 2. De overeenstemming van een meetinstrument met de essentiële eisen wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 9 beoordeeld.

Art. 7.§ 1. De overeenstemming van een meetinstrument met alle bepalingen van dit besluit wordt aangegeven door op het instrument de in artikel 16 bedoelde CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan te brengen. § 2. De CE-markering en de aanvullende metrologische markering worden door de fabrikant of onder diens verantwoordelijkheid aangebracht. Die markeringen mogen, indien daar goede gronden voor bestaan, tijdens het fabricageproces op het instrument worden aangebracht. § 3. Het is verboden op een meetinstrument markeringen aan te brengen die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis en/of de grafische vorm van de CE-markering en van de aanvullende metrologische markering. Op de meetinstrumenten mogen andere markeringen worden aangebracht, mits deze de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering en van de aanvullende metrologische markering niet verminderen. § 4. Wanneer het meetinstrument valt onder de bepalingen die zijn vastgesteld krachtens andere richtlijnen die andere aspecten bestrijken welke het aanbrengen van de CE-markering vergen, geeft deze markering aan dat het betrokken instrument ook geacht wordt in overeenstemming te zijn met de vereisten van die andere toepasselijke richtlijnen. In dat geval moeten de verwijzingen naar het Publicatieblad van de Europese Unie waarin de toegepaste richtlijnen zijn bekend gemaakt worden vermeld in de bij die richtlijnen voorgeschreven documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij het meetinstrument zijn gevoegd.

Art. 8.§ 1. De meetinstrumenten die voorzien zijn van de in artikel 7 bedoelde CE-markering en de aanvullende metrologische markering mogen op de markt gebracht worden en/of in gebruik worden genomen.

De Metrologische Dienst neemt alle passende maatregelen om te waarborgen dat meetinstrumenten alleen in de handel kunnen worden gebracht en/of in gebruik kunnen worden genomen indien zij voldoen aan de voorschriften van dit besluit. § 2. Wanneer in instrumentspecifieke bijlagen de nauwkeurigheidsklassen voor specifieke toepassingen zijn bepaald, mogen, naar keuze van de eigenaar, meetinstrumenten behorend tot een hogere nauwkeurigheidsklasse worden gebruikt. § 3. Het is toegelaten dat op beurzen, tentoonstellingen en bij demonstraties instrumenten worden tentoongesteld die niet met dit besluit in overeenstemming zijn, mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat zij niet met dit besluit in overeenstemming zijn en niet in de handel kunnen worden gebracht of in gebruik kunnen worden genomen voordat zij met dit besluit in overeenstemming zijn gebracht.

Art. 9.De beoordeling van de overeenstemming van een meetinstrument met de essentiële eisen wordt, naar keuze van de fabrikant, verricht volgens één van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures die in de betreffende instrumentspecifieke bijlage zijn vermeld. De fabrikant verstrekt in voorkomend geval de in artikel 10 bedoelde technische documentatie voor specifieke instrumenten of groepen instrumenten.

De modules voor de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures zijn beschreven in de bijlagen A tot H1.

De dossiers en de briefwisseling aangaande de overeenstemmingsbeoordeling worden gesteld in de officiële taal/talen van de lidstaat waarin de aangemelde instantie is gevestigd die de overeenstemming beoordeelt, of in een, door dit organisme aanvaarde taal.

Art. 10.§ 1. De technische documentatie omvat een begrijpelijke weergave van het ontwerp, de fabricage en de werking van het meetinstrument en maakt een beoordeling van de overeenstemming met de toepasselijke eisen van dit besluit mogelijk. § 2. De technische documentatie is voldoende gedetailleerd om : 1° de omschrijving van de metrologische kenmerken;2° de reproduceerbaarheid van de metrologische prestaties van de geproduceerde instrumenten wanneer die juist zijn afgesteld met gebruikmaking van de daartoe bestemde middelen;3° de integriteit van het instrument; te verzekeren. § 3. De technische documentatie bevat, voor zover dat voor deze beoordeling en voor de identificatie van het type en/of het instrument nodig is, het volgende : 1° een algemene beschrijving van het instrument; 2° ontwerp- en fabricagetekeningen alsmede schema's van onderdelen, componenten, circuits, enz.; 3° de procedures met betrekking tot de fabricage om een homogene productie te waarborgen;4° indien van toepassing, een beschrijving van elektronische apparatuur met tekeningen, diagrammen, stroomdiagrammen van de logica en algemene software-informatie die de kenmerken en de werking omschrijft;5° de beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van de punten 2°, 3° en 4°, de werking van het instrument inbegrepen;6° een lijst van de in artikel 13 bedoelde normen en/of normatieve documenten die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast;7° de beschrijvingen van de oplossingen die zijn gekozen om aan de essentiële eisen van dit besluit te voldoen ingeval de in artikel 13 bedoelde normen niet zijn toegepast; 8° de resultaten van de gemaakte ontwerpberekeningen, van de verrichte controles enz.; 9° indien nodig, de passende testresultaten om aan te tonen dat het type en/of de instrumenten voldoen aan : a) de eisen van dit besluit bij opgegeven nominale bedrijfsomstandigheden en bij gespecificeerde storende omgevingsfactoren;b) de duurzaamheidsgegevens voor water-, gas- en warmtemeters en voor meters voor andere vloeistoffen dan water;10° de certificaten van EG-typeonderzoek of de certificaten van EG-ontwerponderzoek voor de instrumenten die onderdelen bevatten die identiek zijn aan die van het ontwerp. § 4. De fabrikant geeft aan waar hij verzegelingen en markeringen heeft aangebracht. § 5. Indien van toepassing, geeft de fabrikant de voorwaarden aan voor compatibiliteit met interfaces en onderdelen.

Art. 11.§ 1.Voor de aanmelding moeten de instanties die aangeduid werden, voor de uitvoering van de taken in verband met de in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsmodules, voldoen aan de in artikel 12 vermelde criteria.

De aanvragen voor aanmelding worden gericht aan de Metrologische Dienst. § 2. De Metrologische Dienst meldt bij de andere lidstaten en de Europese Commissie de door hem aangeduide instanties alsook de door de Europese Commissie toegekende identificatienummers, het type of de types van instrumenten voor dewelke elk organisme werd aangemeld en bovendien, in voorkomend geval, de nauwkeurigheidsklassen van de instrumenten, het meetbereik, de meettechnologie, en alle andere instrumentkenmerken die de werkingssfeer van de aanmelding beperken. § 3. De instanties die voldoen aan de criteria van nationale normen die de toepasselijke geharmoniseerde normen omzetten, waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, worden geacht aan de overeenkomstige criteria te voldoen. De Metrologische Dienst laat de referenties van die normen bekend maken. § 4 De Metrologische Dienst : 1° houdt toezicht of de aangemelde instantie blijft voldoen aan de in artikel 12 bedoelde vermelde criteria;2° trekt die aanmelding in, wanneer hij vaststelt dat de aangemelde instantie niet meer aan die criteria voldoet.3° stelt de andere lidstaten en de Europese Commissie onmiddellijk in kennis van de intrekking van de aanmelding.

Art. 12.De criteria toegepast voor de aanmelding van de instanties, overeenkomstig artikel 11, § 1, eerste lid, zijn de volgende : 1° de instantie, de directeur en het bij de overeenstemmingsbeoordeling betrokken personeel mogen niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur of gebruiker van de meetinstrumenten zijn die zij controleren, noch de gemachtigde van een van deze personen.Zij mogen evenmin rechtstreeks betrokken zijn bij het ontwerp, de fabricage, het in de handel brengen of het onderhoud van de instrumenten, noch de bij deze activiteiten betrokken partijen vertegenwoordigen. Deze criteria sluiten echter geenszins de uitwisseling van technische inlichtingen in verband met de overeenstemmingsbeoordeling tussen een fabrikant en de instantie uit; 2° de instantie, haar directeur en het bij de overeenstemmingsbeoordeling betrokken personeel zijn vrij van druk of invloeden van buitenaf, met name invloeden van financiële aard, die van invloed zouden kunnen zijn op de beoordeling of het resultaat van hun overeenstemmingsbeoordeling, met name van personen of groepen die belang hebben bij het resultaat van de beoordeling;3° de overeenstemmingsbeoordeling wordt uitgevoerd met een maximale professionele integriteit en met de vereiste vakbekwaamheid op het gebied van de metrologie.Laat de instantie bepaalde taken door derden uitvoeren, dan gaat zij eerst na of deze derde partij aan de voorschriften van dit besluit en in het bijzonder aan dit artikel voldoet. De instantie houdt alle relevante documenten over de beoordeling van de bekwaamheden van deze derde partij en de door haar uitgevoerde werkzaamheden in het kader van dit besluit ter beschikking van de aanmeldende instantie; 4° de instantie moet in staat zijn alle taken in het kader van de overeenstemmingsbeoordeling waarvoor zij is aangewezen te vervullen, ongeacht of deze taken door de instantie zelf dan wel namens haar en onder haar verantwoordelijkheid worden verricht.De instantie beschikt over het nodige personeel en de benodigde faciliteiten om de technische en administratieve taken aangaande de overeenstemmingsbeoordeling naar behoren te kunnen uitvoeren; 5° het personeel van de instantie moet : a) een degelijke technische en beroepsopleiding hebben genoten, omvattende alle taken inzake de overeenstemmingsbeoordeling waarvoor de instantie werd aangewezen;b) beschikken over voldoende kennis aangaande de voorschriften inzake de taken die zij uitvoert en voldoende ervaring hebben met dergelijke taken;c) de vereiste bekwaamheid bezitten om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen om aan te tonen dat de taken werden uitgevoerd;6° de onpartijdigheid van de instantie, haar directeur en haar personeel moet gewaarborgd zijn.De beloning van de instantie mag niet afhangen van de resultaten van de uitgevoerde taken. De beloning van de directeur en het personeel van de instantie mag niet afhangen van het aantal uitgevoerde taken of van de resultaten daarvan; 7° de instantie sluit een verzekering af tegen wettelijke aansprakelijkheid, indien haar verantwoordelijkheid niet gedekt wordt door de Belgische Staat;8° de directeur en het personeel van de instantie zijn gebonden aan het beroepsgeheim voor alle informatie die zij bekomen hebben bij de uitoefening van de taken overeenkomstig dit besluit, behalve ten aanzien van de Metrologische Dienst.

Art. 13.§ 1. Een meetinstrument wordt geacht in overeenstemming te zijn met de in bijlage I en de relevante instrumentspecifieke bijlagen vermelde essentiële eisen wanneer het voldoet aan de elementen van de nationale normen ter uitvoering van de geharmoniseerde Europese norm voor dat meetinstrument die overeenkomen met die elementen van deze geharmoniseerde Europese norm waarvan de referenties in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt.

Wanneer een meetinstrument slechts ten dele voldoet aan de in het eerste lid bedoelde elementen van de nationale normen, wordt het instrument geacht in overeenstemming te zijn met de essentiële eisen die overeenkomen met de elementen van de nationale normen waaraan het instrument voldoet.

De Metrologische Dienst maakt de referenties van de in het eerste lid bedoelde nationale normen bekend. § 2. Een meetinstrument wordt geacht in overeenstemming te zijn met de in bijlage I en in de relevante instrumentspecifieke bijlagen vermelde essentiële eisen wanneer het voldoet aan de corresponderende delen van de normatieve documenten en lijsten, opgesteld door het Comité van meetinstrumenten, zoals voorzien in de artikelen 15 en 16 van de Richtlijn 2004/22/EG, en waarvan de referenties werden gepubliceerd in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.

Wanneer een meetinstrument slechts gedeeltelijk aan het in het eerste lid bedoelde normatieve document voldoet, wordt het meetinstrument geacht conform te zijn met de essentiële eisen die overeenkomen met de normatieve elementen waaraan het instrument voldoet.

De Metrologische Dienst maakt de referenties van het in het eerste lid bedoelde document bekend. § 3. Een fabrikant mag elke technische oplossing kiezen die aan de essentiële eisen van bijlage I en van de toepasselijke normen en de relevante instrumentspecifieke bijlagen (MI-001 tot MI-010) voldoet.

Bovendien, geniet hij van de veronderstelling van overeenstemming wanneer hij de oplossingen correct toepast, geschetst in de relevante geharmoniseerde Europese normen of in de corresponderende delen van de normatieve documenten, vermeld in de lijsten van de § 1 en 2. § 4. De instrumenten worden geacht te voldoen aan artikel 10, § 3, 9° genoemde toepasselijke tests, indien het corresponderende testprogramma is uitgevoerd overeenkomstig de in de §§ 1, 2 en 3 bedoelde toepasselijke documenten en de testresultaten garanderen dat aan de essentiële eisen is voldaan.

Art. 14.Wanneer de Metrologische Dienst van mening is dat een Europese geharmoniseerde norm als bedoeld in artikel 13, § 1, niet geheel voldoet aan de in bijlage I en de relevante instrumentspecifieke bijlagen vermelde essentiële eisen, legt de Metrologische Dienst de aangelegenheid met opgave van redenen voor aan het bij artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG ingestelde Permanent Comité.

Art. 15.Wanneer de Metrologische Dienst van mening is dat een normatief document waarvan de referenties werden bekendgemaakt in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie, niet geheel voldoet aan de in bijlage I en de relevante instrumentspecifieke bijlagen vermelde essentiële eisen, legt de Metrologische Dienst de aangelegenheid met opgave van redenen voor aan het Comité meetinstrumenten voorzien bij de artikelen 15 en 16 van de Richtlijn 2004/22/EG.

Art. 16.§ 1. De in artikel 7 bedoelde CE-markering bestaat uit de letters CE volgens het model van punt I. B. d) van de bijlage bij het Besluit 93/465/EEG. De CE-markering is ten minste 5 mm hoog. § 2. De aanvullende metrologische markering bestaat uit een rechthoek met daarin de hoofdletter M en de laatste twee cijfers van het jaar van aanbrenging. De hoogte van de rechthoek is gelijk aan de hoogte van de CE-markering. De aanvullende metrologische markering volgt onmiddellijk op de CE-markering. § 3. Wanneer zulks bij de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is voorgeschreven, volgt het in artikel 11, § 2, bedoelde identificatienummer van de aangemelde instantie op de CE-markering en op de aanvullende metrologische markering. § 4. Wanneer een meetinstrument uit een aantal samenwerkende apparaten bestaat die geen onderdelen zijn, worden de markeringen aangebracht op het belangrijkste apparaat van het instrument.

Wanneer een meetinstrument te klein of te gevoelig is om er de CE-markering en de aanvullende metrologische markering op aan te brengen, worden deze aangebracht op de eventuele verpakking alsmede op de documenten die overeenkomstig dit besluit moeten worden bijgevoegd. § 5. De CE-markering en de aanvullende metrologische markering moeten onuitwisbaar zijn. Het identificatienummer van de betrokken aangemelde instantie moet onuitwisbaar zijn of niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd. Alle markeringen moeten duidelijk zichtbaar en gemakkelijk toegankelijk zijn.

Art. 17.§ 1. De Metrologische Dienst neemt de passende maatregelen om te garanderen dat meetinstrumenten die aan wettelijke metrologische controle onderworpen zijn en niet voldoen aan de toepasselijke voorschriften van deze richtlijn, noch in de handel worden gebracht, noch in gebruik worden genomen. § 2. De Metrologische Dienst werkt samen met de bevoegde instanties van de andere lidstaten bij het vervullen van hun verplichtingen inzake markttoezicht.

De Metrologische Dienst wisselt met name het volgende uit : 1° informatie over de mate waarin de door hen onderzochte instrumenten aan de eisen van dit besluit voldoen en over de resultaten van die onderzoeken;2° de certificaten van EG-typeonderzoek en van EG-ontwerponderzoek en de bijbehorende bijlagen die door aangemelde instanties zijn afgegeven alsmede aanvullingen, wijzigingen en intrekkingen van reeds afgegeven certificaten;3° de kwaliteitssysteemgoedkeuringen afgegeven door de aangemelde instanties, alsmede informatie over geweigerde of ingetrokken kwaliteitssysteemgoedkeuringen;4° de evaluatieverslagen die door de aangemelde instanties zijn opgesteld op verzoek van andere instanties. § 3. De Metrologische Dienst zorgt ervoor dat de nodige informatie betreffende de certificaten en de kwaliteitssysteemgoedkeuringen ter beschikking worden gesteld van de instanties die hij aangemeld heeft.

Art. 18.Wanneer de Metrologische Dienst vaststelt dat alle of een deel van de meetinstrumenten van een specifiek model waarop de CE-markering en de aanvullende metrologische markering zijn aangebracht, bij een juiste installatie en bij juist gebruik volgens de instructies van de fabrikant, niet aan de in dit besluit uiteengezette essentiële eisen betreffende metrologische prestaties voldoen, neemt hij alle passende maatregelen om die instrumenten uit de handel te nemen en verbiedt of beperkt hij het verder in de handel brengen dan wel het verdere gebruik daarvan.

De Metrologische Dienst houdt bij zijn beslissing over de bovenvermelde maatregelen rekening met het systematische of incidentele karakter van de niet-naleving. Wanneer de Metrologische Dienst heeft vastgesteld dat de niet-naleving van systematische aard is, wordt de Europese Commissie onmiddellijk van de genomen maatregelen in kennis gesteld onder opgave van de redenen voor zijn beslissing.

Art. 19.§ 1. Indien de Metrologische Dienst vaststelt dat een CE-markering en/of aanvullende metrologische markering ten onrechte is aangebracht, is de fabrikant of diens gemachtigde verplicht : 1° het instrument in overeenstemming te brengen met de bepalingen over CE-markering en aanvullende metrologische markering die niet door artikel 18, eerste lid, worden bestreken, en 2° een einde te maken aan de inbreuk. § 2. Wanneer de in § 1 beschreven overtreding blijft bestaan, neemt de Metrologische Dienst alle passende maatregelen om het in de handel brengen van het betrokken instrument te beperken of te verbieden of om te verzekeren dat het uit de handel wordt genomen of om het verdere gebruik ervan te verbieden of te beperken volgens de procedure bedoeld in artikel 18.

Art. 20.Iedere krachtens dit besluit genomen beslissing die het uit de handel nemen van een meetinstrument oplegt of een verbod of een beperking met betrekking tot het in de handel brengen of het in gebruik nemen van een instrument behelst, wordt gemotiveerd. Deze beslissing wordt onmiddellijk door de Metrologische Dienst ter kennis gebracht van de betrokken partij, in overeenstemming met de bepalingen voorzien in de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Art. 21.Er kunnen geen modelgoedkeuringen, noch varianten, noch verlengingen afgeleverd worden vanaf 30 oktober 2006 op basis van de volgende besluiten : 1° het koninklijk besluit van 12 december 1960 betreffende taxameters;2° het koninklijk besluit van 20 december 1972 betreffende de gasmeters;3° het koninklijk besluit van 18 februari 1977 betreffende de koudwatermeters;4° het koninklijk besluit van 14 april 1977 betreffende de stoffelijke lengtematen;5° het koninklijk besluit van 7 maart 1978 betreffende de continu totaliserende bandwegers;6° het koninklijk besluit van 6 april 1979 betreffende de meetinstallaties en gedeeltelijke meetinstallaties voor andere vloeistoffen dan water;7° het koninklijk besluit van 6 juli 1981 betreffende de instrumenten bestemd voor het meten van de elektrische energie;8° het koninklijk besluit van 2 maart 1981 betreffende warmwatermeters;9° het ministerieel besluit van 22 mei 1981 betreffende de EEG-modelgoedkeuring, de eerste ijk en de installatie van de taxameters;10° het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende automatische weegwerktuigen, uitgevoerd als gewichtscontrolemachines en gewichtssorteermachines.

Art. 22.§ 1. Dit besluit treedt in werking op 30 oktober 2006. § 2. In afwijking van artikel 8, § 1, kunnen de meetinstrumenten, die overeenstemmen met een goedgekeurd model waarvoor de geldigheidsduur van de modelgoedkeuring lopende is op 30 oktober 2006, geijkt worden, in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de modelgoedkeuring. Voor de modelgoedkeuringen van onbeperkte duur geldt een geldigheidsduur voor een periode van maximaal 10 jaar te rekenen vanaf 30 oktober 2006.

Art. 23.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage I Essentiële eisen Een meetinstrument heeft een hoge graad van metrologische betrouwbaarheid, zodat een betrokken partij vertrouwen kan hebben in de meetresultaten, en is zodanig ontworpen en gebouwd dat de meettechniek en beveiliging van de meetgegevens een hoog kwaliteitsniveau hebben.

De eisen waaraan meetinstrumenten moeten voldoen zijn hieronder beschreven en waar passend aangevuld met specifieke instrumenteisen in de bijlagen MI-001 tot MI-010, waarin nader wordt ingegaan op bepaalde aspecten van de algemene eisen.

Uitgangspunten bij het kiezen van de oplossingen om aan deze eisen te voldoen zijn het beoogde gebruik van het instrument en elk te voorzien misbruik.

Definities Te meten grootheid De te meten grootheid is een bepaalde aan een meting onderworpen grootheid.

Beïnvloedende grootheid Een beïnvloedende grootheid is een grootheid die niet de te meten grootheid is, maar wel van invloed is op de resultaten van een meting.

Nominale bedrijfsomstandigheden De nominale bedrijfsomstandigheden zijn de waarden van de te meten grootheid en de beïnvloedende grootheden die samen de normale bedrijfsomstandigheden van een instrument vormen.

Storing Een beïnvloedende grootheid met een waarde die nog binnen de grenzen valt van de geldende voorschriften maar buiten de grenzen van de opgegeven nominale bedrijfsomstandigheden van het meetinstrument. Een beïnvloedende grootheid is een storing indien voor die beïnvloedende grootheid geen specifieke nominale bedrijfsomstandigheden zijn opgegeven.

Kritische veranderingswaarde De kritische veranderingswaarde is de waarde waarbij de verandering in het meetresultaat ongewenst wordt geacht.

Stoffelijke maat Een stoffelijke maat is een instrument, bestemd om bij gebruik permanent een of meer waarden van een bepaalde grootheid te reproduceren of te leveren.

Rechtstreekse verkoop Een handelstransactie is aan te merken als rechtstreekse verkoop indien : - het meetresultaat als uitgangspunt dient voor de te betalen prijs, en - ten minste een van de partijen bij de met de meting verband houdende transactie een consument is of een andere betrokken partij die een soortgelijke bescherming behoeft, en - alle partijen bij de transactie het meetresultaat op dat tijdstip en op die plaats accepteren.

Klimaatomgevingen Klimaatomgevingen zijn de omstandigheden waarin meetinstrumenten kunnen worden gebruikt. Om een oplossing te vinden voor de klimaatverschillen tussen de lidstaten is een reeks van temperatuurgrenzen gedefinieerd.

Nutsbedrijf Als nutsbedrijf is aan te merken een leverancier van elektriciteit, gas, warmte of water.

Eisen 1. Toelaatbare fouten 1.1. Onder nominale en storingsvrije bedrijfsomstandigheden mag de waarde van de meetfout de maximaal toelaatbare foutwaarde die wordt genoemd in de toepasselijke instrumentspecifieke eisen, niet te boven gaan.

Tenzij in de instrumentspecifieke bijlagen anders is vermeld, wordt de maximaal toelaatbare fout uitgedrukt in een waarde waarmee de meetwaarde naar boven of naar beneden mag afwijken van de werkelijke meetwaarde. 1.2. De prestatie-eisen voor instrumenten die werken onder nominale bedrijfsomstandigheden en bij aanwezigheid van een storing, zijn vastgelegd in de toepasselijke instrumentspecifieke eisen.

Wanneer het instrument bedoeld is voor gebruik in een opgegeven permanent, ononderbroken elektromagnetisch veld, moeten de toegestane prestaties tijdens de beproeving met een uitgezonden amplitude gemoduleerd elektromagnetisch veld binnen de maximaal toelaatbare foutmarge blijven. 1.3. De fabrikant specificeert de klimaat-, mechanische en elektromagnetische omgevingen waarin het instrument is bedoeld om te worden gebruikt, alsmede de elektrische voeding en andere beïnvloedende grootheden die de nauwkeurigheid ervan kunnen beïnvloeden, waarbij rekening wordt gehouden met de eisen die zijn vastgelegd in de toepasselijke instrumentspecifieke bijlagen. 1.3.1. Klimaatomgevingen De fabrikant specificeert de hoogste temperatuurgrens en de laagste temperatuurgrens op basis van de waarden van tabel 1, tenzij anders vermeld in de bijlagen MI-001 tot MI-010, en geeft aan of het instrument is ontworpen voor vochtigheid met condensatie of zonder condensatie, en voor welke locatie (open of gesloten) het is bestemd.

Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.3.2. a) Mechanische omgevingen worden ingedeeld in de klassen M1 tot en met M3 als hierna omschreven.

M1 Onder deze klasse vallen instrumenten die worden gebruikt op locaties met lichte trillingen en schokken, bijvoorbeeld omgevingen waar instrumenten zijn bevestigd op lichte ondersteunende structuren die blootstaan aan verwaarloosbaar kleine trillingen en schokken als gevolg van werkzaamheden in de nabije omgeving zoals heien, slaande deuren, enz.

M2 Onder deze klasse vallen instrumenten die worden gebruikt op locaties met middelzware of zware trillingen en schokken, die bijvoorbeeld worden veroorzaakt door machines en passerende voertuigen in de nabije omgeving of die zich voordoen in de onmiddellijke nabijheid van zware machines, transportbanden, enz.

M3 Onder deze klasse vallen instrumenten die worden gebruikt op locaties met zware en zeer zware trillingen en schokken, bijvoorbeeld omgevingen waar instrumenten direct zijn gemonteerd op machines, transportbanden, enz. b) De volgende beïnvloedende grootheden worden bezien in relatie tot mechanische omgevingen : - Trillingen; - Mechanische schokken. 1.3.3. a) De elektromagnetische omgevingen zijn ingedeeld in de klassen E1, E2 of E3 als hierna omschreven, tenzij anders is bepaald in de toepasselijke instrumentspecifieke bijlagen.

E1 Onder deze klasse vallen instrumenten die worden gebruikt op locaties met elektromagnetische storingen die overeenstemmen met die welke kunnen worden aangetroffen in huishoudelijke, handels- en lichtindustriële gebouwen.

E2 Onder deze klasse vallen instrumenten die worden gebruikt op locaties met elektromagnetische storingen die overeenstemmen met die welke kunnen worden aangetroffen in andere industriële gebouwen.

E3 Onder deze klasse vallen instrumenten die door de accu van een voertuig worden gevoed. Deze instrumenten dienen te voldoen aan de eisen van E2, alsmede aan de volgende bijkomende eisen : - spanningsdalingen veroorzaakt door stroomvoorziening aan de startmotorstroomkring van motoren met inwendige verbranding; - « load-dump »-transiënten die optreden wanneer een ontladen accu wordt losgekoppeld terwijl de motor draait. b) De volgende beïnvloedende grootheden worden in aanmerking genomen met betrekking tot elektromagnetische omgevingen : - Spanningsonderbrekingen; - Korte spanningsdalingen; - Spanningstransiënten op voedingslijnen en/of signaallijnen; - Elektrostatische ontladingen; - Radiofrequentie-elektromagnetische velden; - Radiofrequentie-elektromagnetische velden op voedingslijnen en/of signaallijnen (geleiding); - Spanningspulsen op voedingslijnen en/of signaallijnen. 1.3.4. Andere beïnvloedende grootheden die, waar passend, in aanmerking worden genomen zijn : - Spanningsvariaties; - Variatie in netfrequentie; - Magnetische velden met de netfrequentie; - Elke andere grootheid die de nauwkeurigheid van het instrument significant kan beïnvloeden. 1.4. Bij het uitvoeren van de beproevingen als beoogd in deze richtlijn, geldt het volgende : 1.4.1. Grondregels voor beproeving en foutbepaling De in 1.1 en 1.2 genoemde essentiële eisen worden gecontroleerd voor elke toepasselijke beïnvloedende grootheid. Tenzij anders aangegeven in de passende instrumentspecifieke bijlage, zijn deze essentiële eisen alleen van toepassing indien elke beïnvloedende grootheid afzonderlijk wordt toegepast en het effect ervan afzonderlijk wordt beoordeeld, waarbij alle overige beïnvloedende grootheden relatief constant worden gehouden op hun referentiewaarde.

Metrologische proeven worden uitgevoerd gedurende of na het aanbieden van de beïnvloedende grootheid, waarvan de conditie overeenkomt met de normale bedrijfsstatus van het instrument wanneer die beïnvloedende grootheid gewoonlijk optreedt. 1.4.2. Omgevingsvochtigheid - Afhankelijk van de bedrijfsklimaatomgeving waarvoor het instrument bedoeld is, is de proef betreffende warmte bij vochtige lucht (stabiele toestand, zonder condensatie) dan wel de proef betreffende warmte bij vochtige lucht (cyclisch, met condensatie) geschikt. - Laatstgenoemde proef is geschikt wanneer er in belangrijke mate condensatie optreedt of wanneer de damppenetratie wordt versneld door de ademhaling. Eerstgenoemde proef is geschikt wanneer er sprake is van vochtigheid zonder condensatie. 2. Reproduceerbaarheid De toepassing van dezelfde te meten grootheid op een andere plaats of door een andere gebruiker moet, bij verder gelijkblijvende omstandigheden, leiden tot nauw bij elkaar aansluitende opeenvolgende meetresultaten.Ten opzichte van de maximaal toelaatbare fout moet het verschil tussen de meetresultaten gering zijn. 3. Herhaalbaarheid De toepassing van dezelfde te meten grootheid bij verder gelijkblijvende omstandigheden, moet leiden tot nauw bij elkaar aansluitende opeenvolgende meetresultaten.Ten opzichte van de maximaal toelaatbare fout moet het verschil tussen de meetresultaten gering zijn. 4. Onderscheidingsvermogen en gevoeligheid De gevoeligheid van een meetinstrument is toereikend en de onderscheidingsdrempel is zo laag dat hij toereikend is voor de beoogde meetactiviteit.5. Duurzaamheid Een meetinstrument is zodanig ontworpen dat de metrologische eigenschappen ervan voldoende stabiel blijven gedurende een door de fabrikant geschatte periode, mits het op de juiste wijze wordt geïnstalleerd, onderhouden en gebruikt volgens de aanwijzingen van de fabrikant in de omgevingsomstandigheden waarvoor het is bedoeld.6. Betrouwbaarheid Een meetinstrument is zodanig ontworpen dat het effect van een gebrek dat tot een onnauwkeurig meetresultaat leidt zoveel mogelijk wordt beperkt, tenzij de aanwezigheid van een dergelijk gebrek duidelijk waarneembaar is. 7. Geschiktheid 7.1. Een meetinstrument heeft geen kenmerken die frauduleus gebruik vergemakkelijkt, terwijl ook de kans op onopzettelijk verkeerd gebruik zo klein mogelijk is. 7.2. Rekening houdend met de praktische werkomstandigheden moet een meetinstrument geschikt zijn voor het beoogde gebruik en geen onredelijke eisen stellen aan de gebruiker die het verkrijgen van een correct meetresultaat bemoeilijken. 7.3. De fouten van een meetinstrument voor nutsbedrijven mogen bij stromen en debieten buiten het meetbereik niet onnodig groot zijn. 7.4. Indien een meetinstrument is ontworpen voor de meting van waarden van een te meten grootheid die constant in de tijd zijn, moet het meetinstrument ongevoelig zijn voor kleine schommelingen in de waarde van de te meten grootheid of moet het op passende wijze reageren. 7.5. Een meetinstrument moet stevig zijn en de gebruikte materialen moeten geschikt zijn voor de omstandigheden waaronder het bedoeld is om te worden gebruikt. 7.6. Een meetinstrument is zo ontworpen dat controle van de meettaken mogelijk blijft nadat het instrument in de handel is gebracht en in gebruik is genomen. Indien nodig wordt in het instrument speciale apparatuur of programmatuur ingebouwd met het oog op deze controle. De beproevingsprocedure wordt in de gebruikershandleiding omschreven.

Wanneer een meetinstrument bijbehorende software heeft die, naast de meetfunctie, andere functies bevat, moet de software die van essentieel belang is voor de metrologische eigenschappen identificeerbaar zijn en niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed worden door de bijbehorende software. 8. Beveiliging tegen verminking 8.1. De metrologische eigenschappen van een meetinstrument mogen niet op ontoelaatbare wijze beïnvloed kunnen worden door het op het instrument aansluiten van een ander apparaat, door enige eigenschap van het aangesloten apparaat zelf of door enig apparaat op afstand dat in verbinding staat met het meetinstrument. 8.2. Een hardwarecomponent die van essentieel belang is voor de metrologische eigenschappen, is zo ontworpen dat hij kan worden beveiligd. De aangebrachte beveiligingsvoorzieningen zijn zodanig dat een eventuele ingreep bewijsbaar is. 8.3. Software die van essentieel belang is voor de metrologische eigenschappen is als zodanig herkenbaar en wordt beveiligd.

De identificatie van de software moet op eenvoudige wijze door het meetinstrument verzorgd worden.

Het bewijs van een ingreep blijft gedurende een redelijke periode beschikbaar. 8.4. Meetgegevens, software die van essentieel belang is voor de meeteigenschappen en metrologisch belangrijke parameters worden bij opslag of verzending afdoende beveiligd tegen al dan niet opzettelijke verminking. 8.5. Bij meetinstrumenten van nutsbedrijven mag de aanwijzing van de totale geleverde hoeveelheid of de aanwijzingen waaruit de totale geleverde hoeveelheid kan worden afgeleid, indien de aanwijzing geheel of gedeeltelijk dient als basis voor de betaling, tijdens het gebruik niet opnieuw kunnen worden ingesteld. 9. Op het instrument aan te geven en in de begeleidende documentatie op te nemen gegevens 9.1. Een meetinstrument is van de volgende opschriften voorzien : - het merk of de naam van de fabrikant; - gegevens over de nauwkeurigheid.

Plus in voorkomend geval : - gegevens met betrekking tot de gebruiksomstandigheden; - de meetcapaciteit; - het meetbereik; - een kenmerk ter identificatie van het meetinstrument; - het nummer van het certificaat van EG-typeonderzoek of van EG-ontwerp-onderzoek; - informatie of toegevoegde apparaten die metrologische resultaten beschikbaar stellen wel of niet voldoen aan de bepalingen van dit besluit inzake wettelijke metrologische controle. 9.2. Bij een instrument dat te klein of te delicaat van samenstelling is om de desbetreffende gegevens erop aan te brengen, worden op de eventuele verpakking alsmede op de documenten die overeenkomstig de bepalingen van dit besluit moeten worden bijgevoegd, passende markeringen aangebracht. 9.3. Een meetinstrument is vergezeld van informatie over de werking ervan, tenzij het instrument zo eenvoudig is dat zulks niet nodig is.

De informatie is gemakkelijk te begrijpen en omvat indien van toepassing : - de nominale bedrijfsomstandigheden; - de klassen van de mechanische en elektromagnetische omgeving; - de hoogste en laagste temperaturen, condensatie al dan niet mogelijk; open of gesloten locatie; - de aanwijzingen betreffende installatie, onderhoud, herstellingen toegestane instellingen; - de aanwijzingen voor het juiste gebruik van het instrument en eventuele bijzondere gebruiksvoorwaarden; - de voorwaarden voor compatibiliteit met interfaces, onderdelen of meetinstrumenten. 9.4. Voor groepen identieke meetinstrumenten die op dezelfde plaats worden gebruikt of gebruikt voor metingen bij nutsbedrijven, zijn geen afzonderlijke gebruikershandleidingen nodig. 9.5. Tenzij anders gespecificeerd in een instrumentspecifieke bijlage moet het schaalinterval van een gemeten waarde van de vorm 1 x 10n, 2 x 10n of 5 x 10n hebben, waarbij n een geheel getal of nul is. De meeteenheid of het symbool ervan wordt in de onmiddellijke nabijheid van de getalswaarde vermeld. 9.6. Op een stoffelijke maat wordt de nominale waarde of een schaal aangebracht, met vermelding van de gebruikte meeteenheid. 9.7. De gebruikte meeteenheden en de symbolen daarvoor voldoen aan de communautaire wettelijke bepalingen inzake meeteenheden en de symbolen daarvoor. 9.8. Alle krachtens een eis voorgeschreven markeringen, merken en opschriften zijn duidelijk, niet-uitwisbaar, ondubbelzinnig en niet-overdraagbaar. 10. Aanwijzing van een resultaat 10.1. De aanwijzing van een resultaat geschiedt door middel van een display of een afdruk. 10.2. De aanwijzing van een resultaat is duidelijk en ondubbelzinnig en gaat vergezeld van de merktekens en opschriften die nodig zijn om de gebruiker over de betekenis van het resultaat te informeren. Onder normale omstandigheden is het weergegeven resultaat gemakkelijk afleesbaar. Aanvullende aanduidingen mogen worden aangegeven mits deze niet met de metrologisch gecontroleerde aanduidingen kunnen worden verward. 10.3. Ingeval van afdruk of registratie moeten deze eveneens gemakkelijk leesbaar en niet-uitwisbaar zijn. 10.4. Een meetinstrument bestemd voor handelstransacties bij rechtstreekse verkoop is zodanig ontworpen dat, wanneer het instrument op de beoogde wijze is geïnstalleerd, het meetresultaat aan beide bij de verkooptransactie betrokken partijen kenbaar wordt gemaakt. Wanneer zulks essentieel is bij rechtstreekse verkoop, worden op elke bon die aan de consument wordt afgegeven door een hulpinrichting die niet aan de van toepassing zijnde voorwaarden van dit besluit voldoet een passende beperkende voorwaarde vermeld. 10.5. Een voor nutsbedrijfmetingen bestemd meetinstrument is, ongeacht of de meetgegevens op afstand kunnen worden opgenomen, altijd voorzien van een metrologisch gecontroleerd en voor de consument zonder hulpmiddelen toegankelijk aanwijsinrichting. De afgelezen waarde op deze aanwijsinrichting is het meetresultaat dat dient als basis voor het te betalen bedrag. 11. Verdere gegevensverwerking ter afsluiting van de handelstransactie 11.1. Een ander dan een voor nutsbedrijfmetingen bestemd meetinstrument legt het meetresultaat vast met behulp van een duurzaam middel, vergezeld van informatie ter identificatie van de betreffende transactie, wanneer : - de meting niet kan worden herhaald en - het meetinstrument normaliter bedoeld is voor gebruik in afwezigheid van één van de bij de transactie betrokken partijen. 11.2. Bovendien zijn een duurzaam bewijsstuk van het meetresultaat en de informatie ter identificatie van de transactie beschikbaar wanneer daarnaar wordt gevraagd op het moment van afsluiting van de meting. 12. Overeenstemmingsbeoordeling Een meetinstrument is zodanig ontworpen dat eenvoudig kan worden nagegaan of het in overeenstemming is met de van toepassing zijnde eisen van dit besluit. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage A Op interne productiecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op interne productiecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de onderstaande verplichtingen en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voor zover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument. 3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de Metrologische Dienst. Fabricageproces 4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit. Schriftelijke verklaring van overeenstemming 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat aan de desbetreffende eisen van dit besluit voldoet. 5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologie Dienst wordt gehouden. In die verklaring wordt aangegeven voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Gemachtigde 6. De in de punten 3 en 5.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en geen gemachtigde heeft, is degene die het instrument in de handel brengt, degene die de in de punten 3 en 5.2 vervatte verplichtingen moet nakomen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage A1 Op interne productiecontrole plus productbeproeving door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op interne fabricagecontrole plus productcontrole door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument. 3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de Metrologische Dienst. Fabricageproces 4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit. Productcontroles 5. Een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht met door haar vastgestelde tussenpozen productcontroles, of laat deze verrichten, om de kwaliteit van de interne productcontroles te controleren, o.a. rekening houdend met de technologische complexiteit van de instrumenten en de productiehoeveelheid. De aangemelde instantie neemt, voordat de producten in de handel worden gebracht, een adequaat monster van de eindproducten, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende proeven als omschreven in het (de) in artikel 13 bedoelde relevante document(en), of daarmee gelijkstaande proeven, worden verricht teneinde de overeenstemming van de instrumenten met de toepasselijke eisen van dit besluit te controleren. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

Wanneer een relevant aantal instrumenten van het monster geen aanvaardbaar kwaliteitsniveau heeft, neemt de aangemelde instantie de passende maatregelen.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 6.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst moet worden gehouden. In die verklaring wordt aangegeven voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift geacht worden te gelden voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Gemachtigde 7. De in de punten 3 en 6.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en geen gemachtigde heeft, is degene die het instrument in de handel brengt, degene die de in de punten 3 en 6.2 vervatte verplichtingen moet nakomen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage B Typeonderzoek 1. Typeonderzoek is dat deel van de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan een aangemelde instantie het technisch ontwerp van een meetinstrument onderzoekt en garandeert en verklaart dat het technisch ontwerp voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit.2. Het typeonderzoek kan op één van de volgende wijzen worden verricht.De aangemelde instantie beslist over de passende wijze en het vereiste aantal monsters : a) onderzoek van een voor de betrokken productie representatief exemplaar van het gehele meetinstrument;b) onderzoek van voor de betrokken productie representatieve exemplaren van een of meer kritische delen van het meetinstrument, en een beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van de overige delen van het meetinstrument via onderzoek van de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3;c) beoordeling van de geschiktheid van het technisch ontwerp van het meetinstrument via onderzoek van de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal als bedoeld in punt 3, zonder onderzoek van een exemplaar.3. De aanvraag voor het typeonderzoek wordt door de fabrikant ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - de naam en het adres van de fabrikant en, indien de aanvraag wordt ingediend door zijn gemachtigde, ook diens naam en adres; - een schriftelijke verklaring dat dezelfde aanvraag niet bij een andere aangemelde instantie is ingediend; - de technische documentatie als omschreven in artikel 10. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Deze documentatie dient, voorzover dat voor die beoordeling nodig is, inzicht te verschaffen in het ontwerp, de fabricage en de werking van het instrument; - de door de aangemelde instantie voorgeschreven monsters, die representatief zijn voor de betrokken productie; - het ondersteunend bewijsmateriaal inzake de geschiktheid van het technisch ontwerp van die delen van het meetinstrument waarvoor geen monsters worden verlangd. In dit ondersteunend bewijsmateriaal worden alle toegepaste relevante documenten vermeld, in het bijzonder wanneer de in artikel 13 bedoelde relevante documenten niet volledig zijn toegepast, en het omvat zo nodig de resultaten van de door het daartoe geëigende laboratorium van de fabrikant uitgevoerde proeven, of van de in zijn opdracht en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium uitgevoerde proeven. 4. De aangemelde instantie verricht de volgende activiteiten, voor de monsters : 4.1. bestudeert zij de technische documentatie, controleert zij of de monsters in overeenstemming daarmee zijn vervaardigd en stelt zij vast welke elementen overeenkomstig de relevante bepalingen van de in artikel 13 bedoelde relevante documenten zijn ontworpen, alsook welke elementen zijn ontworpen zonder toepassing van de relevante bepalingen van die documenten; 4.2. verricht zij de passende onderzoeken en noodzakelijke proeven, of laat zij die verrichten om, ingeval de fabrikant heeft gekozen voor de oplossingen uit de in artikel 13 bedoelde relevante documenten, na te gaan of deze op de juiste wijze zijn toegepast; 4.3. verricht zij de passende onderzoeken en proeven, of laat zij die verrichten om, ingeval de fabrikant niet heeft gekozen voor de oplossingen uit de in artikel 13 bedoelde relevante documenten, na te gaan of de door de fabrikant gekozen oplossingen voldoen aan de overeenkomstige essentiële eisen van dit besluit; 4.4. komt zij met de aanvrager overeen op welke plaats de onderzoeken en proeven zullen worden uitgevoerd; voor de overige delen van het meetinstrument : 4.5. onderzoekt zij de technische documentatie en het ondersteunend bewijsmateriaal teneinde te beoordelen of het technisch ontwerp van de overige delen van het meetinstrument passend is; voor het fabricageproces : 4.6. onderzoekt zij de technische documentatie teneinde zich ervan te overtuigen dat de fabrikant over passende middelen beschikt om een homogene productie te waarborgen. 5.1. De aangemelde instantie stelt een evaluatieverslag op over de overeenkomstig punt 4 verrichte activiteiten en de resultaten daarvan.

Onverminderd artikel 12, punt 8, maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar. 5.2. Indien het technisch ontwerp voldoet aan de eisen van dit besluit die op het meetinstrument van toepassing zijn, verstrekt de aangemelde instantie de fabrikant een certificaat van het EG-typeonderzoek. Het certificaat bevat de naam en het adres van de fabrikant en, in voorkomend geval, van zijn gemachtigde, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid ervan en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het instrument. Het certificaat kan vergezeld gaan van een of meer bijlagen.

Het certificaat en de bijbehorende bijlagen bevatten alle relevante gegevens voor de overeenstemmingsbeoordeling en de controle tijdens het gebruik. In het bijzonder om de overeenstemming van de gefabriceerde instrumenten met het onderzochte type te kunnen toetsen met betrekking tot de reproduceerbaarheid van hun metrologische prestaties, wanneer zij juist zijn afgesteld met gebruikmaking van de passende middelen, bevatten voornoemde documenten : - de metrologische kenmerken van het type instrument; - maatregelen die vereist zijn voor de waarborging van de integriteit van het instrument (verzegeling, identificatie van de software enz.); - informatie over andere elementen die nodig zijn om het instrument te identificeren en te toetsen of het uitwendig met het type overeenstemt; - in voorkomend geval specifieke gegevens die nodig zijn om de kenmerken van het gefabriceerde instrument te controleren; - voor een onderdeel, alle nodige informatie om te zorgen voor compatibiliteit met andere onderdelen of meetinstrumenten.

Het certificaat is tien jaar geldig vanaf de datum van afgifte en kan telkens voor een periode van tien jaar worden vernieuwd. 5.3. De aangemelde instantie stelt in dit verband een evaluatieverslag op en houdt het ter beschikking van de Metrologische Dienst. 6. De aangemelde instantie die in het bezit is van de technische documentatie betreffende het certificaat van het EG-typeonderzoek, wordt door de fabrikant in kennis gesteld van alle wijzigingen in het instrument die van invloed kunnen zijn op de overeenstemming van het instrument met de essentiële eisen of de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat.Dergelijke wijzigingen vereisen een aanvullende goedkeuring in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van het EG-typeonderzoek. 7. Iedere aangemelde instantie stelt de Metrologische Dienst onverwijld in kennis van : - de afgegeven certificaten van het EG-typeonderzoek met de bijlagen; - de aanvullingen en wijzigingen met betrekking tot reeds afgegeven certificaten.

Iedere aangemelde instantie stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een certificaat van het EG-typeonderzoek.

De aangemelde instantie bewaart het technisch dossier, met inbegrip van de door de fabrikant overgelegde documentatie, tot het einde van de geldigheidsduur van het certificaat. 8. Naast de technische documentatie bewaart de fabrikant gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument een afschrift van het certificaat van het EG-typeonderzoek, hun bijlagen, aanvullingen en wijzigingen.9. De gemachtigde van de fabrikant mag de in punt 3 bedoelde aanvraag indienen en de in punt 6 en punt 8 vermelde verplichtingen vervullen. Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en geen gemachtigde heeft, is degene die door de fabrikant wordt aangewezen, belast met het op verzoek beschikbaar stellen van de technische documentatie.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage C Op interne fabricagecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type 1. De op interne fabricagecontrole gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. Schriftelijke verklaring van overeenstemming 3.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. 3.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Gemachtigde 4. De in punt 3.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en geen gemachtigde heeft, is degene die het instrument in de handel brengt, degene die de in punt 3.2 vervatte verplichting moet nakomen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage C1 Op interne fabricagecontrole plus productbeproeving door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type 1. De op interne fabricagecontrole plus productbeproeving door een aangemelde instantie gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure waarbij de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type zoals beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. Productcontroles 3. Een door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht met door haar vastgestelde tussenpozen productcontroles, of laat deze verrichten, om de kwaliteit van de interne productcontroles te controleren, o.a. rekening houdend met de technologische complexiteit van de instrumenten en de productiehoeveelheid. De aangemelde instantie neemt, voordat de producten in de handel worden gebracht, een adequaat monster van de eindproducten, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde relevante documenten, of daarmee gelijkstaande proeven, worden verricht teneinde de overeenstemming van de instrumenten met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de toepasselijke eisen van dit besluit te controleren. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

Wanneer een relevant aantal instrumenten van het monster geen aanvaardbaar kwaliteitsniveau heeft, neemt de aangemelde instantie de nodige maatregelen.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 4.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. 4.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Gemachtigde 5. De in punt 4.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Indien de fabrikant niet in de Gemeenschap is gevestigd en geen gemachtigde heeft, is degene die het instrument in de handel brengt, degene die de in punt 4.2 vervatte verplichtingen moet nakomen.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage D Op kwaliteitsborging van het productieproces gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type 1. De op kwaliteitsborging van het productieproces gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant hanteert voor productie, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie met betrekking tot het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem waarborgt dat de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk gedocumenteerd in de vorm van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de fabricage, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en hun frequentie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatieprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. 5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst moet worden gehouden. In die verklaring wordt vermeld voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.5 bedoelde wijziging zoals deze zijn goedgekeurd; - de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring. Gemachtigde 8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage D1 Op kwaliteitsborging van het productieproces gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op kwaliteitsborging van het productieproces gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp en de werking van het instrument. 3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de Metrologische Dienst. Fabricageproces 4. De fabrikant hanteert voor productie, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 5 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 6. Kwaliteitssysteem 5.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie met betrekking tot het kwaliteitssysteem; - de in punt 2 bedoelde technische documentatie. 5.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk gedocumenteerd in de vorm van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de fabricage, de kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken, de systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht en hun frequentie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste productkwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 5.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatieprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 5.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 5.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant periodiek op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 6.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 6.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de in punt 2 bedoelde technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 6.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 6.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 7.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 7.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt aangegeven voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 8. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 5.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 5.5 goedgekeurde wijzigingen; - de in de punten 5.5, 6.3 en 6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 9. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteem-goedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring. Gemachtigde 10. De in de punten 3, 5.1, 5.5, 7.2 en 8 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage E Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type 1. De op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant hanteert voor de eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk gedocumenteerd in de vorm van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatieprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. 5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt aangegeven voor welk instrumentmodel zij is opgesteld. Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.5, tweede alinea, bedoelde wijziging zoals deze zijn goedgekeurd; - de in de punten 3.5, laatste alinea, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring. Gemachtigde 8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage E1 Op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op kwaliteitsborging van de eindproductcontrole en beproeving gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument. 3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de Metrologische Dienst. Fabricageproces 4. De fabrikant hanteert voor de eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 5 en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 6. Kwaliteitssysteem 5.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de in punt 2 bedoelde technische documentatie. 5.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen worden systematisch en ordelijk gedocumenteerd in de vorm van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Deze documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 5.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatieprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 5.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 5.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 5.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 6.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 6.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de in punt 2 bedoelde technische documentatie; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 6.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 6.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 7.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 5.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 7.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt vermeld voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 8. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 5.1,tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 5.5 bedoelde wijziging zoals deze zijn goedgekeurd; - de in de punten 5.5, 6.3 en 6.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 9. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring. Gemachtigde 10. De in de punten 3, 5.1, 5.5, 7.2 en 8 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage F Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type 1. De op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming met het type is dat deel van een overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 3 onderworpen meetinstrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. Keuring 3. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven, of laat die verrichten, teneinde na te gaan of de instrumenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek, en met de desbetreffende eisen van dit besluit. De onderzoeken en proeven om de overeenstemming met de metrologische eisen na te gaan worden, naar keuze van de fabrikant, verricht via onderzoek en beproeving van elk afzonderlijk instrument zoals aangegeven in punt 4, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis zoals aangegeven in punt 5. 4. Keuring van de overeenstemming met de metrologische eisen door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk instrument. 4.1. Alle instrumenten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven. 4.2. De aangemelde instantie geeft een certificaat van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de certificaten van overeenstemming voor inspectiedoeleinden gedurende 10 jaar na de certificering van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst. 5. Statistische controle van de overeenstemming met de metrologische eisen 5.1. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt, en biedt zijn instrumenten in homogene partijen ter keuring aan. 5.2. Van iedere partij wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 5.3 een aselecte steekproef genomen. Alle instrumenten van de steekproef worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen, om te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven. 5.3. De statistische procedure moet aan de volgende eisen voldoen.

De statistische controle wordt gebaseerd op kenmerken. Het bemonsteringsschema moet waarborgen dat : - het kwaliteitsniveau overeenkomt met een goedkeuringskans van 95 %, met een niet- overeenstemmingspercentage van minder dan 1 %; - de grenskwaliteit overeenkomt met een goedkeuringskans van 5 %, met een niet-overeenstemmingspercentage van minder dan 7 %. 5.4. Indien een partij wordt goedgekeurd, worden alle instrumenten van de partij goedgekeurd, behalve die instrumenten van het monster die de proeven niet hebben doorstaan.

De aangemelde instantie geeft een certificaat van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de certificaten van overeenstemming voor inspectiedoeleinden gedurende 10 jaar na de certificering van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst. 5.5. Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring staken en de gepaste maatregelen nemen.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 6.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat in overeenstemming is met het goedgekeurde type en voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt vermeld voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Mits de in punt 3 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het identificatienummer van de aangemelde instantie op de meetinstrumenten aan. 7. Mits de aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie het identificatienummer van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces op de meetinstrumenten aanbrengen. Gemachtigde 8. Met uitzondering van de in de punten 2 en 5.1 vervatte verplichtingen, kunnen de verplichtingen van de fabrikant namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage F1 Op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op productkeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de aan de bepalingen van punt 5 onderworpen meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument. 3. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument de technische documentatie ter beschikking van de Metrologische Dienst. Fabricageproces 4. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vervaardigde instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit. Keuring 5. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven, of laat die verrichten, teneinde na te gaan of de instrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. De onderzoeken en proeven om de overeenstemming met de metrologische eisen na te gaan worden, naar keuze van de fabrikant, verricht via onderzoek en beproeving van elk afzonderlijk instrument zoals aangegeven in punt 6, dan wel via onderzoek en beproeving op statistische basis zoals aangegeven in punt 7. 6. Keuring van de overeenstemming met de metrologische eisen door onderzoek en beproeving van ieder afzonderlijk instrument. 6.1. Alle instrumenten worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven. 6.2. De aangemelde instantie geeft een certificaat van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de certificaten van overeenstemming voor inspectiedoeleinden gedurende 10 jaar na de certificering van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst. 7. Statistische controle van de overeenstemming met de metrologische eisen. 7.1. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces de homogeniteit van iedere geproduceerde partij waarborgt, en biedt zijn instrumenten in homogene partijen ter keuring aan. 7.2. Van iedere partij wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 7.3 een aselecte steekproef genomen. Alle instrumenten van de steekproef worden afzonderlijk onderzocht en er worden passende proeven als omschreven in de in artikel 13 bedoelde van belang zijnde documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, verricht, teneinde na te gaan of zij in overeenstemming zijn met de op die instrumenten van toepassing zijnde metrologische eisen, om te bepalen of de partij wordt goed- dan wel afgekeurd. Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven. 7.3. De statistische procedure moet aan de volgende eisen voldoen.

De statistische controle wordt gebaseerd op kenmerken. Het steekproefschema moet waarborgen dat : - het kwaliteitsniveau overeenkomt met een goedkeuringskans van 95 %, met een niet-overeenstemmingspercentage van minder dan 1 %; - de grenskwaliteit overeenkomt met een goedkeuringskans van 5 %, met een niet-overeenstemmingspercentage van minder dan 7 %. 7.4. Indien een partij wordt goedgekeurd, worden alle instrumenten van de partij goedgekeurd, behalve die instrumenten van de steekproef die de proeven niet hebben doorstaan.

De aangemelde instantie geeft een certificaat van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op elk goedgekeurd instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de certificaten van overeenstemming voor inspectiedoeleinden gedurende 10 jaar na de certificering van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst. 7.5. Indien een partij wordt afgekeurd, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen om te voorkomen dat die partij in de handel wordt gebracht. Ingeval het vaak voorkomt dat partijen worden afgekeurd, kan de aangemelde instantie de statistische keuring schorsen en passende maatregelen nemen.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 8.1. De fabrikant brengt de CE-markering en de aanvullende metrologische markering aan op elk meetinstrument dat aan de desbetreffende eisen van dit besluit voldoet. 8.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt aangegeven voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Mits de in punt 5 bedoelde aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, brengt de fabrikant onder verantwoordelijkheid van deze aangemelde instantie tevens het identificatienummer van de aangemelde instantie op de meetinstrumenten aan. 9. Mits de aangemelde instantie daarmee akkoord gaat, kan de fabrikant onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie het identificatienummer van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces op de meetinstrumenten aanbrengen. Gemachtigde 10. Met uitzondering van de in de punten 4 en 7.1 vervatte verplichtingen, kunnen de verplichtingen van de fabrikant namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage G Op eenheidskeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op eenheidskeuring gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat een aan de bepalingen van punt 4 onderworpen meetinstrument voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Technische documentatie 2. De fabrikant stelt de in artikel 10 beschreven technische documentatie samen en stelt deze ter beschikking van de in punt 4 bedoelde aangemelde instantie.Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Voorzover dat voor de beoordeling nodig is, dient deze documentatie inzicht te verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument.

De fabrikant houdt de technische documentatie gedurende tien jaar ter beschikking van de Metrologische Dienst.

Fabricageproces 3. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het vervaardigde instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit. Keuring 4. De door de fabrikant gekozen aangemelde instantie verricht passende onderzoeken en proeven zoals beschreven in de in artikel 13 bedoelde relevante documenten, of daarmee gelijkwaardige proeven, of laat deze verrichten, teneinde na te gaan of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit.Indien er geen relevant document bestaat, beslist de aangemelde instantie over de te verrichten passende proeven.

De aangemelde instantie geeft een certificaat van overeenstemming af betreffende de verrichte onderzoeken en proeven, en brengt haar identificatienummer aan op het goedgekeurde instrument of laat dit onder haar verantwoordelijkheid doen.

De fabrikant houdt de certificaten van overeenstemming voor inspectiedoeleinden gedurende 10 jaar na de certificering van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 4 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 5.2. Er wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden. In die verklaring wordt aangegeven voor welk instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd.

Gemachtigde 6. De in de punten 2 en 4.2 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage H Op volledige kwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op volledige kwaliteitsborging gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant hanteert voor ontwerp, fabricage, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het in punt 4 bedoelde toezicht. Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden gedocumenteerd in de vorm van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem dient ervoor te zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Deze documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de ontwerp- en de productkwaliteit; - de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 13 bedoelde relevante documenten niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat aan de op die instrumenten van toepassing zijnde essentiële eisen van dit besluit wordt voldaan; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de tot de betrokken categorie instrumenten behorende meetinstrumenten; - de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatieprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, proeven enz.; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of onder haar verantwoordelijkheid laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 5.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 5.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt aangegeven voor welk model van een instrument zij is opgesteld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift worden opgevat als geldend voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 6. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie over het kwaliteitssysteem; - de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; - de in de punten 3.5, 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 7. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring. Gemachtigde 8. De in de punten 3.1, 3.5, 5.2 en 6 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage H1 Op volledige kwaliteitsborging plus ontwerp-onderzoek gebaseerde verklaring van overeenstemming 1. De op volledige kwaliteitsborging plus ontwerp-onderzoek gebaseerde verklaring van overeenstemming is de overeenstemmingsbeoordelingsprocedure in het kader waarvan de fabrikant voldoet aan de verplichtingen van deze bijlage en garandeert en verklaart dat de betrokken meetinstrumenten voldoen aan de desbetreffende eisen van dit besluit. Fabricageproces 2. De fabrikant hanteert voor ontwerp, fabricage, eindproductcontrole en beproeving van het betrokken meetinstrument een goedgekeurd kwaliteitssysteem als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het in punt 5 bedoelde toezicht.De geschiktheid van het technisch ontwerp van het meetinstrument wordt onderzocht overeenkomstig het bepaalde in punt 4.

Kwaliteitssysteem 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle van belang zijnde informatie over de bedoelde categorie instrumenten; - de documentatie over het kwaliteitssysteem. 3.2. Het kwaliteitssysteem moet waarborgen dat de instrumenten in overeenstemming zijn met de desbetreffende eisen van dit besluit.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitssysteem zorgt ervoor dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten op dezelfde manier worden geïnterpreteerd. Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de productkwaliteit; - de technische ontwerp-specificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 13 bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat aan de op die instrumenten van toepassing zijnde essentiële eisen van dit besluit wordt voldaan; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de tot de betrokken categorie instrumenten behorende meetinstrumenten; - de daarbij gebruikte fabricage-, kwaliteitsbeheersings- en kwaliteitsborgingstechnieken en -procédés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens of na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit en op de doeltreffende werking van het kwaliteitssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om een kwaliteitssysteem dat voldoet aan de overeenkomstige specificaties van de nationale norm ter uitvoering van de desbetreffende geharmoniseerde norm zodra de referenties daarvan zijn bekendgemaakt.

Naast ervaring met kwaliteitsbeheersingssystemen moet het beoordelingsteam over passende ervaring op het betreffende gebied van metrologie en instrumenttechnologie en kennis van de toepasselijke eisen van dit besluit beschikken. De evaluatie omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem na te komen en te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft. 3.5. De aangemelde instantie die het kwaliteitssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.6. Iedere aangemelde instantie stelt aan de Metrologische Dienst periodiek de lijst ter beschikking van de afgegeven of geweigerde kwaliteitssysteemgoedkeuringen, en stelt de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis van de intrekking van een kwaliteitssysteemgoedkeuring.

Ontwerp-onderzoek 4.1. De fabrikant dient bij de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag om een ontwerp-onderzoek in. 4.2. De aanvraag moet inzicht verschaffen in het ontwerp, het fabricageproces en de werking van het instrument, en beoordeling van de overeenstemming met de desbetreffende eisen van dit besluit mogelijk maken. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag bij een andere aangemelde instantie is ingediend; - de technische documentatie als omschreven in artikel 10. Op basis van deze documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het instrument in overeenstemming is met de desbetreffende eisen van dit besluit en voorzover dat voor die beoordeling nodig is, deze documentatie inzicht verschaffen in het ontwerp en de werking van het instrument; - het ondersteunend bewijsmateriaal voor de geschiktheid van het technisch ontwerp. Hierin worden de toegepaste normen vermeld, in het bijzonder wanneer de in artikel 13 bedoelde relevante documenten niet volledig zijn toegepast, en worden vermeld zo nodig de resultaten van de proeven die door het geëigend laboratorium van de fabrikant of in zijn opdracht en onder zijn verantwoordelijkheid door een ander laboratorium zijn uitgevoerd. 4.3. De aangemelde instantie onderzoekt de aanvraag, en indien het ontwerp voldoet aan de op het meetinstrument van toepassing zijnde eisen van dit besluit, verstrekt zij de fabrikant het certificaat van EG-ontwerp-onderzoek. Dit certificaat bevat naam en adres van de fabrikant, de conclusies van het onderzoek, de eventuele voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de noodzakelijke gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde instrument. 4.3.1. Alle relevante delen van de technische documentatie worden als bijlage bij het certificaat gevoegd. 4.3.2. Het certificaat of de bijlagen bevatten alle relevante gegevens voor de overeenstemmingsbeoordeling en de controle tijdens het gebruik. Om de overeenstemming van de gefabriceerde instrumenten met het onderzochte ontwerp te kunnen toetsen ter zake van de reproduceerbaarheid van hun metrologische prestaties, wanneer zij juist zijn afgesteld met gebruikmaking van de passende, beoogde middelen, bevatten voornoemde gegevens : - de metrologische kenmerken van het ontwerp van het instrument; - maatregelen die vereist zijn voor de waarborging van de integriteit van het instrument (verzegeling, identificatie van de software enz.); - informatie over andere elementen die nodig zijn om het instrument te identificeren en te toetsen of het uitwendig met het ontwerp overeenstemt; - in voorkomend geval specifieke gegevens die nodig zijn om de kenmerken van het gefabriceerde instrument te controleren; - in het geval van onderdellen, alle nodige informatie om te zorgen voor compatibiliteit met andere onderdelen of meetinstrumenten. 4.3.3. De aangemelde instantie stelt ter zake een evaluatieverslag op en houdt het ter beschikking van de Metrologische Dienst. Onverminderd artikel 12, punt 8, maakt de aangemelde instantie de inhoud van het verslag uitsluitend met instemming van de fabrikant geheel of gedeeltelijk openbaar.

Het certificaat is tien jaar geldig vanaf de datum van afgifte en kan telkens voor een periode van tien jaar worden vernieuwd.

Indien aan de fabrikant een certificaat van ontwerp-onderzoek wordt geweigerd, geeft de aangemelde instantie de gedetailleerde redenen voor een dergelijke weigering op. 4.4. De aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerp-onderzoek heeft afgegeven, wordt door de fabrikant in kennis gesteld van elke in het goedgekeurde ontwerp aangebrachte fundamentele wijziging. Voor deze wijzigingen moet aanvullende goedkeuring worden verleend door de aangemelde instantie die het certificaat van EG-ontwerp-onderzoek heeft afgegeven wanneer die wijzigingen van invloed kunnen zijn op de overeenstemming met de essentiële eisen van dit besluit, de voorwaarden voor de geldigheid van de verklaring of de voorgeschreven gebruiksomstandigheden van het instrument. Deze aanvullende goedkeuring wordt gegeven in de vorm van een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EG-ontwerp-onderzoek. 4.5. Iedere aangemelde instantie stelt periodiek aan de Metrologische Dienst de volgende documenten ter beschikking : - de afgegeven certificaten van EG-ontwerp-onderzoek en de bijbehorende bijlagen; - de aanvullingen en wijzigingen met betrekking tot reeds afgegeven certificaten.

Iedere aangemelde instantie moet de Metrologische Dienst onmiddellijk in kennis stellen van de intrekking van een certificaat van EG-ontwerp-onderzoek. 4.6. Naast de technische documentatie bewaart de fabrikant of zijn gemachtigde gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument een afschrift van het certificaat van EG-ontwerp-onderzoek, de bijlagen en de aanvullingen.

Indien noch de fabrikant noch zijn gemachtigde in de Gemeenschap is gevestigd, is degene die door de fabrikant wordt aangewezen, belast met het op verzoek beschikbaar stellen van de technische documentatie.

Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 5.1. Het toezicht heeft tot doel er voor te zorgen dat de fabrikant naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitssysteem. 5.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie voor inspectiedoeleinden toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitssysteem; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op het ontwerp, zoals resultaten van analyses, berekeningen, proeven enz.; - de kwaliteitsrapporten als bedoeld in het deel van het kwaliteitssysteem dat betrekking heeft op de fabricage, zoals controleverslagen, beproevingsgegevens, kalibratiegegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 5.3. De aangemelde instantie verricht periodieke beoordelingen om erop toe te zien dat de fabrikant het kwaliteitssysteem onderhoudt en toepast en bezorgt de fabrikant een beoordelingsverslag. 5.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig productproeven verrichten of onder haar verantwoordelijkheid laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant een verslag van het bezoek en, indien proeven hebben plaatsgevonden, een beproevingsverslag.

Schriftelijke verklaring van overeenstemming 6.1. De fabrikant brengt de CE-markering, de aanvullende metrologische markering en, onder verantwoordelijkheid van de in punt 3.1 bedoelde aangemelde instantie, het identificatienummer van die instantie aan op elk meetinstrument dat voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. 6.2. Voor elk instrumentmodel wordt een verklaring van overeenstemming opgesteld, die gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste instrument ter beschikking van de Metrologische Dienst wordt gehouden.

In die verklaring wordt het model van het instrument waarvoor zij is opgesteld, geïdentificeerd en wordt het nummer van de verklaring van ontwerp-onderzoek vermeld.

Bij elk meetinstrument dat in de handel wordt gebracht, wordt een afschrift van die verklaring gevoegd. Wanneer een groot aantal instrumenten aan één gebruiker wordt geleverd, mag dit voorschrift geacht worden te gelden voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. 7. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de vervaardiging van het laatste meetinstrument de volgende gegevens ter beschikking van de Metrologische Dienst : - de in punt 3.1, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.5 bedoelde wijzigingen zoals deze zijn goedgekeurd; - de in de punten 3.5, 5.3 en 5.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

Gemachtigde 8. De in de punten 3.1, 3.5, 6.2 en 7 vervatte verplichtingen van de fabrikant kunnen namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden vervuld door zijn gemachtigde.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-001 Watermeters De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage, gelden voor watermeters die zijn bestemd voor de meting van hoeveelheden schoon, koud of warm water voor huishoudelijk, handels- en lichtindustrieel gebruik.

Definities Watermeter Een instrument dat is ontworpen voor het meten, opslaan en weergeven, in de meetomstandigheden, van het volume bij meting van water dat door een meetwaardeomvormer stroomt.

Minimaal debiet (Q1) Het laagste debiet waarbij de watermeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de maximaal toelaatbare fouten (MTF).

Overgangsdebiet (Q2) Het overgangsdebiet is de tussen het permanente en minimale debiet gelegen debietwaarde die het debietsbereik in twee zones verdeelt, de « bovenste zone » en de « onderste zone ». Elke zone heeft een eigen MTF. Permanent debiet (Q3) Het hoogste debiet waarbij de watermeter op bevredigende wijze functioneert onder normale gebruikscondities, d.w.z. onder constante of intermitterende stromingscondities.

Overbelastingsdebiet (Q4) Het overbelastingsdebiet is het hoogste debiet waarbij de meter op bevredigende wijze gedurende een korte periode zonder verslechtering functioneert.

Specifieke eisen Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant geeft de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument op, met name : 1. Het debietsbereik van het water De waarden voor het debietsbereik voldoen aan de volgende voorwaarden : Q3/Q1 => 10 Q2/Q1 = 1,6 Q4/Q3 = 1,25 Tot 30 april 2009 mag de verhouding Q2/Q1 de volgende waarden hebben : 1,5 - 2,5 - 4 of 6,3.2. Het temperatuurbereik van het water De waarden voor het temperatuurbereik dienen aan de volgende voorwaarden te voldoen : 0,1 °C tot en minste 30 °C of 30 °C tot een hoge temperatuur, gelijk aan ten minste 90 °C. De meter kan ontworpen zijn voor bedrijf binnen beide bereiken. 3. Het bereik van de relatieve waterdruk Het bereik bij Q3 loopt van 0,3 bar tot ten minste 10 bar.4. De nominale waarde van de voedingsspanning bij wisselstroom en/of grenswaarden voor voedingsspanning bij gelijkstroom. Maximaal toelaatbare fout (MTF) 5. De MTF, positief of negatief, voor volumes die worden geleverd bij debieten tussen het overgangsdebiet (Q2) (inbegrepen) en het overbelastingsdebiet (Q4) is : 2 % voor water met een temperatuur <= 30 °C; 3 % voor water met een temperatuur > 30 °C. 6. De positieve of negatieve MTF voor volumes die worden geleverd bij debieten tussen het minimale debiet (Q1) en het overgangsdebiet (Q2) (niet inbegrepen) is 5 % voor water van welke temperatuur dan ook. Toelaatbaar effect van storingen 7.1. Elektromagnetische ongevoeligheid 7.1.1. Het effect van een elektromagnetische storing op een watermeter is zodanig dat : - de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 7.1.3 bedoelde kritische veranderingswaarde, of - de weergave van het meetresultaat zodanig is dat dit niet kan worden opgevat als een geldig resultaat, zoals een kortstondige afwijking die niet kan worden opgevat, opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat. 7.1.2. Nadat de watermeter een elektromagnetische storing heeft ondergaan, dient hij : - opnieuw te functioneren binnen de MTF, - alle meetfuncties te hebben veiliggesteld, en - alle meetgegevens van vlak vóór de storing terug te kunnen halen. 7.1.3. De kritische veranderingswaarde is de kleinste van de volgende waarden : - het volume dat overeenstemt met de helft van de absolute waarde van de MTF in de bovenste debietzone toegepast op het gemeten volume; - het volume dat overeenstemt met de MTF toegepast op de hoeveelheid die overeenkomt met één minuut bij debiet Q3. 7.2. Duurzaamheid Nadat een geschikte test is uitgevoerd, rekening houdend met de door de fabrikant geschatte tijdsperiode, dient aan de volgende criteria te worden voldaan : 7.2.1. De variatie van het meetresultaat na de duurzaamheidstest bedraagt in vergelijking met het oorspronkelijke meetresultaat niet meer dan : - 3 % van het gemeten volume van Q1 inclusief tot Q2 exclusief, - 1,5 % van het gemeten volume van Q2 inclusief tot en met Q4. 7.2.2. De fout van de aanwijzing van het volume dat wordt gemeten na de duurzaamheidstest, bedraagt niet meer dan : - + 6 % van het gemeten volume van Q1 inclusief tot Q2 exclusief; - + 2,5 % van het gemeten volume van Q2 inclusief tot en met Q4 bij watermeters bestemd voor de meting van water met een temperatuur die ligt tussen 0,1 °C en 30 °C; - + 3,5 % van het gemeten volume van Q2 inclusief tot en met Q4 bij watermeters bestemd voor de meting van water met een temperatuur die ligt tussen 30 °C en 90 °C. Geschiktheid 8.1. Tenzij duidelijk anders is aangegeven, dient de meter te functioneren in om het even welke positie. 8.2. De fabrikant geeft aan of de meter ontworpen is voor de meting van de terugstroom. In dat geval, wordt het volume van deze stroom afgetrokken van het gecumuleerde volume of afzonderlijk geregistreerd.

Voor beide stroomrichtingen geldt dezelfde MTF. Watermeters die niet zijn ontworpen voor de meting van de terugstroom, voorkomen, of terugstroom of zijn zodanig bestand tegen een onbedoelde terugstroom dat er geen verslechtering of wijziging van de metrologische eigenschappen optreedt.

Meeteenheden 9. Het gemeten volume wordt weergegeven in kubieke meter, symbool m3. Ingebruikneming 10. De Metrologische Dienst zorgt er voor dat de distributeur of de van rechtswege voor het installeren van de meter aangewezen persoon de eisen bedoeld in de hierboven vermelde punten 1, 2 en 3 vaststelt, zodat de meter geschikt is om het verwachte of te verwachten verbruik nauwkeurig te meten. Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-002 Gasmeters en volumeherleidingsinrichtingen De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage, gelden voor gasmeters en volumeherleidingsinrichtingen als hieronder gedefinieerd, en bestemd om gebruikt te worden op de afnamepunten van de distributienetwerken of stroomafwaarts ervan als verdeelmeters : - voor huishoudelijk gebruik van Qmax <= 25 m3/h en een meetdruk <= 98,07 mbar, - voor handelsgebruik van Qmax <= 25 m3/h en een meetdruk > 98,07 en <= 490,35 mbar, van Qmax > 25 m3/h en <= 250 m3/h en een meetdruk <= 490,35 mbar, - voor lichtindustrieel gebruik van Qmax > 250 m3/h en een meetdruk > 490,35 mbar, De andere meters beantwoorden temminste aan de relevante eisen van bijlage 1 en de specifieke eisen van deze bijlage.

Definities Gasmeter Een instrument dat is ontworpen voor het meten, opslaan en aanwijzen van de hoeveelheid gasvormige brandstof (volume of massa) die erdoor stroomt.

Herleidingsinrichting Een met een gasmeter verbonden inrichting die automatisch de onder meetomstandigheden gemeten hoeveelheid herleidt tot een hoeveelheid onder basisomstandigheden.

Minimaal debiet (Qmin) Het laagste debiet waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de MTF. Maximaal debiet (Qmax) Het hoogste debiet waarbij de gasmeter gegevens verschaft die voldoen aan de eisen inzake de MTF. Overgangsdebiet (Qt) Het overgangsdebiet is het tussen het maximale en minimale debiet liggende debiet waarbij het debietsbereik in twee zones is verdeeld, de bovenste zone en de onderste zone. Elke zone heeft een eigen MTF. Overbelastingsdebiet (Qr) Het overbelastingsdebiet is het hoogste debiet waarbij de meter gedurende een korte periode zonder verslechtering functioneert.

Basisomstandigheden De gespecificeerde omstandigheden waarnaar de gemeten hoeveelheid wordt herleid.

DEEL I. - Specifieke eisen - Gasmeters 1. Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant geeft de nominale bedrijfsomstandigheden voor de gasmeter op, rekening houdend met : 1.1. Het debietbereik van het gas voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.2. Het temperatuurbereik van het gas, met een minimum bereik van 40 °C. 1.3. De met het gas samenhangende omstandigheden De gasmeter wordt ontworpen voor de gassoorten en de gasdruk in het land van bestemming. De fabrikant geeft in het bijzonder het volgende aan : - de gasfamilie of -groep; - de maximale werkdruk. 1.4. Een minimum temperatuurbereik van 50 °C voor de klimaatomgeving. 1.5. De nominale waarde van de voedingsspanning bij wisselstroom en/of grenswaarden voor voedingsspanning bij gelijkstroom. 2. Maximaal toelaatbare fout (MTF) 2.1. Gasmeter die het volume onder meetomstandigheden of de massa aangeeft : Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien de fouten tussen Qt en Qmax alle hetzelfde teken hebben, mogen ze 1 % voor klasse 1,5 en 0,5 % voor klasse 1,0 niet overschrijden. 2.2. Voor een gasmeter met temperatuurherleiding die alleen het herleide volume aanwijst, wordt de MTF van de meter met 0,5 % verhoogd in een symmetrisch bereik van 30 °C aan weerszijden van de door de fabrikant opgegeven temperatuur die ligt tussen 15 °C en 25 °C. Buiten dit bereik is een extra stijging van 0,5 % toegestaan in elk interval van 10 °C. 3. Toelaatbaar effect van storingen 3.1. Elektromagnetische ongevoeligheid 3.1.1. Het effect van een elektromagnetische storing op een gasmeter of volumeherleidingsinrichting is zodanig dat : - de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 3.1.3 bedoelde kritische veranderingswaarde, of - de weergave van het meetresultaat zodanig is dat dit niet kan worden opgevat als een geldig resultaat, zoals een kortstondige afwijking die niet kan worden opgevat, opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat. 3.1.2. Nadat de gasmeter een elektromagnetische storing heeft ondergaan, dient hij : - opnieuw te functioneren binnen de MTF, en - alle meetfuncties te hebben veiliggesteld, en - alle meetgegevens van vlak vóór de storing terug te kunnen halen. 3.1.3. De kritische veranderingswaarde is de kleinste van de volgende waarden : - de hoeveelheid die overeenstemt met de helft van de absolute waarde van de MTF in de bovenste zone op het gemeten volume, - de hoeveelheid die overeenstemt met de MTF op de hoeveelheid die overeenkomt met één minuut bij het maximale debiet. 3.2. Effect van boven- en benedenstroom storingen in de gasstroom Het effect van de storingen in de gasstroom mag onder de door de fabrikant gespecificeerde installatieomstandigheden niet groter zijn dan één derde van de MTF. 4. Duurzaamheid Nadat een geschikte test is uitgevoerd, rekening houdend met de door de fabrikant geschatte tijdsperiode, dient aan de volgende criteria te worden voldaan : 4.1. Meters van klasse 1,5 4.1.1. Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het oorspronkelijke meetresultaat mag voor het debietbereik Qt tot Qmax niet meer bedragen dan 2 %. 4.1.2. De meetfout na de duurzaamheidstest mag niet meer bedragen dan tweemaal de MTF voorzien in punt 2. 4.2. Meters van klasse 1,0 4.2.1. Het verschil tussen het meetresultaat na de duurzaamheidstest en het oorspronkelijke meetresultaat mag niet meer bedragen dan één derde van de MTF voorzien in punt 2. 4.2.2. De meetfout na de duurzaamheidstest mag niet meer bedragen dan de MTF voorzien in punt 2. 5. Geschiktheid 5.1. Een op netvoeding (wisselspanning of gelijkspanning) werkende gasmeter wordt van een noodvoeding of ander middel voorzien, teneinde te waarborgen dat alle meetfuncties worden veiliggesteld bij uitvallen van de hoofdvoedingsbron. 5.2. Een zelfstandige voedingsbron dient een levensduur te hebben van ten minste vijf jaar. Wanneer 90 % van deze levensduur is verstreken, dient een geschikte waarschuwing getoond te worden. 5.3. Een telwerk heeft zoveel cijfers dat een hoeveelheid die in 8000 uur bij Qmax door de meter stroomt, niet leidt tot een eerder opgetreden stand van die cijfers. 5.4. De gasmeter moet geschikt zijn voor installatie in elke stand die door de fabrikant in zijn installatie-instructies is opgegeven. 5.5. De gasmeter bevat een testinrichting waarmee tests in een redelijke tijd kunnen worden uitgevoerd. 5.6. De gasmeter moet de MTF respecteren in elke stroomrichting of alleen in die stroomrichting die duidelijk is aangegeven. 6. Meeteenheden De gemeten hoeveelheid wordt weergegeven in kubieke meter, symbool m3, of in kilogram, symbool kg. DEEL II. - Specifieke eisen - Volumeherleidingsinrichtingen Een volumeherleidingsinrichting is een onderdeel conform de tweede mogelijkheid in definitie 2°) b) van artikel 2.

De essentiële eisen voor de gasmeter gelden, voor zover van toepassing, ook voor een volumeherleidingsinrichting. Voorts zijn de volgende eisen van toepassing : 7. Basisomstandigheden voor herleide hoeveelheden De fabrikant specificeert de basisomstandigheden voor herleide hoeveelheden.8. Maximaal toelaatbare fout (MTF) - 0,5 % bij omgevingstemperatuur 20 °C + 3 °C, omgevingsvochtigheid 60 % + 15 %, nominale waarden voor elektrische voeding; - 0,7 % voor temperatuurherleidingsinrichtingen onder nominale bedrijfsomstandigheden; - 1 % voor andere herleidingsinrichtingen onder nominale bedrijfsomstandigheden.

Noot : Er wordt geen rekening gehouden met de fout van de gasmeter. 9. Geschiktheid 9.1. Een elektronisch herleidingsinrichting kan detecteren of het buiten het(de) door de fabrikant opgegeven bereik(en) werkt voor die parameters die relevant zijn voor de meetnauwkeurigheid. In dat geval staakt het herleidingsinrichting het tellen van de herleide hoeveelheid en mag de herleide hoeveelheid eventueel apart tellen gedurende de tijd dat het zich buiten dat/die bedrijfsbereik(en) bevindt. 9.2. Een elektronisch herleidingsinrichting kan zonder aanvullende apparatuur alle voor de meting relevante gegevens weergeven.

DEEL III. - Ingebruikneming en overeenstemmingsbeoordeling Ingebruikneming 10.1 De meting van het huishoudelijk gebruik gebeurt met meters van klasse 1,5 of met meters van klasse 1,0 mits de Qmax/Qmin-verhouding gelijk is aan of groter is dan 150. 10.2 De meting van het handelsgebruik en/of het licht-industriële gebruik mag gebeuren met meters van klasse 1,5. 10.3 Met betrekking tot de voorschriften onder 1.2 en 1.3 van deze bijlage, waakt de Metrologische Dienst erover dat de distributeur of de van rechtswege voor het installeren van de meter aangewezen persoon de eigenschappen vaststelt, zodat de meter geschikt is om het verwachte of te verwachten gebruik nauwkeurig meet.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit 13 juni 2006 van betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-003 Kilowattuurmeters De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage, gelden voor kilowattuurmeters voor huishoudelijk, handels- en lichtindustrieel gebruik.

Noot : De kilowattuurmeters kunnen worden gebruikt in combinatie met externe meettransformatoren, afhankelijk van de toegepaste meettechniek. Deze bijlage bestrijkt echter alleen kilowattuurmeters en geen meettransformatoren.

Definities Een kilowattuurmeter is een instrument dat de binnen een stroomkring verbruikte actieve elektrische energie meet.

I= de elektrische stroom die door de meter gaat;

In= de gespecificeerde referentiestroom van I waarvoor de meter gevoed door een transformator is ontworpen;

Ist= de laagste opgegeven waarde van I vanaf waar de meter de elektrische energie nog registreert bij een vermogensfactor gelijk aan 1 (meerfasemeters met belasting in balans);

Imin= de waarde van I vanaf waar de fout binnen de MTF (meerfasemeters met symmetrische belasting) ligt;

Itr= de waarde van I vanaf waar de fout binnen de kleinste MTF ligt die overeenkomt met de klasse van de meter;

Imax= de maximumwaarde van I waarbij de fout binnen de MTF ligt;

U = de spanning van de aan de meter toegevoerde elektriciteit;

Un = de gespecificeerde referentiespanning; f = de frequentie van de aan de meter geleverde spanning; fn = de gespecificeerde referentiefrequentie PF = vermogensfactor = cos J = de cosinus van het faseverschil J tussen I en U;

Specifieke eisen 1. Nauwkeurigheid De fabrikant geeft de klasse van de meter op.De klassen worden gedefinieerd als klasse A, klasse B en klasse C. 2. Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant specifieert de nominale bedrijfsomstandigheden van de meter, met name : De waarden fn, Un, In,Ist,Imin,Itr en Imax die op de meter van toepassing zijn. Voor de gespecificeerde stroomwaarden dient de meter te voldoen aan de in tabel 1 genoemde voorwaarden.

Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De bereiken voor de spanning, de frequentie en de vermogensfactor binnen welke de meter voldoet aan de eisen inzake de MTF worden gespecificeerd in tabel 2 van deze bijlage. Daarbij wordt rekening gehouden met de typische kenmerken van door openbare distributienetten geleverde elektriciteit, bv. spanning en frequentie.

Het bereik van spanning en frequentie bedraagt ten minste : 0,9 . Un < = U < = 1,1 . Un 0,98 . fn < = f < = 1,02 . fn het bereik van de vermogenfactor bedraagt ten minste : vanaf cos J = 0,5 inductief tot cos J = 0,8 capacitief. 3. Maximaal toelaatbare fout (MTF) De effecten van de verschillende te meten grotheden en invloedsgrootheden (a, b, c,...) worden afzonderlijk beoordeeld, alle overige te meten grootheden en invloedsgrootheden worden relatief constant gehouden op hun referentiewaarden. De meetfout, die de MTF van tabel 2 niet mag overschrijden, wordt als volgt berekend : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer de meter functioneert met een variërende stroombelasting, mogen de procentuele fouten de in tabel 2 weergegeven limieten niet overschrijden.

Tabel 2 MTF in percenten bij nominale bedrijfsomstandigheden en vastgestelde stroomsterktes en bedrijfstemperatuur Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Wanneer een meter bij verschillende temperatuurbereiken werkt, zijn de desbetreffende MTF van toepassing. 4. Toelaatbaar effect van storingen 4.1. Algemeen Aangezien kilowattuurmeters rechtstreeks aangesloten zijn op de netvoeding en aangezien netstroom ook een te meten grootheid is, wordt een speciale elektromagnetische omgeving gebruikt voor kilowattuurmeters.

De meter dient te voldoen aan de elektromagnetische omgeving E2 en de aanvullende voorschriften in 4.2 en 4.3.

De elektromagnetische omgeving en de toelaatbare effecten weerspiegelen de situatie dat er langdurige storingen zijn die de nauwkeurigheid niet mogen beïnvloeden boven de kritische veranderingswaarden, alsmede kortstondige storingen die een tijdelijke verslechtering of verlies van functie of prestatie met zich meebrengen, maar waarvan de meter zich zal herstellen en die de nauwkeurigheid niet boven de kritische veranderingswaarden zullen beïnvloeden.

Wanneer bliksem een voorzienbaar hoog risico met zich meebrengt of waar bovengrondse toevoernetten het meest voorkomen, dienen de metrologische kenmerken van de meter te worden beschermd. 4.2. Effect van langdurige storingen Tabel 3 Kritische veranderingswaarden voor langdurige storingen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.3. Toelaatbaar effect van kortstondige elektromagnetische verschijnselen 4.3.1. Het effect van een elektromagnetische storing op een kilowattuurmeter dient van dien aard te zijn dat tijdens en onmiddellijk na een storing : - elke uitgang voor het testen van de nauwkeurigheid van de meter geen pulsen of signalen produceert die overeenkomen met energie hoger dan de kritische veranderingswaarde, en dat binnen een redelijke tijd na de storing de meter : - weer kan werken binnen de MTF, en - alle meetfuncties heeft veiliggesteld, en - alle meetgegevens van vlak vóór de storing kan terughalen, en - geen wijziging aangeeft in de geregistreerde energie boven de kritische veranderingswaarde.

De kritische veranderingswaarde in kWh is m. Un . Imax . 10-6 (m is het aantal meetelementen van de meter, Un in volt en Imax in ampère). 4.3.2. Voor overbelasting in stroom is de kritische veranderingswaarde 1,5 %. 5. Geschiktheid 5.1. Onder de nominale bedrijfsspanning bedrag de positieve fout van de meter niet meer dan 10 %. 5.2. Het telwerk van het totale energieverbruik heeft een voldoende aantal cijfers teneinde zeker te stellen dat wanneer de meter gedurende 4000 uur in bedrijf is bij volle belasting (I =Imax, U =Un en PF = 1) het telwerk niet terugkeert naar zijn oorspronkelijke stand, en evenmin tijdens het gebruik nul kan gesteld worden. 5.3. Wanneer de meter zonder spanning komt, dienen de gemeten hoeveelheden elektrische energie gedurende ten minste 4 maanden voor opneming beschikbaar te blijven. 5.4. Werken zonder belasting Wanneer de spanning wordt toegepast terwijl er geen stroom door de stroomkring loopt (de stroomkring is een open kring ), registreert de meter geen energie bij even welke spanning tussen 0,8 . Un et 1,1 . Un 5.5. Starten De meter start en te blijft registreren bij Un, PF = 1 (meerfasenmeter met belasting in balans) en een stroom die gelijk is aanIst. 6. Meeteenheden De gemeten elektrische energie wordt weergegeven in kilowattuur, symbool kWh of in megawattuur, symbool MWh. 7. Ingebruikneming 7.1. Bij huishoudelijk gebruik, mag de meting uitgevoerd worden met een meter van klasse A. In geval van directe aansluiting wordt de meting uitgevoerd met een meter van klasse B. 7.2. De meting bij het handelsgebruik en/of het lichtindustriële gebruik moet worden uitgevoerd met een meter van klasse B of C. 7.3. De Metrologische Dienst waakt erover dat de distributeur of de van rechtswege voor het installeren van de meter aangewezen persoon het stroombereik vaststelt, zodat de meter geschikt is om het verwachte of te verwachten gebruik nauwkeurig meet.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-004 Warmtemeters De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage zijn van toepassing op hieronder gedefinieerde warmtemeters die bestemd zijn voor huishoudelijk, handels- en lichtindustrieel gebruik.

Definities Een warmtemeter is een instrument ontworpen voor de meting van warmte die in een warmtewisselaar wordt afgegeven door een vloeistof die de warmteoverdrachtsvloeistof heet.

Een warmtemeter is hetzij een compleet instrument, hetzij een gecombineerd instrument dat bestaat uit de onderdelen, stromingssensor, temperatuursensorpaar en rekeneenheid als gedefinieerd in artikel 2, punt 2°), of een combinatie hiervan. t = de temperatuur van de warmteoverdrachtsvloeistof. tin = de waarde van t bij de inlaat van de warmtewisselaar. tout = de waarde van t bij de uitlaat van de warmtewisselaar.

Dt = het temperatuurverschil tin - tout met Dt => 0. tmax = de hoogste waarde van t waarbij de warmtemeter corect functioneert binnen de MTF. tmin = de laagste waarde van t waarbij de warmtemeter correct functioneert binnen de MTF. Dtmax = de hoogste waarde van Dt waarbij de warmtemeter correct functioneert binnen MTF. Dtmin = de laagste waarde van Dt waarbij de warmtemeter correct functioneert binnen MTF. q = het debiet van de warmteoverdrachtsvloeistof. qs = de hoogste waarde van q die is toegestaan voor korte periodes waarbij de warmtemeter correct functioneert. qp = de hoogste waarde van q die permanent is toegestaan, waarbij de warmtemeter correct functioneert. qi = de laagste waarde van q die is toegestaan waarbij de warmtemeter correct functioneert.

P = het thermisch vermogen van de warmtewisselaar.

Ps = de hoogste waarde van P die is toegestaan, waarbij de warmtemeter correct functioneert.

Specifieke eisen 1. Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant geeft de waarden voor de nominale bedrijfsomstandigheden als volgt aan : 1.1. Voor de temperatuur van de vloeistof : Dtmax,Dtmin - voor de temperatuurverschillen : Dtmax, Dtmin, met de volgende beperkingen : Dtmax/Dtmin => 10; Dtmin = 3 K of 5 K of 10 K. 1.2. Voor de druk van de vloeistof : de maximale inwendige overdruk die de meter permanent kan weerstaan bij de hoogste waarde voor de temperatuur. 1.3. Voor het debiet van de vloeistof : qs, qp, qi, waarin de waarden qp en qi afhankelijk zijn van de volgende beperking : qp/qi > = 10. 1.4. Voor het thermisch vermogen : Ps. 2. Nauwkeurigheidsklassen De volgende nauwkeurigheidsklassen zijn gedefinieerd voor warmtemeters : klasse 1, klasse 2 en klasse 3. 3. Maximale toelaatbare fouten (MTF) van toepassing op volledige warmtemeters De relatieve MTF, uitgedrukt in het percentage van de werkelijke waarde, die van toepassing is op een volledige warmtemeter, is voor iedere nauwkeurigheidsklasse : - voor klasse 1 : E = Ef + Et + Ec, met Ef, Et, Ec volgens punten 7.1 tot 7.3, - voor klasse 2 : E = Ef + Et + Ec, met Ef, Et, Ec volgens punten 7.1 tot 7.3, - Voor klasse 3 : E = Ef + Et + Ec, met Ef, Et, Ec volgens punten 7.1 tot 7.3. 4. Toelaatbaar effect van elektromagnetische storingen 4.1. Het instrument mag niet worden beïnvloed door statische magnetische velden en door elektromagnetische velden bij netfrequentie. 4.2. De invloed van een elektromagnetische storing dient zodanig te zijn dat de verandering in het meetresultaat niet groter is dan de in punt 4.3 bedoelde kritische veranderingswaarde, of de weergave van het meetresultaat zodanig is dat het niet kan worden opgevat als een geldig resultaat. 4.3. De kritische veranderingswaarde voor een volledige warmtemeter is gelijk aan de absolute waarde van de MTF die van toepassing is op die warmtemeter (zie punt 3). 5. Duurzaamheid Nadat een geschikte test is uitgevoerd, rekening houdend met de door de fabrikant geschatte tijdsperiode, dient aan de volgende criteria te worden voldaan : 5.1. Stromingssensoren : de afwijking, na de duurzaamheidstest in het meetresultaat, ten opzichte van het oorspronkelijke meetresultaat, mag niet groter zijn dan de kritische veranderingswaarde. 5.2. Temperatuursensoren : de variatie, na de duurzaamheidstest, in het meetresultaat ten opzichte van het oorspronkelijke meetresultaat mag niet groter zijn dan 0,1 °C. 6. Opschriften op een warmtemeter - Nauwkeurigheidsklasse - Grenswaarden debiet - Grenswaarden temperatuur - Grenswaarden temperatuurverschil - Plaats van installatie van de stromingssensor : toevoer of afvoer - Aanduiden van stroomrichting.7. Onderdelen De eisen voor onderdelen kunnen van toepassing zijn op onderdelen die door dezelfde of verschillende fabrikanten zijn vervaardigd.Wanneer een warmtemeter bestaat uit onderdelen, zijn de essentiële eisen voor de warmtemeters in voorkomend geval van toepassing op de onderdelen.

Bovendien zijn de volgende eisen van toepassing : 7.1. De relatieve MTF van de stromingssensor, uitgedrukt in %, voor de nauwkeurigheidsklassen : Klasse 1 : Ef = (1 +0,01 qp/q), maar niet meer dan 5 %, Klasse 2 : Ef = (2 +0,02 qp/q), maar niet meer dan 5 %, Klasse 3 : Ef = (3 +0,05 qp/q), maar niet meer dan 5 %, waarbij de fout Ef een verband legt tussen de aangegeven waarde en de werkelijke waarde van de betrekking tussen het uitgangssignaal van de stroomsensor en de massa of het volume. 7.2. De relatieve MTF van het temperatuursensorpaar, uitgedrukt in % : Et = (0,5 +3 . Dtmin/Dt) waarin de fout Et een verband legt tussen de aangegeven waarde en de werkelijke waarde van de betrekking tussen het uitgangssignaal van het temperatuursensorpaar en het temperatuurverschil. 7.3. De relatieve MTF voor de rekeneenheid, uitgedrukt in % : Ec = (0,5 + Dtmin/Dt) waarin de fout Ec een verband legt tussen de waarde van de aangegeven warmte en de werkelijke waarde van de warmte. 7.4. De kritische veranderingswaarde voor een onderdeel van een warmtemeter is gelijk aan de respectieve absolute waarde van MTF die van toepassing is op het onderdeel (zie punten 7.1, 7.2 of 7.3). 7.5. Opschriften op de onderdelen Stroomsensor : - Nauwkeurigheidsklasse - Grenswaarden debiet - Grenswaarden temperatuur - Nominale meetfactor (bv. liter/impuls) of het overeenkomstige uitgangssignaal - Aanduiden van stroomrichting Temperatuursensorpaar : - Type-identificatie (bv. Pt 100) - Grenswaarden temperatuur - Grenswaarden temperatuurverschil Rekeneenheid : - Type temperatuursensoren - Grenswaarden temperatuur - Grenswaarden temperatuurverschil - Vereiste nominale meetfactor (bv. liter/impuls) of overeenkomstig ingangssignaal van de stromingssensor - Plaats van installatie van de stromingssensor : toevoer of afvoer. 8. Ingebruikneming 8.1 De meting bij het huishoudelijk gebruik mag worden uitgevoerd met een meter van klasse 3. 8.2 De meting bij het handelsgebruik en/of het lichtindustriële gebruik mag uitgevoerd worden met een meter van klasse 2. 8.3 Wat de eisen van de punten 1.1 tot en met 1.4 van deze bijlage betreft, waakt de Metrologische Dienst erover dat de distributeur of de van rechtswege voor het installeren van de meter aangewezen persoon de eigenschappen vaststelt, zodat de meter geschikt is om het verwachte of te verwachten gebruik correct te meten.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij 13 juni 2006 Ons besluit van betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-005 Meetinstallaties voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden andere vloeistoffen dan water De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van, en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage gelden voor meetinstallaties bestemd voor de continue en dynamische meting van hoeveelheden (in volume of massa) andere vloeistoffen dan water.

Zo nodig kunnen de term volume en het symbool L in deze bijlage respectievelijk gelezen worden als massa en kg.

Definities Meter Een instrument ontworpen voor het continu meten, in een geheugen opslaan en weergeven van de hoeveelheid vloeistof onder meetomstandigheden die door een meetwaardeomvormer stroomt in een gesloten volledig gevulde leiding.

Rekeneenheid Een onderdeel van een meter dat de uitgangssignalen van de meetwaardeomvormer(s) en eventueel van de toegevoegde meetinstrumenten ontvangt en de meetresultaten weergeeft.

Aangekoppelde meetinstrument Een instrument dat is aangesloten op de rekeneenheid voor het meten van bepaalde grootheden die karakteristiek zijn voor de vloeistof, met het oog op correctie en/of herleiding.

Herleidingsinrichting Een deel van de rekeneenheid dat, door rekening te houden met de kenmerken van de vloeistof (temperatuur, dichtheid, enz.) die worden gemeten met aangekoppelde meetinstrumenten, of in een geheugen zijn opgeslagen, automatisch - het volume van de onder meetomstandigheden gemeten vloeistof herleidt tot een volume onder basisomstandigheden en/of in massa, of - de massa van de onder meetomstandigheden gemeten vloeistof herleidt tot een volume onder meetomstandigheden en/of in volume onder basisomstandigheden.

Noot : Een herleidingsinrichting omvat de relevante aangekoppelde meetinstrumenten.

Basisomstandigheden De gespecificeerde omstandigheden waarnaar de onder meetomstandigheden gemeten hoeveelheid vloeistof wordt herleid.

Meetinstallatie Een installatie omvat de meter zelf en alle benodigde toebehoren die zorgen voor een correcte meting of bedoeld zijn om de metingen te vergemakkelijken.

Brandstofpomp Een meetinstallatie bestemd voor het tanken van motorvoertuigen, kleine schepen en kleine vliegtuigen.

Zelfbedieningsconfiguratie Een configuratie die de klant in staat stelt een meetinstallatie te gebruiken met de bedoeling om vloeistof te verkrijgen voor eigen gebruik.

Zelfbedieningsinrichting Een specifieke inrichting die onderdeel is van een zelfbedieningsconfiguratie en één of meer meetinstallaties in staat stelt te functioneren in die zelfbedieningsconfiguratie.

Kleinst gemeten hoeveelheid (MMQ) De kleinste hoeveelheid vloeistof waarbij de meting uit metrologisch oogpunt aanvaardbaar is voor de meetinstallatie.

Directe aanwijzing De aanwijzing, in volume of massa, die overeenkomt met de te meten grootheid die de meter fysisch kan meten.

Noot : De directe aanwijzing kan met een herleidingsinrichting worden herleid tot een aanwijzing van een andere hoeveelheid (Niet-) onderbreekbaar Een meetinstallatie wordt als (niet-) onderbreekbaar beschouwd wanneer de vloeistofstroom (niet) gemakkelijk en snel kan worden gestopt.

Debietbereik Het bereik tussen het minimum debiet (Qmin) en het maximum debiet (Qmax).

Specifieke eisen 1. Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant geeft de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument aan, met name : 1.1. Het debietbereik Het debietbereik dient aan de volgende voorwaarden te voldoen : a) het debietbereik van een meetinstallatie ligt binnen het debietbereik van elk van zijn onderdelen, in het bijzonder de meter;b) meter en meetinstallatie. Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.2. De eigenschappen van de vloeistof die door de meetinstallatie gemeten wordt door aanduiding van de naam of het type van de vloeistof of haar relevante kenmerken, zoals bij voorbeeld : - temperatuurbereik, - drukbereik, - dichtheidsbereik, - viscositeitsbereik. 1.3. De nominale waarde van de voedingsspanning bij wisselstroom en/of grenswaarden voor voedingsspanning bij gelijkstroom. 1.4. De basisomstandigheden voor de herleide waarden.

Noot : Punt 1.4 doet geen afbreuk aan de verplichtingen van de lidstaten om hetzij overeenkomstig artikel 3, lid 1 van Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën 15 °C voor te schrijven voor zware stookolie, LPG en methaan, hetzij een andere temperatuur overeenkomstig artikel 3, lid 2 van die richtlijn. 2. Nauwkeurigheidsklassen en maximale toelaatbare fouten (MTF) 2.1. Voor hoeveelheden groter dan of gelijk aan twee liter bedraagt de MTF van de metingen : Tabel 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2. Voor hoeveelheden kleiner dan twee liter bedraagt de MTF van de metingen : Tabel 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3. Echter, ongeacht de gemeten hoeveelheid wordt de grootte van de MTF gegeven door de grootste van de volgende twee waarden : - de absolute waarde van de MTF in tabel 2 of tabel 3, - de absolute waarde van de MTF voor de kleinst gemeten hoeveelheid (Emin). 2.4.1. Voor de kleinst gemeten hoeveelheden groter dan of gelijk aan twee liter, gelden de volgende voorwaarden : Voorwaarde 1 Emin moet voldoen aan de voorwaarde : Emin => 2R, waarin R het kleinste schaaldeel van de aanwijsinrichting is.

Voorwaarde 2 Emin volgt uit de formule : Emin = (2 MMQ) x (A/100), waarin : - MMQ = de kleinst gemeten hoeveelheid - A = de numerieke waarde als aangegeven onder A in tabel 2. 2.4.2. Voor kleinst gemeten hoeveelheden kleiner dan twee liter is de bovenstaande voorwaarde 1 van toepassing, en is Emin tweemaal de in tabel 3 aangegeven waarde en heeft Emin betrekking op regel A van tabel 2. 2.5. Herleide aanwijzing Bij een herleide aanwijzing is de MTF de onder A in tabel 2 vermelde waarde. 2.6. Herleidingsinrichtingen De MTF bij herleide aanwijzingen als gevolg van een herleidingsinrichting is gelijk aan + (A - B), waarbij A en B de in tabel 2 aangegeven waarden zijn.

Onderdelen van herleidingsinrichtingen die afzonderlijk kunnen worden getest a) Rekeneenheid De MTF van de aanwijzing van hoeveelheden vloeistof toepasselijk op de berekeningen is, hetzij positief hetzij negatief, gelijk aan een tiende van de MTF als vermeld onder A in tabel 2.b) Aangekoppelde meetinstrumenten De MTF van de aangekoppelde meetinstrumenten zijn vermeld in tabel 4. Tabel 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) Nauwkeurigheid van de rekenfunctie De MTF voor de berekening van elke karakteristieke grootheid is, positief of negatief, gelijk aan tweevijfde van de hierboven onder b) vastgestelde waarde. 2.7. De eis onder a) in 2.6 geldt voor elke berekening, niet alleen herleiding. 3. Maximaal toelaatbare effect bij storingen 3.1. Het effect van een elektromagnetische storing op een meetinstallatie is een van de volgende : - de verandering van het meetresultaat is niet groter dan de in punt 3.2 bedoelde kritische veranderingswaarde, of - de weergave van het meetresultaat vertoont een kortstondige afwijking die niet kan worden opgevat, in een geheugen opgeslagen of doorgegeven als meetresultaat. Bovendien kan dit bij een onderbreekbare installatie ook betekenen dat het onmogelijk is gelijk welke meting uit te voeren, of - wanneer de afwijking van het meetresultaat groter is dan de kritische veranderingswaarde, moet de meetinstallatie het meetresultaat terug kunnen halen dat bestond vóór de kritische veranderingswaarde zich voordeed en de vloeistofstroom stopzette. 3.2. De kritische veranderingswaarde is de grootste van de volgende waarden, 1/5 van de MTF voor een bepaalde gemeten waarde of Emin. 4. Duurzaamheid Na een passende test waarin rekening is gehouden met de door de fabrikant geschatte periode, moet aan de volgende criteria worden voldaan : de verandering, na de duurzaamheidtest, van het meetresultaat ten opzichte van het oorspronkelijke meetresultaat mag niet groter zijn dan de in lijn B van tabel 2 voor de meters vermelde waarde. 5. Geschiktheid 5.1. Voor alle gemeten hoeveelheden met betrekking tot dezelfde meting mag de aanwijzing van de verschillende inrichtingen niet meer van elkaar afwijken dan een schaaldeel bij inrichtingen met hetzelfde schaaldeel. Bij inrichtingen met verschillende schaaldelen mag de afwijking niet meer bedragen dan het grootste schaaldeel.

Bij een zelfbedieningsconfiguratie moet het schaaldeel van de hoofdaanwijzing op de meetinstallatie en de schaaldelen van de zelfbedieningsinrichting hetzelfde zijn en mogen de meetresultaten niet van elkaar afwijken. 5.2. Het mag niet mogelijk zijn om de onder normale gebruiksomstandigheden gemeten vloeistof om te leiden, tenzij dat duidelijk waarneembaar is. 5.3. Ieder percentage lucht of gas dat niet gemakkelijk in de vloeistof aantoonbaar is mag niet leiden tot een variatie van de fout die groter is dan : - 0,5 % bij andere vloeistoffen dan drinkbare vloeistoffen en bij vloeistoffen met een viscositeit van maximaal 1 mPa.s, of - 1 % bij drinkbare vloeistoffen en bij vloeistoffen met een viscositeit van meer dan 1 mPa.s.

De toegestane variatie moet echter niet kleiner zijn dan 1 % van MMQ. Deze waarde is van toepassing bij lucht- of gasbellen. 5.4. Meetinstallaties voor rechtstreekse verkoop 5.4.1. Een meetinstallatie voor rechtstreekse verkoop is uitgerust met een voorziening waarmee de aanwijzing op nul kan worden gesteld.

Het mag niet mogelijk zijn de gemeten hoeveelheid om te leiden. 5.4.2. De hoeveelheid waarop de transactie gebaseerd is kan permanent worden afgelezen, totdat alle partijen bij de transactie het meetresultaat aanvaard hebben. 5.4.3. De meetinstallaties voor rechtstreekse verkoop zijn onderbreekbaar. 5.4.4. Ieder percentage lucht of gas in de vloeistof mag niet leiden tot een grotere variatie van de fout dan de in 5.3 vermelde waarden. 5.5. Brandstofpompen 5.5.1. De aanwijzingen op brandstofpompen mogen tijdens de meting niet op nul kunnen worden gesteld. 5.5.2. Het begin van een nieuwe meting wordt verhinderd totdat de aanwijzing weer op nul is gesteld. 5.5.3. Indien een meetinstallatie is uitgerust met een prijsaanwijzing, mag het verschil tussen de aangewezen prijs en de prijs berekend op grond van de prijs per eenheid en de aangewezen hoeveelheid niet meer bedragen dan de prijs voor Emin. Dit verschil behoeft echter niet minder te bedragen dan de kleinste valuta-eenheid. 6. Spanningsonderbreking Een meetinstallatie is uitgerust met een noodstroomvoorziening die ervoor zorgt dat alle meetfuncties worden verricht gedurende de onderbreking in de hoofdstroombron, of met een voorziening om de op dat moment aanwezige gegevens op te slaan en aan te wijzen zodat de lopende transactie kan worden afgesloten en met een voorziening om de vloeistofstroom op het moment van de onderbreking van de hoofdstroombron te stoppen.7. Ingebruikneming Tabel 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8.Meeteenheden De gemeten hoeveelheid wordt aangegeven in milliliter symbool ml, kubieke centimeter, symbool cm3, liter, symbool l, kubieke meter, symbool m3, gram, symbool g, kilogram, symbool kg of ton, symbool t.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D, H1 of G. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-006 Automatische weegwerktuigen De relevante eisen van bijlage I, de specifieke eisen van en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures genoemd in deze bijlage gelden voor automatische weegwerktuigen die zijn bedoeld voor de bepaling van de massa van een lichaam op grond van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam.

Definities Automatisch weegwerktuig Een instrument dat de massa van een product bepaalt zonder tussenkomst van een bedienaar en een vooraf bepaald programma van automatische processen volgt die kenmerkend zijn voor het instrument.

Automatische gewichtssorteer / etiketteermachine (vangweger) Een automatisch weegwerktuig dat de massa van vooraf samengevoegde afzonderlijke lasten (bijvoorbeeld voorverpakkingen) of enkelvoudige lasten los materiaal bepaalt.

Automatische gewichtssorteermachine Een automatische vangweger die artikelen met een verschillende massa onderverdeelt in twee of meer subgroepen aan de hand van het verschil in hun massa en een nominaal instelpunt.

Gewichtsetiketteermachine Een automatische vangweger die op afzonderlijke artikelen een etiket met het gewicht aanbrengt.

Gewichts- en prijsetiketteermachine Een automatische vangweger die op afzonderlijke artikelen een etiket met het gewicht en de prijsinformatie aanbrengt.

Automatisch doseerweegwerktuig Een automatisch weegwerktuig dat houders vult met een vooraf bepaalde en vrijwel constante massa van een bulkgoed.

Discontinu totaliserende weegwerktuig Een automatisch weegwerktuig dat de massa van een bulkgoed bepaalt door het in afzonderlijke lasten te verdelen. De massa van elke afzonderlijke last wordt in volgorde bepaald en bij de andere opgeteld. Elke afzonderlijke last wordt vervolgens weer in bulk afgeleverd.

Continu totaliserende bandweger Een automatisch weegwerktuig dat ononderbroken de massa van een bulkgoed op een transportband bepaalt, zonder systematische onderverdeling van dat goed en zonder onderbreking van de beweging van de transportband.

Automatisch spoorwegweegbrug Een automatisch weegwerktuig met een lastdrager inclusief rails voor het transport van spoorwagons.

Specifieke eisen HOOFDSTUK I Eisen voor alle types automatische weegwerktuigen 1. Nominale bedrijfsomstandigheden De fabrikant geeft de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument als volgt op : 1.1. voor de te meten grootheid : het meetbereik in termen van het minimum- en maximumweegvermogen; 1.2. voor de invloedsgrootheden van de elektrische voeding : - bij wisselspanningsvoeding : de nominale spanning, of de grenswaarden van de spanning, - bij gelijkspanningsvoeding : de nominale en de minimum spanning, of de grenswaarden van de spanning; 1.3. voor de mechanische en klimaat invloedsgrootheden : het minimum temperatuurbereik is 30 °C, tenzij anders aangegeven in de volgende hoofdstukken van deze bijlage.

De mechanische omgevingsklassen volgens bijlage I, 1.3.2 zijn niet van toepassing. Voor instrumenten die onder een bijzondere mechanische belasting worden gebruikt, bijvoorbeeld instrumenten die in voertuigen zijn ingebouwd, definieert de fabrikant de mechanische gebruiksomstandigheden; 1.4. voor andere invloedsgrootheden (indien van toepassing) : de bedrijfssnelheid (-snelheden); de kenmerken van het (de) te wegen product(en). 2. Toelaatbaar effect van storingen - Elektromagnetische omgeving Voor elk type instrument worden de vereiste prestatie en de kritische veranderingswaarde gegeven in het desbetreffende hoofdstuk van deze bijlage. 3. Geschiktheid 3.1. Er dient te worden voorzien in middelen die de effecten van scheefstellen, beladen en bedrijfssnelheid zodanig beperken dat de MTF fouten bij normaal bedrijf niet worden overschreden. 3.2. Geschikte materiaaltransportinrichtingen worden voorzien zodat het instrument bij normaal bedrijf binnen de MTF kan blijven. 3.3. Elke bedienaarsinterface dient duidelijk en doelmatig te zijn. 3.4. De bedienaar dient de integriteit van het display (indien aanwezig) te kunnen controleren. 3.5. Een geschikte nulstelmogelijkheid wordt voorzien zodat het instrument bij normaal bedrijf binnen de MTF kan blijven. 3.6. Elk resultaat buiten het meetbereik wordt als zodanig te worden geïdentificeerd, indien een afdruk mogelijk is. 4. Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : - voor mechanische installaties : B + D, B + E, B + F, D1, F1, G of H1. - voor elektromechanische instrumenten : B + D, B + E, B + F, G of H1. - voor elektronische installaties of installaties die software bevatten : B + D, B + F, G of H1. HOOFDSTUK II. - Automatische gewichtssorteer / etiketteermachine 1. Nauwkeurigheidsklassen 1.1. De instrumenten zijn onderverdeeld in de als volgt aangeduide hoofdcategorieën : X of Y gespecificeerd door de fabrikant 1.2. Deze hoofdcategorieën worden nader onderverdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen : XI, XII, XIII & XIV en Y(I), Y(II), Y(a) & Y(b) die door de fabrikant worden gespecificeerd. 2. Categorie X instrumenten 2.1. Categorie X is van toepassing op instrumenten die worden gebruikt voor de controle van voorverpakkingen die zijn samengesteld volgens de eisen van Richtlijn 75/106/EEG van de Raad van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met bepaalde inhoud en Richtlijn 76/211/EEG van de Raad van 20 januari 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake het voorverpakken naar gewicht of volume van bepaalde producten in voorverpakkingen die op voorverpakkingen van toepassing zijn. 2.2. De nauwkeurigheidsklassen worden aangevuld met een factor (x) die de maximaal toelaatbare standaarddeviatie als vermeld in 4.2. kwantificeert.

De fabrikant geeft de factor (x) op, waarbij (x) <= 2, in de vorm 1 x 10k, 2 x 10k of 5 x 10k, waarbij k een negatief geheel getal of nul is. 3. Categorie Y instrumenten Categorie Y is van toepassing op alle andere automatische vangwegers. 4. MTF 4.1. Gemiddelde fout voor categorie X / MTF voor categorie Y Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.3. IJkeenheid - instrumenten met één interval Tabel 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.4. IJkeenheid - instrument met meerdere intervallen Tabel 4 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5. Meetbereik Bij de specificatie van het meetbereik voor instrumenten van klasse Y houdt de fabrikant er rekening mee dat de minimumcapaciteit niet lager is dan : klasse Y(I) : 100 e klasse Y(II) : 20 e voor 0,001 g <= e <= 0,05 g, en 50 e voor 0,1 g <= e klasse Y(a) : 20 e klasse Y(b) : 10 e Sorteerweegschalen bijvoorbeeld postweegschalen en afvalwegers : 5 e 6.Dynamische instelling 6.1. De dynamische regelinrichting functioneert op een door de fabrikant gespecificeerd lastbereik. 6.2. Voorzover aangebracht, dient een dynamische-instelinrichting die de dynamische effecten van de bewegende last compenseert, niet te werken buiten het lastbereik, en dient beveiligd te kunnen worden. 7. Prestaties onder invloedsfactoren en bij elektromagnetische storingen 7.1. De MTF ten gevolge van invloedsfactoren zijn : 7.1.1. voor categorie X instrumenten : - bij automatisch bedrijf : zoals genoemd in tabel 1 en tabel 2; - bij statische weging bij niet-automatisch bedrijf : zoals genoemd in tabel 1; 7.1.2. Voor categorie Y instrumenten : - voor elke last bij automatisch bedrijf : zoals genoemd in tabel 1; 7.2. De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is één ijkeenheid. 7.3. Temperatuurbereik - voor instrumenten van klasse XI en klasse Y(I) is het minimumbereik 5 °C; - voor klasse XII en klasse Y(II) is het minimumbereik 15 °C. HOOFDSTUK III. - Automatische doseerweegwerktuigen 1. Nauwkeurigheidsklassen 1.1. De fabrikant geeft zowel de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) op als de operationele nauwkeurigheidsklasse(n) X(x). 1.2. Een instrumenttype wordt een referentienauwkeurigheidsklasse - Ref(x) - toegewezen overeenkomend met de best mogelijke nauwkeurigheid voor instrumenten van dat type. Na installatie worden afzonderlijke instrumenten een of meer operationele nauwkeurigheidsklassen X(x) toegewezen, rekening houdend met de specifieke te wegen producten. De klasseaanduidingsfactor (x) dient <= 2 te zijn, in de vorm 1 x 10k, 2 x 10k of 5 x 10k, waarbij k een negatief geheel getal of nul is. 1.3. De referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) is van toepassing bij statische lasten. 1.4. Voor de operationele nauwkeurigheidsklasse X(x), is X een relatie tussen nauwkeurigheid en lastgewicht en (x) is een vermenigvuldigingsfactor voor de foutgrenzen gespecificeerd voor klasse X(1) in punt 2.2. 2. MTF 2.1. Statische weegfout 2.1.1. Voor statische lasten onder nominale bedrijfsomstandigheden is de MTF voor de referentienauwkeurigheidsklasse Ref(x) 0,312 van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde, zoals genoemd in tabel 5, vermenigvuldigd met de klasseaanduidingsfactor (x). 2.1.2. Voor instrumenten waar de vulling kan bestaan uit meer dan één last (bv. cumulatieve of selectieve combinatiewegers) is de MTF voor statische lasten de nauwkeurigheid die is vereist voor de vulling zoals genoemd in 2.2 (en niet de som van de maximaal toelaatbare afwijkingen voor de individuele lasten). 2.2. Afwijking van de gemiddelde vulling Tabel 5 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.3. Fout ten opzichte van de voorinstelwaarde Voor instrumenten waarbij het vulgewicht vooraf ingesteld kan worden : het maximale verschil tussen de voorinstelwaarde en de gemiddelde massa van de vullingen dient niet hoger te zijn dan 0,312 van de maximaal toelaatbare afwijking van elke vulling van het gemiddelde zoals genoemd in tabel 5. 3. Prestaties onder invloedsfactor en elektromagnetische storingen 3.1. De MTF ten gevolge van invloedsfactoren is zoals genoemd in 2.1. 3.2. De kritische veranderingswaarde ten gevolge van een storing is een verandering in de vermelding van het statische gewicht die gelijk is aan de in punt 2.1 genoemde MTF die is berekend voor de nominale minimale vulling, of een verandering die een gelijksoortig effect zou hebben op de vulling voor instrumenten waarbij de vulling bestaat uit meerdere lasten. De berekende kritische veranderingswaarde wordt naar boven afgerond op het volgende schaalinterval (d). 3.3. De fabrikant specificeert de waarde van de nominale minimumvulling. HOOFDSTUK IV. - Discontinue totalisators 1. Nauwkeurigheidsklassen De instrumenten worden verdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen : 0,2, 0,5, 1, 2.2. MTF Tabel 6 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.Totalisatie ijkeenheid De totalisatie ijkeenheid (dt) ligt in het volgende bereik : 0,01 % Max <= dt <= 0,2 % Max. 4. Minimale getotaliseerde last (Smin) De minimale getotaliseerde last (Smin) moet niet kleiner zijn dan de last waarbij de MTF gelijk is aan de totalisatie ijkeenheid(dt) en niet kleiner dan de minimale last als opgegeven door de fabrikant.5. Nulstelling De instrumenten die geen tarra wegen na elke lossing, zijn voorzien van een nulstelinrichting.De automatische werking wordt stopgezet indien de nulindicatie varieert met : - 1 dt voor de instrumenten met een automatische nulstelinrichting; - 0,5 dt voor de instrumenten met een semi-automatische of niet-automatische nulstelinrichting. 6. Bedienaarsinterface Bij automatische werking worden de instellingen door de bedienaar en de resetfunctie onmogelijk gemaakt.7. Afdruk Bij de instrumenten die uitgerust zijn met een afdrukinrichting, wordt de reset van het totaal onmogelijk totdat het totaal is geprint.Het totaal wordt geprint wanneer de automatische werking wordt onderbroken. 8. Prestatie onder invloedsfactoren en elektromagnetische storingen 8.1. De MTF ten gevolge van invloedsfactoren zijn vermeld in tabel 7.

Tabel 7 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 8.2. De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is één totalisatie ijkeenheid voor elke gewichtsaanwijzing en elk opgeslagen totaal. HOOFDSTUK V. - Continue totalisators 1. Nauwkeurigheidsklassen De instrumenten worden in drie nauwkeurigheidsklassen onderverdeeld : 0,5, 1 en 2. 2. Meetbereik 2.1. De fabrikant specificeert het meetbereik, de verhouding tussen de minimale nettolast van de weegeenheid en de maximumcapaciteit, en de minimale getotaliseerde last. 2.2.De minimale getotaliseerde last Msmin is niet lager te dan 800 d voor de klasse 0,5, 400 d voor de klasse 1, 200 d voor de klasse 2, waarbij d de totalisatie ijkeenheid van de algemene totaliseerinrichting is. 3. MTF Tabel 8 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.Bandsnelheid De bandsnelheid wordt door de fabrikant opgegeven. Voor bandwegers met één snelheid, en bandwegers met handmatig instelbare variabele snelheid, varieert de snelheid met hoogstens 5 % ten opzichte van de nominale waarde. Het product heeft geen andere snelheid als de snelheid van de band. 5. Algemene totaliseerinrichting Het dient niet mogelijk te zijn de algemene totaliseerinrichting op nul te stellen. 6. Prestatie onder invloedsfactoren en elektromagnetische storingen 6.1. De MTF ten gevolge van een invloedsfactor voor een last van niet minder dan Smin is 0,7 maal de in tabel 8 van toepassing zijnde waarde, afgerond op de meest nabijgelegen totalisatie ijkeenheid (d). 6.2. De kritische veranderingswaarde als gevolg van een storing is 0,7 maal de in tabel 8 van toepassing zijnde waarde, voor een last gelijk aan Smin, voor de aangegeven klasse bandweger naar boven afgerond op de volgende totalisatie ijkeenheid (d). HOOFDSTUK VI. - Automatische spoorwegweegbruggen 1. Nauwkeurigheidsklassen De instrumenten worden verdeeld in vier nauwkeurigheidsklassen : 0,2, 0,5, 1 en 2. 2. MTF 2.1. De MTF voor het rijdend wegen van één wagon of een gehele trein zijn aangegeven in tabel 9.

Tabel 9 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2. De MTF voor het gewicht van gekoppelde of ontkoppelde wagons bij rijdend wegen is de grootste van de volgende waarden : - de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval; - de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval, voor een gewicht dat gelijk is aan 35 % van het maximale wagongewicht (zoals aangeduid op de beschrijvende markeringen); - één schaalinterval (d). 2.3. De MTF voor het gewicht van treinen bij rijdend wegen is de grootste van de volgende waarden : - de waarde berekend volgens tabel 9, afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval; - de waarde berekend volgens tabel 9, voor het gewicht van één wagon dat gelijk is aan 35 % van het maximale wagongewicht (zoals aangeduid op de beschrijvende markeringen) vermenigvuldigd met het aantal referentiewagons (niet meer dan 10) in de trein, en afgerond op het dichtstbijzijnde schaalinterval; - één schaalinterval (d) voor elke wagon in de trein, maar niet meer dan 10 d. 2.4. Bij de weging van gekoppelde wagons mogen niet meer dan 10 % van de weegresultaten van een of meer doorgangen van de trein fouten vertonen die groter zijn dan de van toepassing zijnde MTF genoemd in 2.2, maar zonder groter te zijn dan tweemaal die MTF. 3. Schaalinterval (d) Het verband tussen de nauwkeurigheidsklasse en het schaalinterval is weergegeven in tabel 10. Tabel 10 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4. Meetbereik 4.1. De minimumcapaciteit is niet kleiner dan 1 t, en niet groter dan de waarde van het resultaat van het minimum wagongewicht gedeeld door het aantal deelwegingen. 4.2. Het minimum wagongewicht dient niet minder te zijn dan 50 d. 5. Prestatie onder invloedsfactor en elektromagnetische storing 5.1. De MTF ten gevolge van een invloedsfactor is weergegeven tabel 11.

Tabel 11 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 5.2. De kritische veranderingswaarde ten gevolge van een storing is gelijk aan één schaalinterval.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-007 Taxameters De relevante eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op taxameters.

Definities Taxameter Een inrichting die samen met een signaalgenerator werkt om een meetinstrument te vormen. Deze inrichting meet de tijdsduur, en berekent de afstand op basis van een signaal dat gegeven wordt door de afstandssignaalgenerator. Daarnaast wordt het te betalen ritbedrag voor een rit berekend en getoond op basis van de berekende afstand en/of de gemeten tijdsduur van de rit.

De afstandssignaalgenerator valt niet onder de toepassing van dit besluit.

Ritbedrag Het totale geldbedrag voor een rit op basis van een eerste aanslag en/of de lengte en/of de duur van de rit. In het ritbedrag is geen toeslag voor extra diensten begrepen.

Omschakelsnelheid De snelheidswaarde verkregen door de deling van een uurtarief door een afstandtarief.

Normale berekeningswijze S (enkelvoudige toepassing van tarief) Berekening van het ritbedrag gebaseerd op toepassing van uurtarief onder de omschakelsnelheid en toepassing van afstandtarief boven de omschakelsnelheid.

Normale berekeningswijze D (dubbelvoudige toepassing van tarief) Berekening van het ritbedrag gebaseerd op de gelijktijdige toepassing van uurtarief en afstandtarief over de hele rit.

Functiestand De verschillende standen waarin een taxameter de verschillende elementen van zijn functioneren vervult. De functiestanden worden onderscheiden door de volgende aanduidingen : « Vrij » : De functiestand waarin de ritbedragberekening is afgezet; « Tarief » : De functiestand waarin de ritbedragberekening plaatsvindt op basis van een eventuele eerste aanslag en een tarief voor afgelegde afstand en/of tijdsduur van de rit; « Einde » : De functiestand waarbij het voor de rit verschuldigde ritbedrag wordt getoond en ten minste de op tijd gebaseerde ritbedragberekening is afgezet.

Ontwerpeisen 1. Een taxameter is ontworpen om de afstand en de tijdsduur van de rit te berekenen.2. De taxameter is ontworpen om het ritbedrag, toenemend in stappen gelijk aan 10 cent, te berekenen en te tonen, in de functiestand « Tarief », en om de eindwaarde voor de rit in de functiestand « Einde » te tonen.3. Een taxameter kan de normale berekeningsmogelijkheden S en D toepassen.Het dient mogelijk te zijn te kiezen tussen deze berekeningswijzen door middel van een beveiligde instelling. 4. Een taxameter verstrekt de volgende gegevens via (een) geschikte beveiligde interface(s) : - functiestand : « Vrij », « Tarief » of « Einde », - totalisatordata bedoeld in paragraaf 15.1, - algemene informatie : constante van de afstandssignaalgenerator, beveiligingsdatum, identificatie van de taxi, werkelijke tijd, identificatie van het tarief, - bedrag informatie voor een rit : te betalen totaalbedrag, ritbedrag, berekening van het ritbedrag, toeslag, datum, vertrektijd, aankomsttijd, afgelegde afstand, - informatie over het(de) tarief(ven) : parameters van het(de) tarief(ven).

Wanneer één of meerdere inrichtingen aan de interface(s) van een taxameter worden gekoppeld, wordt de werking van de taxameter door een beveiligde instelling automatisch verhinderd om redenen van het niet aanwezig zijn of niet goed functioneren van de inrichting. 5. Indien relevant, dient het mogelijk te zijn een taxameter te justeren voor de constante van de afstandssignaalgenerator waaraan hij gekoppeld zal worden en de justering te beveiligen. Nominale bedrijfsomstandigheden 6.1. De van toepassing zijnde mechanische omgevingsklasse is M3. 6.2. De fabrikant specificeert de nominale bedrijfsomstandigheden voor het instrument, met name : - een minimum temperatuurbereik van 80 °C voor de klimaatomgeving; - de grenswaarden van de gelijkspanningsvoeding waarvoor het instrument is ontworpen.

Maximaal toelaatbare fouten (MTF) 7. De MTF, met uitzondering van alle fouten ten gevolge van de toepassing van de taxameter in een taxi, bedragen : - voor de verstreken tijd : + 0,1 %, minimum waarde van de MTF : 0,2s; - voor de afgelegde weg : + 0,2 %, minimum waarde van de MTF : 4 m; - voor de berekening van het ritbedrag : + 0,1 %, minimum waarde van de MTF, met inbegrip van afronding : het minst significante cijfer van de ritbedrag aanwijzing.

Toelaatbaar effect van storingen 8. Elektromagnetische immuniteit 8.1. De van toepassing zijnde elektromagnetische klasse is E3. 8.2. De MTF, vermeld in paragraaf 7, gelden ook tijdens de aanwezigheid van een elektromagnetische storing.

Uitval van de elektrische voeding 9. In het geval van een daling van de voedingsspanning tot een waarde beneden de, door de fabrikant gespecificeerde, laagste grenswaarde, - blijft de taxameter correct functioneren, of hervat zijn correct functioneren zonder verlies van de data die voor de spanningsdaling aanwezig waren, indien de spanningsdaling tijdelijk is, dat wil zeggen ten gevolge van het opnieuw starten van de motor; - breekt de taxameter een bestaande meting af en keert naar de stand « Vrij » terug indien de spanningsdaling gedurende een langere periode optreedt.

Overige eisen 10. De voorwaarden voor de compatibiliteit tussen de taxameter en de afstandssignaalgenerator worden door de fabrikant van de taxameter gespecificeerd.11. Indien voor een extra dienst een toeslag in rekening wordt gebracht, door de chauffeur handmatig ingevoerd, is die van het getoonde ritbedrag uitgesloten.Echter, in dat geval mag de taxameter tijdelijk de waarde van het ritbedrag inclusief de toeslag weergeven. 12. Indien het ritbedrag wordt berekend volgens berekeningswijze D mag de taxameter een extra afleesstand hebben waarin alleen de totale afstand en tijdsduur van de rit in werkelijke tijd wordt getoond.13. Alle voor de passagiers getoonde waarden zijn duidelijk geïdentificeerd.Deze waarden en hun identificatie zijn dag en nacht duidelijk leesbaar. 14.1. Indien het te betalen ritbedrag of de tegen frauduleus gebruik te nemen maatregelen door keuze van functionaliteit uit een voorgeprogrammeerde instelling of door middel van vrije data instelling kunnen worden beïnvloed, dient het mogelijk te zijn de instellingen van het instrument en de ingevoerde gegevens te beveiligen. 14.2. De beveiligingsmogelijkheden in de taxameter laten de afzonderlijke beveiliging van de instellingen toe. 14.3. De bepalingen in paragraaf 8.3. van bijlage I zijn tevens van toepassing op de tarieven. 15.1. Een taxameter is uitgerust met een niet-terugstelbare totalisator voor alle volgende waarden : - de totale door de taxi afgelegde afstand; - de totale in functiestand « Tarief » afgelegde afstand; - het totale aantal betaalde ritten; - het totale geldbedrag dat als toeslag in rekening is gebracht; - het totale geldbedrag dat als ritbedrag in rekening is gebracht.

De getotaliseerde waarden omvatten de waarden die bij een uitval van de voeding overeenkomstig punt 9 zijn bewaard. 15.2. Indien de taxameter wordt losgekoppeld van de elektrische voeding, blijven de getotaliseerde waarden voor een periode van een jaar opgeslagen, met als doel de overbrenging van de waarden van de taxameter naar een ander medium. 15.3. Er dienen adequate maatregelen te worden genomen om te verhinderen dat de weergave van getotaliseerde waarden gebruikt wordt om passagiers te misleiden. 16. Een automatische omschakeling van tarief is toegestaan op grond van : - de afstand van de rit, - de tijdsduur van de rit, - het tijdstip van de dag, - de datum, - de dag van de week.17. Indien eigenschappen van de taxi van belang zijn voor de juistheid van de taxameter, bevat de taxameter voorzieningen om de verbinding van de taxameter met de taxi waarin deze is geïnstalleerd te beveiligen.18. Om de taxameter na installatie te kunnen testen, is de taxameter uitgerust met de mogelijkheid de nauwkeurigheid van de tijds- en afstandsmeting en de nauwkeurigheid van de berekening afzonderlijk te testen.19. Een taxameter en de door de fabrikant gespecificeerde installatievoorschriften zijn zodanig dat, indien de taxameter is geïnstalleerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant, frauduleuze wijzigingen van het meetsignaal die de afgelegde weg representeert in voldoende mate zijn uitgesloten.20. Aan de algemene essentiële eis over frauduleus gebruik, dient op zodanige wijze te worden voldaan dat de belangen van de klant, de chauffeur, de werkgever van de chauffeur en de fiscale instanties worden beschermd.21. Een taxameter wordt op zodanige wijze ontworpen dat het zonder justering aan de MTF kan voldoen gedurende een periode van één jaar van normaal gebruik.22. De taxameter wordt uitgerust met een real-time klok die het tijdstip van de dag en de datum bijhoudt, waarvan één of beide gebruikt kan worden voor automatische omschakeling van tarief.De eisen voor de real-time klok zijn : - de tijdsmeting heeft een nauwkeurigheid van 0,02 %, - de correctiemogelijkheid van de klok is niet meer dan 2 minuten per week. Correctie voor zomer- en wintertijd wordt automatisch uitgevoerd, - alle correctie tijdens een rit, automatisch of handmatig, wordt verhinderd. 23. De waarden van de afgelegde afstand en de verstreken tijd indien overeenkomstig dit besluit getoond of afgedrukt zijn, gebruiken de volgende eenheden : Afgelegde afstand : - in het Verenigd Koninkrijk en Ierland : tot de datum die wordt vastgesteld door deze lidstaten overeenkomstig artikel 1, punt b) van Richtlijn 80/181/EEG, laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 89/617/EEG : kilometers of mijlen; - in alle andere lidstaten : kilometers.

Verstreken tijd : - seconden, minuten of uren, al naar gelang geschiktheid, rekening houdend met de noodzakelijke resolutie en de behoefte om misverstanden te voorkomen.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-008 Stoffelijke maten HOOFDSTUK I. - Lengtematen De relevante eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde lengtematen. Het voorschrift dat een kopie van de verklaring van overeenstemming moet worden verstrekt, mag echter geacht worden te gelden voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk.

Definities Stoffelijke lengtemaat Een instrument met een schaalverdeling waarvan de afstanden in wettelijke lengte-eenheden zijn weergegeven.

Specifieke voorschriften Referentieomstandigheden 1.1. Voor meetbanden met een lengte die groter dan of gelijk is aan vijf meter, moet binnen de maximaal toelaatbare fout (MTF) worden gebleven bij een trekkracht van vijftig Newton, of andere krachtwaarden die de fabrikant heeft opgeven en op de meetband worden aangeduid; in het geval van stijve of halfstijve maten is er geen trekkracht nodig. 1.2. De referentietemperatuur bedraagt 20 °C, tenzij anders is opgegeven door de fabrikant en dit op de maat is aangegeven.

MTF 2. De MTF, positief of negatief in mm, tussen twee niet-opeenvolgende schaaldelen bedraagt (a + bL), waarin : - L is de waarde van de lengte afgerond op de eerstvolgende gelegen gehele meter en - a en b overeenkomstig de onderstaande tabel 1 zijn. Wanneer het laatste schaalinterval wordt begrensd door een vlak wordt de MTF voor een willekeurige afstand vanaf dit punt verhoogd met de waarde c in tabel 1.

Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Dans le cas d'un mètre pliant, le joint entre deux éléments ne doit pas causer d'erreurs supplémentaires à celles visées ci-dessus, dépassant 0,3 mm pour la classe II et 0,5 mm pour la classe III. Materialen 3.1. De materialen die worden gebruikt voor stoffelijke lengtematen zijn van dien aard dat variaties in lengte, ten gevolge van temperatuurschommelingen tot + 8 °C ten opzichte van de referentietemperatuur, de MTF niet overschrijden. Dit geldt niet voor maten van klasse S en klasse D, indien de fabrikant aangeeft dat zonodig correcties op de aflezingen worden uitgevoerd vanwege de thermische uitzetting. 3.2. Maten die zijn gemaakt van materiaal waarvan de afmetingen wezenlijk kunnen veranderen wanneer het wordt blootgesteld aan een breed spectrum van relatieve vochtigheid, mogen alleen worden opgenomen in de klasse II of III. Markeringen 4. De nominale waarde wordt op de maat aangeduid.Schaalverdelingen in millimeter worden per centimeter genummerd en bij maten met een schaalinterval van meer dan 2 cm worden alle schaalaanduidingen genummerd.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : F1, D1, B + D, H of G. HOOFDSTUK II. - Inhoudsmaten De relevante eisen van bijlage 1, de specifieke voorschriften en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde inhoudsmaten. Het voorschrift dat een kopie van de verklaring van overeenstemming moet worden verstrekt, mag geacht worden te gelden voor de partij of zending en niet voor elk instrument afzonderlijk. Ook is het voorschrift dat op het instrument informatie over de nauwkeurigheid is vermeld, niet van toepassing.

Definities Inhoudsmaat Een inhoudsmaat ontworpen voor het bepalen van een zekere hoeveelheid vloeistof (uitgezonderd voor vloeistoffen zoals farmaceutische producten) en met uitzondering van flessen, fusten en recipiënten voor dranken die wordt verkocht voor onmiddellijk gebruik.

Streepmaat Een inhoudsmaat gemerkt met een streep om de nominale inhoud aan te geven.

Randmaat Een inhoudsmaat waarbij het inwendig volume gelijk is aan de nominale inhoud.

Uitgietmaat Een inhoudsmaat van waaruit de vloeistof wordt uitgeschonken alvorens te worden gebruikt.

Inhoud Onder inhoud wordt verstaan het inwendig volume van randmaten of het inwendig volume tot een vulstreep voor lijnmaten.

Specifieke eisen 1. Referentieomstandigheden 1.1. Temperatuur : de referentietemperatuur voor inhoudsmetingen bedraagt 20 °C. 1.2. Stand voor correcte weergave : vrijstaand op een horizontaal vlak. 2. Maximaal toelaatbare fout (MTF) Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.Materialen Inhoudsmaten zijn vervaardigd van een materiaal dat voldoende stevig en qua afmetingen stabiel genoeg is om de inhoud binnen de MTF te houden. 4. Vorm 4.1. Uitgietmaten zijn zodanig ontworpen dat een verandering van de inhoud ter grootte van de MTF een verandering van het niveau veroorzaakt van ten minste 2 mm aan de rand of bij het vulmerkteken. 4.2. Uitgietmaten zijn zodanig ontworpen dat het volledig uitschenken van de te meten vloeistof niet wordt belemmerd. 5. Markeringen 5.1. De opgegeven nominale inhoud wordt duidelijk en onuitwisbaar op de maat aangegeven. 5.2. Inhoudsmaten mogen ook van maximaal drie duidelijk te onderscheiden inhoudsaanduidingen worden voorzien die niet met elkaar verward mogen kunnen worden. 5.3. Alle vulstrepen zijn duidelijk en duurzaam aangebracht om ervoor te zorgen dat de MTF bij het gebruik niet wordt overschreden.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmings-beoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : A1, F1, D1, E1, B + E, B + D of H. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-009 Dimensionale meetinstrumenten De relevante eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde dimensionale meetinstrumenten.

Definities Lengtemeetinstrument Een lengtemeetinstrument dient voor de bepaling van de lengte van koordachtige materialen (bijvoorbeeld, textiel, banden, kabels) gedurende de toevoerbeweging van het te meten product.

Oppervlaktemeetinstrument Een oppervlaktemeetinstrument dient voor de bepaling van het oppervlakte van onregelmatig gevormde voorwerpen, bijvoorbeeld leer.

Multidimensionale meetinstrumenten Een multidimensionaal meetinstrument dient voor de bepaling van de lengte van de randen (lengte, hoogte, breedte) van het kleinste omhullende rechthoekige parallellepipedum van een product. HOOFDSTUK I Gemeenschappelijke eisen voor alle dimensionale meetinstrumenten Elektromagnetische ongevoeligheid 1. Het effect van een elektromagnetische storing op een dimensionaal meetinstrument is zodanig dat : - de verandering van het meetresultaat niet groter is dan de kritische veranderingswaarde als gedefinieerd in 2., of - het onmogelijk is een meting uit te voeren, of - er tijdelijke schommelingen in het meetresultaat zijn die niet kunnen worden geïnterpreteerd, in een geheugen opgeslagen of doorgestuurd als meetresultaat, of - er schommelingen in het meetresultaat zijn die ernstig genoeg zijn om opgemerkt te worden door alle belanghebbenden bij het meetresultaat. 2. De kritische veranderingswaarde is gelijk aan één schaalinterval. Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn de volgende : -voor mechanische of elektromechanische instrumenten : F1, E1, D1, B + F, B + E, B + D, H, H1 ou G; -voor elektronische instrumenten of instrumenten met software : B + F, B + D, H1 of G. HOOFDSTUK II. - Lengtemeetinstrumenten Eigenschappen van het te meten product 1. Textiel wordt gekenmerkt door de karakteristieke factor K.Deze factor houdt rekening met de rekbaarheid en de kracht per oppervlakte-eenheid van het te meten product en is gedefinieerd door de volgende formule : K = e . (GA + 2,2 N/m2), waarin e = de relatieve verlenging van een stofmonster van één meter breed bij een trekkracht van 10 N, GA = de kracht per oppervlakte-eenheid van een stofmonster in N/m2.

Bedrijfsomstandigheden 2.1. Bereik Afmetingen en K-factor, indien van toepassing, binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven bereik. De bereiken voor de K-factor zijn genoemd in Tabel 1 : Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2. Indien het gemeten voorwerp niet door het meetinstrument wordt getransporteerd, blijft de snelheid daarvan binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven bereik. 2.3. Indien het meetresultaat afhangt van de dikte, de oppervlaktegesteldheid en de wijze van toevoer (bijvoorbeeld van een grote rol of van een stapel), worden de desbetreffende grenswaarden door de fabrikant gespecificeerd.

MTF 3. Instrument Tabel 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin Lm de minimum te meten lengte is, dat wil zeggen de door de fabrikant gespecificeerde kleinste lengte, waarvoor het meetinstrument is bedoeld om te worden gebruikt. De werkelijke waarde van de lengte van de verschillende soorten materiaal zou gemeten moeten worden met gebruikmaking van geschikte instrumenten (bijvoorbeeld meetlinten). In verband daarmee zou het te meten materiaal plat en zonder rek op een passende onderlegger (bv. een geschikte tafel) moeten worden gelegd.

Overige eisen 4. Het instrument garandeert dat het product zonder rek wordt gemeten overeenkomstig de beoogde rekbaarheid waarvoor het instrument is ontworpen. HOOFDSTUK III. - Oppervlaktemeetinstrumenten Bedrijfsomstandigheden 1.1. Bereik Afmetingen binnen het door de fabrikant voor het instrument gespecificeerde bereik. 1.2. Toestand van het product De fabrikant specificeert de grenswaarden van de instrumenten ten aanzien van de snelheid, van de dikte en van de oppervlaktegesteldheid, indien van toepassing, van het product.

MTF 2. Instrument De MTF bedraagt + 1,0 %, maar niet minder dan 1 dm2. Overige eisen 3. Presentatie van het product In geval van het terugtrekken of stoppen van het product, zou er geen meetfout mogen optreden of moet het display gewist worden.4. Schaalinterval De instrumenten hebben een schaalinterval van1,0 dm2.Bovendien moet het schaalinterval voor testdoeleinden 0,1 dm2 kunnen zijn. HOOFDSTUK IV. - Multidimensionale meetinstrumenten Bedrijfsomstandigheden 1.1. Bereik De afmetingen binnen het door de fabrikant voor het instrument aangegeven bereik. 1.2. Minimumafmeting De ondergrens van de minimumafmeting voor alle waarden van het schaalinterval is vermeld in tabel 1.

Tabel 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.3. Snelheid van het product De snelheid blijft binnen het door de fabrikant voor het instrument gespecificeerde bereik.

MTF 2. Instrument : De MTF is + 1,0 d. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

Bijlage MI-010 Uitlaatgasanalysatoren De relevante eisen van bijlage I, de specifieke voorschriften en de overeenstemmingsbeoordelingsprocedures van deze bijlage zijn van toepassing op de hieronder gedefinieerde uitlaatgasanalysatoren, bedoeld voor inspectie en professioneel onderhoud van in gebruik zijnde motorvoertuigen.

Definities Uitlaatgasanalysator Een uitlaatgasanalysator is een meetinstrument dat dient om de volumegehalten van de gespecificeerde componenten van het uitlaatgas van een motorvoertuig met elektrische ontsteking te bepalen bij het vochtigheidsniveau van het geanalyseerde monster.

Deze gascomponenten zijn : koolmonoxide (CO), kooldioxide (CO2), zuurstof (O2) en koolwaterstoffen (HC).

Het gehalte aan koolwaterstoffen wordt uitgedrukt als een concentratie van n-hexaan (C6H14), gemeten met nabije infrarood absorptietechnieken.

De volumegehalten van de gascomponenten worden uitgedrukt als percentage (% vol) voor CO, CO2 en O2, en in deeltjes per miljoen (ppm vol) voor de HC. Voorts berekent een uitlaatgasanalysator de lambdawaarde uit de volumegehalten van de componenten van het uitlaatgas.

Lambda Lambda is een dimensieloos getal representatief voor het verbrandingsrendement van een motor in termen van lucht/brandstofverhouding in de uitlaatgassen. Zij wordt vastgesteld met een referentie standaardformule.

Specifieke eisen Instrumentklassen 1. Twee klassen (0 en I) voor uitlaatgasanalysatoren zijn gedefinieerd.De relevante minimummeetbereiken voor deze klassen zijn vermeld in tabel 1.

Tabel 1 Klassen en meetbereiken Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Nominale bedrijfsomstandigheden 2. De fabrikant dient de nominale waarden voor de bedrijfsomstandigheden als volgt aan te geven : 2.1. Voor klimaat- en mechanische invloedsgrootheden : - een minimumtemperatuurbereik van 35 °C voor de klimaatomgeving; - de van toepassing zijnde mechanische-omgevingsklasse is M1. 2.2. Voor de invloedsgrootheden van de elektrische voeding : - de spanning en het frequentiebereik van de wisselstroomvoeding; - de grenswaarden voor de gelijkstroomvoeding. 2.3. Voor de omgevingsdruk : - De minimum- en maximumwaarde van de omgevingsdruk zijn voor beide klassen : pmin <= 860 hPa, pmax => 1060 hPa.

Maximale toelaatbare fouten (MTF) 3. De MTF worden als volgt gedefinieerd : 3.1. Voor elk van de gemeten gehalten is de MTF onder nominale bedrijfsomstandigheden overeenkomstig paragraaf 1.1 van bijlage I de grootste van de twee in tabel 2 aangegeven waarden. Absolute waarden worden uitgedrukt in % vol of ppm vol, procentuele waarden zijn een percentage van de werkelijke waarde.

Tabel 2 MTF Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2. De MTF voor lambdaberekening is 0,3 %. De conventionele werkelijke waarde wordt berekend volgens de formule gedefinieerd in punt 5.3.7.3 van bijlage I van de Richtlijn 98/69/EG van het Europees Parlement en de Raad betrekking hebbend op maatregelen tegen luchtverontreiniging door emissies van motorvoertuigen en amendering van Richtlijn 70/220/EEG van de Raad(1).

Daartoe worden de op het instrument getoonde waarden gebruikt voor de berekening.

Toelaatbaar effect van storingen 4. Voor elk van de door het instrument gemeten volumegehalten is de kritische veranderingswaarde gelijk aan de MTF voor de desbetreffende parameter.5. Het effect van een elektromagnetische storing is zodanig dat : - de verandering van het meetresultaat niet groter is dan de in punt 4 bedoelde kritische waarde veranderingswaarde, of - het meetresultaat is zodanig dat het niet als een geldig resultaat kan worden beschouwd. Overige eisen 6. De resolutie moet gelijk zijn aan, of een orde van grootte hoger zijn dan, de waarden vermeld in tabel 3. Tabel 3 Resolutie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De lambdawaarde wordt weergegeven met een resolutie van 0,001. 7. De standaarddeviatie van 20 metingen bedraagt niet meer dan één derde van de absolute waarde van de MTF voor elk van de van toepassing zijnde volumegehaltes gas.8. Voor het meten van CO, CO2 en HC moet het instrument inclusief het gespecificeerde gasbehandelingssysteem, 95 % van de eindwaarde, bepaald met kalibratiegassen, tonen binnen 15 seconden na de overgang vanuit een gas met nulinhoud, bv.Verse lucht. Voor het meten van O2 moet het instrument onder vergelijkbare omstandigheden een waarde tonen die minder dan 0,1 % vol verschilt van nul binnen 60 seconden na de overgang van verse lucht naar een zuurstofvrij gas. 9. De componenten in het uitlaatgas, anders dan de componenten waarvan de waarden worden gemeten, dienen het resultaat niet sterker te beïnvloeden dan de helft van de absolute waarde van de MTF, wanneer deze componenten aanwezig zijn in de volgende maximale volumegehaltes : 6 % vol CO, 16 % vol CO2, 10 % vol O2, 5 % vol H2, 0,3 % vol NO, 2000 ppm vol HC (als-n-hexaan), waterdamp tot verzadiging. Een uitlaatgasanalysator heeft een justeerinrichting die voorziet in functies voor nulstelling, gaskalibratie en interne justering. De justeerinrichting voor nulstelling en interne justering zijn automatisch. 11. Voor automatische of semi-automatische justeerinrichtingen dient het instrument niet in staat te zijn de metingen uit te voeren zolang de justering niet is verricht.12. Een uitlaatgasanalysator detecteert koolwaterstofresiduen in het gasbehandelingssysteem.Het dient niet mogelijk te zijn een meting te verrichten indien het koolwaterstofresidu, aanwezig vóór de meting, 20 ppm vol overschrijdt. 13. Een uitlaatgasanalysator heeft een inrichting voor automatische herkenning van enige functiestoornis van de sensor van het zuurstofkanaal ten gevolge van slijtage of een breuk in de verbindingslijn.14. Indien de uitlaatgasanalysator met verschillende brandstoffen kan werken (bv.benzine en vloeibaar gas), dient er de mogelijkheid te zijn de geschikte coëfficiënten voor de lambdaberekening te selecteren, zonder dubbelzinnigheid over de van toepassing zijnde formule.

Overeenstemmingsbeoordeling De in artikel 9 bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedures waaruit de fabrikant kan kiezen, zijn : B + F, B + D of H1.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 13 juni 2006 betreffende meetinstrumenten.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^