Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 juni 2010
gepubliceerd op 25 augustus 2010

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012184
pub.
25/08/2010
prom.
13/06/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JUNI 2010. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk, betreffende de arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk Collectieve arbeidsovereenkomst van 28 oktober 2009 Arbeidsvoorwaarden (Overeeenkomst geregistreerd op 10 december 2009 onder de nummer 96339/CO/102.08) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der marmergroeven en -zagerijen op het gehele grondgebied van het Rijk ressorteren.

Onder "werklieden" worden de werklieden en werksters verstaan. HOOFDSTUK II. - Lonen en premies A. Meerderjarige werklieden Minimumuurlonen

Art. 2.Vanaf 1 januari 1984, is de arbeidstijdregeling vastgesteld op 38 uren per week.

De minimum barema uurlonen en de werkelijke uurlonen zijn de volgende op 1 oktober 2009 :

EUR

EUR

Hulpwerklieden . . . . .

11,2246

Manoeuvres . . . . .

11,2246

Geoefenden . . . . .

11,6764

Spécialisés . . . . .

11,6764

Geschoolden . . . . .

12,1536

Qualifiés . . . . .

12,1536


Deze schaalminima dienen te worden beschouwd als een gewaarborgd minimumuurloon, alle om het even welke premies inbegrepen, met uitsluiting van de ploegenpremies.

Deze minimumuurlonen gelden voor de werklieden die met normaal rendement werken en stemmen overeen met de indexreeks 110,03 tot 111,12.

Art. 3.Aan de werklieden die in ploegen werken wordt bij hun uurlonen een minimumpremie uitbetaald die als volgt is vastgesteld in een arbeidstijdregeling van 38 uren per week :

EUR

EUR

Ochtendploeg . . . . .

0

Equipe du matin . . . . .

0

Namiddagploeg . . . . .

0,7638

Equipe de l'après-midi . . . . .

0,7638

Nachtploeg . . . . .

2,2609

Equipe de nuit . . . . .

2,2609


De werkgever kan de gemiddelde premie als volgt berekenen : Regeling van 38 uur/week - voor de 3 ploegen : (0 EUR + 0,7638 EUR + 2,2609 EUR) : 3 = 1,0082 EUR/uur - voor de 2 ploegen : (0 EUR + 0,7638 EUR) : 2 = 0,3819 EUR/uur Deze premies worden geïndexeerd zoals de lonen.

Art. 4.De werklieden hebben recht op het loon van hun beroepscategorie dat in artikel 2 is bepaald. Wanneer zij bij gelegenheid in een lagere looncategorie moeten gaan werken, dan hebben zij recht op hun gewoon loon. Wanneer zij bij gelegenheid in een hogere looncategorie moeten gaan werken, dan hebben zij recht op het loon van die categorie.

Een paritaire werkgroep zal ten laatste voor 31 december 2009 een nieuwe beroepenclassificatie opstellen en in toepassing brengen. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen en de ploegenpremies aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 5.De in artikel 2 bepaalde minimumuurlonen, de werkelijk betaalde lonen, de ploegenpremies worden gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks vastgesteld wordt door het Federale overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie en bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad.

Op 1 oktober 2009 is de spilindex 111,12.

Art. 6.Er zal geen negatieve toepassing van de index gedurende de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn, voor zover de lonen tussen 110,02 en 112,23 schommelen. De lonen zullen aan indexcijfer 112,23 verhoogd worden.

Art. 7.Elke stijging van het indexcijfer van 1 pct. van zijn waarde geeft recht op een verhoging met 1 pct. van de lonen die op dat ogenblik betaald worden, behalve de bepalingen voorzien in artikel 6.

Voorbeeld :

Laagste indexcijfer van de reeks (basis 2004) -

Hoogste indexcijfer van de reeks (basis 2004) -

Indice limite inférieure de la tranche (base 2004) -

Indice limite supérieure de la tranche (base 2004)

110,03

111,12

110,03

111,12

111,13

112,23

111,13

112,23

112,24

113,35

112,24

113,35

113,36

114,48

113,36

114,48

114,49

115,62

114,49

115,62


De waarde van het indexcijfer dat als hoogste grens van de reeks is aangegeven is het indexcijfer dat overschreden moet worden om een nieuwe verhoging met 1 pct. te veroorzaken.

Wanneer de derde decimaal van deze berekening gelijk is aan of hoger dan vijf, wordt de tweede decimaal van de grens afgerond op de hogere eenheid. Wanneer zij lager is dan vijf, is zij te verwaarlozen.

De lonen die worden uitbetaald na de overschrijding van het hoogste grensindexcijfer van de reeks blijven bijgevolg onveranderd zolang het indexcijfer van de consumptieprijzen boven het begin van de reeks blijft en de volgende reeks nog niet bereikt heeft.

Voorbeeld : De uurlonen die betaald worden ingevolge de overschrijding van het hoogste grensindexcijfer van de reeks 110,03 blijven geldig zolang het indexcijfer tussen 110,02 en 111,12 schommelt.

Art. 8.De loonwijzigingen gaan in op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarop het indexcijfer van de consumptieprijzen betrekking heeft. HOOFDSTUK IV. - Eindejaarspremie

Art. 9.De werklieden die op 1 december van het lopende jaar in de onderneming ingeschreven zijn, zullen vóór 31 december van het refertejaar een jaarlijkse eindejaarspremie van 169 uren (in 39-urenstelsel) of 164,66 uren (in 38-urenstelsel) van hun individueel loon op 30 november van het refertejaar ontvangen.

Onder "individueel loon" dient te worden verstaan : het uurloon verhoogd met de premies uitgedrukt per uur met uitzondering van de ploegenpremies.

Hebben recht op de premies naar rato van hun effectieve arbeidsprestaties en voorzover zij tenminste 3 maand in dienst in de onderneming zijn : - de werklieden die op 1 december van het refertejaar ingeschreven zijn; - de werklieden die door de werkgever werden ontslagen, behalve bij ontslag om dringende of disciplinaire reden; - de gepensioneerden, de bruggepensioneerden en de rechthebbenden van de overleden werklieden.

Het aantal dagen effectieve activiteit van de onderneming en/of de afdelingen is index 100 voor de berekening van de evenredige delen.

De dagen die verloren gingen door een arbeidsongeval, zullen worden beschouwd als effectief gewerkte dagen net als de dagen syndicale vorming.

De premies die in sommige ondernemingen worden betaald voor het patroonsfeest blijven behouden, maar worden beperkt tot 24,79 EUR. HOOFDSTUK V. - Bijkomende uitkering in geval van werkloosheid

Art. 10.Onverminderd de bepalingen van de artikelen 27 en 50 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (Belgisch Staatsblad van 22 augustus 1978), hebben de in artikel 1 bedoelde werklieden, in geval van volledige of gedeeltelijke schorsing van het werk wegens vorst, sneeuw of ijzel, recht op de betaling van een dagelijkse uitkering, die ten laste van hun werkgever valt.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst beslist de werkgever met instemming van de vakbondsafvaardiging of, bij ontstentenis ervan, van de meerderheid van het personeel, over de gepastheid om het werk volledig of gedeeltelijk stil te leggen wegens de in het 1ste lid van dit artikel opgesomde oorzaken, over de datum van deze stillegging en over de datum van de volledige of gedeeltelijke hervatting van het werk.

De oorzaken die vreemd zijn aan de onderneming, zoals de totale stillegging van de vervoersmiddelen, de schorsingen van de arbeid bij leveranciers of kopers, voorzover zij toegeschreven worden aan weerverlet, kunnen geen aanleiding geven tot de betaling van de uitkering indien de onderneming, die enkel om deze vreemde redenen het werk moet staken, haar personeel uit dien hoofde werkloos stelt.

Art. 11.De in artikel 12 bepaalde uitkeringen zijn ook verschuldigd voor elke vorm van werkloosheid, uitgezonderd de technische werkloosheid. Zij worden gedurende maximum 30 dagen per jaar toegekend.

Art. 12.Het bedrag van de werkgeverstussenkomst betaald aan de werklieden bij gedeeltelijke werkloosheid wordt voor alle werklieden op 6,50 EUR per dag gebracht vanaf 1 mei 2003.

De samenvoeging van deze uitkeringen en van de werkloosheidsuitkeringen is evenwel beperkt tot 90 pct. van het normale nettodagloon.

Art. 13.De in artikel 11 bedoelde dagen zijn die dewelke worden vergoed bij toepassing van de werkloosheidsreglementering.

De in deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde uitkering wordt nochtans ook toegekend, wanneer alle andere voorwaarden zijn vervuld, aan de werklieden die van het recht op werkloosheidsuitkeringen uitgesloten zijn, in de volgende gevallen : 1. wanneer zij de voorwaarden inzake stage die door de werkloosheidsreglementering worden gesteld, niet vervullen;2. wanneer zij de 65-jarige leeftijd hebben bereikt;3. wanneer te hunnen opzichte krachtens de werkloosheidsreglementering, een sanctie werd toegepast.

Art. 14.De in artikel 1 bedoelde werklieden hebben recht op de betaling van de uitkering voorzover : 1. zij in de marmergroeven en - zagerijen die onder het Paritair Comité voor het groefbedrijf ressorteren tenminste negen maanden ingeschreven zijn vóór de datum van de eerste stillegging van het werk in het lopende referentiejaar, waarvan drie maanden in de onderneming zelf;2. zij in de onderneming niet meer dan één dag ongeoorloofd verzuim per maand aanwezigheid in deze onderneming tellen, met een maximum van negen dagen;3. zij, vóór de datum van de uitbetaling van de uitkering, hun arbeidsovereenkomst voor werklieden niet hebben opgezegd of niet om een dringende reden door hun werkgever werden ontslagen.

Art. 15.De uitkering wordt niet toegekend voor de weerverletdagen wegens vorst, sneeuw of ijzel die in een periode van staking of uitsluiting vallen.

Art. 16.De uitkering wordt rechtstreeks uitbetaald aan de arbeider door de werkgever die hem tewerkstelt.

De uitkering wordt uitbetaald op de gewone betaaldag van de lonen voor de periode waarin de stillegging zich heeft voorgedaan, of op een datum overeen te komen tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging. HOOFDSTUK VI. - Fonds voor bestaanszekerheid

Art. 17.Er is een bijdrage voorzien van 1,2 pct. van de loonmassa geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, die zal teruggestort worden aan het fonds voor bestaanszekerheid van de sector. HOOFDSTUK VII. - Syndicale premie

Art. 18.Vanaf het boekjaar 2009, is de syndicale premie op 135 EUR gebracht. HOOFDSTUK VIII. - Vorming en tewerkstelling

Art. 19.0,20 pct. van de loonmassa aangegeven aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal worden aangewend voor de vorming van de werklieden van de sector en voor de personen behorend tot de risicogroepen.

Het fonds voor bestaanszekerheid van de sector zal zorgen voor de opleiding en de beroepsvervolmaking van de werklieden die in dienst worden genomen in het kader van de brugpensioneringen of van de werklieden aan wie in hetzelfde kader wordt gevraagd andere functies uit te oefenen.

Art. 20.Over alle problemen betreffende het behoud van het tewerkstellingsniveau in de ondernemingen zal voortdurend op paritair niveau overleg worden gepleegd in de ondernemingsraden of met de vakbondsafvaardigingen.

Art. 21.Een jaarlijks vormingspremie ten bedrage van 75 EUR zal door het fonds van bestaanszekerheid toegekend worden aan de werklieden, met betaling in november 2009 en in augustus 2010.

De ondernemingen zullen het formulier voor 1 juni van het dienstjaar aan het fonds voor bestaanszekerheid zenden met als basis het vorige referentiejaar.

De werklieden hebben recht op de premie, naar rato van hun effectieve arbeidsprestaties, met een minimum van 24,79 EUR, voorzover zij tenminste 3 maand in dienst in de onderneming zijn gedurende het lopende referentiejaar. HOOFDSTUK IX. - Maaltijdcheques

Art. 22.Vanaf 1 januari 2009 tot 30 oktober 2009, wordt aan het werkliedenpersoneel, per werkelijk gepresteerde dag, een maaltijdcheque met een nominale waarde van 5,25 EUR toegestaan, waarvan 1,09 EUR ten laste van de arbeider.

Vanaf 1 november 2009, wordt aan het werkliedenpersoneel, per werkelijk gepresteerde dag, een maaltijdcheque met een nominale waarde van 5,75 EUR toegestaan, waarvan 1,09 EUR ten laste van de arbeider.

Vanaf 1 januari 2010, wordt aan het werkliedenpersoneel, per werkelijk gepresteerde dag, een maaltijdcheque met een nominale waarde van 6,25 EUR toegestaan, waarvan 1,09 EUR ten laste van de arbeider.

Aan de deeltijdse wordt één maaltijdcheque toegekend per gepresteerde periode van 7 u 36'. HOOFDSTUK X. - Carenzdag

Art. 23.Er is geen afschaffing van de carenzdag voor de werklieden die minder dan een jaar in de onderneming zijn.

Er is afschaffing van een carenzdag per jaar voor de werklieden die tussen 1 en 5 jaren anciënniteit hebben in de onderneming.

Er is afschaffing van twee carenzdagen per jaar voor de werklieden die tussen 5 en 15 jaren anciënniteit hebben in de onderneming.

Er is afschaffing van drie carenzdagen per jaar voor de werklieden die meer dan 15 jaren anciënniteit hebben in de onderneming. HOOFDSTUK XI. - Tijdskrediet

Art. 24.Tijdens de duur van deze overeenkomst, beveelt de sector aan het tijdskrediet aan de ploegenarbeiders toe te kennen. In geval van organisatieproblemen wordt een paritair overleg georganiseerd binnen de bedoelde onderneming. HOOFDSTUK XII. - Vervoerskosten

Art. 25.Er zal toepassing zijn van de collectieve arbeidsovereenkomst nummer 19octies van 20 februari 2009 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers (koninklijk besluit van 28 juni 2009 - Belgisch Staatsblad van 13 juli 2009). HOOFDSTUK XIII. - Indienstneming, integratie of aan het werk houden van personen met beperkte mentale of fysieke capaciteiten al dan niet veroorzaakt door een (arbeids-) ongeval of een (beroeps)ziekte

Art. 26.Na raadpleging met de sociale organen,zal men in de mate van het mogelijke personen met mentale of fysische beperkingen, al dan niet veroorzaakt door een (arbeids-) ongeval of een (beroeps) ziekte, aanwerven, integreren of aan het werk houden. HOOFDSTUK XIV. - Kwartsstof

Art. 27.Er zal naleving en toepassing zijn van het Europees sociaal akkoord met betrekking tot het kristallijn silica. HOOFDSTUK XV. - Duur van de overeenkomst

Art. 28.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en treedt buiten werking op 31 december 2010.

Art. 29.Deze overeenkomst is geldig op voorwaarde dat de sociale vrede gevrijwaard wordt en dat over geen enkel punt van deze overeenkomst opnieuw wordt onderhandeld tijdens de geldigheidsduur ervan.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juni 2010.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^