Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 mei 2003
gepubliceerd op 17 juni 2003

Koninklijk besluit tot oprichting van een structuur kustwacht

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000501
pub.
17/06/2003
prom.
13/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/13/2003000501/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot oprichting van een structuur kustwacht


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe een structuur kustwacht op te richten.

Als moderne kuststaat wordt ons land geconfronteerd met vele uit te voeren taken in haar zeegebied : « Search and Rescue », voorkoming van rampen en de bestrijding ervan, scheepvaartverkeer, toezicht op scheepsbemanningen en op de uitrusting van schepen, bescherming en beveiliging van het verkeer naar en van de havens en de eraan verbonden infrastructuur, bescherming en beveiliging van de infrastructuur op zee en op de zeebodem en van de exploratie en exploitatie van koolwaterstoffen, voorkomen en bestraffen van inbreuken op de wetten en voorschriften inzake douane, belasting, immigratie of volksgezondheid, politionele taken; toezicht op de levende rijkdommen, toezicht op de niet-levende rijkdommen, toezicht op kunstmatige eilanden, installaties en inrichtingen, toezicht op beschermde mariene gebieden, toezicht op storting in zee, toezicht op de zeeverontreiniging, interventie bij mariene verontreiniging en de ontwikkeling van de nodige operationele plannen, wetenschappelijk en hydrografisch onderzoek, het opstellen, implementeren en opvolgen van operationele plannen.

In de Belgische mariene gebieden oefenen diverse departementen bevoegdheden uit behorend tot zowel de federale overheid als het Vlaamse Gewest. De federale overheidsinstellingen zijn de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu, de FOD Binnenlandse Zaken, de FOD Mobiliteit en Vervoer, de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, de FOD Financiën, de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en ontwikkelingssamenwerking, de Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en culturele Aangelegenheden en het Ministerie van Defensie.

Van een gecoördineerde interdepartementale samenwerking was tot nu nauwelijks sprake. Slechts sporadisch werkten sommige overheidsinstellingen met elkaar samen en dit vaak op basis van vriendschappelijke relaties tussen de verantwoordelijken van de samenwerkende instellingen. Daarbij komt ook dat de verschillende ministeries slechts over beperkte of onvoldoende materiële, personele en budgettaire middelen beschikken, hetgeen een adequate en resultaatgerichte taakuitvoering op zee vaak bemoeilijkt.

Tot slot zijn de Belgische bevoegdheden op zee niet alleen verdeeld over verschillende departementen, maar overlappen de bevoegdheden van sommige ministeries elkaar ook. De onderlinge taakverdeling op zee is m.a.w. gediversifieerd en weinig coherent. Tegen deze achtergrond dringt het uittekenen van een globaal Belgisch Noordzeebeleid en een daarop gestoelde interdepartementale samenwerking zich dan ook op.

Zulk beleid veronderstelt een degelijk uitgewerkte structuur waarbinnen de bevoegde instanties hun taken en middelen op elkaar kunnen afstemmen om te komen tot een adequate en resultaatgerichte manier van interveniëren op zee.

De noodzaak om het voornoemde kader uit te tekenen dringt zich meer dan ooit op, zeker nu een toenemend aantal verdragen, vooral op het vlak van leefmilieu of in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie of van de Europese Unie, België op zee supplementaire rechten toekennen maar ook en vooral verplichtingen opleggen.

Bijgevolgd heeft de regering beslist een kustwacht op te richten met een drieledige structuur bestaande uit een beleidsorgaan, een permanent secretariaat en een overlegplatform, zoals bepaald in artikel 3 van het besluit.

Het beleidsorgaan bepaalt de algemene beleidslijnen en oefent controle uit op het permanent secretariaat. De creatie van dit orgaan op hoog niveau is wenselijk ten einde de informatie op een efficiënte manier te laten doorstromen gelet op gebeurtenissen die een snelle interventie vergen.

Een permanent secretariaat staat in voor de dagelijke werking en coördinatie van de taken die tot het federale niveau behoren. Het betreft inzonderheid, het uitoefenen van de loketfunctie : (de gebruikers wegwijs maken in de administratieve molen van de verschillende bevoegde overheidsdiensten), het opvullen van de grijze zone tussen de dagdagelijkse werking van de verschillende departementen op zee en het instellen van het Rampenplan Noordzee, het bijdragen tot de optimalisering van de coördinatie van de uit te voeren taken door de verschillende bevoegde departementen alsook het in contact staan met de zusterorganisaties uit de naburige landen , in het bijzonder voor wat betreft gemeenschappelijke oefeningen inzake opsporing en redding, pollutiebestrijding en visserijwacht, en de aanpak en follow-up van overtredingen.

De uitvoering van deze taken behelst onder meer het organiseren van overleg tussen de federale departementen onderling, de federale en de Vlaamse departementen, de overheidsdepartementen en derden, alsook het voorbereiden van reglementaire besluiten en procedures. Daartoe wordt het overlegplatform gecreëerd dat bestaat uit afgevaardigden van alle betrokken ministers en komt periodiek samen teneinde de nodige coördinatie te verzekeren.

Wanneer in de operationele fase, de noodzaak aan dringend overleg tussen de betrokken partijen zich opdringt, kan het permanent secretariaat onmiddellijk en rechtstreeks het advies inwinnen van het overlegplatform.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedwaardige en zeer getrouwe dienaars De Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, belast met het Grootstedenbeleid, Ch. PICQUE De Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Consumentenzaken, J. TAVERNIER De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, A. ZENNER

13 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot oprichting van een structuur kustwacht ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37, 107, tweede lid, en 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op de wet van 22 april 1999 betreffende de exclusieve economische zone van België in de Noordzee;

Gelet op het protocol nr. 457 van 30 april 2003 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 maart 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 3 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Openbaar Ambt, gegeven op 4 april 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de evaluatie van de recente gebeurtenissen op de Noordzee, meer bepaald het kapseizen van de « Tricolor » en zijn overvaring door de tanker « Vicky », de noodzaak heeft aangetoond van het het onverwijld organiseren van een gestructureerde samenwerking tussen de departementen van de verschillende federale ministeries met belangen in de zeegebieden die onder de Belgische rechtsbevoegdheid vallen, en dit om herhaling van dergelijke incidenten te voorkomen en de gevolgen ervan voor de kust te beperken;

Op voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Onze Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Consumentenzaken, en van Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemeen

Artikel 1.Er wordt bij de Minister van Binnenlandse Zaken een structuur kustwacht opgericht.

Art. 2.De Kustwacht verzekert de coördinatie en het overleg tussen de administraties bevoegd voor de Noordzee.

Art. 3.De kustwacht bestaat uit een beleidsorgaan, een permanent secretariaat, en een overlegplatform. HOOFDSTUK II. - Het beleidsorgaan

Art. 4.Het beleidsorgaan adviseert de bevoegde ministers met betrekking tot de uitvoering van de in artikel 2 vermelde opdracht.

Het oefent eveneens controle uit op de werking van het permanent secretariaat.

Art. 5.Het beleidsorgaan komt minstens viermaal per jaar samen alsook op verzoek van één of meerdere bevoegde ministers.

Art. 6.Het beleidsorgaan is samengesteld uit de provinciegouverneur van West-Vlaanderen en de voorzitters van de directiecomités van de verschillende bevoegde FOD's, POD's en ministerie of hun gedelegeerden, te weten de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, de FOD Mobiliteit en Vervoer, de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de FOD Binnenlandse Zaken, de FOD Financiën, de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en het Ministerie van Landsverdediging, alsook de POD Wetenschapsbeleid en de POD Duurzame Ontwikkeling. Het beleidsorgaan wordt voorgezeten door de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken. Hij stelt een reglement van inwendige orde op waarin de regels voor de werking van het beleidsorgaan worden vastgelegd.

De vertegenwoordigers van de Vlaamse regering worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het beleidsorgaan. HOOFDSTUK III. - Het permanent secretariaat

Art. 7.Het permanent secretariaat biedt ondersteuning bij de dagelijkse werking en coördinatie van de taken die tot het federale bevoegdheidsniveau behoren. Bovendien oefent het de loketfunctie uit.

Het kan zo nodig advies inwinnen van het overlegplatform.

Art. 8.Het permanent secretariaat bestaat uit drie leden, elk gedetacheerd uit één van de bevoegde FOD's, POD's en ministeries of uit de Federale politie. Het staat onder de leiding van een directeur die wordt aangeduid door de Minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de Ministers die de leden van het permanent secretariaat detacheren. Hij wordt bijgestaan door één ambtenaar van niveau 1 en één ambtenaar van niveau 2 of van niveau 2+.

De gedetacheerde leden blijven onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut van de overheidsdienst of het ministerie waaruit zij gedetacheerd zijn.

De voorzitter van de FOD Binnenlandse Zaken staat in voor de toepassing van de bepalingen inzake evaluatie en tuchtregeling, eigen aan het administratief statuut van de onderscheiden leden.

Voor de leden gedetacheerd uit een overheidsdienst wordt de periode van detachering gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 9.De leden van het permanent secretariaat ontvangen een toelage waarvan het jaarlijkse bedrag het volgende is : 5.784,82 euro aan 100 % voor de directeur; 3.402,74 euro aan 100 % voor de ambtenaar niveau 1; 2.381,99 aan 100 % voor de ambtenaar niveau 2 of van niveau 2+.

Deze toelage wordt maandelijks na vervallen termijn uitbetaald. De maandtoelage is gelijk aan 1/12 van het jaarlijks bedrag.

Ze wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. 10.De loonkosten en toelagen van de leden van het permanent secretariaat blijven ten laste van de detacherende overheid.

Art. 11.De Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort kan op elke moment een einde stellen aan de detacheringen van de leden van het permanent secretariaat, hetzij op hun verzoek, hetzij, voor de directeur, op gemotiveerd advies van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken, voor de andere leden, op voordracht van de directeur en op gemotiveerd advies van de voorzitter van het directiecomité van de FOD Binnenlandse Zaken.

Art. 12.De werkingskosten worden vanaf 2004 aangerekend op de sectie 13 van de algemene uitgvenbegroting. HOOFDSTUK IV. - Het overlegplatform

Art. 13.Voor de voorbereiding van reglementaire besluiten, het opstellen van procedures en het formuleren van adviezen doet het beleidsorgaan beroep op een overlegplatform. Dit staat ook in voor het organiseren van overleg tussen de bevoegde federale departementen onderling, de bevoegde federale departementen en de vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, de bevoegde overheidsdepartementen en derden.

Het overlegplatform kan ook op eigen initiatief voorstellen en adviezen formuleren en overmaken aan het beleidsorgaan. Het stelt een reglement van inwendige orde op waarin de regels voor de werking van het beleidsorgaan worden vastgelegd.

Art. 14.Het overlegplatform bestaat uit afgevaardigden aangewezen door de bevoegde departementen. De vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het overlegplatform.

Art. 15.Het overlegplatform komt minstens vier maal per jaar samen, alsook op verzoek van het beleidsorgaan.

Art. 16.De gouverneur van de provincie West-Vlaanderen coördineert de werkzaamheden van het overlegplatform. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. HOOFDSTUK VI. - Uitvoeringsbepaling

Art. 18.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Landsverdediging, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Onze Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Consumentenzaken, en van Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werkgelegenheid, belast met Mobiliteit en Vervoer, Mevr. L. ONKELINX De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Landsverdediging, A. FLAHAUT De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, Ch. PICQUE De Minister van Volksgezondheid, Leefmilieu en Consumentenzaken, J. TAVERNIER De Staatssecretaris voor Energie en Duurzame Ontwikkeling, A. ZENNER

^