Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 13 mei 2009
gepubliceerd op 03 juni 2009

Koninklijk besluit houdende oprichting van een werkgroep « die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties »

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2009009369
pub.
03/06/2009
prom.
13/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/13/2009009369/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 MEI 2009. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een werkgroep « die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties »


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Een Commissie « belast met het onderzoek van het statuut van de bedienaars van de erkende erediensten », opgericht bij koninklijk besluit van 10 november 2005 (Belgisch Staatsblad van 7 december 2005), heeft een verslag gepubliceerd met als titel « De federale financiering van de bedienaren der erediensten en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad ». Dit verslag telt een 240-tal pagina's. Uitgaande van de dubbele opdracht van de commissie, te weten de ongelijkheden tussen de stelsels die van toepassing zijn op de bedienaars van de erediensten en de afgevaardigden van de georganiseerde vrijzinnigheid in kaart brengen en voorstellen tot coördinatie van de regelgeving formuleren overeenkomstig de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en non-discriminatie, formuleert de commissie, na de bestaande wetgeving en administratieve praktijk te hebben onderzocht, nauwkeurige voorstellen voor oplossingen. Daartoe heeft zij ook een gesprek gehad met elk representatief orgaan van de erkende erediensten en de Centrale Vrijzinnige Raad. De notulen van deze gesprekken zijn gepubliceerd in de bijlagen bij het verslag.

Om te zorgen voor continuïteit heeft de Ministerraad van 20 maart 2008 betreffende het voorontwerp van wet houdende (niet dringende) diverse bepalingen (artikel 78) het volgende beslist : « Titel XII. - JUSTITIE. - Hoofdstuk 3. - een werkgroep Beleidscoördinatie wordt ermee belast om in het kader van een globaal debat, rekening houdend met alle religies en levensbeschouwelijke organisaties, een definitieve regeling te vinden voor alle religies en levensbeschouwelijke organisaties, en waarbij in het bijzonder voor de parochieassistenten het huidige uitdovende karakter wordt opgeheven ten voordele van een nieuw in te vullen objectief tegen de begrotingsopmaak 2009. Deze werkgroep zal zich ook buigen over een definitieve oplossing voor de vergoeding van de bedienaars van de erediensten. » Om dit werk uit te voeren, is het noodzakelijk te voorzien in de oprichting van een « werkgroep die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties » belast met het onderzoek van de hervorming en de coördinatie van de federale wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties en van de personeelsformatie en het statuut van de bedienaars van de erediensten en van de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties.

Voor de verwezenlijking van de hierboven omschreven opdrachten moet een werkgroep met specialisten van universiteiten inzake deze aangelegenheden worden samengesteld.

Het secretariaat van de werkgroep wordt verzorgd door een personeelslid van niveau A van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden van de FOD Justitie.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

13 MEI 2009. - Koninklijk besluit houdende oprichting van een werkgroep « die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties » ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37, 107 en 181, §§ 1 en 2, van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 april 2009;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat het aangewezen is onverwijld bij de Federale Overheidsdienst Justitie een « werkgroep die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties » een juridische basis te verlenen;

Overwegende dat deze werkgroep met specialisten van universiteiten inzake deze aangelegenheden moet worden samengesteld;

Overwegende dat de werkzaamheden van deze werkgroep concreet aangevangen werden vanaf 1 juli 2008 en dat zij haar voorstellen zal formuleren voor 1 oktober 2010;

Overwegende dat deze werkgroep aan Onze Minister van Justitie inzonderheid een verslag moet bezorgen over de hervorming en de coördinatie van de federale wetgeving in zake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties en over de personeelsformatie en het statuut van de bedienaars van de erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad.

Overwegende dat in dit verslag inzonderheid voorstellen moeten worden gedaan met betrekking tot de ongelijkheden van de toepasselijke stelsels, onder meer met betrekking tot de pensioenleeftijd, de cumulatie van de wedden, de fiscale en sociale aspecten en de nomenclaturen van de functies opgenomen in de wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de Centrale Vrijzinnige Raad;

Overwegende dat in het verslag voorstellen kunnen worden gedaan over de inhoud en de verdeling van de bevoegdheden van de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten ten einde een gelijke behandeling terzake te bevorderen.

Overwegende dat met betrekking tot de erediensten de werkgroep bij zijn taak rekening houdt met het samenwerkingsakkoord van 2 juli 2008 tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 27 mei 2004 tussen de Federale Overheid, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest « betreffende de erkenning van de erediensten, de wedden en pensioenen van de bedienaars der erediensten, de kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten »;

Overwegende dat in dit verslag concrete voorstellen tot hervorming moeten worden geformuleerd ten einde de grondwettelijke beginselen en internationale rechten van gelijkheid en non-discriminatie in acht te nemen en deze verschillende stelsels zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen;

Overwegende dat de werkzaamheden sinds 1 juli 2008 geen aanleiding geven tot presentiegelden en verplaatsingsvergoedingen dan krachtens een besluit;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Bij de Federale Overheidsdienst Justitie wordt een « werkgroep die belast is met de hervorming van de wetgeving inzake erediensten en niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties » opgericht.

Art. 2.De opdracht van de werkgroep bestaat erin een uitvoerig verslag op te stellen over de hervorming en de coördinatie van de federale wetgeving die van toepassing is op de erediensten en op de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties, inzonderheid op het gebied van de erkenningscriteria, over het statuut en de financiering van de representatieve organen, als mede over de personeelsformatie en het statuut van de bedienaars van de erediensten en van de afgevaardigden van de niet-confessionele levensbeschouwelijke organisaties, onder meer op het gebied van de pensioenen, op sociaal en fiscaal gebied en op het gebied van de wedden en van de cumulatie van functies.

Dit verslag moet voorstellen tot hervorming en coördinatie bevatten die ertoe strekken de grondwettelijke beginselen en internationale rechten van gelijkheid en non-discriminatie in acht te nemen, de verschillende stelsels op elkaar af te stemmen en de rechtszekerheid te verhogen.

De werkgroep kan voorstellen doen over de inhoud en de verdeling van de bevoegdheden van de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten ten einde een gelijke behandeling ter zake te bevorderen.

De werkgroep moet op 30 september 2010 een eindverslag in twee talen over haar werkzaamheden bezorgen aan de Minister van Justitie, hierna de Minister genoemd.

Art. 3.De werkgroep bestaat uit maximaal 5 leden uit de academische wereld en wordt ondersteund door een secretaris die door de Minister wordt aangewezen.

Voornoemde personen worden aan de minister voorgedragen overeenkomstig de regels die hun respectieve statuten regelen.

De Minister benoemt uit de leden twee medevoorzitters.

Art. 4.De medevoorzitters regelen de werkzaamheden van de werkgroep.

Zij vertegenwoordigen tevens de werkgroep bij de Minister.

Art. 5.Het secretariaat van de werkgroep wordt verzorgd door een personeelslid van niveau A van het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden van de FOD Justitie.

De secretaris heeft niet de hoedanigheid van lid van de werkgroep.

Art. 6.De leden van de werkgroep hebben recht op presentiegelden per vergadering met een minimumduur van 3 uur.

Het bedrag van de presentiegelden wordt bepaald als volgt : medevoorzitters : 70 EUR; leden : 60 EUR. Voor een vergadering van minder dan 3 uur wordt het bedrag van het presentiegeld met de helft verminderd.

De leden van de werkgroep hebben recht op de terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten onder de voorwaarden die respectievelijk zijn vastgesteld in het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en in het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries.

Voor de toepassing van deze regelgeving worden de leden van de werkgroep gelijkgesteld met de ambtenaren van klasse A3.

Het door één van de medevoorzitters gedagtekende, ondertekende en goedgekeurde verzoek tot betaling van het presentiegeld en tot terugbetaling van de reis- en verblijfkosten wordt elk kwartaal via de secretaris aan de FOD Justitie gericht. In het verzoek wordt melding gemaakt van de hoedanigheid van betrokkene, de datums en duur van de prestaties en eventueel het traject waarvoor om terugbetaling wordt verzocht.

De bedragen vermeld in dit besluit zijn gekoppeld aan de spilindex 138,01.

Art. 7.In de begroting van de FOD Justitie is voorzien in de nodige kredieten voor de werking, inzonderheid de reis- en verblijfkosten van de werkgroep.

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2008 en houdt op uitwerking te hebben op 31 december 2010.

Art. 9.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 mei 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

^