Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 april 2008
gepubliceerd op 25 juni 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2008000540
pub.
25/06/2008
prom.
14/04/2008
ELI
eli/besluit/2008/04/14/2008000540/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 APRIL 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid;

Gelet op het advies van het directiecomité, gegeven op 24 april 2007;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 april 2007;

Gelet op het protocol nr. 2007/10 van 24 april 2007 van het sectorcomité V - Binnenlandse Zaken;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 8 juni 2007;

Gelet op de akkoordbevindingen van de Minister van Ambtenarenzaken van 28 juni 2007 en 26 november 2007;

Gelet op het advies 44.000/2 van de Raad van State, gegeven op 4 februari 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Administratieve en geldelijke bepalingen

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 16 november 2006 houdende hervorming van de loopbaan van bepaalde personeelsleden die houder zijn van operationele graden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid wordt vervangen als volgt : «

Art. 2.§ 1. Aan de graad van operationeel medewerker wordt de weddenschaal DT3 verbonden.

De operationeel medewerker die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT3 en die geslaagd is voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, bekomt na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze opleiding de weddenschaal DT4.

De operationeel medewerker die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT3 en voor de in artikel 3 bedoelde vergelijkende selectie geslaagd is, wordt geacht geslaagd te zijn voor een gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.

De operationeel medewerker die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT4 en die voor een derde keer geslaagd is voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, bekomt na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze opleiding de weddenschaal DT5. § 2. De gecertificeerde opleidingen bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, hebben een geldigheidsduur van acht jaar voor de graad van operationeel medewerker.

Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.§ 1. Aan de graad van operationeel brigadier wordt de weddenschaal DT4 verbonden.

De operationeel brigadier die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT4 en die geslaagd is voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, bekomt na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze opleiding de weddenschaal DT5. § 2. De gecertificeerde opleidingen bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, hebben een geldigheidsduur van acht jaar voor de graad van operationeel brigadier. »

Art. 3.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. De operationeel brigadier die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT4 of DT5 en de operationeel medewerker die bezoldigd wordt in de weddenschaal DT3, DT4 of DT5 en die geslaagd zijn voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, ontvangen een jaarlijkse premie voor competentieontwikkeling van 1.000,00 euro gedurende de geldigheidsduur van deze opleiding. § 2. De operationeel brigadier of de operationeel medewerker die niet voor een tweede keer slaagt voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, verliest het recht op de premie voor competentieontwikkeling.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze opleiding, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande opleiding, de helft van de premie voor competentieontwikkeling bedoeld in § 1. § 3. De operationeel brigadier of de operationeel medewerker die niet voor een derde keer slaagt voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, verliest het recht op de premie voor competentieontwikkeling.

In afwijking van het voorgaande lid ontvangt deze gedurende zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze opleiding, en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande opleiding, de helft van de premie voor competentieontwikkeling bedoeld in § 1. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, luidend : «

Art. 5bis.De in artikel 5 bedoelde premie voor competentieontwikkeling is gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

De in artikel 5 bedoelde premie voor competentieontwikkeling wordt jaarlijks in één maal uitbetaald in de maand september op grond van de tijdens de twaalf voorafgaande maanden verrichte prestaties.

De in artikel 5 bedoelde premie voor competentieontwikkeling wordt gevoegd bij de jaarlijkse brutobezoldiging voor de berekening van het vakantiegeld en van de eindejaarstoelage die erop volgen. Zij wordt in aanmerking genomen voor een twaalfde voor de berekening van de Copernicuspremie, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 2002 tot toekenning van een Copernicuspremie aan sommige personeelsleden van de rijksbesturen, die erop volgt.

De operationeel brigadier en de operationeel medewerker die verhinderd zijn aan een gecertificeerde opleiding deel te nemen wegens een ongeval overkomen op het werk of op de weg van of naar het werk, wegens een beroepsziekte of omdat zij genieten van periodes van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in artikel 36 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, behouden tot de eerste gecertificeerde opleiding die op het einde van de verhindering volgt, het voordeel van de premie voor competentieontwikkeling bedoeld in artikel 5 die zij genoten.

De operationeel brigadier en de operationeel medewerker hebben het recht af te zien van de betaling van de premie voor competentieontwikkeling bedoeld in artikel 5. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5ter ingevoegd, luidend : «

Art. 5ter.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen, de toelagen en de premies van alle aard toegekend aan het personeel van de federale overheidsdiensten is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 5 bedoelde premie in geval : 1° van verlof of disponibiliteit wegens ziekte;2° van afwezigheid wegens een ongeval overkomen op het werk of op de weg van of naar het werk of wegens een beroepsziekte;3° van afwezigheid gewettigd door het bekomen van verlof of werkonderbreking bedoeld in de artikelen 39, 42 en 43 van de arbeidswet van 16 maart 1971, in artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector en in de artikelen 34 tot 37 en 117, § 1, van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen.»

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5quater ingevoegd, luidend : «

Art. 5quater.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor de in artikel 5 bedoelde premie. »

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend : «

Art. 12bis.De artikelen 32 tot 33bis van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden zijn van toepassing op de operationele brigadiers en de operationele medewerkers. »

Art. 8.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12ter ingevoegd, luidend : «

Art. 12ter.De artikelen 32 tot 33bis van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, alsook artikel 5 van dit besluit, zijn van toepassing op de bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelsleden tewerkgesteld in de operationele eenheden van de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

De in artikel 5 bedoelde premie voor competentieontwikkeling is verschuldigd in de gevallen bedoeld in artikel 2, § 1, tweede tot vijfde lid, van het koninklijk besluit van 11 februari 1991 tot vaststelling van de individuele geldelijke rechten van de personen bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen in de federale overheidsdiensten.

De in artikel 5 bedoelde premie voor competentieontwikkeling is niet verschuldigd voor de periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die voortvloeien : 1° uit afwezigheid wegens ziekte die langer duurt dan de periode van gewaarborgd loon;2° in het raam van het stelsel van de onderbreking van de beroepsloopbaan : a) uit de volledige onderbreking van de beroepsloopbaan;b) uit het volledig verlof voor palliatieve zorg;c) uit het volledig verlof voor medische bijstand.» HOOFDSTUK II. - Integratiebepalingen

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16bis ingevoegd, luidend : «

Art. 16bis.De ambtenaren die op 1 september 2007 bezoldigd waren in de weddenschaal DT2, worden ingeschaald in de weddenschaal DT3.

De door deze ambtenaren verkregen geldelijke anciënniteit wordt geacht verkregen te zijn in de nieuwe weddenschaal. »

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16ter ingevoegd, luidend : «

Art. 16ter.In afwijking van artikel 2, § 1, tweede lid, bekomen de in artikel 16bis bedoelde ambtenaren, alsook de ambtenaren die op 1 september 2007 bezoldigd waren in de weddenschaal DT3, van zodra zij 9 jaar graadanciënniteit hebben in de graad van operationeel medewerker en geslaagd zijn voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, de weddenschaal DT4. De geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding vervalt hierdoor.

In het in het eerste lid bedoelde geval kunnen deze ambtenaren zich onmiddellijk inschrijven voor een tweede gecertificeerde opleiding.

De in het eerste lid bedoelde ambtenaren die zich, in voorkomend geval, hebben ingeschreven voor de gecertificeerde opleiding terwijl ze bezoldigd waren in de weddenschaal DT3, behouden het voordeel van hun slagen wanneer ze binnen de achttien maanden nadat ze geslaagd zijn, de weddenschaal DT4 bekomen. Ze bekomen de weddenschaal DT5 na het verstrijken van een periode van 8 jaar die aanvangt op de datum waarop ze de weddenschaal DT4 hebben bekomen. »

Art. 11.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16quater ingevoegd, luidend : «

Art. 16quater.In afwijking van artikel 2, § 1, vierde lid, bekomen de ambtenaren die op 1 september 2007 bezoldigd waren in de weddenschaal DT4, van zodra zij 12 jaar graadanciënniteit hebben in de graad van operationeel brigadier of operationeel medewerker en geslaagd zijn voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, de weddenschaal DT5. De geldigheidsduur van deze gecertificeerde opleiding vervalt hierdoor.

In het in het eerste lid bedoelde geval kunnen deze ambtenaren zich onmiddellijk inschrijven voor een gecertificeerde opleiding. »

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 16quinquies ingevoegd, luidend : «

Art. 16quinquies.Voor de toepassing van artikel 5 worden de personeelsleden die vóór 1 september 2008 ingeschreven zijn voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, geacht dit te zijn op 1 september 2007.

Voor de toepassing van de artikelen 16ter en 16quater worden de ambtenaren die vóór 1 september 2008 ingeschreven zijn voor de gecertificeerde opleiding bedoeld in artikel 70 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, en slagen voor deze opleiding, geacht dit te zijn op 1 september 2007. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2007.

Art. 14.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 april 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^