Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 april 2009
gepubliceerd op 28 april 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2009014059
pub.
28/04/2009
prom.
14/04/2009
ELI
eli/besluit/2009/04/14/2009014059/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 APRIL 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd bij de wetten van 18 juli 1990, 5 april 1995, 4 augustus 1996 en 27 november 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, inzonderheid artikel 43, vervangen door het koninklijk besluit van 12 december 1975 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 augustus 1976, 11 maart 1977, 16 november 1984, 13 september 1985, 19 juni 1989, 10 april 1995, 25 september 2002, 20 december 2002, 17 maart 2003 en 13 september 2004;

Gelet op het advies van de raadgevende commissie administratie-nijverheid gegeven op 28 april 2008;

Gelet op de betrokkenheid van de Gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 december 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 3 februari 2009;

Gelet op het advies 45.855/4 van de Raad van State, gegeven op 16 februari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit besluit voorziet in de omzetting van Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 november 2003 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, tot wijziging van Richtlijn 70/156/EEG en tot intrekking van Richtlijn 71/127/EEG, alsook in de omzetting van Richtlijn 2005/27/EG van de Commissie van 29 maart 2005 tot wijziging, met het oog op de aanpassing aan de technische vooruitgang, van Richtlijn 2003/97/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake de typegoedkeuring van inrichtingen voor indirect zicht en van voertuigen met deze inrichtingen, en in de omzetting van Richtlijn 2007/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende de uitrusting met spiegels van in de Gemeenschap ingeschreven vrachtwagens.

Art. 2.Aan artikel 1, § 2 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, wordt de volgende definitie toegevoegd : « De inverkeerstelling van een voertuig in België : de handeling waarbij het voertuig in het verkeer wordt gebracht onder dekking van een Belgische kentekenplaat. »

Art. 3.Aan artikel 32bis, punten 1.2.2.1. en 1.2.2.2. van hetzelfde besluit worden na « - de achteruitkijkspiegels », volgende woorden toegevoegd : « en vooruitkijkspiegels ».

Art. 4.Artikel 43, paragrafen § 4, § 5, § 6 en § 7 van hetzelfde besluit, worden vervangen als volgt : « § 4. Inrichting voor indirect zicht. 1. De voertuigen van de categorieën N2, N3 en M3, waarvoor de aanvraag om typegoedkeuring vanaf 1 januari 2003 wordt ingediend, alsook de nieuwe voertuigen van de categorieën N2, N3 en M3, in verkeer gebracht na 1 januari 2003, zijn uitgerust met een inrichting voor indirect zicht gehomologeerd door de minister bevoegd voor het wegverkeer of zijn afgevaardigde en die voldoet aan de bepalingen opgenomen in bijlage 16, hoofdstuk II, bij dit besluit en waarvan de montage voldoet aan de bepalingen van hoofdstuk III van dezelfde bijlage.2. De andere voertuigen dan deze bedoeld in punt 1, mogen uitgerust zijn met een inrichting voor indirect zicht die de bestuurder vanaf zijn zitplaats een zichtveld biedt groter dan dat bepaald in de voorschriften van de bovengenoemde Richtlijn 71/127/EEG van de Raad.3. In afwijking van de bepalingen van punten 1 en 2 hierboven is het toegelaten dat : - tot 31 december 2003, nieuwe types van voertuigen van de categorieën N2, N3 en M3, - en tot 31 december 2004, nieuwe voertuigen van de categorieën N2, N3 en M3, niet voldoen aan de bepalingen van bijlage 16, op voorwaarde dat de voertuigen bij hun in verkeerstelling uitgerust zijn met een inrichting voor indirect zicht die voldoet aan de bepalingen van § 6 en waarvan de overeenstemming daarmee is nagezien volgens de modaliteiten bepaald in § 6. § 5. 1. De nieuwe types voertuigen van de categorieën M en N of de nieuwe types inrichting voor indirect zicht waarvoor de aanvraag om goedkeuring vanaf 26 januari 2006 wordt ingediend, moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage 16bis bij dit besluit.

Deze termijn wordt evenwel met twaalf maanden verlengd met betrekking tot de voorschriften betreffende de vooruitkijk- en achteruitkijkspiegels van klasse VI als onderdeel en hun installatie op de voertuigen. 2. De voertuigen van de categorieën M1 en N1 in het verkeer gebracht vanaf 26 januari 2010, moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage 16bis. De in het verkeer gebracht voertuigen van de categorieën M2, M3, N2 en N3, moeten voldoen aan de bepalingen van bijlage 16bis, vanaf 26 januari 2007. 3. Een voertuig mag uitgerust zijn met een inrichting voor indirect zicht dat voldoet aan de voorschriften van bijlage 16bis vóór 26 januari 2006. De inrichtingen voor indirect zicht mogen voldoen aan de bepalingen van bijlage 16bis vóór 26 januari 2006. § 6. 1. De voertuigen van de categorieën N2, N3 in het verkeer gebracht vóór 1 januari 2003 zijn vanaf de dag van de eerste keuring die in het jaar 2003 plaats vindt overeenkomstig artikel 23 novies van dit besluit, aan de passagierszijde uitgerust met een inrichting voor indirect zicht die voldoet aan de bepalingen opgenomen in de punten A, B.1 en B.2.1 en aanhangsels 1 en 2 van hoofdstuk II van bijlage 16 bij dit besluit. 2. De inrichtingen voor indirect zicht van het type camera-beeldschermsysteem, zoals bedoeld in punt B van hoofdstuk II van bijlage 16, leveren een permanent beeld in het zichtbare spectrum waarbij de weergave van het beeld gebeurt zonder interpretatie en waarvan het mogelijk is om het contrast en de helderheid automatisch of manueel te regelen. 3. De montage van de inrichting voor indirect zicht voldoet aan de bepalingen van de punten 1, 3.1, 3.2, 3.5, 3.6, 3.8, 5.7, 5.8, 6, 7, 8, 9 en aanhangsel 1 van hoofdstuk III van bijlage 16. Het gezichtsveld van de inrichting voor indirect zicht, eventueel in combinatie met dat van de reeds bestaande spiegels op het voertuig, moet voldoen aan punt 5.4.2 van hoofdstuk III van bijlage 16. 4. Voor de beoordeling van het gezichtsveld wordt verondersteld voldaan te zijn aan de bepalingen van punt 5.4.2 van hoofdstuk III van bijlage 16, indien het gezichtsveld tot op een laterale afstand van 12,5 m vanaf de buitenkant van het voertuig, aanwezig is. 5. De overeenstemming van inrichtingen voor indirect zicht met de in punt 1 vermelde bepalingen, wordt nagezien door de instellingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regels van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen. § 7. 1. Voertuigen van de categorieën N2 en N3 in het verkeer gebracht vanaf 1 januari 2000 waarvoor geen typegoedkeuring is verleend of die niet als individueel voertuig zijn goedgekeurd, op basis van bijlage 16bis moeten op 31 maart 2009 aan de passagierszijde zijn uitgerust met breedtespiegels en trottoirspiegels die voldoen aan de onderscheiden voorschriften voor spiegels van klasse IV en V van bijlage 16bis. 2. De vereisten van punt 1 hierboven worden geacht te zijn nageleefd, indien de voertuigen aan passagierszijde zijn uitgerust met breedtespiegels en trottoirspiegels, waarvan de combinatie een gezeichtsveld dekt dat en minste 95 % van het gezichtsveld op grondniveau voor een spiegel van klasse IV en ten minste 85 % van het gezichtsveld op grondniveau voor een spiegel van klasse V bedraagt, bedoeld in bijlage 16bis.3. De in punt 1 hierboven bedoelde voertuigen die, bij gebrek aan beschikbare en economisch haalbare technische oplossingen niet kunnen worden uitgerust met spiegels die voldoen aan de voorschriften van de punten 1 en 2, mogen met extra spiegels en/of andere inrichtingen voor indirect zicht worden uitgerust, mits de combinatie van dergelijke inrichtingen ten minste 95 % van het gezichtsveld op grondniveau voor een spiegel van klasse IV en tenminste 85 % van het gezichtsveld op grondniveau voor een spiegel van klasse V bedoeld in bijlage 16bis, bedraagt.4. De conformiteit van de inrichtingen voor indirect zicht met de voorschriften van de punten 1, 2 en 3 hierboven, wordt nagezien door de instellingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de regeling van de administratieve controle van de instellingen belast met de controle van de in het verkeer gebrachte voertuigen.».

Art. 5.Bijlage 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de nieuwe bijlage 16, bijgevoegd bij dit besluit.

Art. 6.Een bijlage 16bis wordt toegevoegd aan het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, vastgesteld overeenkomstig de bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 7.De Minister bevoegd voor het Wegverkeer is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 14 april 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 14 april 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 april 2009 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 14 april 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

^