Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2001
gepubliceerd op 22 januari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013234
pub.
22/01/2002
prom.
14/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/14/2001013234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 december 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997 Bevordering van de tewerkstelling en de vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 1997 onder het nummer 45992/CO/317) Collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de bevordering van de werkgelegenheid ter uitvoering van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten en heeft directe uitwerking. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen in militaire basissen gevestigd op Belgisch grondgebied, ongeacht het feit of hun zetel zich in België of in het buitenland bevindt. § 3. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden onder "ondernemingen" verstaan : de ondernemingen die bewakingsdiensten verrichten in bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basissen in België of die prestaties leveren en speciale zendingen uitvoeren, bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied, en onder "werklieden" : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie

Art. 2.§ 1. De werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen of die bewakingsdiensten verrichten in bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basissen in België of die prestaties leveren en speciale zendingen uitvoeren, bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied, worden ingedeeld in drie categorieën, rekening houdend met de aard van de uitgevoerde werken, de beroepsbekwaamheid en de graad van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de taken die hun worden toevertrouwd. § 2. Beschouwd wordt als : 1. Bewakingsagent : de werkman die bewakingsprestaties uitvoert, ter plaatse of als escorte.2. Portier : de bewakingsagent die, in het raam van zijn bewakingsopdracht, als hoofdtaken heeft : de controle bij de ingang en uitgang; het ontvangen en overbrengen van telefonische oproepen; het uitvoeren van eenvoudige administratieve opdrachten.

Hij kan worden verzocht om rondes uit te voeren in het raam van zijn bewakingsopdracht. 3. Postoverste. HOOFDSTUK III. - Lonen, premies en diverse vergoedingen

Art. 3.De minimumuurlonen, alsmede de werkelijke uurlonen, worden verhoogd met 4 BEF op 1 april 1997 en met 4 BEF op 1 januari 1998.

De minimumuurlonen voor de werklieden bedoeld in artikel 1, toepasselijk vanaf 1 april 1997, voor een werkelijke wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 37 uren, zijn de volgende : - Bewakingsagent : 444,45 BEF; - Portier : 444,45 BEF + (2 BEF niet geïndexeerd); - Postoverste : 444,45 BEF + (3 BEF niet geïndexeerd).

Art. 4.Er wordt een speciale premie toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid op de 11 feestdagen, gelijk aan 20 pct. (71,34) van het loon van de categorie A "privé-sector" per 1 januari van elk jaar. Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon het loon van categorie A van 1 januari 1997.

Voor de berekening van de premie begint de dag op 00.00 uur en eindigt om 24.00 uur.

Art. 5.Onder wettelijke feestdagen worden verstaan : - 1 januari : Nieuwjaar - Paasmaandag - 1 mei : Feest van de arbeid - O.L.H.-Hemelvaart - Pinkstermaandag - 21 juli : Nationale feestdag - 15 augustus : O.L.V.-Hemelvaart - 1 november : Allerheiligen - 11 november : Wapenstilstand - 25 december : Kerstmis - als communautaire feestdag : - 11 juli : van de Vlaamse Gemeenschap - 27 september : van de Franse Gemeenschap - 15 november : van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 6.Aan de werknemers-arbeiders die voltijds tewerkgesteld zijn en slechts 5 dagen werken in een arbeidstijdregeling van 6 dagen/ 37 uren wordt 37/5 maal het werkelijk betaalde loon gewaarborgd.

Art. 7.§ 1. Een speciale nachtpremie wordt toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid tussen 22.00 en 6.00 uur, ongeacht de arbeidstijdregeling, gelijk aan 10 pct. van het loon van categorie A "privé-sector" per 1 januari van elk jaar. Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon van categorie A op 1 januari 1997. § 2. Een premie van 10 pct. (35,67) op het loon van categorie A in de privé-sector per 1 januari van elk jaar wordt toegekend voor zondagsarbeid (van 00.00 u. tot 24.00 u.). Voor 1997 geldt als toepassingsdatum 1 april 1997, met als referentieloon van categorie A op 1 januari 1997.

Art. 8.De premies voor nachtarbeid en arbeid op zon- en feestdagen zijn cumuleerbaar.

Art. 9.Anciënniteitspremie : aan alle categorieën van werknemers zal een speciale anciënniteitspremie worden toegekend, die gelijk is aan : - 3 000 BEF eenmalig en 1 blijvende dag bijkomend verlof voor alle werknemers die 10 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming.

De werknemers die reeds meer dan 10 jaar anciënniteit hebben binnen dezelfde onderneming, zullen deze premie en verlofdag automatisch genieten op de datum van hun verjaardag. - 5 000 BEF eenmalig en 2 blijvende dagen verlof voor alle werknemers die 15 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming.

De werknemers die reeds meer dan 15 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming, zullen deze premie en verlofdagen automatisch genieten op de datum van hun verjaardag.

De bovenvermelde blijvende verlofdagen zijn niet cumuleerbaar.

Art. 10.Syndicale premie.

Sedert 1 januari 1994, wordt het bedrag van de syndicale premie vastgesteld op 3 500 BEF. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsduur

Art. 11.§ 1. De herverdeling van de arbeid, gepland op het niveau van de ondernemingen, alsook de veralgemeende vermindering van de gemiddelde arbeidstijd voor het geheel van de werklieden, tot 37 uren per week, zal van toepassing zijn. § 2. Er wordt overeengekomen dat een maximum van 60 pct. van de aan de werklieden opgelegde arbeidsprestaties mag worden besteed aan : - rondes; - begeleiding van munitie; - andere portiersactiviteiten dan kantoorwerken; - andere activiteiten van ploegbaas dan kantoorwerken.

De resterende 40 pct. moeten worden beschouwd als rusttijd, schafttijd en tijd voor de volgende activiteiten : - begeleiding van bezoekers; - kantoorwerken; - schoonmaken van de voertuigen en van de lokalen die ter beschikking zijn gesteld van de werklieden; - onderhoud van de kennels; - onderhoud van de wapens; - vorming inzake veiligheid en oefeningen. § 3. De rusttijd mag niet korter zijn dan 1/4e van de aanwezigheidsuren. § 4. De hierboven niet bepaalde uit te voeren arbeidsprestaties zullen door de vakbondsafvaardigingen in gemeenschappelijk overleg met de werkgevers worden verdeeld volgens 60/40 verhouding. § 5. In geval van oefening of alarm is deze beperking tot 60 pct. niet meer toepasselijk. § 6. De aanwezigheidsuren zullen betaald worden volgens de toegepaste loonschalen. § 7. Er wordt een minimummaandloon gewaarborgd dat gelijk is aan het aantal arbeidsdagen en arbeidsuren voor iedere maand in 1997 en 1998, zijnde : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 25 dagen - 154 u. 15';

Franse Gemeenschap in september : 25 dagen - 154 u. 15';

Duitstalige Gemeenschap in november : 22 dagen - 135 u. 44'.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 25 dagen - 154 u. 15';

Franse Gemeenschap in september : 25 dagen - 154 u. 15';

Duitstalige Gemeenschap in november : 22 dagen - 135 u. 44'.

De coëfficiënt voor de omrekening van een arbeidstijdregeling van 5 dagen per week in een arbeidstijdregeling van 6 dagen per week bedraagt 6,17 voor een arbeidsprestatie van gemiddeld 37 uren per week. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 12.§ 1. De minimumlonen die bepaald zijn in artikel 3 en de werkelijk uitbetaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De lonen die op 1 april 1997 worden betaald stemmen overeen met het spilindexcijfer 119,53. § 3. Telkens als het viermaandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen één van de spilindexcijfers bereikt, worden de lonen die gekoppeld zijn aan het spilindexcijfer 119,53 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02 n op toe te passen, waarbij "n" de rang van het bereikte spilindexcijfer vertegenwoordigt.

Onder spilindexcijfers moet worden verstaan, de getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 119,53 is en waarvan elk van de volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. § 4. De breuken van één honderdste van een punt worden naar het hogere honderdste afgerond of verwaarloosd, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een honderdste bereiken. § 5. De lonen worden aangepast vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 6. Het resultaat van de berekeningen van de aanpassing van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt afgerond naar het hogere of lagere honderdste, naargelang het al dan niet 50 pct. van een honderdste bereikt. § 7. Wanneer terzelfder tijd een verhoging van de lonen die het gevolg is van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere loonsverhoging moet worden toegepast, wordt de aanpassing die het gevolg is van de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen uitgevoerd vooraleer de lonen volgens de vastgestelde verhoging worden aangepast. HOOFDSTUK VI. - Humanisering van de arbeid, werkzekerheid, bestaanszekerheid

Art. 13.§ 1. De maximum ononderbroken prestatieperiode mag niet meer bedragen dan 6 opeenvolgende dagen. De minimumrustperiode tussen twee prestatieperiodes van 6 dagen bedraagt 24 uur.

De mogelijkheid bestaat om op het niveau van de maatschappijen afwijkende overeenkomsten te sluiten waarbij rekening wordt gehouden met specifieke toestanden zoals de flexibele arbeidsregelingen die in de maatschappij van de klant toepasselijk zijn. § 2. De daggrens mag maximum 12 uren bedragen. De werkman heeft het recht een langer uurrooster te weigeren zonder dat hij hiervoor kan gesanctioneerd worden. § 3. Er wordt een rusttijd van 11 uren gewaarborgd tussen twee volledige arbeidsprestaties. § 4. De werklieden hebben recht op TWINTIG vrije weekends per JAAR. De werkgevers verbinden er zich ertoe alles in het werk te stellen om voor de werklieden meer weekends vrij te plannen.

Onder weekend verstaat men een referentieperiode van vrijdag 20 uur tot maandag 8 uur (= 60 uren) met de waarborg van een ononderbroken periode van 48 uren binnen de referentieperiode, terwijl een volledige zaterdag of zondag wordt gehandhaafd. De mogelijkheid bestaat om in de ondernemingen samen met de vakbondsafvaardiging eventuele afwijkingen te bepalen tijdens het onderzoek van de planningen.

Deze overeenkomst geldt niet voor werklieden die een weekend-overeenkomst hebben afgesloten, voor zover zij niet in tegenspraak zijn met de bepalingen vastgesteld in de § 1 en § 2. De weekendprestaties zullen bij voorkeur gebeuren door vrijwilligers. § 5. Een carensdag wordt toegekend onder volgende voorwaarden : 1° een werkman die in de loop van een semester niet ziek is geweest heeft recht op de uitkering van een carensdag voor de eerste ziekte in het daaropvolgend semester;2° de werkman die langdurig arbeidsongeschikt is geweest (meer dan één maand) in de loop van een semester, geniet eveneens de uitkering van de carensdag voor de eerste ziekteperiode in het daaropvolgend semester. De referentieperiode is het kalendersemester : 1ste ziekte in het 1ste semester 1997 : ref. 2e semester 1996; 1ste ziekte in het 2de semester 1997 : ref. 1e semester 1997; 1ste ziekte in het 1ste semester 1998 : ref. 2e semester 1997; 1ste ziekte in het 2de semester 1998 : ref. 1e semester 1998. § 6. In uitvoering van de Nationale Arbeidsraad collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 hebben de werklieden het recht op loopbaanonderbreking ten belope van 1 pct. van het personeelsbestand.

Daarenboven zal 3 pct. van het personeel kunnen genieten van loopbaanonderbreking voor sociale en familiale redenen.

Onder sociale en familiale redenen wordt onder andere verstaan; de opvoeding van een kind, ziekte of hospitalisatie van een verwant of echtgenoot waarmee de werkman onder hetzelfde dak leeft, of een familielid tot de eerste graad waarmee hij niet onder hetzelfde dak woont. § 7. De werklieden getroffen door economische of technische werkloosheid genieten ten laste van het Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen een bestaanszekerheidvergoeding van 100 BEF ten belope van maximum 30 dagen, gerekend per burgerlijk jaar. Vanaf 1 april 1997 wordt het systeem na een evaluatie verlengd naargelang de middelen van het sociaal fonds. HOOFDSTUK VII. - Reiskosten

Art. 14.§ 1. De werklieden hebben, ten laste van hun werkgever, recht op de integrale terugbetaling van de kosten van hun treinkaart voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en werkplaats, ongeacht het gebruikte vervoermiddel en het aantal kilometer. § 2. De bijkomende reiskosten die het gevolg zijn van speciale opdrachten die de werkgever oplegt en die het gebruik van een privé-voertuig vereisen, worden terugbetaald tegen 8 BEF per kilometer. § 3. Er zal worden tegemoetgekomen in de reiskosten na voorlegging van een bewijsformulier. § 4. In geval van wederoproeping wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten van 275 BEF per wederoproeping toegekend aan de werklieden van de militaire basissen. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere vergoedingen

Art. 15.§ 1. Een vergoeding voor het "leiden van een hond" wordt toegekend naar rato van 10 BEF per uur en per ronde met hond. § 2. Ingeval de werkgever aan de werkman vraagt zijn eigen hond te gebruiken in het raam van zijn arbeidsprestaties, zal hij aan de werkman een forfaitaire vergoeding betalen van 200 BEF per arbeidsprestatie, met een maandelijks forfaitair bedrag van minimum 2 000 BEF, behalve indien de meester of de hond onbeschikbaar zijn, in welk geval alleen de forfaitaire vergoeding van 200 BEF per arbeidsprestatie zal verschuldigd zijn. § 3. In geen geval mag de werkman die zijn eigen hond gebruikt technisch werkloos worden wegens het louter onbeschikbaar zijn van deze hond. § 4. Een bedrag gelijkwaardig aan dit van de treinkaart toegekend aan de werknemer om hem in staat te stellen zich met zijn hond naar het werk te begeven.

In ieder geval wordt er, indien er voor de verplaatsing met een privé-voertuig 8 BEF per kilometer wordt betaald, geen vergoeding voor het vervoer van de hond betaald. § 5. Een vergoeding voor "schoenen" van 1 100 BEF wordt toegekend aan de bewakingsagenten die werkzaam zijn in militaire basissen.

In geval de werkgever of de klant een speciaal schoeisel voorschrijft zal de werkgever instaan voor de levering of een vergoeding betalen die overeenstemt met de kostprijs van dit schoeisel. HOOFDSTUK IX. - Uniform en uitrusting

Art. 16.§ 1. De werkgever stelt een gepast uniform ter beschikking van zijn werklieden, dat bestaat uit een kepi, een pak, drie hemden en een das, alsmede een beschermingsuitrusting, bestaande uit een mantel en een sjaal in de winter, een regenjas in de zomer, een paar laarzen voor het werk op de werf.

Bovendien wordt ook gezorgd voor werkkleding aangepast aan het seizoen.

De werkman moet het uniform en de uitrusting alleen gedurende de werkuren dragen. § 2. Deze uitrusting wordt om de twee jaar vervangen, of vroeger, bij abnormale slijtage. § 3. Om de negen maanden, wordt aan de werklieden een nieuw hemd bezorgd.

De werkman die de onderneming verlaat, moet evenwel automatisch een som terugbetalen die wordt berekend in negenden voor de nog lopende maanden, wat het hemd betreft.

De prijs van het hemd wordt vastgesteld op het niveau van de onderneming en medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. § 4. Buiten de wettelijke proefperiode betaalt de werkgever die de verplichtingen niet heeft nageleefd die bepaald zijn in dit artikel aan de werklieden een vergoeding van 25 BEF per dag gedurende de periode tijdens welke hij deze bepalingen heeft overtreden. § 5. Aan de werklieden die voltijdse arbeidsprestaties verrichten wordt een vergoeding van 280 BEF per maand toegekend voor het onderhoud van hun uniform. § 6. Wat betreft de werklieden die deeltijdse arbeidsprestaties verrichten is in dezelfde vergoeding voorzien voor de werklieden die gemiddeld minimum 18.30 uren werkelijke arbeidsprestaties per week verrichten op maandbasis. § 7. Voor de werklieden met deeltijdse prestaties minder dan 18.30 uur, wordt een vergoeding van 140 BEF per maand toegekend. § 8. Wanneer er arbeidsprestaties moeten worden verricht in een vuile omgeving, zal de vergoeding van 280 BEF eveneens worden toegekend aan de werknemers die minder dan 18.30 uren werken. HOOFDSTUK X. - Administratie

Art. 17.§ 1er. De werkgevers zullen voor de vaste commerciële contracten de planningslijsten overmaken aan de werklieden tussen de 25e en de 28e van iedere maand. § 2. De loonfiches zullen eenduidig en duidelijk alle elementen die deel uitmaken van de betaling en dat op een begrijpelijke wijze bevatten. § 3. Aan de werknemers wordt het volgende gewaarborgd : a) voor de feestdagen : een dagloon gelijk aan 37/5;b) voor hun deelneming aan de vergaderingen, hetzij van de ondernemingsraad, hetzij van het comité voor veiligheid en gezondheid, hetzij van de vakbondsafvaardiging, de aanwezigheidstijd;c) voor het anciënniteitsverlof een dagloon gelijk aan 37/6;d) in geval van kort verzuim, de conventionele regel met een minimumdagloon gelijk aan 37/6. HOOFDSTUK XI. - Veiligheid

Art. 18.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 oktober 1980 (Belgisch Staatsblad van 21 november 1980) gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, tot vaststelling van de maatregelen tot bevordering van de veiligheid in de sector van de bewaking, wordt uitgebreid tot alle werknemers die een wapen moeten dragen tijdens hun diensturen. § 2. Het bezit van een toelating om een verdedigingswapen te dragen houdt geen automatisch recht in op het voordeel, bedoeld in artikel 11 van de hierboven vernoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980. § 3. De risicodekking en de modaliteiten voor de toekenning van de vastgestelde kapitalen zijn de volgende : - bij agressie met dodelijke afloop tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval dat de dood veroorzaakt : 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen zullen enkel aan de echtgeno(o)t(e) van de werknemer of, bij gebrek ervan, aan de wettelijke erfgenamen van de 1ste graad worden gestort. - bij agressie die een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt heeft tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval die een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt : 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen zullen enkel worden gestort aan de betrokken werknemer.

Art. 19.§ 1. Zowel de voertuigen als de lokalen waar de werkman tewerkgesteld is dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het algemeen reglement op de arbeidsbescherming en dit in alle omstandigheden.

Hiervoor zal een speciale clausule in de commerciële contracten ingelast worden.

Bij problemen zal de veiligheidschef van de bewakingsonderneming contact opnemen met zijn collega van de klant. De genomen maatregelen zullen op het comité voor veiligheid en gezondheid besproken worden.

In geval de problemen aanhouden kan de syndicale delegatie gebruik maken van haar recht om een werfbezoek aan te vragen, conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst-vakbondsafvaardiging van 6 december 1993, artikel 9, 3e alinea. § 2. Veiligheid statische bewaking : - Permanente verbinding met de centrale dankzij een communicatiemiddel, eventueel aangevuld met een opsporingsmiddel « geïsoleerde werknemer » (ref. art. 54ter van het A.R.A.B.). HOOFDSTUK XII. - Professionele vorming

Art. 20.§ 1er. De vorming voorzien bij de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1990), zal binnen de bij wet voorziene tijd gegeven worden. § 2. De werkgevers verbinden zich ertoe bijkomende beroepsscholing en herscholing te organiseren, meer bepaald inzake situatiebeheersing en wettig handelen maar ook in stressbeheersing en omgang met derden.

De sociale gesprekspartners zullen deze problematiek aankaarten bij de Minister van Binnenlandse Zaken. § 3. Een werkman die het slachtoffer is geweest van een agressie, krijgt bijstand. Hij zal omgeschoold of opgeleid worden voor een eventuele herplaatsing, indien dit in het belang van de werkman is. HOOFDSTUK XIII. - Syndicale vorming

Art. 21.De vakbonden ontvangen voor vorming, behalve deze die door andere instanties vergoed wordt, een pool van betaalde uren gelijk aan 8 dagen van 8 uur per jaar en per effectief mandaat syndicale delegatie, ondernemingsraad en comité voor veiligheid en gezondheid.

De "pot" voor de uren vakbondsopleiding wordt berekend op basis van het totaal van de effectieve mandaten, van alle betrokken organen en kan worden gebruikt door de effectieve en plaatsvervangende. In geval van vermindering van het aantal mandaten, zowel effectieve als plaatsvervangende, kan de betrokken vakorganisatie evenwel deelnemers aanwijzen onder de kandidaten bij de sociale verkiezingen. HOOFDSTUK XIV. - Tewerkstellingsbeleid en vastheid van betrekking

Art. 22.§ 1. Wat het tewerkstellingsbeleid en de vastheid van betrekking betreft, blijven de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1977 gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de tewerkstellingspolitiek en de werkzekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 juni 1978 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1978), gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 oktober 1980, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 april 1981 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 1981), van toepassing. § 2. Gepensioneerden van 65 jaar en meer, worden niet meer in dienst genomen. § 3. De eventuele tewerkstelling van gepensioneerden van minder dan 65 jaar zal, geval per geval worden onderzocht door de ondernemingsraad of, bij gebrek ervan, door de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek hiervan, met de plaatselijke vakbondsvrijgestelden van de ondertekenende representatieve werknemersorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XV. - Algemeenheden

Art. 23.§ 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.

Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardentransport. § 3. Voordeliger overeenkomsten, gesloten in het paritair comité of in het vlak van de onderneming, en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, blijven behouden. HOOFDSTUK XVI. - Arbeidsvrede

Art. 24.De sociale gesprekspartners verbinden zich ertoe om tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om de arbeidsvrede te waarborgen, noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsniveau eisen te stellen en de bepalingen van de beslissing van 19 juni 1980 van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten inzake de prestaties van algemeen belang in vredestijd na te leven. HOOFDSTUK XVII. - Bijzondere bepaling

Art. 25.De hoofdbekommernis van deze overeenkomst is het behoud of de uitbreiding van de tewerkstelling. Indien bij de jaarlijkse evaluatie blijkt dat een of meerdere ondernemingen hun verplichtingen niet nakomen, zal de voorzitter van het paritair comité de bevoegde minister hiervan in kennis stellen met het verzoek elke lastenvermindering die de onderneming genoten heeft terug te vorderen en haar voor de toekomst uit te sluiten tot zolang het paritair comité een advies geeft waarin zij terug komt op haar beslissing. HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepalingen

Art. 26.§ 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om eerst een beroep te doen op de voorzitter van het paritair comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing kan voorstellen aan betrokken partijen. § 2. Onverminderd andere vermeldingen hebben de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst uitwerking met ingang van 1 april 1997 en is ze gesloten voor onbepaalde tijd, behalve wat betreft de clausules vermeld in hoofdstuk IV, arbeidsduur, artikel 11 § 7 in werking treden op 1 januari 1997 en buiten werking treden op 31 december 1998. § 3. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996 ter griffie geregistreerd op 21 mei 1996 onder het nummer 41818/CO/317 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en vastlegging van bepaalde arbeidsvoorwaarden voor de werklieden tewerkgesteld in de militaire sector van de bewaking. § 4. Vanaf 1 oktober 1998 zal zij kunnen worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzegtermijn van drie maanden, bij aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^