Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 december 2010
gepubliceerd op 28 januari 2011

Koninklijk besluit houdende samenstelling en werking van de kamers van de administratieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie. - Rechtzetting

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2011022022
pub.
28/01/2011
prom.
14/12/2010
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID EN FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG


14 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit houdende samenstelling en werking van de kamers van de administratieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie. - Rechtzetting


In het Belgisch Staatsblad nr 381 van 28 december 2010, 2e editie, bladzijde 82496 moeten de volgende correcties worden aangebracht : - de hoofding « Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid en Federale overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie » dient te worden vervangen door de hoofding « Federale overheidsdienst Sociale Zekerheid en Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg »; - het volgende document dient te worden bijgevoegd : ADVIES 48.040/1 VAN 21 APRIL 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 29 maart 2010 door de Minister van Sociale Zaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende samenstelling en werking van de kamers van de administratieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie », heeft het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om de samenstelling en de werking te regelen van de kamers van de administratieve afdeling van de Commissie ter regeling van de arbeidsrelatie, ingesteld bij artikel 329, § 1, van de programmawet (I) van 27 december 2006. 2.1. Artikel 1 van het ontwerp bepaalt dat de administratieve afdeling van de voornoemde commissie wordt ingesteld bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. Dit artikel kan in beginsel worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 329, § 1, van de programmawet (I) van 27 december 2006, gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet, dat aan de Koning de algemene bevoegdheid verleent tot uitvoering van de wetten.

In de mate evenwel in artikel 1 van het ontwerp wordt bepaald dat de administratieve afdeling uit verschillende kamers « kan » bestaan, is die bepaling formeel gesproken niet in overeenstemming met hetgeen artikel 329, § 1, van de programmawet (I) van 27 december 2006, na het tweede streepje voorschrijft, namelijk dat de betrokken afdeling « meerdere kamers » telt. De zinsnede « en kan uit verschillende kamers bestaan » moet derhalve worden geschrapt in artikel 1 van het ontwerp.

Ook nog andere artikelen van het ontwerp moeten worden aangepast, zoals artikel 6, § 2, eerste lid, waarin de verwijzing naar « het moment waarop de administratieve afdeling meerdere kamers telt » evenmin in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 329, § 1, tweede streepje, van de voornoemde programmawet. 2.2. De artikelen 2 en 3 van het ontwerp regelen diverse aspecten van de samenstelling van de kamers van de administratieve afdeling. In beginsel kan daarvoor rechtsgrond worden gevonden in artikel 329, § 3, van de programmawet (I) van 27 december 2006, gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet. De voornoemde artikelen van het ontwerp kunnen immers worden geacht de in artikel 329, § 3, van de betrokken wet opgenomen regeling inzake de samenstelling van de kamers van de administratieve afdeling nader uit te werken.

Deze conclusie geldt echter niet in de mate in de artikelen 2 en 3 van het ontwerp wordt bepaald dat er, benevens effectieve leden, tevens plaatsvervangende leden zijn en er ook een plaatsvervangende voorzitter is. In artikel 329, §§ 3 en 4, van de programmawet (I) van 27 december 2006 is echter als zodanig geen sprake van « effectieve en plaatsvervangende leden », maar enkel van « leden ». De voornoemde wetsbepalingen maken evenmin melding van een plaatsvervangende voorzitter. Er moet derhalve worden aangenomen dat de wetgever niet in een regeling van plaatsvervanging heeft voorzien ten aanzien van de leden, noch ten aanzien van de voorzitter. De Koning kan bijgevolg zonder daartoe door de wetgever uitdrukkelijk te zijn gemachtigd, laat staan op grond van de algemene uitvoeringsbevoegdheid waarover hij krachtens artikel 108 van de Grondwet beschikt, niet in een dergelijke regeling van plaatsvervanging voorzien. De bepalingen die betrekking hebben op of die verwijzen naar de bedoelde plaatsvervanging dienen dan ook te worden weggelaten uit de artikelen 2, 3 en 6 (1) van het ontwerp. 2.3. De artikelen 4 tot 6, 11 en 12, van het ontwerp regelen uiteenlopende aspecten van de werking van de administratieve afdeling en vinden rechtsgrond in artikel 329, § 6, van de programmawet (I) van 27 december 2006, dat de Koning opdraagt om de betrokken werkingsregels te bepalen. 2.4.De artikelen 7 tot 10 van het ontwerp bevatten een aantal voorwaarden van ontvankelijkheid van de aanvragen bedoeld in artikel 338, §§ 2 en 6, van de programmawet (I) van 27 december 2006. De Koning wordt evenwel niet uitdrukkelijk gemachtigd om dergelijke ontvankelijkheidsvoorwaarden vast te stellen. Dergelijke vaststelling kan evenmin tot de algemene uitvoeringsbevoegdheid van wetten worden gerekend.

Enkel voor het bepaalde in artikel 8, §§ 2 en 3, van het ontwerp, is een rechtsgrond voorhanden, zijnde artikel 338, § 2, vierde lid, van de voornoemde programmawet, dat bepaalt dat « de regels en modaliteiten van de opdracht van de bij artikel 20 van het koninklijk besluit nr. 38 bedoelde sociale verzekeringsfondsen door de Koning worden vastgesteld ».

Op artikel 8,§ § 2 en 3, van het ontwerp na kunnen de artikelen 7 tot 10 niet in het ontwerp worden behouden wegens gebrek aan rechtsgrond (2).

ONDERZOEK VAN DE TEKST Aanhef 1. Rekening houdend met hetgeen is opgemerkt met betrekking tot de rechtsgrond van het ontwerp dient de aanhef aan te vangen met een nieuw toe te voegen lid, luidende : « Gelet op de Grondwet, artikel 108;». 2. De verwijzing naar de rechtsgrondbiedende bepalingen van de programmawet (I) van 27 december 2006, moet worden aangepast als volgt : « Gelet op de programmawet (I) van 27 december 2006, artikelen 329, §§ 3 en 6, en 338, § 2, vierde lid;».

Artikel 2 Artikel 2, § 1, eerste lid, van het ontwerp herneemt hetgeen deels reeds wordt bepaald in artikel 329, § 3, eerste lid, van de programmawet (I) van 27 december 2006. Indien dergelijke herhaling nuttig wordt geacht ter wille van de toegankelijkheid van de ontworpen regeling, verdient het aanbeveling om in de inleidende zin van artikel 2, § 1, eerste lid, van het ontwerp te refereren aan de wetsbepaling die wordt overgenomen en te schrijven : « Overeenkomstig artikel 329, § 3, eerste lid, van de programmawet (I) van 27 december 2006, bestaat elke kamer van de administratieve afdeling naast de voorzitter. » De kamer was samengesteld uit : De heren : M. VAN DAMME, kamervoorzitter;

J. BAERT, B. SEUTIN, staatsraden;

M. TISON, assessor van de afdeling Wetgeving;

Mevr. A. BECKERS, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. R. THIELEMANS, eerste auditeur. ...

De griffier, A. Beckers.

De voorzitter, M. Van Damme. _______ Nota's (1) In artikel 6, § 2, van het ontwerp worden de functies van eerste voorzitter en plaatsvervangend eerste voorzitter ingevoerd en worden de daaraan verbonden taken opgesomd.Van dergelijke functies wordt geen melding gemaakt in artikel 329, § 3, van de programmawet (I) van 27 december 2006, laat staan dat in die wetsbepaling inhoudelijk invulling wordt gegeven aan die functies. Zonder uitdrukkelijke delegatiebepaling kan de Koning daar evenmin bevoegd toe worden geacht. (2) De interne verwijzingen die voorkomen in de artikelen 11 en 12 van het ontwerp zullen, rekening houdend hiermee, evenmin ongewijzigd kunnen worden behouden.De verwijzing naar de « bijkomende documenten waarvan sprake in artikel 7, § 2 », in artikel 12, eerste lid, van het ontwerp, is trouwens niet correct.

^