Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 februari 2005
gepubliceerd op 24 februari 2005

Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2005002019
pub.
24/02/2005
prom.
14/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/14/2005002019/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering, inzonderheid op artikel 7, tweede lid, ingevoegd bij de programmawet van 27 december 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 31 januari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 4 februari 2005;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn instaan voor de sociale en budgettaire begeleiding van personen die namelijk problemen ondervinden voor het betalen van gas- en elektriciteitsfacturen, bij toepassing van de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering;

Dat volgens artikel 5 van voormelde wet van 4 september 2002, de financiering van deze opdracht vanaf 1 januari 2005 afhankelijk is van de erkenning van de dienst schuldbemiddeling van het betrokken O.C.M.W. door de bevoegde overheid of van zijn overeenkomst met een door de bevoegde overheid erkende dienst of persoon;

Dat tot nu toe nog geen enkele maatregel werd bepaald voor de O.C.M.W.'s die instaan voor sociale en budgettaire begeleiding in het kader van voormelde wet van 4 september 2002 en die voorlopig nog niet in orde zijn met hun erkenning;

Dat maatregelen waardoor deze O.C.M.W.'s het recht op de toelage voor gans het jaar 2005 niet zouden verliezen nodig zijn om hun opdracht van steunverlening in het kader van deze wet niet in hun gedrang te brengen;

Dat bij deze gelegenheid, sommige O.C.M.W.'s waaraan een bepaald bedrag van de toelage voor het jaar 2004 voor de kosten van het personeel aangesteld voor deze opdracht werd erkend, een vermindering van hun toelage voor het jaar 2005 vaststellen ingevolge de toepassing van de in artikel 4 van voormelde wet bedoelde criteria;

Dat sommige O.C.M.W.'s overigens niet alle financiële middelen gebruiken, die hen bij toepassing van voormelde wet worden erkend;

Dat artikel 202 van de programmawet van 27 december 2004 de Koning voortaan de mogelijkheid geeft om de voorwaarden en modaliteiten te bepalen volgens dewelke de in artikel 4 voorziene financiële middelen worden besteed, hun uitgaven worden verantwoord en het saldo een andere bestemming krijgt indien het niet wordt aangewend;

Dat de voorwaarden en modaliteiten voor de aanwending van de geldmiddelen evenals de verantwoording van de uitgaven en de besteding van de door sommige O.C.M.W.'s niet-gebruikte of niet-verantwoorde toelagen zo snel mogelijk bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit moeten vastgelegd worden om geldmiddelen vrij te maken, die de O.C.M.W.'s nodig hebben om het ontbreken van deze toelage inzake personeel voor het jaar 2005 op te vangen; aangezien het de bedoeling is hun actie op het terrein inzake sociale en budgettaire begeleiding van personen die namelijk problemen ondervinden voor het betalen van gas- en elektriciteitsfacturen niet in het gedrang te brengen, moet dit besluit zo snel mogelijk worden genomen.

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : « de wet » : de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering; « de fondsen » : de financiële fondsen bedoeld bij artikel 21 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en bij artikel 15/11 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen.

Art. 2.§ 1. De openbare centra voor maatschappelijk welzijn die op 1 januari 2005 niet voldoen aan de voorwaarde bedoeld in artikel 5 van de wet van 4 september 2002 kunnen aanspraak maken op de uitbetaling van de toelage bedoeld in artikel 4, § 1 en 2, van de wet vanaf de eerste dag van de maand volgend op die tijdens dewelke ze ofwel de erkenning door de bevoegde overheid als schuldbemiddelingsdienst hebben bekomen, ofwel een overeenkomst hebben gesloten met een bij de bevoegde overheid erkende dienst of persoon. § 2. De toelage waarop een O.C.M.W. aanspraak kan maken wanneer het zich bevindt in een van de voorwaarden bedoeld in § 1 van dit besluit wordt berekend in twaalfden ten opzichte van de totale toelage voor het ganse jaar en pro rata van het aantal resterende maanden.

Art. 3.Het O.C.M.W. legt een verslag voor over de aanwending van de geldmiddelen die hem voor een referentiebegrotingsjaar werden erkend uiterlijk tegen eind februari van het volgende jaar.

Art. 4.Met het oog op de controle op de aanwending van de toelage moeten alle bewijsstukken bij het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn worden bewaard.

Art. 5.§ 1. Na voorlegging door het O.C.M.W. van het in artikel 3 bedoeld verslag, worden de door het centrum niet aangewende middelen voor het referentiebegrotingsjaar terugbetaald in de vorm van een compensatie die in mindering wordt gebracht van het bedrag van de toelage waarop het voor het volgende jaar aanspraak kan maken. § 2. De voor een begrotingsjaar niet-verantwoorde geldmiddelen ingevolge de controle uitgevoerd door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie worden terugbetaald in de vorm van een compensatie die in mindering wordt gebracht van het bedrag van de toelage waarop het O.C.M.W. voor het jaar volgend op dat van de controle door de administratie aanspraak kan maken. § 3. Het totaal bedrag van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen afkomstig van de fondsen wordt toegevoegd aan de geldmiddelen van de fondsen voor het volgende jaar.

Art. 6.§ 1. Als overgangsmaatregel voor het jaar 2005 ontvangen de centra die ten opzichte van het voorgaande jaar zich in een lagere klasse bevinden zoals gedefinieerd in artikel 4, § 2, van de wet, en die voldoen aan het criterium bepaald in artikel 5 van de wet, voor het lopende jaar een compensatie die prioritair wordt ingehouden van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen van het voorafgaande jaar ingevolge de toepassing van artikel 5, § 3. § 2. Het bedrag van de niet-aangewende of niet-verantwoorde geldmiddelen wordt herverdeeld onder de in § 1 bedoelde O.C.M.W.'s naar verhouding van de daling in personeelsequivalenten per betrokken centrum. § 3. De financiële compensatie bedoeld in § 1 is zodanig beperkt zodat de compensatie per centrum het bedrag niet kan overschrijden dat overeenkomt met de daling in personeelsequivalenten, gerekend naar het geïndexeerde forfait per personeelsequivalent, zoals bepaald in artikel 4, § 1 en § 3, van de wet.

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2005.

Art. 8.Onze Minister van Maatschappelijke Integratie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, C. DUPONT

^