Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 januari 1999
gepubliceerd op 24 februari 1999

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016047
pub.
24/02/1999
prom.
14/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/14/1999016047/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JANUARI 1999. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 1996, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, inzonderheid op artikel 2, tweede lid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 januari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door : - de samenhang tussen dit koninklijk besluit en de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, die op 1 januari 1999 in werking is getreden; - de noodzaak om, gelet op genoemde datum van inwerkingtreding, zo snel mogelijk richtlijnen te geven aan de sociale-verzekeringsfondsen voor zelfstandigen, zodat zij hun leden kunnen inlichten over de in dit besluit voorziene uitkeringen;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1° "het koninklijk besluit van 18 november 1996" : het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval van faillissement, en van gelijkgestelde personen.met toepassing van de artikelen 29 en 49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de eerbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd bij de wet van 13 juni 1997; 2° "sociale-verzekeringskas" : de sociale-verzekeringskassen voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 3° "wet betreffende de collectieve schuldenregeling" : de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen.

Art. 2.De zelfstandigen die bedoeld zijn in artikel 2, tweede lid, van het koninklijk besluit van 18 november 1996, kunnen, op hun aanvraag, onder de in artikel 3 opgenomen voorwaarden, aanspraak maken op de in genoemd besluit bedoelde rechten en uitkeringen indien zij hun zelfstandige activiteit hebben stopgezet.

Art. 3.Om van de in artikel 2 bedoelde voordelen te genieten, moeten de in dat artikel bedoelde personen : 1° in het kader van een collectieve schuldenregeling van de rechter de homologatie van een minnelijke aanzuiveringsregeling verkregen hebben, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opgelegd geweest zijn of een aanpassing of herziening van de regeling verkregen hebben, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling, binnen een periode van drie jaar die voorafgaat aan de eerste dag van het kwartaal volgend op datgene waarin de zelfstandige activiteit werd stopgezet;2° hun verzekeringsplicht bewijzen in het kader van het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen gedurende de vier kwartalen voorafgaand aan de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene waarin de activiteit werd stopgezet; 3° gedurende de onder 2° bedoelde periode de in artikel 12, § 1, van voormeld koninklijk besluit nr.38 beoogde bijdragen verschuldigd zijn geweest; 4° de in artikel 4, 3° tot 5°, van het koninklijk besluit van 18 november 1996 bedoelde voorwaarden verspillen.

Art. 4.De bepalingen van de artikelen 5, 7bis, 8bis, 9 en 10bis van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing.

Art. 5.Op straffe van verval moet de in artikel 2 bedoelde aanvraag worden ingediend vóór het einde van het kwartaal volgend op datgene waarin de zelfstandige activiteit werd stopgezet.

Art. 6.De in artikel 2 bedoelde personen die de voorwaarden van artikel 3 vervullen, kunnen, gedurende ten hoogste twee maanden, een maandelijkse uitkering van F 30 000 of F 25 000 verkrijgen, naargelang ze al dan niet minstens één persoon ten laste hebben, in de zin van artikel 12, eerste lid, van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen.

De in het eerste lid bedoelde periode van twee maanden vangt aan op de eerste dag van het kwartaal dat volgt op datgene waarin de zelfstandige activiteit werd stopgezet.

De bedragen F 30 000 en F 25 000 zijn gebonden aan de spilindex 119,53 (basis 1988 = 100). Ze worden aangepast aan de schommelingen van het prijsindexcijfer, overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971.

Art. 7.De bepalingen van artikel 2 zijn slechts van toepassing voor zover de betrokkene niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, in de zin van de wet betreffende de collectieve schuldenregeling. In dat geval moeten de uitkeringen waarvan hij genoten zou kunnen hebben ingevolge de toepassing van dat artikel, teruggevorderd worden door de instellingen die deze uitkeringen uitbetaald hebben.

Art. 8.De bepalingen van de artikelen 2 tot 5 en 7 tot 14 van het koninklijk besluit van 6 juli 1997 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 november 1996 zijn eveneens van toepassing op de in dit besluit bedoelde personen.

De sociale-verzekeringskas gaat na of aan de in de artikelen 3, 5 en 7 van dit besluit bedoelde voorwaarden en aan artikel 9 van het koninklijk besluit van 18 november 1996 is voldaan.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999.

Art. 10.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^