Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 januari 2000
gepubliceerd op 22 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de toekenning van het halftijds conventioneel brugpensioen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012012
pub.
22/03/2000
prom.
14/01/2000
ELI
eli/besluit/2000/01/14/2000012012/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JANUARI 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de toekenning van het halftijds conventioneel brugpensioen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1998, gesloten in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de toekenning van het halftijds conventioneel brugpensioen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 januari 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 17 november 1993, Belgisch Staatsblad van 4 december 1993.

Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 november 1998 Toekenning van het halftijds conventioneel brugpensioen (Overeenkomst geregistreerd op 6 januari 1999 onder het nummer 49666/CO/319) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de instellingen en diensten die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, en die erkend en/of gesubsidieerd worden door de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse en Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, alsook op de werknemers en de werkgevers van de instellingen en diensten die dezelfde activiteiten uitoefenen en niet erkend noch gesubsidieerd zijn.

Onder "werknemers" wordt verstaan bedienden en arbeiders, zowel mannen als vrouwen. HOOFDSTUK II. - Principe

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel een stelsel van halftijds conventioneel brugpensioen met vervangende aanwerving, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55, gesloten op 13 juli 1993 in de Nationale Arbeidsraad en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, in te stellen voor de oudere werknemers bedoeld in artikel 46 van de wet van 30 maart 1994, vanaf de leeftijd van 56 jaar.

Art. 3.De betrokken werknemers moeten gewerkt hebben in een voltijdse arbeidsregeling, zoals bepaald in artikel 2 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst, gedurende de periode van twaalf maanden die voorafgaat aan de vermindering van de prestaties.

Onder voltijds stelsel dient te worden verstaan het arbeidsstelsel bedoeld in hoofdstuk III, arbeids- en rusttijden, van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art. 4.Zij moeten bovendien de werkloosheidsuitkering genieten waarin is voorzien voor deze categorie van werknemers door de reglementering betreffende de verzekering tegen werkloosheid.

Art. 5.Het aantal arbeidsuren bepaald in de deeltijdse arbeidsregeling moet, na de vermindering, per arbeidscyclus gemiddeld gelijk zijn aan de helft van het aantal arbeidsuren in een normale voltijdse arbeidsregeling in de dienst. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 6.De aanvullende vergoeding wordt berekend zoals bepaald in de artikelen 5 tot en met 10 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993.

Art. 7.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is ten laste van de werkgever van de betrokken werknemer en wordt maandelijks uitbetaald. HOOFDSTUK III. - Geldigheid

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 januari 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^