Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 januari 2002
gepubliceerd op 27 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage aan het bediendepersoneel

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013271
pub.
27/02/2002
prom.
14/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/14/2001013271/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage aan het bediendepersoneel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2000, gesloten in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp, betreffende de toekenning van een eindejaarstoelage aan het bediendepersoneel.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2000 Toekenning van een eindejaarstoelage aan het bediendepersoneel (Overeenkomst geregistreerd op 14 november 2000 onder het nummer 55850/CO/318) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten die ressorteren onder het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp en die gesubsidieerd worden door het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse en gemeenschappelijke Gemeenschapscommissies van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. § 2. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder "werknemers" het mannelijk en vrouwelijk bediendepersoneel worden verstaan dat tewerkgesteld is in de gezins- en bejaardenhulp. HOOFDSTUK II. - Onderwerp

Art. 2.Een eindejaarstoelage wordt toegekend aan het bediendepersoneel, met uitzondering van de gezins- en bejaardenhelpers die een eindejaarstoelage genieten met toepassing, voor het Waals Gewest, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1996 en, voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 september 1978, zoals gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomsten van 7 juni 1991, van 14 mei 1992 en 28 juni 1995 en, voor de Duitstalige Gemeenschap, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 februari 1996. HOOFDSTUK III. - Bedrag van de toelage

Art. 3.Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair gedeelte verhoogd met een variabel gedeelte.

Art. 4.§ 1. Het forfaitair gedeelte wordt berekend overeenkomstig de toepassing van artikel 5, § 2, 1) van het koninklijk besluit van 23 oktober 1979 tot toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige bekleders van een betaalde functie ten laste van de schatkist, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 3 december 1987 (zoals berekend voor de Onderschikte Openbare Besturen).

Het bedrag van het forfaitair gedeelte van het in aanmerking genomen jaar wordt verkregen door het forfaitair gedeelte van het vorige jaar te verhogen met een percentage dat varieert volgens de evolutie van de consumptieprijsindex. Dit percentage wordt verkregen door de index van de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar te delen door de index van de maand oktober van het vorige jaar. Dit percentage wordt berekend tot vier decimalen.

Waarde forfaitair gedeelte voor het jaar 1999 : 10 990 BEF. § 2. Het variabel gedeelte bedraagt 2,5 pct. van het geïndexeerd brutojaarloon van de werknemer.

Onder geïndexeerd brutojaarloon wordt het product verstaan van de vermenigvuldiging van het geïndexeerd brutobaremaloon dat verschuldigd is aan de betrokken werknemers voor de maand oktober van het betrokken jaar met twaalf, maar met uitsluiting van alle andere premies, toeslagen of vergoedingen. HOOFDSTUK IV. - Toekenningsvoorwaarden

Art. 5.§ 1. Het totaal bedrag van de eindejaarstoelage wordt toegekend aan de werknemer die een functie uitoefent die de uitvoering impliceert van volledige effectieve of gelijkgestelde arbeidsprestaties en die zijn volledig loon heeft of had genoten tijdens de hele referentieperiode zoals omschreven in artikel 6. § 2. De gelijkgestelde arbeidsprestaties zijn die welke worden beoogd in artikel 41 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Art. 6.De referentieperiode is de periode van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking genomen jaar. Elke effectieve of gelijkgestelde arbeidsmaand tijdens de referentieperiode geeft recht op een negende van de toelage die wordt toegekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 3.

Onder maand wordt elke indienstneming verstaan die is ingegaan vóór de zestiende dag van de maand.

Art. 7.§ 1. Wanneer de voltijdse werknemer het totaal bedrag van de toelage niet kan genieten omdat hij in dienst genomen werd of de instelling verlaten heeft in de loop van de referentieperiode, wordt het bedrag van de toelage vastgesteld naar rato van de duur van de effectieve of gelijkgestelde arbeidsprestaties tijdens de referentieperiode. § 2. De deeltijdse werknemer verwerft dezelfde rechten op de eindejaarstoelage als de voltijdse werknemer. Het bedrag van de toelage die hem wordt toegekend wordt evenwel prorata temporis berekend.

Art. 8.§ 1. De eindejaarstoelage is niet verschuldigd aan werknemers die werden ontslagen om dringende reden, noch voor arbeidsprestaties die werden uitgevoerd tijdens een proefperiode waaraan een einde werd gemaakt, noch voor arbeidsprestaties die werden uitgevoerd in het raam van een studentenovereenkomst. § 2. In geval van arbeid uitgevoerd in het raam van een vervangingsovereenkomst is de eindejaarstoelage slechts verschuldigd ten belope van de gepresteerde of gelijkgestelde arbeidsperiodes voor dewelke geen eindejaarstoelage werd betaald voor de vervangen persoon (eenzelfde periode mag niet in rekening genomen worden voor de vervangen werknemer en voor de vervangende werknemer).

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op de werknemers die reeds een eindejaarstoelage genieten die ten minste gelijkwaardig is, of een gelijkwaardig voordeel, waarvan het ene of het andere : - ofwel reeds is vastgesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst op de datum van ondertekening van deze overeenkomst; - ofwel reeds is vastgesteld door een collectieve ondernemingsovereenkomst in de periode van 3 maanden die volgt op de ondertekening van deze overeenkomst. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteiten

Art. 10.De eindejaarstoelage wordt betaald in één keer in de loop van de maand december van het in aanmerking genomen jaar. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2000.

Zij wordt gesloten voor onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd door elk van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 januari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^