Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 januari 2013
gepubliceerd op 14 februari 2013

Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2013021005
pub.
14/02/2013
prom.
14/01/2013
ELI
eli/besluit/2013/01/14/2013021005/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken


VERSLAG AAN DE KONING, Sire, Algemene inleiding Dit ontwerp van koninklijk besluit wordt genomen in uitvoering van de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006 en van de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied.

De koninklijke besluiten van 15 juli 2011, 23 januari 2012 en 16 juli 2012 behandelen hoofdzakelijk, zowel voor de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken als voor de overheidsopdrachten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, en de overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied, de procedureregels die leiden tot de gunning en sluiting van een opdracht of een concessie voor openbare werken. Dit ontwerp regelt op zijn beurt de uitvoeringsfase van die opdrachten en concessies voor openbare werken. De erin bepaalde algemene uitvoeringsregels zijn van toepassing op : 1° de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken van de aanbestedende overheden op federaal, regionaal en lokaal niveau, en van de publiekrechtelijke verenigingen en instellingen, alsook op bepaalde gesubsidieerde opdrachten (titel II van de wet van 15 juni 2006);2° de overheidsopdrachten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten, dat wil zeggen de opdrachten van de aanbestedende overheden vermeld in 1° en van de overheidsbedrijven voor zover die overheden en bedrijven activiteiten voeren in één van die sectoren (bijvoorbeeld : de intercommunales voor de water- en elektriciteitsverdeling, bpost, de NMBS, Infrabel, De Lijn, de groep TEC) (titel III van de wet van 15 juni 2006);3° de overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied (titel 2 van de wet van 13 augustus 2011). Er weze aan herinnerd dat de opdrachten bedoeld in titel IV van de wet van 15 juni 2006 niet onderworpen zijn aan de algemene uitvoeringsregels bepaald in dit ontwerp. Ter herinnering, titel IV van de wet is van toepassing op : - bepaalde opdrachten van privéondernemingen die bijzondere of exclusieve rechten genieten voor hun activiteiten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten (bijvoorbeeld : Brussels Airport Company, sommige uitbaters van autobuslijnen,...); - bepaalde opdrachten die krachtens een wet, decreet of ordonnantie, concurrentiële activiteiten van overheidsbedrijven betreffen, en dus niet hun taken van openbare dienst. Die opdrachten blijven niettemin onderworpen aan de voorschriften van het hoger recht, hoofdzakelijk voortvloeiend uit de Europese richtlijnen, doch enkel voor zover ze onder het toepassingsveld van die richtlijnen vallen, wat in artikel 72 van de wet van 15 juni 2006 wordt bepaald; - hetzelfde geldt voor de opdrachten bedoeld in titel 3 van de wet van 13 augustus 2011.

Dit ontwerp van koninklijk besluit bepaalt de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken, die momenteel zijn vervat in het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken.

Het koninklijk besluit van 26 september 1996, dat heden van toepassing is, wordt zowel naar de inhoud als naar de vorm herzien.

Wat de vorm betreft, wordt de huidige structuur opgeheven die het eigenlijke koninklijk besluit en een bijlage tot vaststelling van de Algemene aannemingsvoorwaarden omvat. Om de wijzigingen ten opzichte van de huidige regeling te duiden, wordt in de commentaren bij de artikelen van dit ontwerp waar nodig niettemin steeds verwezen naar de bepalingen van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden. Het ontwerp voegt dus de algemene regels samen in één enkele tekst, zijnde het koninklijk besluit, dat als volgt gestructureerd is :

CHAPITRE 1er. - Dispositions générales

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen


Transposition . . . . .

art. 1er

Omzetting . . . . .

art. 1

Définitions . . . . .

art. 2

Definities . . . . .

art. 2

Taxe sur la valeur ajoutée . . . . .

art. 3

Belasting over de toegevoegde waarde . . . . .

art. 3

Fixation des délais . . . . .

art. 4

Vaststelling van de termijnen . . . . .

art. 4

Champ d'application . . . . .

art. 5 à 8

Toepassingsgebied . . . . .

art. 5 tot 8

Dérogations et clauses abusives . . . . .

art. 9

Afwijkingen en onbillijke bedingen . . . . .

art. 9

CHAPITRE 2. - Dispositions communes aux marchés de travaux, de fournitures et de services

HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen opdrachten voor werken, leveringen en diensten


Section 1re. - Cadre général

Afdeling 1. - Algemeen kader


Utilisation des moyens électroniques . . . . .

art. 10

Gebruik van elektronische middelen . . . . .

art. 10

Fonctionnaire dirigeant . . . . .

art. 11

Leidend ambtenaar . . . . .

art. 11

Sous-traitants . . . . .

art. 12 à 15

Onderaannemers . . . . .

art. 12 tot 15

Main-d'oeuvre . . . . .

art. 16

Arbeidskrachten . . . . .

art. 16

Marchés distincts . . . . .

art. 17

Afzonderlijke opdrachten . . . . .

art. 17

Confidentialité . . . . .

art. 18

Vertrouwelijkheid . . . . .

art. 18

Section 2. - Droits intellectuels

Afdeling 2. - Intellectuele rechten


Utilisation des résultats . . . . .

art. 19

Gebruik van de resultaten . . . . .

art. 19

Méthodes et savoir-faire . . . . .

art. 20

Methodes en knowhow . . . . .

art. 20

Enregistrements . . . . .

art. 21

Registraties . . . . .

art. 21

Sous-licence d'exploitation . . . . .

art. 22

Sublicentie . . . . .

art. 22

Assistance mutuelle et garantie . . . . .

art. 23

Wederzijdse bijstand en waarborg . . . . .

art. 23

Section 3. - Garanties financières

Afdeling 3. - Financiële garanties


Assurances . . . . .

art. 24

Verzekeringen . . . . .

art. 24

Cautionnement

Borgtocht


Etendue et montant . . . . .

art. 25

Draagwijdte en bedrag . . . . .

art. 25

Nature du cautionnement . . . . .

art. 26

Aard van de borgtocht . . . . .

art. 26

Constitution du cautionnement et justification de cette constitution . . . . .

art. 27

Borgstelling en bewijs van de borgstelling . . . . .

art. 27

Adaptation du cautionnement . . . . .

art. 28

Aanpassing van de borgtocht . . . . .

art. 28

Défaut de cautionnement . . . . .

art. 29

Verzuim van borgstelling . . . . .

art. 29

Droits du pouvoir adjudicateur sur le cautionnement . . . . .

art. 30

Rechten van de aanbestedende overheid op de borgtocht . . . . .

art. 30

Cautionnement constitué par des tiers . . . . .

art. 31

Door derden gestelde borgtocht . . . . .

art. 31

Transfert du cautionnement . . . . .

art. 32

Overdracht van de borgtocht . . . . .

art. 32

Libération du cautionnement . . . . .

art. 33

Vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 33

Section 4. - Documents du marché

Afdeling 4. - Opdrachtdocumenten


Conformité de l'exécution . . . . .

art. 34

Conforme uitvoering . . . . .

art. 34

Plans, documents et objets établis par le pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 35

Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid . . . . .

art. 35

Plans de détail et d'exécution établis par l'adjudicataire

art. 36

Detail- en werktekeningen opgemaakt door de opdrachtnemer . . . . .

art. 36

Section 5. - Modifications au marché . . . . .

art. 37 et 38

Afdeling 5. - Wijzigingen aan de opdracht . . . . .


art. 37 en 38

Section 6. - Contrôle et surveillance du marché

Afdeling 6. - Controle en toezicht op de opdracht


Etendue du contrôle et de la surveillance . . . . .

art. 39

Draagwijdte van de controle en het toezicht . . . . .

art. 39

Contrôle des quantités . . . . .

art. 40

Controle van de hoeveelheden . . . . .

art. 40

Modes de réception technique . . . . .

art. 41

Soorten keuringen . . . . .

art. 41

Réception technique préalable . . . . .

art. 42

Voorafgaande keuring . . . . .

art. 42

Réception technique a posteriori . . . . .

art. 43

A posteriori uitgevoerde keuring . . . . .

art. 43

Section 7. - Moyens d'action du pouvoir adjudicateur

Afdeling 7. - Actiemiddelen van de aanbestedende overheid


Défaut d'exécution et sanctions . . . . .

art. 44

In gebreke blijven en sancties . . . . .

art. 44

Pénalités . . . . .

art. 45

Straffen . . . . .

art. 45

Amendes pour retard . . . . .

art. 46

Vertragingsboetes . . . . .

art. 46

Mesures d'office . . . . .

art. 47

Ambtshalve maatregelen . . . . .

art. 47

Autres sanctions . . . . .

art. 48 et 49

Overige sancties . . . . .

art. 48 en 49

Remise des amendes pour retard et des pénalités . . . . .

art. 50 et 51

Teruggave vertragingsboetes en straffen . . . . .

art. 50 en 51

Section 8. - Conditions d'introduction des réclamations et requêtes . . . . .

art. 52 et 53

Afdeling 8. - Indieningsvoorwaarden voor de klachten en verzoeken . .

. . .

art. 52 en 53

Section 9. - Incidents d'exécution

Afdeling 9. - Incidenten bij de uitvoering


Manquements du pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 54

Tekortkomingen van de aanbestedende overheid . . . . .

art. 54

Indemnisation pour suspensions ordonnées par le pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 55

Schadevergoeding voor schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid . . . . .

art. 55

Circonstances imprévisibles . . . . .

art. 56

Onvoorzienbare omstandigheden . . . . .

art. 56

Conditions d'introduction des requêtes par l'adjudicataire . . . . .

art. 57

Indieningsvoorwaarden voor de verzoeken van de opdrachtnemer . . . . .

art. 57

Vérification sur place des pièces comptables . . . . .

art. 58

Verificaties ter plaatse van de boekhoudkundige stukken . . . . .

art. 58

Conséquences sur le marché . . . . .

art. 59

Gevolgen voor de opdracht . . . . .

art. 59

Manquements de l'adjudicataire et circonstances imprévisibles . . . . .

art. 60

Tekortkomingen opdrachtnemer en onvoorzienbare omstandigheden . . . . .

art. 60

Section 10. - Fin du marché

Afdeling 10. - Einde van de opdracht


Résiliation . . . . .

art. 61 à 63

Verbreking . . . . .

art. 61 tot 63

Réceptions et garanties . . . . .

art. 64 et 65

Opleveringen en waarborgen . . . . .

art. 64 en 65

Section 11. - Conditions générales de paiement

art. 66

Afdeling 11. - Algemene betalingsvoorwaarden


art. 66

Avances . . . . .

art. 67

Voorschotten . . . . .

art. 67

Paiement en cas d'opposition au paiement ou de saisie-arrêt . . . . .

art. 68

Betaling in geval van verzet tegen betaling of van derdenbeslag . . . . .

art. 68

Intérêt pour retard dans les paiements et indemnisation pour frais de recouvrement . . . . .

art. 69

Intrest voor laattijdige betaling en vergoeding voor invorderingskosten . . . . .

art. 69

Interruption ou ralentissement de l'exécution par l'adjudicataire . . . . .

art. 70

Onderbreking of vertraging van de uitvoering door de opdrachtnemer . . . . .

art. 70

Réfaction pour moins-value . . . . .

art. 71

Korting wegens minderwaarde . . . . .

art. 71

Compensation . . . . .

art. 72

Compensatie . . . . .

art. 72

Section 12. - Actions judiciaires

art. 73

Afdeling 12. - Rechtsvorderingen


art. 73

CHAPITRE 3. - Dispositions propres aux marchés de travaux

HOOFDSTUK 3. - Specifieke bepalingen opdrachten voor werken


Section 1re. - Dispositions communes à tous les marchés de travaux

Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op alle opdrachten voor werken


Autorisations . . . . .

art. 74

Toelatingen . . . . .

art. 74

Direction et contrôle . . . . .

art. 75

Leiding en controle . . . . .

art. 75

Délais d'exécution . . . . .

art. 76

Uitvoeringstermijnen . . . . .

art. 76

Mise à disposition de terrains et locaux . . . . .

art. 77

Ter beschikking stellen van gronden en lokalen . . . . .

art. 77

Conditions relatives au personnel . . . . .

art. 78

Voorwaarden betreffende het personeel . . . . .

art. 78

Organisation du chantier . . . . .

art. 79

Organisatie van de bouwplaats . . . . .

art. 79

Modifications au marché . . . . .

art. 80

Wijzigingen aan de opdracht . . . . .

art. 80

Jeu des quantités présumées

art. 81

Spel van de vermoedelijke hoeveelheden . . . . .

art. 81

Moyens de contrôle . . . . .

art. 82

Controlemiddelen . . . . .

art. 82

Journal des travaux . . . . .

art. 83

Dagboek van de werken . . . . .

art. 83

Responsabilité de l'entrepreneur . . . . .

art. 84

Aansprakelijkheid van de aannemer . . . . .

art. 84

Moyens d'action

Middelen van optreden


Soupçon de fraude ou de malfaçon . . . . .

art. 85

Vermoeden van bedrog of slecht werk . . . . .

art. 85

Amendes pour retard . . . . .

art. 86

Vertragingsboetes . . . . .

art. 86

Mesures d'office . . . . .

art. 87

Ambtshalve maatregelen . . . . .

art. 87

Retenues pour salaires, charges sociales et impôts dus

art. 88

Inhoudingen voor niet betaalde lonen, sociale lasten en belastingen die zijn verschuldigd . . . . .

art. 88

Incidents d'exécution . . . . .

art. 89

Incidenten bij de uitvoering . . . . .

art. 89

Découvertes en cours de travaux . . . . .

art. 90

Vondsten tijdens de werken . . . . .

art. 90

Réceptions et garantie . . . . .

art. 91 et 92

Opleveringen en waarborg . . . . .

art. 91 en 92

Libération du cautionnement . . . . .

art. 93

Vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 93

Prix du marché en cas de retard d'exécution . . . . .

art. 94

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering . . . . .

art. 94

Paiements . . . . .

art. 95

Betalingen . . . . .

art. 95

Section 2. - Dispositions complémentaires pour les marchés de promotion de travaux

Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen promotieopdrachten van werken


Dispositions applicables . . . . .

art. 96

Toepasselijke bepalingen . . . . .

art. 96

Droits des parties sur les terrains . . . . .

art. 97

Rechten van de partijen op de gronden . . . . .

art. 97

Obligations du pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 98

Verplichtingen van de aanbestedende overheid . . . . .

art. 98

Obligations du promoteur . . . . .

art. 99

Verplichtingen van de promotor . . . . .

art. 99

Mise à disposition de l'ouvrage . . . . .

art. 100

Terbeschikkingstelling van het bouwwerk . . . . .

art. 100

Durée et libération du cautionnement . . . . .

art. 101

Looptijd en vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 101

Moyens d'action du pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 102

Actiemiddelen van de aanbestedende overheid . . . . .

art. 102

Paiements . . . . .

art. 103

Betalingen . . . . .

art. 103

CHAPITRE 4. - Dispositions propres aux concessions de travaux publics

HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen concessies voor openbare werken


Dispositions applicables . . . . .

art. 104

Toepasselijke bepalingen . . . . .

art. 104

Droits sur les terrains concédés . . . . .

art. 105

Rechten op de in concessie gegeven gronden . . . . .

art. 105

Durée de la concession . . . . .

art. 106

Duur van de concessie . . . . .

art. 106

Assurances . . . . .

art. 107

Verzekeringen . . . . .

art. 107

Cautionnement . . . . .

art. 108

Borgtocht . . . . .

art. 108

Continuité du service public . . . . .

art. 109

Continuïteit van de openbare dienst . . . . .

art. 109

Responsabilité décennale . . . . .

art. 110

Tienjarige aansprakelijkheid . . . . .

art. 110

Concession assortie d'un prix . . . . .

art. 111

Concessie met te betalen prijs . . . . .

art. 111

Concession assortie d'une redevance . . . . .

art. 112

Concessie met te betalen retributie . . . . .

art. 112

Fin de la concession . . . . .

art. 113 et 114

Einde van de concessie . . . . .

art. 113 en 114

CHAPITRE 5. - Dispositions propres aux marchés de fournitures

HOOFDSTUK 5. - Specifieke bepalingen opdrachten voor leveringen


Section 1re. - Dispositions communes à tous les marchés de fournitures

Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen alle opdrachten voor

leveringen


Commandes partielles . . . . .

art. 115

Gedeeltelijke bestellingen . . . . .

art. 115

Délai de livraison . . . . .

art. 116

Leveringstermijn . . . . .

art. 116

Quantités à fournir . . . . .

art. 117

Te leveren hoeveelheden . . . . .

art. 117

Modalités de livraison . . . . .

art. 118

Leveringsmodaliteiten . . . . .

art. 118

Emballages . . . . .

art. 119

Verpakkingen . . . . .

art. 119

Vérification de la livraison . . . . .

art. 120

Nazicht van de levering . . . . .

art. 120

Modifications au marché . . . . .

art. 121

Wijzigingen aan de opdracht . . . . .

art. 121

Responsabilité du fournisseur . . . . .

art. 122

Aansprakelijkheid van de leverancier . . . . .

art. 122

Amendes pour retard . . . . .

art. 123

Vertragingsboetes . . . . .

art. 123

Mesures d'office . . . . .

art. 124

Ambtshalve maatregelen . . . . .

art. 124

Réclamations en matière de réception . . . . .

art. 125

Klachten inzake oplevering . . . . .

art. 125

Prix du marché en cas de retard d'exécution . . . . .

art. 126

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering . . . . .

art. 126

Paiements . . . . .

art. 127

Betalingen . . . . .

art. 127

Section 2. - Dispositions complémentaires pour les marchés de fournitures sous forme d'achat

Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

aankoop


Réceptions provisoires . . . . .

art. 128 et 129

Voorlopige opleveringen . . . . .

art. 128 en 129

Double réception provisoire . . . . .

art. 130

Dubbele voorlopige oplevering . . . . .

art. 130

Réception complète au lieu de livraison sans réception partielle au lieu de production . . . . .

art. 131

Volledige oplevering op de leveringsplaats zonder gedeeltelijke oplevering op de productieplaats . . . . .

art. 131

Transfert de propriété . . . . .

art. 132

Eigendomsoverdracht . . . . .

art. 132

Libération du cautionnement . . . . .

art. 133

Vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 133

Délai de garantie . . . . .

art. 134

Waarborgtermijn . . . . .

art. 134

Réception définitive . . . . .

art. 135

Definitieve oplevering . . . . .

art. 135

Section 3. - Dispositions complémentaires pour les marchés de fournitures sous forme de location, location-vente ou crédit-bail

Afdeling 3. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

huur, huurkoop of leasing


Obligations du pouvoir adjudicateur . . . . .

art. 136

Verplichtingen van de aanbestedende overheid . . . . .

art. 136

Obligations du fournisseur . . . . .

art. 137 et 138

Verplichtingen van de leverancier . . . . .

art. 137 en 138

Transfert de propriété en cas de location-vente . . . . .

art. 139

Eigendomsoverdracht in geval van huurkoop . . . . .

art. 139

Délai de garantie en cas de location-vente . . . . .

art. 140

Waarborgtermijn in geval van huurkoop . . . . .

art. 140

Paiement du prix . . . . .

art. 141

Betaling van de prijs . . . . .

art. 141

Réceptions définitives

Definitieve opleveringen


Réception du marché en cas de location ou de crédit-bail . . . . .

art. 142

Oplevering van de opdracht in geval van huur of leasing . . . . .

art. 142

Réception du marché en cas de location-vente . . . . .

art. 143

Oplevering van de opdracht in geval van huurkoop . . . . .

art. 143

Libération du cautionnement . . . . .

art. 144

Vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 144

CHAPITRE 6. - Dispositions propres aux marchés de services

HOOFDSTUK 6. - Specifieke bepalingen opdrachten voor diensten


Conflit d'intérêts . . . . .

art. 145

Belangenvermenging . . . . .

art. 145

Modalités d'exécution . . . . .

art. 146

Uitvoeringsmodaliteiten . . . . .

art. 146

Délais d'exécution . . . . .

art. 147

Uitvoeringstermijnen . . . . .

art. 147

Services à quantités fixes ou comportant des minima . . . . .

art. 148

Diensten met vaste hoeveelheden of minimaal te verlenen diensten . . . . .

art. 148

Modalités de prestations . . . . .

art. 149

Modaliteiten inzake prestaties . . . . .

art. 149

Vérification des services . . . . .

art. 150

Nazicht van diensten . . . . .

art. 150

Modifications au marché . . . . .

art. 151

Wijzigingen aan de opdracht . . . . .

art. 151

Responsabilité du prestataire de services . . . . .

art. 152 et 153

Aansprakelijkheid van de dienstverlener . . . . .

art. 152 en 153

Amendes pour retard . . . . .

art. 154

Vertragingsboetes . . . . .

art. 154

Mesures d'office . . . . .

art. 155

Ambtshalve maatregelen . . . . .

art. 155

Réception du marché . . . . .

art. 156 et 157

Oplevering van de opdracht . . . . .

art. 156 en 157

Libération du cautionnement . . . . .

art. 158

Vrijgave van de borgtocht . . . . .

art. 158

Prix du marché en cas de retard d'exécution . . . . .

art. 159

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering . . . . .

art. 159

Paiements . . . . .

art. 160

Betalingen . . . . .

art. 160

CHAPITRE 7. - Dispositions finales . . . . .

art. 161 et 162

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen . . . . .

art. 161 en 162


Wat de inhoud betreft, neemt dit ontwerp enkel de regels over die een algemene draagwijdte hebben in de zin dat ze zonder onderscheid voor alle aan dit ontwerp onderworpen aanbestedende overheden en overheidsbedrijven principieel toepasselijk moeten zijn aangezien ze noodzakelijk worden geacht in het kader van de uitvoering van de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken. Op basis van een grondige analyse van het geheel van de huidige algemene uitvoeringsregels binnen de Commissie voor de overheidsopdrachten is getracht een coherent ontwerp uit te werken, dat bovendien rekening houdt met de praktijkervaring van de laatste vijftien jaar.

Het ontwerp is aangepast conform het advies van de Raad van State.

Enkel is geen gevolg gegeven aan de opmerking vermeld in punt 7.3 van het advies. Voor de beweegreden daarvoor wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 105 van het ontwerp.

Wat betreft de opmerking in verband met de effectbeoordeling wordt het in de vrijstelling ingeroepen formeel karakter van de tekst bevestigd. HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Omzetting

Artikel 1.Artikel 1 verwijst naar Richtlijnen 2000/35/EG van 29 juni 2000 en 2011/7/EU van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties. Het ontwerp zorgt voor de gedeeltelijke omzetting van die richtlijnen, rekening houdend met het feit dat de bepalingen van de tweede genoemde richtlijn maar van toepassing zullen zijn voor de opdrachten gesloten vanaf 16 maart 2013.

Definities

Art. 2.Dit artikel bevat de definities van een aantal begrippen die in het ontwerp worden gebruikt. De meeste begrippen bestaan nu reeds, maar de eraan gegeven interpretatie varieert soms naargelang de diensten die deze bepalingen toepassen. Deze systematisering zou moeten bijdragen tot een grotere eenvormigheid van deze verschillende praktijken.

De bepalingen onder 1° tot 5° verwijzen naar de wetten van 15 juni 2006 en 13 augustus 2011, alsook de uitvoeringsbesluiten ervan.

Het in 6° omschreven begrip « opdracht » omvat alle opdrachten, concessies voor openbare werken en raamovereenkomsten als bedoeld in artikel 3 van de wet alsook artikel 3 van de wet defensie en veiligheid. Deze functionele definitie, die naar aanleiding van de technische aanpassingen ingevolge het advies van de Raad van State is toegevoegd, heeft tot doel herhaalde opsommingen te vermijden die de tekst nodeloos zouden verzwaren.

De definitie van « leidend ambtenaar » in de bepaling onder 7° stemt overeen met die vermeld in artikel 1 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Opnieuw blijkt dat de leidend ambtenaar niet noodzakelijk afkomstig is van de diensten van de aanbestedende overheid, aangezien het, bijvoorbeeld, kan gaan om een privé-ontwerper van projecten.

De definitie van « borgtocht » in de bepaling onder 8° stemt niet overeen met die van dit begrip in het burgerlijk recht en heeft een eigen strekking, zoals blijkt uit dit besluit.

De overdracht van opdracht in de bepaling onder 9° is een begrip dat momenteel opduikt in sommige specifieke gevallen als bedoeld in de artikelen 15, § 7, en 21, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het is evenwel niet op algemene wijze gedefinieerd. Dit begrip mag niet worden verward met dat van de overname van een vennootschap door een andere omdat, in dat geval, de overnemende vennootschap de rechten en plichten van de overgenomen vennootschap overneemt op basis van de bepalingen van het vennootschapsrecht, dus zonder gebruik te maken van het contract.

Het begrip « producten » in de bepaling onder 10° stemt overeen met dat bedoeld in artikel 12, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De definitie van « keuring » in de bepaling onder 11° stemt overeen met de definitie vermeld in artikel 12, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De definitie van het begrip « straf » in de bepaling onder 12° is nieuw. Dit begrip wordt momenteel evenwel reeds gebruikt in de artikelen 6, 20, 22, 3°, 43, 48 en 61 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De definitie van « vertragingsboete » in de bepaling onder 13° stemt overeen met de definitie vermeld in artikel 20, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

In de bepaling onder 14° is de draagwijdte van de ambtshalve maatregel doelgerichter omschreven dan in artikel 20, § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden dat voorziet in de toepassing van deze maatregelen « in geval van in gebreke blijven bij de uitvoering van de opdracht ». De nieuwe definitie geeft beter de strekking weer van dit soort maatregelen en beperkt de toepassing ervan dus tot de gevallen waarin een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van de opdracht wordt vastgesteld.

De definitie van « oplevering » in de bepaling onder 15° stemt hoofdzakelijk overeen met die vermeld in artikel 19, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Deze definitie werd evenwel lichtjes aangepast zodat de klemtoon niet komt te liggen op de « controle » maar op het resultaat ervan, d.w.z. op de vaststelling door de aanbestedende overheid van de overeenstemming van de prestaties met de opgelegde eisen. Bovendien werden de woorden « geheel of gedeeltelijk » toegevoegd om rekening te houden met de hypothese van de gedeeltelijke opleveringen.

De definitie van « herziening van de opdracht » in de bepaling onder 16° stemt hoofdzakelijk overeen met die vermeld in artikel 16, § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.Ze kan uitsluitend betrekking hebben op de toekenning van schadevergoeding.

De definitie van « prijsherziening » in de bepaling onder 17° verwijst naar het mechanisme bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet van 15 juni 2006 en in artikel 7, § 1, van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang.

Het begrip « verrekening » in de bepaling onder 18° is reeds vermeld in de artikelen 42, § 4, en 44 van de Algemene aannemingsvoorwaarden maar is er niet gedefinieerd. De gekozen definitie verduidelijkt dan ook het principe volgens hetwelke een verrekening de samenvattende opmeting of, en dit is nieuw, de inventaris aanpast. Bovendien wordt nu een duidelijk antwoord gegeven op de omstreden vraag wie verantwoordelijk is voor het opstellen van de verrekening. De tekst bepaalt immers dat het de aanbestedende overheid en niet de opdrachtnemer is die deze verrekening opstelt. De gevallen waarin een verrekening moet worden opgesteld voor werken, zijn vermeld in artikel 80.

Het begrip « verrekening » heeft geen betrekking op de prijsherziening op basis van bepaalde economische of sociale factoren als bedoeld in de bepaling onder 17°.

Het begrip « betaling in mindering » in de bepaling onder 19° is niet gedefinieerd in de huidige reglementering. Het is evenwel vermeld in artikel 8 van de wet van 24 december 1993, in de artikelen 4, § 2, en 5, § 2, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 en in artikel 15 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het voornaamste kenmerk van de betaling in mindering is dat ze enkel wordt toegestaan wanneer de prestaties reeds zijn uitgevoerd en aanvaard.

Het begrip « voorschot » in de bepaling onder 20° is niet gedefinieerd in de huidige reglementering. Het is evenwel vermeld in de artikelen 8 en 23, § 3, van de wet van 24 december 1993 en in artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Het kenmerk van het voorschot is dat het verstrekt wordt terwijl de betrokken prestaties nog niet zijn uitgevoerd noch aanvaard.

Het begrip « bijakte » in de bepaling onder 21° is niet gedefinieerd in de huidige reglementering. Dit begrip is evenwel vermeld in de artikelen 42, § 5, 66, § 1, en 75, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het voornaamste kenmerk van de bijakte is dat het een contractueel document is omdat het in gezamenlijk overleg wordt opgesteld tijdens de uitvoering van de opdracht, in tegenstelling tot een wijzigingsbevel of elke andere eenzijdige bepaling van de aanbestedende overheid. De bijakte heeft betrekking op een wijziging van de documenten die op de opdracht van toepassing zijn, d.w.z. niet enkel op de opdrachtdocumenten maar ook op de offerte. Zo zal bijvoorbeeld een wijziging die tijdens de uitvoering door de opdrachtnemer wordt voorgesteld en betrekking heeft op een andere technische oplossing dan die welke vermeld is in de offerte, het voorwerp uitmaken van een bijakte.

Het begrip « samenvattende opmeting » in de bepaling onder 22° is niet gedefinieerd in de huidige reglementering. De belangrijkste kenmerken van de samenvattende opmeting zijn evenwel reeds vermeld in artikel 96, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in artikel 84, § 1, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996. Dit begrip is nu gedefinieerd in artikel 1, 8°, van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011, wat eveneens het geval is in de besluiten van 23 januari 2012 en van 16 juli 2012.

Het begrip « inventaris » in punt 23° is niet gedefinieerd in de huidige reglementering. De belangrijkste kenmerken van de inventaris zijn evenwel reeds vermeld in artikel 97, § 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 en in artikel 85, § 1, van het koninklijk besluit van 10 januari 1996. Dit begrip is nu gedefinieerd in artikel 1, 9°, van het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011, wat eveneens het geval is in de besluiten van 23 januari 2012 en van 16 juli 2012.

Belasting over de toegevoegde waarde

Art. 3.Dit artikel bepaalt dat elk bedrag vermeld in het ontwerp steeds zonder belasting over de toegevoegde waarde is. Deze verduidelijking heeft als bedoeling de lezing van de tekst van het besluit te vergemakkelijken.

Vaststelling van de termijnen

Art. 4.Dit artikel verduidelijkt dat behoudens andersluidende bepaling, de in het ontwerp vermelde termijnen in kalenderdagen zijn uitgedrukt.

Toepassingsgebied

Art. 5.Dit artikel bepaalt het toepassingsgebied van het ontwerp dat betrekking heeft op de opdrachten die onder titel II (overheidsopdrachten) en titel III (overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten) van de wet van 15 juni 2006 vallen, alsook de opdrachten die onder titel 2 van de wet van 13 augustus 2011 vallen (overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied).

Dit artikel voert een gedifferentieerde regeling in naargelang de waarde van de opdracht. Zo zullen alle opdrachten waarvan het geraamde bedrag, zonder belasting over de toegevoegde waarde, groter is dan 30.000 euro, onderworpen zijn aan alle regels van het ontwerp.

De opdrachten waarvan het geraamde bedrag zich situeert tussen 8.500 euro (17.000 euro voor de speciale sectoren) en 30.000 euro (vandaag 22.000 euro) zullen daarentegen slechts onderworpen zijn aan een aantal essentiële bepalingen. Het is immers de bedoeling om een zekere soepelheid in te bouwen voor de uitvoering van kleinere opdrachten. Op de opdrachten waarvan het geraamde bedrag kleiner is dan 8.500 euro (17.000 voor de speciale sectoren) is het besluit in zijn geheel niet toepasselijk. Dit bedrag (van 8.500 euro) komt in de plaats van het huidige bedrag van 5.500 euro.

Op te merken valt dat, om redenen van vereenvoudiging, de beperking werd geschrapt die momenteel vervat is in artikel 3, § 2, vierde lid, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Volgens die bepaling kan, wanneer het bedrag van de goed te keuren offerte gelijk is aan of groter dan 22.000 euro, een opdracht maar worden gesloten voor zover het verschil tussen het bedrag van de goed te keuren offerte en de raming kleiner is dan 10 procent van die raming. Bijgevolg zal het oorspronkelijk geraamde bedrag steeds de regels bepalen die toepasselijk zijn op de uitvoering van de opdracht.

Op te merken valt dat de hierboven beschreven algemene regeling het voorwerp uitmaakt van afwijkende regels in de daaropvolgende artikelen.

Art. 6.Deze bepaling bevat een aantal afwijkingen op de in artikel 5 vermelde algemene regeling.

Met uitzondering van de bepalingen van artikel 9, § § 2 en 3, betreffende het verbod op verlenging van de betalings- en de verificatietermijnen, is het ontwerp in zijn geheel niet toepasselijk op bepaalde soorten opdrachten. Het betreft hier enkele gevallen van onderhandelingsprocedure voor de opdrachten voor leveringen (op een grondstoffenmarkt genoteerde en aangekochte leveringen, opportuniteitsaankopen of aankopen tegen bijzonder voordelige voorwaarden na stopzetting van een activiteit), rekening houdend met de volledig buiten de norm vallende voorwaarden van de modaliteiten voor het sluiten van de opdrachten in kwestie, alsook, ongeacht de procedure, de opdrachten voor financiële diensten, en de gezondheids- en sociale diensten alsook de in artikel 33, § 2, van de wet van 15 juni 2006 bedoelde opdrachten voor juridische diensten. Wat deze laatste categorieën van prestaties betreft, zijn de bepalingen van dit besluit immers moeilijk verenigbaar met de regels die toepasselijk zijn op de betrokken beroepscategorieën.

Volgens paragraaf 1 is het ontwerp evenmin toepasselijk op de samengevoegde opdrachten geplaatst door aanbestedende overheden van meerdere landen. In dat geval moet immers worden bepaald welke regels toepasselijk zijn op de uitvoering van de opdracht.

Hetzelfde geldt voor de opdrachten die betrekking hebben op de oprichting en de werking van een gemengde vennootschap met het oog op de uitvoering van een opdracht, alsook voor bepaalde promotieopdrachten voor werken.

De tweede paragraaf brengt enkele verduidelijkingen aan in de bepalingen van het ontwerp die al dan niet toepasselijk zijn op de promotieopdrachten en de concessies voor openbare werken. Wegens de aard van deze verrichtingen is het immers moeilijk of niet raadzaam om ze te onderwerpen aan de toepassing van dit ontwerp.

De tweede paragraaf bepaalt ook dat de in dit ontwerp vermelde artikelen betreffende de betalingen en de verwijlintresten niet toepasselijk zijn op de opdrachten van de overheidsbedrijven in de speciale sectoren. Deze zijn immers onderworpen aan de algemene regeling die toepasselijk is op de transacties tussen ondernemingen, zoals vermeld in artikel 3 van Richtlijn 2011/7/EU, die het voorwerp zal uitmaken van een omzettingswet.

De derde paragraaf, ten slotte, vermeldt dat de opdrachtdocumenten niet-verplichte bepalingen van dit ontwerp toepasselijk kunnen maken op een bepaalde opdracht, naargelang de beoordeling of de ervaring van elke aanbestedende overheid.

Art. 7.Dit artikel is een nieuwe bepaling volgens dewelke de raamovereenkomst als dusdanig in principe niet aan alle in dit ontwerp vermelde regels is onderworpen. De raamovereenkomst als dusdanig wordt immers uitgevoerd door het sluiten van de latere opdrachten en de uitvoering daarvan. Het tweede lid wijst erop dat de opdrachten die op basis van een dergelijke raamovereenkomst worden gesloten, onverminderd de artikelen 5 en 6, onderworpen zijn aan alle bepalingen van dit ontwerp. Het is evenwel mogelijk om in de opdrachtdocumenten af te wijken van sommige bepalingen van het huidige ontwerp, zij het, zoals naar aanleiding van de technische aanpassingen aan het advies van de Raad van State is gepreciseerd, nooit van de bepalingen van artikel 9, § § 2 en 3, en artikel 69. Voor de opdrachten gebaseerd op een raamovereenkomst is het inderdaad wenselijk dat men op een meer soepele wijze kan werken en met name kan afwijken van bepaalde bepalingen van het huidige ontwerp zonder dat dit telkens gemotiveerd dient te worden. Zo zal het bijvoorbeeld niet opportuun zijn om voor elke opdracht gebaseerd op een raamovereenkomst een borgstelling te vragen.

Art. 8.Dit artikel is een nieuwe bepaling die de toepasselijke regels bepaalt wanneer een vrije variante in aanmerking werd genomen door de aanbestedende overheid, waardoor een opdracht voor diensten een opdracht voor leveringen geworden is of omgekeerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de door een concurrent voorgestelde oplossing reeds een afgewerkt product is, zoals een softwarepakket, en niet het verlenen, hoofdzakelijk van diensten, met het oog op de ontwikkeling van software.

In dat geval blijven de toepasselijke uitvoeringsregels in principe die welke bepaald zijn in de opdrachtdocumenten. Het kan evenwel noodzakelijk zijn om sommige aanpassingen aan te brengen via een bijakte.

Afwijkingen en onbillijke bedingen

Art. 9.Dit artikel is nieuw. Naast een aantal aanpassingen aan bepalingen inzake afwijkingen die vervat zijn in artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, omvat het tevens een aantal nieuwe bepalingen waarmee m.n. omzetting wordt gegeven aan Richtlijn 2011/7/EU. Het begrip « afwijking » is niet gedefinieerd in het koninklijk besluit van 26 september 1996. De omzendbrief van de Eerste Minister van 29 juni 1982 betreffende de ongeoorloofde afwijkingen van de Algemene aannemingsvoorwaarden van de overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten verduidelijkt evenwel dat onder een « afwijking » de wijziging of de niet-toepassing van de Algemene aannemingsvoorwaarden moet worden verstaan. In dit ontwerp werd aangesloten bij deze benadering.

Wanneer de opdrachtdocumenten bijvoorbeeld vermelden dat de waarborgtermijn in het kader van een overheidsopdracht voor werken twee jaar bedraagt, gaat het niet om een afwijking van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Artikel 43, § 2, laatste lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, waarmee artikel 92, § 2, laatste lid, van dit ontwerp overeenstemt, luidt immers als volgt : « Indien het bestek geen waarborgtermijn vooropstelt, wordt hij op één jaar gesteld ». De speelruimte die de aanbestedende overheid wordt gelaten, kan bijgevolg niet als een afwijking worden beschouwd omdat voormelde bepaling daarin voorziet.

Er moet geval per geval worden nagegaan of de aan de typebestekken toegevoegde specifieke bepalingen als afwijkingen kunnen worden beschouwd. Het gaat hier om bepalingen die de aanbestedende overheid als gerechtvaardigd beschouwt door de aard van de prestaties waarop ze betrekking hebben. Hetzelfde geldt voor bepalingen die als « interpretatief » of « aanvullend » worden omschreven.

Naar aanleiding van de technische aanpassingen ingevolge het advies van de Raad van State is de volgorde van de bepalingen van artikel 9 licht gewijzigd. Logischerwijze vat het artikel nu aan met de opsomming van de bepalingen waarvan nooit kan worden afgeweken.

Paragraaf 1 somt zodoende de bepalingen op waarvan niet mag worden afgeweken, voor zover ze van toepassing zijn krachtens de artikelen 5, 6, § § 1 en 2, alsook artikel 7.

Net zoals artikel 3, § 1, derde lid, en § 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 verduidelijkt paragraaf 2 vervolgens dat de betalingstermijnen voor de werken, leveringen en diensten niet langer mogen zijn dan wat bepaald is in de reglementering en dat elke andersluidend beding voor niet-geschreven wordt gehouden. Dat in het eerste lid vermelde verbod is voortaan ook toepasselijk op elke bepaling die voorziet in een verlenging van de verificatietermijnen voor werken, leveringen en diensten, overeenkomstig de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4, § 5, van Richtlijn 2011/7/EU. Het tweede en derde lid van paragraaf 2 omvatten enkele nieuwe bepalingen waarmee overeenkomstig artikel 4, § § 5 en 6, van Richtlijn 2011/7/EU wordt voorzien in een aantal strikt geformuleerde uitzonderingen op het verbod op verlenging van de in het eerste lid bedoelde termijnen.

Paragraaf 3 vormt verder een nieuwe bepaling waarmee omzetting wordt gegeven aan artikel 7 van Richtlijn 2011/7/EU. Het introduceert het begrip van de « kennelijk onbillijke bedingen en praktijken jegens de opdrachtnemer » dat meer bepaald verband houdt met het verbod op de verlenging van de betalings- en verificatietermijn alsook op het verbod tot uitsluiting van de betaling van intrest voor betalingsachterstand en de vergoeding van invorderingskosten.

Daarnaast voorziet deze paragraaf erin dat dergelijke kennelijk onbillijke bedingen en praktijken voor niet-geschreven worden gehouden.

Paragraaf 4 bevat ten slotte de toe te passen regels in geval van afwijking. Net zoals artikel 3 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, bepaalt hij in de eerste plaats dat slechts mag worden afgeweken van de andere verplichte bepalingen dan die bedoeld in paragrafen 1 en 2 voor zover de bijzondere eisen van de betrokken opdracht dit noodzakelijk maken.

Net zoals bovenvermeld artikel, bepaalt de paragraaf vervolgens dat de lijst van de bepalingen waarvan wordt afgeweken, vooraan in het bestek moet staan.

Bovendien moet voortaan elke afwijking van de in die lijst vermelde essentiële artikelen uitdrukkelijk worden gemotiveerd, op straffe van nietigheid van de afwijking. Deze sanctie geldt evenwel niet in geval van een door de partijen ondertekende overeenkomst. Er moet immers worden aangenomen dat in het kader van een onderhandelingsprocedure of van concurrentiedialoog, de partijen de draagwijdte van hun verbintenis bij de onderhandelingen of de dialoog behoorlijk hebben kunnen inschatten. Het zou inderdaad niet proportioneel zijn om de straf van de nietigheid toe te passen wanneer de partijen het over een bepaalde afwijking onderling eens zijn geraakt, zij het dat die afwijking niet uitdrukkelijk is gemotiveerd. HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen opdrachten voor werken, leveringen en diensten Afdeling 1. - Algemeen kader

Gebruik van elektronische middelen

Art. 10.Dit artikel is gewijd aan de communicatiemiddelen, waaronder de elektronische middelen, een materie die heden behandeld wordt door de artikelen 3bis tot 3quater van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Het geeft uitvoering aan artikel 10 van de wet van 15 juni 2006 en artikel 11 van de wet van 13 augustus 2011.

Het eerste lid stemt overeen met de bepaling die, in het stadium van de plaatsing, vervat is in artikel 6 van het koninklijk besluit van 15 juli 2011, in artikel 6 van het koninklijk besluit van 23 januari 2012 en in artikel 5 van het koninklijk besluit van 16 juli 2012, al naargelang.

Hij verduidelijkt dat ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt, de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie zodanig moeten plaatsvinden dat de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens gewaarborgd worden.

Het tweede lid bepaalt vervolgens het gevolg dat moet worden gegeven aan een schriftelijk stuk dat met elektronische middelen is opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, een computervirus of een andere schadelijke instructie vertoont.

Het is mogelijk dat de ontvangen versie door de bestemmeling in een veiligheidsarchief wordt opgenomen. Indien zulks technisch noodzakelijk is, wordt het document als niet ontvangen beschouwd en wordt de afzender van het schriftelijk stuk hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht. Met 'onmiddellijk' wordt bedoeld 'vanaf de ontvangst door de aanbestedende overheid'. De bestemmeling kan eveneens beslissen het bewuste document te aanvaarden, indien hij meent het zonder risico te kunnen lezen of desinfecteren, teneinde niet enkel zijn computersysteem, maar ook de integriteit van dat document te vrijwaren. De bestemmeling die een dergelijke verrichting overweegt, moet zich ervan vergewissen dat hierdoor de inhoud van het document niet zal worden gewijzigd. De bevoegde overheid is verantwoordelijk voor de eindbeslissing en moet erop toezien dat het gelijkheidsbeginsel wordt nageleefd.

Het derde lid bepaalt dat de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer het gebruik van elektronische middelen kunnen toestaan voor de verzending van de schriftelijke stukken. In dat geval kan in onderling overleg worden afgesproken dat elektronische middelen mogen worden gebruikt wanneer een bepaling van het besluit vermeldt dat een verzending aangetekend moet plaatsvinden of worden bevestigd. Dit kan zowel op papier als via elektronische middelen gebeuren. De aanbestedende overheid kan het gebruik van elektronische middelen toestaan in de opdrachtdocumenten maar kan deze toestemming ook verlenen in de loop van de uitvoering. De opdrachtnemer van zijn kant kan een document bij zijn offerte voegen waarin hij verklaart dat elektronische middelen mogen worden gebruikt of deze informatie verstrekken in de loop van de uitvoering.

Leidend ambtenaar

Art. 11.Dit artikel stemt grotendeels overeen met artikel 1 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De bepaling wordt evenwel vereenvoudigd gezien het begrip leidend ambtenaar reeds is gedefinieerd in artikel 2 van het ontwerp.

Net zoals voormeld artikel 1 maakt artikel 11 een onderscheid tussen twee situaties : - wanneer de leidend ambtenaar een ambtenaar van de aanbestedende overheid is, wordt elke eventuele beperking van zijn bevoegdheden inzake leiding en controle op de uitvoering aan de opdrachtnemer betekend, tenzij dit reeds in de opdrachtdocumenten gebeurd is.

Zonder deze vermelding of tot deze betekening plaatsvindt, zullen de eventuele beperkingen van de bevoegdheden van de leidend ambtenaar niet tegenstelbaar zijn aan de opdrachtnemer; - wanneer de leidend ambtenaar een persoon buiten de aanbestedende overheid is, wordt de draagwijdte van het mandaat aan de opdrachtnemer betekend vóór de aanvang van de uitvoering, tenzij deze informatie reeds in de opdrachtdocumenten is vermeld.

Zonder deze vermelding en tot deze betekening plaatsvindt, moet ervan worden uitgegaan dat die persoon de aanbestedende overheid niet kan binden.

Onderaannemers

Art. 12.Dit artikel stemt overeen met artikel 10, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, zij het dat de tekst is herwerkt en aangevuld.

Het eerste lid herinnert eraan dat de opdrachtnemer verantwoordelijk is voor de uitvoering van zijn verbintenissen, zelfs wanneer hij een beroep doet op onderaannemers. Laatstgenoemden zijn immers derden ten aanzien van de aanbestedende overheid.

Het tweede lid neemt de huidige bepaling over volgens dewelke de aanbestedende overheid kan verlangen dat deze derden, in verhouding tot het deel van de opdracht dat zij zullen uitvoeren, voldoen aan de eisen inzake economische en financiële draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid.

Deze bepaling die heden enkel toepasselijk is op de opdrachten voor werken, via de opgelegde eisen inzake erkenning, wordt nu uitgebreid tot de opdrachten voor leveringen en diensten.

Dit artikel wordt aangevuld met een lid dat een verband legt tussen de kwalitatieve selectiefase en de uitvoering van de opdracht, meer bepaald wanneer de draagkracht van een onderaannemer in aanmerking werd genomen in de selectiefase.

In dat geval is de opdrachtnemer gehouden een beroep te doen op de onderaannemer die in aanmerking werd genomen voor de kwalitatieve selectie en kan hij geen andere onderaannemer kiezen dan mits de voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid. Deze redenering geldt ook wanneer de onderaannemer geïdentificeerd werd in de offerte, overeenkomstig de eisen in de opdrachtdocumenten en wanneer de aanbestedende overheid het inzetten van bepaalde onderaannemers oplegt.

Art. 13.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 10, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende het verbod voor de opdrachtnemer om de opdracht toe te vertrouwen aan natuurlijke of rechtspersonen die uitgesloten zijn van deelname aan overheidsopdrachten.

Het eerste lid is aangevuld met een bepaling onder 3° betreffende het geval waarin een opdrachtnemer werd uitgesloten omdat hij in gebreke is gebleven bij de uitvoering van een opdracht.

Art. 14.Dit artikel neemt gedeeltelijk, en in een aangepaste vorm, de inhoud over van artikel 6 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 alsook van artikel 13, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De eerste paragraaf stemt overeen met de vijfde paragraaf van laatstgenoemd artikel. Hij bepaalt de voorwaarden waaronder artikel 14 toepasselijk is op de onderaannemingscontracten, zowel wat het bedrag als wat de termijn betreft. Op te merken valt dat de bepaling is aangepast om de leesbaarheid en toepasbaarheid ervan te verbeteren. In de eerste plaats is nu sprake van een mogelijke aanpassing van het onderaannemingscontract. Zowel in artikel 13, § 5, 2°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden als in § 1, 2°, van dat artikel is de vastgestelde aanvangsdatum van de uitvoering van de opdracht immers niet noodzakelijk gekend bij het sluiten van het onderaannemingscontract. In de tweede plaats is de verwijzing naar de uitvoeringstermijn vervangen door één enkele verwijzing naar de tijdspanne tussen de datum waarop het onderaannemingscontract wordt gesloten en de vastgestelde uitvoeringsdatum van het gedeelte van de in onderaanneming gegeven opdracht. De prijsherziening beoogt immers een versoepeling van het principe van de forfaitaire grondslag van de overheidsopdrachten. Voortaan kan daarom de prijs van de door de opdrachtnemer gepresteerde werken, leveringen en diensten tijdens de uitvoering van de opdracht worden aangepast om die af te stemmen op de evolutie van sommige componenten van de kostprijs. Belangrijk is dus niet zozeer de uitvoeringstermijn, die kort kan zijn, maar wel het aanvangstijdstip van deze uitvoering dat veel later kan plaatsvinden dan dat van de uitvoering van de hoofdopdracht. Met andere woorden, de prijsaanpassing is gerechtvaardigd als de tijdspanne tussen het contract en de uitvoering ervan tot een wijziging van de economische realiteit leidt, en dit onafhankelijk van de uitvoeringstermijn van dat contract. Bovendien waren de toepassingsvoorwaarden van artikel 13, § 5, 2°, vrij onleesbaar, waardoor ze zelden correct werden toegepast. Bijgevolg is beslist om deze bepaling grondig te vereenvoudigen, rekening houdend met de overschrijding van één enkele termijn van 90 dagen tussen de datum waarop het onderaannemingscontract wordt gesloten en de vastgestelde aanvangsdatum van de uitvoering ervan.

De tweede en derde paragraaf handelen over de herziening van de prijzen van voormelde onderaannemingscontracten.

De aanbestedende overheid draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor de samenstelling van de herzieningsformule die in het onderaannemingscontract is vermeld.

De derde paragraaf bevat een verduidelijking in de zin dat de opdrachtnemer die van zijn onderaannemers geen verklaring zou bekomen waarin zij bevestigen dat zij een dienovereenkomstige herziening genieten, een relevant uittreksel van het onderaannemingscontract kan overleggen. Daaruit moet blijken dat voldaan is aan de verplichtingen inzake prijsherziening van de in onderaanneming gegeven opdrachten.

In het dispositief is de bepaling weggelaten die vervat is in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 volgens dewelke elke door de aanbestedende overheid vastgestelde overtreding van de bepalingen inzake de herziening ten voordele van de onderaannemers aanleiding geeft tot de toepassing van de straffen in geval van niet-naleving door de opdrachtnemer van de bepalingen van de opdracht en dit zolang de overtreding duurt. Het betreft hier immers een gewone verwijzing naar de bijzondere bepalingen die elders in dit besluit zijn vermeld.

Art. 15.Dit artikel bepaalt dat de opdrachtnemer de met de aanbestedende overheid vastgestelde betalingsmodaliteiten moet meedelen aan zijn onderaannemer bij het sluiten van de overeenkomst met laatstgenoemde. De onderaannemer kan zich op deze modaliteiten beroepen om van de opdrachtnemer de betaling op te eisen van de sommen die voor de uitvoering van prestaties in het kader van de betrokken opdracht verschuldigd zijn. Het laatste lid impliceert dat dezelfde regel van toepassing is op de onderaannemers in cascade, maar enkel op die in de eerste graad.

Het volgende onderscheid moet worden benadrukt. Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek heeft aan de onderaannemer een directe vordering in betaling tegenover de bouwheer toegekend in geval van in gebreke blijven van de hoofdaannemer. Artikel 43 van de wet van 15 juni 2006 en artikel 42 van de wet van 13 augustus 2011 vervolledigen de aan de onderaannemer verleende bescherming, met name door artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek. Weliswaar wordt daarin het beslag, de overdracht en de inpandgeving van schulden in uitvoering van een overheidsopdracht verboden tot aan de voorlopige oplevering, maar van de andere kant wordt van deze regel afgeweken ten voordele van de onderaannemers, de leveranciers en de arbeiders en bedienden van de opdrachtnemer. Bovendien komt dit artikel 15 tussen in de contractuele verhoudingen tussen de opdrachtnemer en zijn onderaannemer door aan de opdrachtnemer de transparantie van de betalingsmodaliteiten overeengekomen met de aanbestedende overheid op te leggen. Het gaat hier dus om diverse gevallen die geregeld worden door verschillende teksten maar die elkaar niet tegenspreken.

De opdrachtnemer kan nochtans niet worden bestraft door de aanbestedende overheid in geval van toepassing van dit artikel 15, wanneer de onderaannemer zijn verplichtingen niet nakomt.

Arbeidskrachten

Art. 16.Dit artikel stemt overeen met de tweede zin van artikel 35 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het bepaalt dat de aanbestedende overheid van de opdrachtnemer kan verlangen dat hij onmiddellijk alle personeelsleden vervangt die de goede uitvoering van de opdracht in het gedrang brengen wegens hun onbekwaamheid, hun slechte wil of hun algemeen gekend wangedrag.

Afzonderlijke opdrachten

Art. 17.De eerste paragraaf stemt overeen met artikel 11 van de Algemene aannemingsvoorwaarden en de tweede paragraaf met artikel 9 van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

Hij bevestigt het principe dat de uitvoering van een opdracht losstaat van elke andere opdracht die aan dezelfde opdrachtnemer werd gegund door dezelfde aanbestedende overheid. Bijgevolg kan een opdrachtnemer zich niet beroepen op moeilijkheden met betrekking tot een welbepaalde opdracht om de uitvoering van een andere opdracht te wijzigen of te uit te stellen. De aanbestedende overheid kan van haar kant de verschuldigde betalingen ingevolge de uitvoering van een andere opdracht niet opschorten.

Er is evenwel in een uitzondering voorzien voor de wettelijke compensatie. Artikel 1291 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt inzake betaling immers dat indien een schuld en een schuldvordering vervangbaar, vaststaand en opeisbaar zijn, zij elkaar wederzijds opheffen ten belope van het laagste bedrag. Indien het bedrag ervan niet gelijk is, zal dus enkel het saldo ervan opeisbaar zijn.

Deze compensatie mag niet worden verward met die waarin voor eenzelfde opdracht is voorzien door artikel 72 van dit ontwerp.

Wat de tweede paragraaf betreft moet worden opgemerkt dat de koninklijke besluiten van 15 juli 2011, 23 januari 2012 en 16 juli 2012 al naargelang, de procedureregels bevatten die leiden tot de gunning wanneer de opdrachtdocumenten in meerdere percelen voorzien.

Volgens artikel 17 wordt elk perceel met het oog op de uitvoering ervan als een afzonderlijke opdracht beschouwd, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Ten grondslag aan de tweede paragraaf ligt de wil om te voorkomen dat in geval van gunning aan dezelfde opdrachtnemer van meerdere of alle percelen van een opdracht, de uitvoeringstermijnen van deze percelen worden samengebracht. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor de berekening van de vertragingsboetes.

Vertrouwelijkheid

Art. 18.Dit artikel is een nieuwe bepaling en vormt de tegenhanger van de regels inzake vertrouwelijkheid die in het stadium van de plaatsing worden opgelegd bij artikel 11 van de wet van 15 juni 2006 en bij artikel 12 van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang. De in de eerste paragraaf bedoelde vertrouwelijkheid is niet de regel omdat ze afhankelijk is van een beslissing die geval per geval door de aanbestedende overheid of de opdrachtnemer wordt genomen.

De aanbestedende overheid noch de opdrachtnemer mogen vragen dat informatie, documenten of gegevens vertrouwelijk worden behandeld als ze die zelf openbaar hebben gemaakt.

De verplichting inzake vertrouwelijkheid blijft bestaan zolang de medecontractant die niet heeft opgeheven.

Een tekening of model moet nieuw zijn opdat het de breedste bescherming kan genieten van het tekeningen- en modellenrecht. Daarom is het belangrijk om een tekening en model voor de indiening van een aanvraag tot bescherming door het tekeningen- en modellenrecht geheim te houden.

Knowhow, methode of fabrieksgeheimen zijn alle industriële creaties, ongeacht of ze octrooieerbaar zijn of niet, die interessante technische, wetenschappelijke of industriële informatie bevatten, die van vertrouwelijke aard is en vatbaar is voor industriële of commerciële exploitatie. Knowhow en methode blijft bestaan zolang de betreffende kennis niet voor anderen beschikbaar is. De kennis kan uiteraard wel gedeeld worden, bijvoorbeeld met de opdrachtnemer.

Eén van de voorwaarden om een octrooi te verkrijgen is dat de uitvinding nieuw moet zijn, of m.a.w. nog niet tot de huidige stand van de techniek mag behoren. Daarom is het belangrijk om de uitvinding voor de indiening van een octrooiaanvraag geheim te houden.

Gezien het belang van geheimhouding van tekeningen en modellen, knowhow, methode of een uitvinding voor het bestaan zelf van de knowhow en de methode of de octrooieerbaarheid van de uitvinding of om de ruimste bescherming van het tekeningen- en modellenrecht te kunnen genieten, bepaalt de tweede paragraaf dat de opdrachtnemer of de aanbestedende overheid zich moet onthouden van elke mededeling van de tekening of het model, de uitvinding, methode of de knowhow aan een derde.

In tegenstelling tot de eerste paragraaf is de aldus opgelegde vertrouwelijkheid van paragraaf 2 de regel en is niet afhankelijk van een beslissing die geval per geval moet genomen worden.

Indien de aanbestedende overheid of de opdrachtnemer de tekening of het model, de uitvinding, de methode of de knowhow zelf heeft openbaar gemaakt, is de uitvinding niet meer octrooieerbaar en bestaat de knowhow en de methode niet meer, zodat deze paragrafen dan geen toepassing meer vinden.

Paragraaf 3 voorziet erin dat de opdrachtnemer in de overeenkomsten met zijn onderaannemers de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid moet overnemen die hijzelf dient te respecteren. Afdeling 2. - Intellectuele rechten

Gebruik van de resultaten

Art. 19.Dit artikel is gebaseerd op artikel 14, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Paragraaf 1 herbevestigt het principe dat de aanbestedende overheid niet automatisch de eigendom van de intellectuele rechten verkrijgt die gebruikt of ontwikkeld worden in het kader van de opdracht.

De aanbestedende overheid geniet evenwel een licentie waardoor zij de door de opdracht verkregen resultaten kan gebruiken voor alle in de opdrachtdocumenten vermelde exploitatiewijzen, zelfs als dit latere gebruik niet strikt onder de definitie van de opdracht zou vallen.

De in de opdrachtdocumenten uiteen te zetten exploitatiewijzen zijn van diverse aard : het kan gaan om het onderhoud en de actualisering van informaticaprogramma's en databanken, de al dan niet elektronische ondersteuning van teksten, beelden en opnames, het recht om het werk of de creatie aan te passen, enz.

De opsomming ervan in de opdrachtdocumenten voorkomt interpretatieproblemen wat de draagwijdte van de licentie betreft.

Indien de aanbestedende overheid de intellectuele eigendomsrechten wenst te verkrijgen die ontwikkeld worden in het kader van de opdracht, moet zij dit in de opdrachtdocumenten vermelden en de voorwaarden ervan uiteenzetten overeenkomstig de toepasselijke wet.

In tegenstelling tot dit principe verkrijgt de aanbestedende overheid wel automatisch de intellectuele rechten op de tekeningen en modellen, de emblemen die als merk kunnen worden gedeponeerd en op de domeinnamen wanneer die het voorwerp uitmaken van de opdracht, tenzij de opdrachtdocumenten anders bepalen.

Volgens paragraaf 2 kunnen de intellectuele eigendomsrechten die gedaan, ontwikkeld of gebruikt worden in het kader van de opdracht, niet tegen de aanbestedende overheid aangevoerd worden om te voorkomen dat de resultaten van de opdracht worden gebruikt. Dit geldt onverminderd de bepalingen van artikel 17 van het koninklijk besluit van 15 juli 2011, artikel 18 van het koninklijk besluit van 23 januari 2012 en artikel 17 van het koninklijk besluit van 16 juli 2012, al naargelang.

Indien bepaalde rechten aan derden toebehoren, dient de opdrachtnemer de gebruiksrechten te verkrijgen, alsook de vereiste instemming zodat de aanbestedende overheid gebruik kan maken van de resultaten van de opdracht binnen de perken van paragraaf 1.

De paragrafen 3 en 4 gaan nader in op het gebruik van algemene gegevens over het bestaan van de opdracht en de resultaten verkregen door de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer.

Uit paragraaf 5 blijkt dat, in de veronderstelling dat de opdrachtdocumenten voorzien in de financiering door de aanbestedende overheid van het onderzoek en de ontwikkeling verbonden aan het voorwerp van de opdracht, laatstgenoemde in de opdrachtdocumenten kan bepalen dat haar een vergoeding verschuldigd is in geval van commerciële exploitatie van de resultaten van de opdracht door de opdrachtnemer.

Methodes en knowhow

Art. 20.Het eerste lid van dit artikel bevat een regel die vergelijkbaar is met die van artikel 19, § 1, voor de verworven kennis, methodes en knowhow : de aanbestedende overheid verwerft slechts de eigendom ervan wanneer dit uitdrukkelijk in de opdrachtdocumenten is vermeld.

Het tweede lid verplicht de opdrachtnemer evenwel om de aanbestedende overheid in kennis te stellen van deze kennis en knowhow zodat zij ten volle gebruik kan maken van de resultaten van de opdracht.

Registraties

Art. 21.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 14, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de verplichting voor de opdrachtnemer om bij de aanbestedende overheid aangifte te doen van alle registratieaanvragen van een intellectueel eigendomsrecht in verband met creaties of uitvindingen die hij ontwikkeld of gebruikt heeft bij de uitvoering van de opdracht.

De toepassing van dit artikel doet geen afbreuk aan de naleving van de vertrouwelijkheidsregels vermeld in artikel 18.

Indien de uitvinding, de tekening of het model gemeenschappelijk eigendom is van de opdrachtnemer en van de aanbestedende overheid, mag de opdrachtnemer een registratieaanvraag enkel indienen mits voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid. Hij mag immers de in artikel 18 opgelegde geheimhoudingsplicht niet schenden.

Indien de uitvinding, de tekening of het model daarentegen alleen eigendom is van de opdrachtnemer, staat het hem vrij de geheimhouding van het bestaan ervan te beëindigen en een registratieaanvraag in te dienen.

Overeenkomstig dit artikel brengt de opdrachtnemer de aanbestedende overheid daarvan op de hoogte die, binnen de perken van de gegevens vervat in de registratieaanvraag, ontheven wordt van de in artikel 18 opgelegde geheimhoudingsplicht.

Sublicentie

Art. 22.Dit artikel neemt de bepaling over van artikel 14, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden volgens hetwelke de aanbestedende overheid die houder is van een gebruikslicentie, sublicenties kan toestaan aan derden.

Het spreekt vanzelf dat het toepassingsgebied van de sublicentie niet ruimer kan zijn dan het dat van de gebruikslicentie die verkregen wordt overeenkomstig artikel 19, § 1, vierde lid.

Wederzijdse bijstand en waarborg

Art. 23.Dit artikel bevat de inhoud van artikel 14, § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende, enerzijds, de wederzijdse bijstand in geval van een vordering van een derde en, anderzijds, de waarborg die de opdrachtnemer en de aanbestedende overheid ten opzichte van elkaar moeten dragen in geval van verhaal ingesteld door een derde, wanneer ze de rechten van deze derde niet hebben geëerbiedigd of ze niet aan hun medecontracten kenbaar hebben gemaakt.

Deze laatste bepaling heeft tot nog toe enkel betrekking op de opdrachtnemer. Ze is logischerwijze verruimd tot de aanbestedende overheid.

Het voorlaatste lid is een nieuwe bepaling die nader ingaat op de specifieke kwestie van de rechten die verbonden zijn aan de illustraties en in het bijzonder aan de portretten. De opdrachtnemer vrijwaart de aanbestedende overheid tegen elke beweerde schending van het recht op afbeelding van een derde door toe te zien op de naleving van de voorschriften van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Afdeling 3. - Financiële garanties

Verzekeringen

Art. 24.Dit artikel bevat een aangepaste versie van artikel 38 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat momenteel enkel van toepassing is op de opdrachten voor werken, en verruimt het toepassingsgebied ervan tot de opdrachten voor leveringen en diensten.

De tekst van artikel 38 van de Algemene aannemingsvoorwaarden dateert van een periode waarin ze enkel van toepassing waren op de opdrachten van de Staat, die doorgaans zijn eigen verzekeraar was en is voor de risico's die hij loopt. Deze situatie verklaart waarom deze bepaling enkel het personeel en de derden vermeldt.

De door artikel 24 beschreven situatie beantwoordt niet aan die van veruit alle andere aanbestedende overheden die niet over voldoende financiële draagkracht beschikken om te kunnen optreden als hun eigen verzekeraar.

Ze moeten de opdrachtnemer, ongeacht de opdrachtcategorie, dus de verplichting kunnen opleggen om niet alleen zijn aansprakelijkheid ten aanzien van zijn personeel of van derden te verzekeren, maar ook elke andere verzekering af te sluiten met betrekking tot deze opdracht waarin de opdrachtdocumenten voorzien. Deze laatste uitbreiding is momenteel enkel mogelijk via een afwijking op de Algemene aannemingsvoorwaarden. Deze situatie rechtvaardigt een wijziging van de tekst in de zin van artikel 24 en de uitbreiding ervan tot alle opdrachten.

Deze wijziging heeft op zich evenwel geen impact op de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer zoals ze bepaald is in dit ontwerp en bovendien ook in het gemeen recht.

Wat ten slotte het dekken van de specifieke risico's als bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, betreft, is het wenselijk dat de aanbestedende overheid, om de gelijke behandeling van de inschrijvers en de transparantie te waarborgen, in de opdrachtdocumenten het te verzekeren bedrag en het bedrag van de eventuele franchise vermeldt.

Borgtocht Draagwijdte en bedrag

Art. 25.Paragraaf 1 van dit artikel somt, net zoals het laatste lid van artikel 5, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, de opdrachten op waarvoor geen borgtocht wordt geëist, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten. Het gaat meer bepaald om : - de opdrachten voor leveringen of diensten waarvan de uitvoeringstermijn een termijn die is verlengd van dertig naar vijfenveertig kalenderdagen niet overschrijdt;

Aangezien artikel 27 bepaalt dat de borgtocht gesteld wordt binnen dertig dagen volgend op de dag waarop de opdracht wordt gesloten, zou het behoud van de mogelijkheid om geen borgtocht te stellen voor de opdrachten van minder dan dertig dagen tot een eigenaardig resultaat kunnen leiden voor een opdracht van eenendertig dagen en slechts gelden voor één enkele dag, wat geenszins bijdraagt tot een doeltreffend beheer van de opdrachten. Het probleem is nog acuter voor de opdrachten voor diensten. Studiebureaus, bijvoorbeeld, zijn immers zelden aangesloten bij een collectieve borgstellingskas. Bovendien slagen de banken er niet altijd in om de borgtocht te stellen binnen de termijn van dertig dagen.

Ten slotte wijzen de woorden « de uitvoeringstermijn » erop dat de bedoelde vijfenveertig dagen niet ingaan vanaf het sluiten van de opdracht maar wel op het ogenblik van de werkelijke uitvoering ervan, ook al volgt die pas later. Bovendien heeft de uitvoeringsduur van de opdracht betrekking op de volledige uitvoeringsduur ervan, zelfs indien gespreide leveringen in het kader van deze opdracht bijvoorbeeld binnen kortere termijnen moeten worden uitgevoerd; - de opdrachten voor diensten van de categorieën 21 en 24 van bijlage II van de wet van 15 juni 2006, waaraan nu de categorieën 3 (diensten van luchtvervoer), 4 (postdiensten) en 18 (vervoer per spoor) zijn toegevoegd. Deze drie laatste categorieën zijn toegevoegd omdat het, rekening houdend met hun specifieke karakter, ondenkbaar is om voor deze diensten een borgtocht te eisen. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor de diensten van de categorie 6 van bijlage II van de wet van 15 juni 2006 (diensten van financiële instellingen) evenmin een borgtocht wordt geëist. De uitsluiting van die diensten in dit verband vloeit evenwel reeds voort uit de algemene uitsluiting van artikel 6, § 1, 2°, zodat deze hier niet meer moeten worden vermeld; - de opdrachten voor diensten van de categorieën 6 tot 8 van bijlage 1 en 23 van bijlage 2 van de wet van 13 augustus 2011. Wat betreft de diensten van financiële instellingen (categorie 12 van bijlage 1 van de voormelde wet) geldt dezelfde commentaar als die vermeld in het vorige streepje; - een nieuwe categorie van opdrachten, namelijk die waarvan het oorspronkelijke bedrag kleiner is dan 50.000 euro respectievelijk 100.000 euro voor de opdrachten onderworpen aan de wet van 15 juni 2006 en geplaatst in de speciale sectoren.

Deze nieuwe categorie is ingevoerd omdat werd vastgesteld dat tal van KMO's geen offerte indienen wanneer de opdrachtdocumenten in een borgtocht voorzien. Deze nieuwe categorie biedt ook de mogelijkheid om veel opdrachten die in het buitenland worden geplaatst, in landen waar dit systeem niet bestaat, te onttrekken aan de verplichting om een borgtocht te stellen.

De tweede paragraaf van dit artikel bevat de inhoud van artikel 5, § 1, eerste lid, tweede zin, en tweede tot vierde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden betreffende het bedrag van de borgtocht en de berekeningsbasis ervan.

Er is een verduidelijking aangebracht wat de raamovereenkomst betreft.

Voor deze overeenkomst kan de aanbestedende overheid hetzij een borgtocht stellen per gesloten opdracht, hetzij een globale borgstelling toestaan voor de raamovereenkomst. Deze laatste mogelijkheid geldt evenwel alleen indien de raamovereenkomst met één enkele opdrachtnemer is gesloten.

Ter herinnering : in geval van wijziging van de opdracht overeenkomstig de artikelen 37 en 38, wordt de borgtocht dienovereenkomstig aangepast. Bij een optie, ten slotte, zal het bedrag van de optie inbegrepen zijn in de globale prijs, indien de bestelling plaatsvindt bij het sluiten van de opdracht. Indien de optie in de loop van de uitvoering wordt besteld, zou dit niet tot een aanpassing van de borgtocht mogen leiden, gezien het bijkomstige karakter van de optie.

Aard van de borgtocht

Art. 26.Dit artikel bevat in zijn eerste paragraaf de inhoud van artikel 5, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de aard van de borgtocht, en somt de diverse vormen op die de borgtocht kan aannemen, naar keuze van de opdrachtnemer.

Wat de geschillen over de terzake aangegane verbintenissen betreft, nemen de aanbestedende overheden best een clausule op in de opdrachtdocumenten volgens dewelke het Belgisch recht toepasselijk is en de Belgische rechtscolleges bevoegd zijn. Wanneer de overeenkomst noch het toepasselijke recht, noch de bevoegde rechter bepaalt, zijn doorgaans immers de artikelen 4 van het Verdrag van 19 juni 1980, 5, 1°, van het Verdrag van Brussel en 5.1 van het Verdrag van Lugano van toepassing. Uit deze bepalingen blijkt dat, wanneer de partijen geen keuze hebben gemaakt, de overeenkomst onder het recht valt van het land waarmee zij het nauwst is verbonden, en dat de bevoegde rechter, inzake overeenkomsten, met name die is van de plaats waar de verplichting moet worden uitgevoegd.

De tweede paragraaf van dit artikel vormt een nieuwe bepaling volgens dewelke de borgsteller aan het stellen van de borg geen andere voorwaarden kan verbinden dan die vermeld in dit ontwerp of in de opdrachtdocumenten. Deze bepaling heeft tot doel een einde te stellen aan de praktijken van financiële instellingen die het stellen van de borg in de vorm van een bankwaarborg koppelen aan voorwaarden die sterk afwijken van de bepalingen van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden.

Borgstelling en bewijs van de borgstelling

Art. 27.Dit artikel bevat de inhoud van artikel 5, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de borgstelling en het bewijs van deze borgstelling.

Aanpassing van de borgtocht

Art. 28.Dit artikel bevat de inhoud van artikel 5, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de aanpassing van de borgtocht in de loop van de uitvoering van de opdracht. Op te merken valt dat indien de borgtocht ten voordele van de opdrachtnemer kan worden verminderd, deze laatste de gedeeltelijke vrijgave ervan kan verkrijgen overeenkomstig artikel 33.

Wanneer op een bepaald tijdstip in de loop van de uitvoering van de opdracht, met name op het ogenblik van de voorlopige oplevering, geen enkel bedrag meer verschuldigd is aan de opdrachtnemer, waardoor de in artikel 29, tweede lid, 1°, vermelde oplossing niet toepasselijk is, kan de aanbestedende overheid, nadat ze de opdrachtnemer in gebreke heeft gesteld, een in artikel 45 bedoelde straf opleggen.

Verzuim van borgstelling

Art. 29.Dit artikel stemt gedeeltelijk overeen met artikel 6 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De bepaling van § 2 is evenwel herwerkt in de zin dat nu is bepaald dat de ingebrekestelling bij aangetekende brief geldt als proces-verbaal als bedoeld in artikel 44, § 2, van het ontwerp. Deze oplossing wijkt dus af van de derde paragraaf van artikel 6 van de Algemene aannemingsvoorwaarden volgens dewelke de tekortkomingen inzake de bepalingen betreffende de borgtocht geen aanleiding geven tot het opmaken van een proces-verbaal.

De eerste paragraaf van artikel 6 van de Algemene aannemingsvoorwaarden wordt evenwel niet overgenomen daar is gebleken dat wanneer het bewijs van de borgstelling niet wordt overgelegd binnen de toegestane termijn, de automatische toepassing van een straf, het nagestreefde doel niet bereikt en de betrekkingen tussen de medecontractanten ten onrechte kan schaden.

Rechten van de aanbestedende overheid op de borgtocht

Art. 30.Het eerste lid van dit artikel, dat grotendeels overeenstemt met de inhoud van artikel 7 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, verduidelijkt dat de aanbestedende overheid van de borgtocht de sommen mag afhouden die haar toekomen, « met name » indien de opdrachtnemer in gebreke blijft bij de uitvoering of in geval van gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering. De woorden « met name » zijn nieuw en betekenen dat het afhoudingsrecht betrekking heeft op elk bedrag dat verschuldigd is aan de aanbestedende overheid, zelfs buiten elke tekortkoming van de opdrachtnemer. Men zou de borgtocht bijvoorbeeld in beslag kunnen nemen indien de aanbestedende overheid te veel betaalde aan een aannemer die de terugbetaling zou weigeren, en er geen verschuldigde bedragen meer zijn.

Er dient te worden onderstreept dat de afhouding van de borgtocht zelfs mogelijk is in geval van verbreking of ontbinding van de opdracht. Een dergelijk geval kan zich bijvoorbeeld voordoen indien de opdracht door de rechter onverbindend wordt verklaard nadat die werd gesloten.

Het tweede lid van artikel 30 is een nieuwe bepaling volgens dewelke deze afhouding dient te gebeuren met inachtneming van de voorwaarden van artikel 44, § 2, in het bijzonder de opmaak van een proces-verbaal dat aan de opdrachtnemer wordt overgemaakt zodat hij zijn verweermiddelen kan doen gelden.

Door derden gestelde borgtocht

Art. 31.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 8 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Uit deze bepaling blijkt dat wanneer de borgtocht door een derde wordt gesteld, deze solidair borg staat en gebonden is door elke gerechtelijke beslissing die naar aanleiding van een betwisting omtrent het bestaan, de interpretatie of de uitvoering van de opdracht wordt genomen, op voorwaarde dat hem van die betwisting kennis werd gegeven bij deurwaardersexploot binnen de termijn die voor het verschijnen op de rechtszitting is bepaald.

Het laatste lid is geherformuleerd om te benadrukken dat het om de weigering van de oplevering gaat en dat de ambtshalve maatregelen niet allemaal tegelijk van toepassing zijn.

Overdracht borgtocht

Art. 32.Het gaat om een nieuwe bepaling betreffende de toestand van de opdrachten die één of meer verlengingen omvatten als bedoeld in artikel 37, § 2, van de wet van 15 juni 2006 en van artikel 33, § 2, van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang. Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, wordt de borgtocht die voor de oorspronkelijke opdracht werd gesteld, overgedragen op de verlengde opdracht en wordt het bedrag ervan eventueel aangepast. Deze tekst is ingevoegd om de lasten verbonden aan de borgstelling en de vrijgave van de borgtocht te verminderen.

Vrijgave borgtocht

Art. 33.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 9, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de algemene modaliteiten voor de vrijgave van de borgtocht en de gevolgen van een niet-tijdige vrijgave voor de aanbestedende overheid, met dit verschil dat het verzoek vanwege de opdrachtnemer om over te gaan tot de oplevering voortaan geldt als verzoek tot vrijgave van de borgtocht, en dit zowel voor de voorlopige als voor de definitieve oplevering. Bijgevolg zal de opdrachtnemer geen apart formeel verzoek tot vrijgave van de borgtocht meer moeten indienen. De specifieke modaliteiten voor de vrijgave van de borgtocht zijn opgenomen in de artikelen 93, 133 en 158, naargelang het om werken, leveringen of diensten gaat. Wat de opdrachten van de overheidsbedrijven bedoeld in artikel 6, § 2, 3°, van dit ontwerp betreft, zullen deze modaliteiten worden opgenomen in de relevante bepalingen van de algemene wet die voorziet in de omzetting van de verplichtingen die voortvloeien uit Richtlijn 2011/7/EU voor de transacties tussen ondernemingen. Afdeling 4. - Opdrachtdocumenten

Conforme uitvoering

Art. 34.Dit artikel neemt in een aangepaste volgorde de inhoud over van artikel 3 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het tweede lid bevat de bepaling van paragraaf 1 van voormeld artikel 3, betreffende de verschillende elementen die de toepasselijke technische specificaties kunnen aanvullen.

Het gebruik van de woorden « kunnen worden aangevuld » in plaats van « worden aangevuld » wijst erop dat de betrokken elementen niet noodzakelijk bij alle opdrachten voorkomen.

Het derde lid bevat de bepaling van paragraaf 2, tweede lid, van hetzelfde artikel, en verduidelijkt voor welk gebruik de verschillende aangehaalde documenten bestemd zijn.

Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid

Art. 35.De eerste paragraaf van dit artikel bevat een vereenvoudigde versie van de bepalingen vervat in artikel 4, § 1, 2° en 3°, eerste, tweede en zesde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Deze paragraaf bepaalt welke documenten, plannen en voorwerpen de opdrachtnemer gratis kan verkrijgen bij de aanbestedende overheid en verwijst naar de voorwaarden en voorschriften voor de terbeschikkingstelling, en eventueel, voor de terugbezorging die in de opdrachtdocumenten zijn vermeld.

De tweede paragraaf bevat de bepaling vervat in artikel 39, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, maar verruimt die tot de leveringen en diensten. Volgens die bepaling moet de opdrachtnemer, tot de definitieve oplevering, de documenten en briefwisseling met betrekking tot de gunning en de uitvoering van de opdracht bewaren en ter beschikking houden van de aanbestedende overheid.

Detail- en werktekeningen opgemaakt door de opdrachtnemer

Art. 36.Dit artikel neemt de bepalingen over die momenteel vervat zijn in artikel 4, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de opmaak door de opdrachtnemer van de detail- en werktekeningen en de modaliteiten voor de overdracht en goedkeuring ervan door de aanbestedende overheid. Afdeling 5. - Wijzigingen aan de opdracht

Art. 37.Dit artikel voegt de bepalingen samen die momenteel vervat zijn in de artikelen 7 en 8 van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

Het eerste lid van artikel 37 neemt de bepaling over van het voormelde artikel 7 betreffende de wijzigingen aan de oorspronkelijke opdracht die eenzijdig worden aangebracht door de aanbestedende overheid.

Dergelijke wijzigingen kunnen bijvoorbeeld nuttig blijken in geval van « onvoorziene technische hinder » waarop men botst bij de uitvoering van de opdracht.

Evenwel is ten opzichte van het bedoelde artikel 7 een belangrijke voorwaarde toegevoegd, naast de reeds gekende voorwaarden dat het voorwerp van de opdracht onveranderd moet blijven en dat zo nodig moet worden voorzien in een passende compensatie voor de opdrachtnemer.

Meer bepaald geldt nu als bijkomende voorwaarde dat de wijziging in waarde beperkt dient te blijven tot 15% van het oorspronkelijke opdrachtbedrag, afgezien van de toepassingsgevallen van de onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking waarvoor in de wet in een specifieke drempel van 50% is voorzien (aanvullende werken, leveringen en diensten).

Deze gewijzigde opstelling is ingegeven door de evolutie in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie die zich op het vlak van de uitvoering van overheidsopdrachten vrij recent is gaan ontwikkelen. Sinds het arrest Pressetext (HvJ, arrest C-454/06, 19 juni 2008), kunnen immers moeilijk nog opdrachtwijzigingen zonder meer, d.w.z. zonder beperking naar de omvang en de draagwijdte (buiten de vanzelfsprekende beperking dat het voorwerp van de opdracht niet mag worden gewijzigd), worden aanvaard.

Wat betreft de voorwaarde dat indien nodig een passende compensatie dient te worden betaald, is in de Nederlandse tekst het begrip « juste compensation » nu vertaald door « passende compensatie » in plaats van « rechtmatige compensatie » zonder de draagwijdte van dit begrip te wijzigen. De passende compensatie kan betrekking hebben op andere aspecten dan alleen de schadevergoeding, zoals de prijsherziening of de wijziging van de uitvoeringstermijn. Deze bepaling doet bovendien geen afbreuk aan de mogelijkheid voor de aanbestedende overheid om in uitzonderlijke gevallen maatregelen te nemen naar billijkheid ten voordele van de opdrachtnemers. Als voorbeeld kan worden verwezen naar een akkoord dat minnelijk is gesloten in het kader van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen.

Het tweede lid van hetzelfde artikel stemt overeen met de eerste zin van voormeld artikel 8, betreffende de verplichting voor de aanbestedende overheid om bovendien een gemotiveerde beslissing op te stellen voor de afwijkingen van de essentiële bepalingen en voorwaarden van de opdracht.

De bepaling verduidelijkt tevens in welke documenten deze afwijking moet staan, d.w.z. hetzij in een wijzigingsbevel of in elke andere eenzijdige beslissing van de aanbestedende overheid, hetzij in een bijakte.

De laatste zin van voormeld artikel 8, volgens dewelke dit artikel niet van toepassing is op de opdrachten waarvan het bedrag niet hoger is dan 5.500 euro zonder BTW, is hier weggelaten daar ze nu is opgenomen in de algemene bepaling van artikel 5, § 4, die voortaan geldt voor opdrachten kleiner dan 8.500 euro (17.000 euro voor de speciale sectoren).

Art. 38.Dit artikel is een nieuwe bepaling die de voorwaarden bevat waarin overdracht van een opdracht kan plaatsvinden. Voor deze overdracht is de voorafgaande instemming van de gecedeerde partij vereist. In geval van overdracht door de opdrachtnemer moet de aanbestedende overheid met name nagaan of de overnemer aan de passende selectievoorwaarden voor de opdracht in kwestie voldoet.

Het derde lid van dit artikel bepaalt bovendien dat de overdracht slechts geldig is indien de essentiële voorwaarden van de opdracht niet worden gewijzigd. De overnemer neemt alle rechten en plichten van de overdrager over. Dit betekent ook dat de opdracht slechts in geringe mate kan worden gewijzigd bij de overdracht. Afdeling 6. - Controle en toezicht op de opdracht

Draagwijdte van de controle en het toezicht

Art. 39.De beide eerste leden van dit artikel nemen de bepalingen over die momenteel vervat zijn in artikel 2, eerste en tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Volgens deze bepalingen kan de aanbestedende overheid overal toezicht laten houden of controle laten uitvoeren op de voorbereiding en de uitvoering van de opdracht en de noodzakelijke inlichtingen verkrijgen van de opdrachtnemer. Het hier gebruikte begrip « toezicht » is ruimer dan enkel dat van de technische keuring.

Het derde lid van dit artikel stemt overeen met artikel 2, derde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het is van belang een onderscheid te maken tussen de begrippen « toezicht » en « controle ». Controle heeft immers een actievere betekenis dan toezicht.

Controle van de hoeveelheden

Art. 40.Deze bepaling neemt artikel 24, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden over. In dit kader wordt evenwel een tweede lid toegevoegd om de rechten van de opdrachtnemer te beschermen.

Soorten keuringen

Art. 41.Dit artikel bevat de bepalingen van het tweede en vijfde lid van artikel 12, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Behalve enkele formele aanpassingen blijft de tekst ongewijzigd. Het eerste lid werd evenwel opgenomen in de definitie vermeld in artikel 2, 11°, van dit ontwerp.

Voorafgaande keuring

Art. 42.Dit artikel bevat de bepalingen van artikel 12, § 2, eerste en derde tot achtste lid, alsook van § 5, vijfde en zesde lid, en van § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de voorafgaande keuring.

De tekst blijft hoofdzakelijk ongewijzigd. In het vierde lid van de eerste paragraaf werden evenwel de volgende wijzigingen aangebracht : de tekst verduidelijkt nu dat het onderzoek plaatsvindt op verzoek van de opdrachtnemer. In hetzelfde lid werden bovendien de woorden « met de middelen die... » geschrapt omdat ze overbodig zijn..

De tekst van de derde paragraaf werd geherformuleerd om die duidelijker te maken. Hij handelt over de termijn waarover de aanbestedende overheid beschikt voor de kennisgeving van de goedkeuring of weigering. De opdrachtdocumenten kunnen evenwel in kortere termijnen voorzien.

A posteriori uitgevoerde keuring

Art. 43.De eerste paragraaf van dit artikel stemt volledig overeen met artikel 12, § 7, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de a posteriori uitgevoerde keuring.

De tweede paragraaf is nieuw. Hij bepaalt de termijnen waarbinnen de aanbestedende overheid de resultaten van de a posteriori uitgevoerde keuring mededeelt.

De derde paragraaf bevat de zekerheidstelling voor de prestaties die onderworpen zijn aan deze keuring. Voor deze prestaties wordt ofwel voorzien in een specifieke aanvullende borgtocht, ofwel in een inhouding op de betaling. Deze paragraaf vormt geen nieuwe bepaling maar een aanvulling waardoor de oplossing van de in § 3, 1°, bedoelde specifieke aanvullende borgtocht kan worden toegepast. Voor deze oplossing is geopteerd om een courante praktijk te bevestigen die minder duur is voor de opdrachtnemer dan de in punt 2° bedoelde inhouding. Afdeling 7. - Actiemiddelen van de aanbestedende overheid

In gebreke blijven en sancties

Art. 44.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 20, § § 1 en 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende het in gebreke blijven van de opdrachtnemer bij de uitvoering van de opdracht.

De eerste paragraaf somt de omstandigheden op waarin de opdrachtnemer geacht wordt in gebreke te zijn gebleven bij de uitvoering.

Wat die omstandigheden betreft heeft de bepaling onder 1° betrekking op het geval waarin de prestaties niet zijn uitgevoerd volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten. Deze bepaling omvat de verplichtingen voor de opdrachtnemer bij toepassing van alle wettelijke en reglementaire bepalingen die betrekking hebben op de opdracht, met name inzake veiligheid en gezondheid of niet-inachtneming van de contractuele uitvoeringstermijnen.

De tweede paragraaf stemt volledig overeen met de huidige tekst.

Paragraaf 3, die overeenstemt met artikel 20, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, somt de maatregelen op die van toepassing zijn op de opdrachtnemer die in gebreke is gebleven bij de uitvoering.

Straffen

Art. 45.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 20, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepasselijke straffen in geval van een gebrekkige uitvoering waarvoor geen speciale straf is voorzien en waarvoor geen enkele rechtvaardiging werd verstrekt en aanvaard binnen de toegestane termijn. De tekst is inhoudelijk niet gewijzigd. De duidelijke onderverdeling van de diverse gevallen zorgt evenwel voor een betere leesbaarheid. Verder werden de woorden « van rechtswege » geschrapt. Er dient immers steeds een proces-verbaal te worden opgesteld vóór de toepassing van de straffen, ongeacht of die speciaal of algemeen zijn.

Het bedrag van de speciale straf moet in verhouding staan tot de ernst van de tekortkoming die aanleiding geeft tot de sanctie.

Vertragingsboetes

Art. 46.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 20, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepassing van de vertragingsboetes.

Het eerste lid bepaalt dat de vertragingsboetes onafhankelijk zijn van de in artikel 45 bedoelde straffen. Een duidelijk omschreven feit dat aan de basis ligt van een tekortkoming van de opdrachtnemer, kan immers het voorwerp uitmaken van een bijzondere of algemene straf en, wanneer het feit ook vertraging bij de uitvoering veroorzaakt, van vertragingsboetes.

Zo voorzien de opdrachtdocumenten, in geval van uit te voeren werken op een waterweg die bevaarbaar moet blijven, vaak in de toepassing van een bijzondere straf ten laste van de aannemer in geval van belemmering van de scheepvaart door toedoen van laatstgenoemde.

Wanneer het feit dat aan de oorsprong van die belemmering ligt, ook vertraging bij de uitvoering van de werken veroorzaakt, worden bovenop de bijzondere straf ook vertragingsboetes toegepast.

Onverminderd artikel 60 bieden de boetes de aanbestedende overheid enkel een forfaitaire vergoeding voor de schade die voor haar voortvloeit uit de vertraging bij de uitvoering van de opdracht.

Bijgevolg blijft de opdrachtnemer gehouden de aanbestedende overheid te vrijwaren tegen elke schadevergoeding die deze eventueel aan derden verschuldigd zou zijn op grond van zijn vertraging bij de uitvoering van de opdracht, voor zover de opdrachtnemer voor deze vertraging verantwoordelijk zou zijn.

Ambtshalve maatregelen

Art. 47.Paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel stemt overeen met artikel 48, § 3, 1°, eerste zin, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat momenteel van toepassing is op de werken.

Het toepassingsgebied ervan wordt verruimd tot de leveringen en de diensten. Deze paragraaf bepaalt wanneer en in welke situaties de aanbestedende overheid gebruik kan maken van de in paragraaf 2 beschreven ambtshalve maatregelen.

Het tweede lid van paragraaf 1 stemt, in punt 1°, overeen met artikel 48, § 3, 1°, tweede zin, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het bepaalt dat één van de ambtshalve maatregelen kan worden gebruikt vóór het verstrijken van de aan de opdrachtnemer toegestane termijn om zijn verweermiddelen te doen gelden wanneer laatstgenoemde de vastgestelde tekortkomingen heeft toegegeven. Deze mogelijkheid wordt uitgebreid tot de opdrachten voor leveringen en diensten.

Artikel 20, § 6, derde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, volgens hetwelke ambtshalve maatregelen ook kunnen worden toegepast vóór het verstrijken van bovengenoemde termijn wanneer de aanbestedende overheid kan aantonen dat het niet mogelijk is om de prestaties uit te voeren binnen de contractuele termijn, is niet overgenomen. De bedoelde hypothese wordt immers reeds behandeld in artikel 44, § 1, 3°, van het ontwerp. De aanbestedende overheden dienen omzichtig om te springen met deze mogelijkheid en de toepassing ervan te beperken tot de gevallen waarin een echte dringendheid kan worden aangetoond, bijvoorbeeld bij het organiseren van een openbaar evenement, wanneer de datum waarop het plaatsvindt niet kan worden gewijzigd (Nationale Feestdag, Europese top,...).

Paragraaf 2 neemt de inhoud over van artikel 20, § 6, eerste en tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de ambtshalve maatregelen die als de zwaarste sancties gelden. Op te merken valt dat sommige van deze ambtshalve maatregelen cumuleerbaar zijn (het gaat om de punten 2° en 3° ). Verder wordt erop gewezen dat de woorden « geheel van de borgtocht » impliceren dat de specifieke aanvullende borgtocht, waarvan sprake in artikel 43, § 3, hierin begrepen is.

Paragraaf 3 neemt de inhoud over van artikel 20, § 6, vierde tot zesde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Hij bepaalt de modaliteiten en de gevolgen die voortvloeien uit de kennisgeving door de aanbestedende overheid van haar beslissing om tot de door haar gekozen ambtshalve maatregel over te gaan.

Paragraaf 4 bevat de inhoud van artikel 20, § 6, zevende lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Hij laat de in gebreke gebleven opdrachtnemer de eventuele meerkosten dragen voor de uitvoering in eigen beheer of van de opdracht die voor rekening werd gesloten, waarbij het verschil, in het tegenovergestelde geval, ten goede komt aan de aanbestedende overheid.

Overige sancties

Art. 48.Dit artikel herformuleert de inhoud van artikel 20, § 8, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de bijkomende sancties die van toepassing zijn op de in gebreke gebleven opdrachtnemer, onverminderd die bepaald in artikelen 45 tot 47.

Deze sancties omvatten : - in geval van opdrachten voor werken, de toepassing van de sancties vermeld in artikel 19 van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. Deze sancties zijn de klasseverlaging, de schorsing en de intrekking van de erkenning en, ten slotte, de uitsluiting van overheidsopdrachten; - in geval van opdrachten voor werken, leveringen of diensten, de uitsluiting van de opdrachtnemer van deelname aan de opdrachten van de aanbestedende overheid voor een bepaalde duur die door de aanbestedende overheid moet worden bepaald. Deze mogelijkheid tot uitsluiting door de aanbestedende overheid wordt uitgebreid tot de opdrachten voor werken, aangezien deze sanctie minder nadelig is dan de toepassing van artikel 19 van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken.

De betrokkene wordt vooraf gehoord en er wordt een formeel gemotiveerde beslissing genomen die hem wordt betekend.

Art. 49.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 22 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepasselijke maatregelen wanneer afspraken worden ontdekt die de normale mededingingsvoorwaarden kunnen vertekenen als bedoeld in artikel 9 van de wet van 15 juni 2006 en in artikel 10 van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang. De toepassing van de in de bepaling onder § 1, 1°, bedoelde straf sluit elke bijkomende schadevergoeding uit.

Teruggave vertragingsboetes en straffen

Art. 50.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 17 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de teruggave van vertragingsboetes.

De eerste paragraaf bepaalt de omstandigheden en voorwaarden waarin de opdrachtnemer de volledige of gedeeltelijke teruggave van de boetes kan verkrijgen.

Het vermoeden van wanverhouding vermeld in artikel 17, § 1, 2°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden wordt uitgebreid tot de opdrachten voor leveringen en diensten.

Bovendien vermeldt de bepaling nu dat de opdrachtnemer de teruggave van de boetes verkrijgt in geval van wanverhouding tussen het bedrag van de toegepaste boetes en het geringe belang van de te laat uitgevoerde prestaties. De discretionaire bevoegdheid, zoals erkend door artikel 17 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, wordt dan ook ingeperkt.

Volgens de tweede paragraaf moeten onvoorziene feiten of omstandigheden, als bedoeld in artikel 56 van dit besluit, die eventueel worden ingeroepen om een teruggave te verkrijgen krachtens paragraaf 1, 1°, zo vlug mogelijk worden medegedeeld aan de aanbestedende overheid overeenkomstig artikel 52.

Ten slotte bepaalt de derde paragraaf de termijn waarin de aanvraag tot teruggave van boetes moet worden ingediend, op straffe van verval.

Art. 51.Dit artikel is een nieuwe bepaling betreffende de gedeeltelijke teruggave van de straffen in geval van wanverhouding tussen de toegepaste straf en de vastgestelde gebrekkige uitvoering.

Het gaat om een billijke teruggave, zoals vermeld in artikel 50, § 1, 2°, voor de vertragingsboetes.

Het tweede lid van dit artikel voorziet in een voorafgaande bijkomende voorwaarde waardoor de opdrachtnemer alles in het werk moet hebben gesteld om de gebrekkige uitvoering zo vlug mogelijk te verhelpen. Dit voorschrift dient op redelijke wijze te worden geïnterpreteerd.

Wanneer bijvoorbeeld geen certificaat van oorsprong werd afgegeven voor een bepaald materiaal dat, ondanks herhaaldelijk aandringen, op geen enkele manier door de opdrachtnemer kan worden verkregen, kan de aanbestedende overheid de betrokken teruggave toepassen.

Het derde lid van dit artikel bepaalt de termijn waarbinnen de aanvraag tot teruggave van de straffen moet worden ingediend. Deze termijn stemt overeen met de termijn bepaald in artikel 50, § 3, voor de teruggave van de vertragingsboetes. Afdeling 8. - Indieningsvoorwaarden voor de klachten en verzoeken

Art. 52.Dit artikel neemt in een gewijzigde vorm de inhoud over van artikel 16, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Volgens het eerste lid van artikel 52 moet de opdrachtnemer, op straffe van verval, zo vlug mogelijk de aanbestedende overheid inlichten over de feiten of omstandigheden die de goede gang van de opdracht verstoren, alsook over de invloed die deze feiten of omstandigheden hebben of kunnen hebben op het verloop en de kostprijs van de opdracht.

De precisering is aangebracht dat deze bekendmaking verplicht is gesteld, zelfs indien de aanbestedende overheid op de hoogte is van de feiten of omstandigheden. Het is immers ook en vooral van belang dat de aanbestedende overheid wordt ingelicht over de mogelijke invloed van deze feiten en omstandigheden op het verloop en de kostprijs van de opdracht.

Eventueel kan de aanbestedende overheid op tegensprekelijke wijze overgaan tot de noodzakelijke vaststellingen om de gegrondheid van de feiten of omstandigheden na te gaan.

Het tweede lid vermeldt de sanctie die verbonden is aan een niet-bekendmaking van de feiten of omstandigheden binnen een nuttige termijn.

Het derde lid verduidelijkt dat indien de in het eerste lid bedoelde feiten of omstandigheden schriftelijke bevelen van de aanbestedende overheid zijn, de opdrachtnemer enkel verplicht is laatstgenoemde in te lichten zodra hij de invloed ervan op het verloop en de kostprijs van de opdracht kent. In dat geval is een bekendmaking immers overbodig.

Het vierde lid bepaalt de termijn na dewelke de klachten of verzoeken niet meer ontvankelijk zijn.

Art. 53.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 16, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Er wordt herinnerd aan het feit dat de herziening van de opdracht eveneens de termijnverlenging omvat maar vermits deze bepaling de termijnverlenging apart behandelt in de bepaling onder 1° wordt in de bepaling onder 2° gesproken over de andere vormen van herziening.

Vanuit een bezorgdheid van harmonisering is in de bepaling onder 3° de termijn van zestig dagen op negentig dagen gebracht. Afdeling 9. - Incidenten bij de uitvoering

Tekortkomingen van de aanbestedende overheid

Art. 54.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 16, § 1, eerste lid, eerste zin, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De woorden « of haar personeel » zijn geschrapt omdat het begrip « aanbestedende overheid » in deze bepaling elke natuurlijke of rechtspersoon omvat die optreedt in haar naam, voor haar rekening of in het kader van een machtiging.

Schadevergoeding voor schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid

Art. 55.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 15, § 5, tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De woorden « voor een in gemeen overleg te bepalen bedrag » zijn evenwel geschrapt, omdat deze voorwaarde niet overeenstemt met de algemene praktijk en op zich geen reële draagwijdte heeft. Ook het zinsdeel « noch voorzien zijn in het bestek » is geschrapt. Deze wijziging beperkt de mogelijkheid voor een aanbestedende overheid om geen schadevergoeding toe te kennen voor de schorsingen op haar bevel die de in dit artikel vermelde duur overschrijden. Voortaan moet deze mogelijkheid voldoen aan de vastgestelde voorwaarden voor de afwijkingen, die vermeld zijn in artikel 9 van dit ontwerp.

Onvoorzienbare omstandigheden

Art. 56.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van artikel 16, § 2, 1° tot 3°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Deze bepaling bevestigt de toepassing van de imprevisieleer in het kader van overheidsopdrachten en versoepelt het principe van de forfaitaire grondslag in de in dit artikel vermelde omstandigheden.

Artikel 56 objectiveert de ontvankelijkheidsdrempel van de verzoeken om herziening van de opdracht en beperkt de omvang van de schadevergoeding, zonder evenwel afbreuk te doen aan de basisprincipes van de ratio legis van het huidige artikel 16, § 2, 1° tot 3°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De opdrachtnemer behoudt het recht om een verzoek om termijnverlenging, herziening of verbreking van de opdracht in te dienen wanneer zich eender welke omstandigheden voordoen die vreemd zijn aan de aanbestedende overheid, voor zover de toepassingsvoorwaarden van artikel 56 worden nageleefd. Hij moet immers aantonen dat : - de omstandigheden zich hebben voorgedaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat zelfs indien de weersomstandigheden niet meer uitdrukkelijk zijn vermeld, zij vanzelfsprekend één van de omstandigheden kunnen vormen die in aanmerking dienen te worden genomen in het kader van de toepassing van dit artikel; - de omstandigheden buitengewoon en onvoorzien zijn en een geval van overmacht vormen die de opdrachtnemer niet kon vermijden; - het om een zeer belangrijk nadeel gaat.

Alhoewel er in de praktijk doorgaans weinig discussie is over de eerste twee voorwaarden, is dit niet het geval voor de laatste voorwaarde. De beoordeling van de drempel hangt immers af van een beslissing die geval per geval wordt genomen, zodat de beslissingen hieromtrent zeer uiteenlopend zijn.

De in het nieuwe artikel 56 vastgestelde ontvankelijkheidsdrempel waarborgt de gelijke behandeling van de opdrachtnemers die niet meer uiteenlopend zullen worden beoordeeld door de diverse aanbestedende overheden en, in tal van gevallen, de verplichte inschakeling van de rechtbanken. De opdrachtnemer die de drempel haalt, zal voortaan geen bijkomende bewijzen inzake ontvankelijkheid meer moeten leveren.

In dezelfde geest doet het nieuwe artikel geen afbreuk aan het begrip van het zeer belangrijk nadeel maar zorgt het voor een evenwicht tussen de rechten en plichten van de partijen.

Aangezien de nieuwe tekst een criterium vaststelt dat de drempel van het zeer belangrijke nadeel bepaalt, biedt hij het voordeel dat het begrip « zeer belangrijk » wordt afgebakend en elke discussie wordt vermeden in specifieke gevallen. In geval van betwisting tussen de partijen kan de feitenrechter immers gebruik maken van zijn beoordelingsbevoegdheid over de precieze samenstelling van de schade en de vraag of de ontvankelijkheidsdrempel van het verzoek om schadevergoeding al dan niet is bereikt.

De gekozen drempel is toepasselijk op de opdrachten voor werken, leveringen en diensten. In geval van een zeer belangrijk nadeel ingevolge onvoorziene omstandigheden ongeacht de aard ervan, zal deze drempel doorgaans lager liggen dan de winstmarges van de opdrachtnemers en dus zeer regelmatig worden bereikt.

Globaal gezien is de nieuwe versie van artikel 56 zelfs voordelig voor de opdrachtnemers, en dit voor alle opdrachtencategorieën.

De franchise wordt berekend op basis van het bedrag van het nadeel en niet op basis van het offertebedrag. Ze sluit aan bij het idee van een herziening in de zin van een herstel van het financiële evenwicht van de opdracht, net zoals een contractuele herzieningsformule geacht wordt de prijsevolutie die naar alle waarschijnlijkheid onvoorspelbaar is niet op absolute wijze maar wel voldoende te waarborgen en aldus het principe van de forfaitaire grondslag te versoepelen.

Het zou immers onrechtvaardig zijn om alle financiële gevolgen van situaties die de aanbestedende overheid volledig vreemd zijn, alleen door deze laatste te laten dragen.

Deze doelstelling wordt nagestreefd door het principe van de franchise, dat in andere rechtsdomeinen overigens tot de dagelijkse praktijk behoort.

Artikel 56 is in de praktijk dus onderworpen aan de toepassing van twee drempels. De eerste drempel heeft betrekking op de ontvankelijkheid van het verzoek om schadevergoeding op grond van onvoorziene omstandigheden. Dit betekent dat het beweerde nadeel waarover de partijen een akkoord hebben bereikt of dat na een rechterlijke beslissing wordt erkend, minstens 2,5 percent van het offertebedrag moet bedragen om als zeer belangrijk te worden beschouwd. Dit percentage kan voortvloeien uit verschillende omstandigheden die individueel niet de drempel van 2,5 percent bereiken maar wel door de samenvoeging ervan. Deze drempel is in elk geval bereikt vanaf een nadeel van 100.000 euro. De tweede drempel betreft de toepassing van een franchise van 17,5 percent die de werkelijke schadevergoeding beperkt tot 82,5 percent van het bedrag van het hierboven omschreven nadeel. Deze franchise bedraagt nochtans maximum 20.000 euro.

Indieningsvoorwaarden voor de verzoeken van de opdrachtnemer

Art. 57.Dit artikel bevat de inhoud van artikel 16, § 7, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het bepaalt dat de artikelen 54 en 56 geen afbreuk doet aan de toepassing van de andere bepalingen van dit besluit.

Verificaties ter plaatse van de boekhoudkundige stukken

Art. 58.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 16, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, maar verruimt het toepassingsgebied ervan tot alle mogelijke gevallen van schadevergoeding en herziening.

Gevolgen voor de opdracht

Art. 59.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 16, § 8, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het bepaalt dat wanneer overleg plaatsvindt krachtens de artikelen 54 tot 56, de opdrachtnemer er zich niet op kan beroepen om, naargelang het geval, het uitvoeringstempo te vertragen, de uitvoering van de opdracht te onderbreken of die niet te hervatten, behalve in evidente gevallen van overmacht. In de gevallen waarin de keuze van nieuwe technische oplossingen verantwoord is op grond van bepaalde feiten of omstandigheden, dient de aanbestedende overheid het bevel te geven om de prestaties te onderbreken in afwachting dat ze een beslissing neemt.

Tekortkomingen opdrachtnemer en onvoorzienbare omstandigheden

Art. 60.Dit artikel neemt hoofdzakelijk de inhoud over van artikel 16, § 1, tweede lid, en § 2, 4°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Terwijl artikel 54 handelt over de nalatigheden, vertragingen of welke feiten ook die de opdrachtnemer ten laste legt van de aanbestedende overheid, heeft het eerste lid van dit artikel betrekking op de omgekeerde situatie.

Ook het tweede lid betreft een situatie die omgekeerd is ten opzichte van die vermeld in het tweede lid van artikel 56 van het ontwerp, waarbij de ingeroepen omstandigheden de opdrachtnemer een zeer belangrijk voordeel opleveren.

Dit zeer belangrijke voordeel moet worden beoordeeld rekening houdend met de volledige opdracht. Sommige posten kunnen immers minder rendabel zijn dan andere zodat voor een globale beoordeling moet worden gekozen.

Het derde lid verduidelijkt dat de in de vorige leden bedoelde klachten en verzoeken slechts ontvankelijk zijn voor zover de feiten of omstandigheden binnen de erin vermelde termijn werden bekendgemaakt.

Hierbij moet worden opgemerkt dat de vermelding van een maximumtermijn van dertig dagen nieuw is en tot doel heeft om de oplossing die op de aanbestedende overheden van toepassing is, af te stemmen op die welke voor de opdrachtnemers geldt. Afdeling 10. - Einde van de opdracht

Verbreking

Art. 61.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 21, § § 1 tot 3, eerste lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het gaat nader in op de verbreking van de opdracht wanneer die met één of meerdere natuurlijke personen is gesloten en één van hen overlijdt.

De eerste paragraaf handelt over het geval waarin de opdrachtnemer als enige natuurlijke persoon, overlijdt. In dat geval geven zijn rechthebbenden de aanbestedende overheid binnen dertig dagen na het overlijden schriftelijk kennis van het overlijden en van hun wil om de opdracht al dan niet voort te zetten. Laatstgenoemde beschikt op haar beurt over een termijn van dertig dagen om te beslissen of de opdracht al dan niet door de rechthebbenden mag worden voortgezet. Zo niet wordt de opdracht van rechtswege verbroken.

Er dient op gewezen te worden dat het in paragraaf 1 bedoelde geval niet vergelijkbaar is met de gevallen van de EBVBA of van de starters-BVBA die uit één enkele vennoot bestaat. Deze structuren kunnen immers personeel tewerkstellen dat de continuïteit van de opdracht kan waarborgen.

De tweede paragraaf handelt over het geval waarin de opdracht met meerdere natuurlijke personen is gesloten. Rekening houdende met de opmerking van de Raad van State in punt 33 van zijn advies, is nu ook voor dat geval bepaald dat de rechthebbenden van de overledenen alsook de overlevenden binnen 30 dagen na het overlijden schriftelijk kennis geven van het overlijden. Evenwel komt het enkel aan de overlevenden toe om hun wil te uiten om de opdracht al dan niet voort te zetten.

Immers, wanneer er één of meer overlevenden zijn, zijn die er in principe toe gehouden de uitvoering van de opdracht voort te zetten, onafhankelijk van het feit of er ook rechthebbenden zijn van de overledene die zich hiertoe geroepen zouden kunnen voelen. Op basis van de stand van de opdracht die tegensprekelijk wordt opgesteld, oordeelt de aanbestedende overheid dan of de opdracht al dan niet moet worden verbroken, rekening houdend met de draagkracht van één of meer van de overlevenden en eventueel dus ook van de rechthebbenden van de overledenen.

Art. 62.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 21, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de verbreking van de opdracht door de aanbestedende overheid wanneer één van de daarin voormelde situaties zich voordoet.

Deze situaties die zich voordoen in de loop van de uitvoering, maken het onmogelijk of in elk geval moeilijk om de contractuele band te behouden omdat de opdrachtnemer niet meer bekwaam is om zijn verbintenissen na te komen of veroordeeld is wegens deelname aan sommige misdrijven.

Wat de diverse opgesomde gevallen betreft, zijn die bedoeld in punt 1° ruimer omdat ze alle uitsluitingssituaties omvatten en niet enkel het faillissement of een vergelijkbare situatie in de nationale wetgevingen en reglementeringen. Inzake het faillissement of een vergelijkbare situatie moet worden opgemerkt dat een opdrachtnemer die onderworpen zou zijn aan de wetgeving betreffende de continuïteit van de ondernemingen, niet tot dit toepassingsgebied behoort. Elke overdracht die zou plaatsvinden in het kader van deze wetgeving, dient vanzelfsprekend te gebeuren met inachtneming van de bepalingen van dit besluit betreffende de overdracht van opdracht.

Bovendien bevat deze bepaling geen punt 6° meer betreffende de schrapping van de registratie van de opdrachtnemer. De programmawet van 27 april 2007 heeft het systeem van de registratie en van de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de sociale en fiscale schulden immers grondig hervormd. Zo is de verplichting om afhoudingen te verrichten niet langer verbonden aan een registratie als dusdanig maar wel aan het feit dat de onderneming, in het kader van de registratie, daadwerkelijk sociale en fiscale schulden heeft.

Art. 63.Dit artikel neemt in een gewijzigde vorm artikel 21, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden over, betreffende de vereffening van de opdracht in geval van verbreking.

De volgende aanpassingen worden evenwel aangebracht : - in het eerste lid zijn de ingeroepen verbrekingsgronden die van de artikelen 61 en 62 van dit ontwerp en niet meer alleen die van artikel 21, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, die vermeld zijn in artikel 62 van dit ontwerp. Bovendien wordt de bepaling vereenvoudigd zodat één enkele zin zowel de opdrachten voor werken als die voor leveringen en diensten omvat; - het tweede lid vormt een nieuwe precisering die een oplossing moet bieden wat de raamovereenkomst betreft. Volgens de bepaling zijn de artikelen 61 en 62 zowel van toepassing op de raamovereenkomst als op de latere opdrachten die op basis van die overeenkomst zijn gesloten.

De aanbestedende overheid heeft evenwel het recht om te beslissen dat de verbreking van de raamovereenkomst geen gevolgen heeft voor deze latere opdrachten. Deze bepaling strekt ertoe een soepeler beheer van deze opdrachten mogelijk te maken ten opzichte van de raamovereenkomst.

Opleveringen en waarborgen

Art. 64.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 19, § 1, tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de oplevering van de prestaties, een begrip dat gedefinieerd is in artikel 2, 15°, van dit ontwerp.

Dit artikel herinnert in de eerste plaats aan het principe dat de prestaties slechts worden opgeleverd nadat de controles, de keuringen en de voorgeschreven proeven voldoening schenken.

De tekst maakt een onderscheid tussen de voorlopige oplevering na afloop van de uitvoering van de prestaties en de definitieve oplevering bij het verstrijken van de waarborgtermijn. Dit doet geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten overeenkomstig de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek voor de zware gebreken die de stevigheid van een bouwwerk in gevaar brengen.

Het tweede lid strekt ertoe het einde van de raamovereenkomst te bepalen die met één enkele opdrachtnemer is gesloten. Dit is immers noodzakelijk om sommige formaliteiten te kunnen vervullen zoals de vrijgave van de borgtocht of de aanvangsdatum van sommige in dit ontwerp vastgestelde termijnen, met name voor de indiening van klachten of verzoeken. Deze bepaling heeft slechts zin indien de raamovereenkomst met één enkele opdrachtnemer is gesloten. Een globale borgstelling is immers ondenkbaar indien de raamovereenkomst met meerdere opdrachtnemers is gesloten.

Art. 65.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van artikel 19, § § 2, tweede en derde lid, en 3 tot 7, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het is gewijd aan de door de opdrachtnemer verstrekte waarborg die, in voorkomend geval, ook geregeld wordt in de aanvullende bepalingen van de opdrachtdocumenten.

De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de eventuele bijkomende commerciële waarborgen die de opdrachtnemer kan bieden.

Volgens de tweede paragraaf moet de aanbestedende overheid een proces-verbaal opmaken voor elke beschadiging of buitendienststelling en dit vóór het verstrijken van de waarborgtermijn. Bovendien moet de opdrachtnemer binnen dertig dagen bij aangetekende brief worden ingelicht.

De derde paragraaf behandelt de vervanging op kosten van de opdrachtnemer van de producten die geen gebruik toelaten dat in overeenstemming is met de voorwaarden van de opdracht of die buiten dienst geraken, alsook de gevolgen in geval van niet-vervanging.

De vierde paragraaf bevat de modaliteiten voor de herstelling van de beschadigingen die tijdens de waarborgtermijn zijn opgetreden. De zin « Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de aanbestedende overheid herstellingswerken doen uitvoeren door een derde op kosten van de opdrachtnemer, die behoorlijk verwittigd wordt door middel van een proces-verbaal. » is geschrapt omdat die een herhaling is van artikel 47 van dit ontwerp dat overeenstemt met artikel 20 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De vijfde paragraaf handelt over de waarborgtermijn die van toepassing is op de producten die ter vervanging worden geleverd. Afdeling 11. - Algemene betalingsvoorwaarden

Art. 66.Dit artikel groepeert enkele bepalingen van artikel 4, § § 2 en 3, drie eerste zinnen, van het koninklijk besluit van 26 september 1996 en artikel 15, § 5, eerste lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De eerste paragraaf bepaalt de verschillende wijzen waarop de prijs wordt betaald. De betaling kan in één keer plaatsvinden na de volledige uitvoering van de opdracht, maar ook met betalingen in mindering naargelang de uitvoering van de opdracht vordert, volgens de voorwaarden van de opdrachtdocumenten.

Volgens het tweede lid van dezelfde paragraaf kan de betaling slechts plaatsvinden indien twee voorwaarden vervuld zijn : de aanbestedende overheid moet een proces-verbaal opmaken en de opdrachtnemer een schuldvordering indienen.

De tweede paragraaf gaat nader in op de gevolgen inzake betaling wanneer de uitvoering van de opdracht wordt onderbroken op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid. Indien de onderbreking in dat geval minstens dertig dagen duurt, ontvangt de opdrachtnemer een betaling in mindering naar rato van de uitgevoerde prestaties.

Voorschotten

Art. 67.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

In tegenstelling tot de betalingen in mindering, vertegenwoordigen de voorschotten bedragen die aan de opdrachtnemer worden gestort alvorens de prestaties verstrekt en aanvaard zijn.

Volgens artikel 7, tweede lid, van de wet van 15 juni 2006 en artikel 8 van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang, bepaalt de Koning de voorwaarden waarin voorschotten kunnen worden toegestaan.

De eerste paragraaf somt de gevallen op waarin de betaling van voorschotten mogelijk is. De bepalingen onder 3° en 4° vermelden twee bijkomende gevallen voor de opdrachten voor leveringen en diensten.

Enerzijds hebben ze betrekking op de diensten van luchtvervoer van passagiers en, anderzijds, op de opdrachten voor leveringen en diensten die, volgens de gebruiken, op basis van een abonnement worden gesloten of die een voorafbetaling vereisen, zoals bijvoorbeeld sommige bestellingen van boeken via internet of het kopen van jetons voor de car-wash. Wat bijvoorbeeld de diensten voor luchtvervoer betreft, factureren de luchtvaartmaatschappijen immers de reis alvorens die heeft plaatsgevonden.

Bovendien blijkt uit het tweede lid van dezelfde paragraaf dat het plafond van vijftig procent niet moet worden gerespecteerd in voormelde nieuwe gevallen. Hetzelfde geldt voor de gevallen van de bepaling onder 2°.

De eerste paragraaf doet geen afbreuk aan de bepalingen ter uitvoering van artikel 134 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. Dit artikel bevat immers een specifieke regeling voor de betaling van voorschotten door de Staatsbedrijven, die van toepassing blijft zonder dat ernaar moet worden verwezen in het dispositief.

De tweede paragraaf regelt de recuperatie van de voorschotten door afhoudingen op de betalingen in mindering volgens de voorwaarden van de opdrachtdocumenten. Hij voorziet ook in de schorsing en de recuperatie van de voorschotten indien de opdrachtnemer zijn verplichtingen niet nakomt.

Betaling in geval van verzet tegen betaling of van derdenbeslag

Art. 68.Dit artikel stemt overeen met artikel 15, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, mits twee preciseringen.

In de eerste plaats wordt verduidelijkt, wat momenteel impliciet vermeld is, dat de betalingstermijn geschorst wordt in geval van verzet tegen de betaling of van bewarend derdenbeslag ten laste van de opdrachtnemer. Volgens een tweede precisering eindigt de schorsing op de dag dat de aanbestedende overheid verwittigd wordt dat het beletsel tegen de betaling is opgeheven.

Intrest voor laattijdige betaling en vergoeding voor invorderingskosten

Art. 69.Paragraaf 1 van dit artikel neemt de inhoud over van artikel 15, § 4, eerste lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat de bepalingen bevat betreffende de te betalen verwijlintresten wanneer de vastgestelde betalingstermijnen worden overschreden. De opdrachtnemer heeft recht op deze verwijlintresten zonder ingebrekestelling.

Bijgevolg dient de aanbestedende overheid die te berekenen en ze hem automatisch te storten. Er weze opgemerkt dat de huidige bepaling van artikel 15, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden die erin voorziet dat de intrest alleen verschuldigd is indien hij ten minste vijf euro bedraagt per betaling, is geschrapt voor de opdrachten die zullen worden gesloten vanaf 16 maart 2013. De aan die vrijstelling ten gronde liggende bepaling van artikel 6, derde lid, c), van Richtlijn 2000/35/EG is immers niet overgenomen in de nieuwe Richtlijn 2011/7/EU. Verder moet eraan worden herinnerd dat de einddatum van de vertragingstermijn die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de intrest, overeenstemt met de dag waarop de verschuldigde bedragen werkelijk op de rekening, waarop de betaling moet gebeuren, worden gestort.

De woorden « per maand of per gedeelte van een maand vertraging » zijn geschrapt gezien de verwarring die ze al eens veroorzaken bij sommige aanbestedende overheden die soms denken dat het om een maandelijkse intrestvoet gaat. Het gaat nochtans wel degelijk om een jaarlijkse rentevoet die periodiek wordt aangepast en van toepassing is op de periode waarvoor een betalingsachterstand wordt vastgesteld.

Rekening houdend met Richtlijn 2011/7/EU wordt de vermeerdering van de intrestvoet verhoogd van zeven naar acht procent.

De inhoud van het tweede lid van artikel 15, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden is evenwel niet overgenomen. Volgens deze bepaling is het in bepaalde omstandigheden immers mogelijk om het vermeerderingspercentage, waarvan sprake in het eerste lid, te verminderen. Deze mogelijkheid, die vermeld is in de vorige Richtlijn 2000/35/EG, wordt niet vermeld in Richtlijn 2011/7/EU. Paragraaf 2 is een nieuwe bepaling die gebaseerd is op artikel 6 van Richtlijn 2011/7/EU. Deze voorziet in een forfaitaire vergoeding van veertig euro voor de eigen invorderingskosten wanneer de intresten voor achterstallige betalingen opeisbaar zijn. Naast dat bedrag kan de opdrachtnemer, volgens deze bepaling, aanspraak maken op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten die ontstaan zijn door de betalingsachterstand. Daartoe kunnen onder meer de kosten worden gerekend die worden gemaakt voor het inschakelen van een advocaat of een incassobureau.

De tekst van de richtlijn citeert in dat verband de gemaakte kosten voor het inschakelen van een advocaat of incassobureau. In geval van betwisting komt het aan de rechter toe om de redelijke schadeloosstelling te bepalen.

Onderbreking of vertraging van de uitvoering door de opdrachtnemer

Art. 70.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 15, § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het bepaalt dat wanneer de betaling niet verricht is binnen dertig dagen na het verstrijken van de betalingstermijn en dit door de schuld van de aanbestedende overheid, de opdrachtnemer het uitvoeringstempo kan vertragen of de uitvoering kan onderbreken, na zijn beslissing te hebben gemeld overeenkomstig de in het derde lid vermelde voorwaarden.

Deze beslissing moet evenwel gerechtvaardigd zijn op grond van de omvang van de achterstallige betalingen.

In dat geval heeft de opdrachtnemer recht op een termijnverlenging en eventueel een schadevergoeding, volgens de voorwaarden van het tweede lid.

Korting wegens minderwaarde

Art. 71.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 20, § 9, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de mogelijkheid voor de aanbestedende overheid om prestaties te aanvaarden die minieme afwijkingen vertonen ten opzichte van de niet-essentiële voorwaarden van de opdracht, tegen korting wegens minderwaarde.

Compensatie

Art. 72.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 20, § 7, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de aanrekening van de bedragen die de opdrachtnemer verschuldigd is aan de aanbestedende overheid, met name in geval van meerkosten die voortvloeien uit de toepassing van ambtshalve maatregelen. De draagwijdte van deze bepaling wordt verruimd tot alle aan de aanbestedende overheid verschuldigde bedragen in het kader van de uitvoering van de opdracht. Afdeling 12. - Rechtsvorderingen

Art. 73.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 18, § § 1, 2 en 3, tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het is gewijd aan de vervaltermijnen van de rechtsvorderingen.

Tot het werd gewijzigd bij artikel 2 van het ministerieel besluit van 8 oktober 1985, voorzag artikel 18, § 2, van de vroegere Algemene aannemingsvoorwaarden in een tweeledige regeling voor het instellen van rechtsvorderingen door de opdrachtnemer.

Doorgaans diende elke rechtsvordering betreffende een opdracht, op straffe van rechtsverval, door de opdrachtnemer te worden ingesteld uiterlijk één jaar na de volledige voorlopige oplevering van alle leveringen.

Elke rechtsvordering die haar oorsprong vindt in feiten of omstandigheden die zijn opgedoken tijdens de waarborgperiode, diende evenwel uiterlijk één jaar na het verstrijken van de waarborgperiode te worden ingesteld.

Deze termijnen werden in voormeld ministerieel besluit vervangen door één enkele termijn die op twee jaar werd gebracht vanaf het proces-verbaal van definitieve oplevering van de volledige opdracht.

Vanuit de ervaring werd het noodzakelijk geacht om de huidige regeling aan te passen rekening houdend met de volgende overwegingen.

Enerzijds wordt artikel 18, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden nagenoeg niet meer toegepast gezien de zeer lange termijnen die het oplegt, rekening houdend met de algemene vijfjarige verjaringstermijn vastgesteld bij artikel 100 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit, althans wanneer het om overheidsopdrachten gaat waarvoor een aanbestedende overheid bevoegd is die onder deze wet valt. Deze uiteenlopende regelingen voor de aanbestedende overheden leiden ook tot rechtsonzekerheid.

Anderzijds verhindert de verlenging van de termijnen voor het instellen van de rechtsvorderingen en voor de geschillenbeslechting die daaruit voortvloeit, een correct beheer van het uitstaande begrotingsbedrag ten laste van de aanbestedende overheden.

Om die redenen zal de algemene vervaltermijn van de rechtsvorderingen dertig maanden zijn en niet meer ingaan vanaf het proces-verbaal van definitieve oplevering, maar wel vanaf dat van voorlopige oplevering.

Wat evenwel de rechtsvorderingen betreft die hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden die zijn opgedoken tijdens de waarborgperiode, zal de termijn voor het instellen ervan voortaan dertig maanden bedragen vanaf het proces-verbaal van definitieve oplevering. HOOFDSTUK 3. - Specifieke bepalingen opdrachten voor werken Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op alle opdrachten voor werken

Toelatingen

Art. 74.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 25, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden betreffende de principiële toelatingen die nodig zijn voor de uitvoering van de opdracht, zoals een bouwvergunning of de realisatie van effectenstudies. Deze moeten door de aanbestedende overheid worden bezorgd.

De nodige vergunningen voor de uitvoering van de opdracht, zoals de toelating om de openbare weg te gebruiken, om uitrustingen te installeren of materiaal op te slaan, moeten daarentegen door de aannemer worden gevraagd.

Leiding en controle

Art. 75.Dit artikel bevat een vereenvoudigde versie van de inhoud van artikel 26 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de leiding en controle van de werken.

De eerste paragraaf ervan stemt overeen met de tweede paragraaf van voormeld artikel 26 en bevat de regel dat de aanbestedende overheid de controle uitoefent op de werken. Daartoe maakt ze gebruik van dienstbevelen, processen-verbaal en andere akten of documenten die aan de aannemer worden betekend, onverminderd het bijhouden van het in artikel 83 bedoelde dagboek van de werken. Deze betekening gebeurt bij aangetekende brief of via een schriftelijk stuk waarvan de aannemer de ontvangst bevestigt op datzelfde document of via een afzonderlijk document. De formaliteit van de betekening bij deurwaardersexploot is daarentegen afgeschaft.

De tweede paragraaf van artikel 75 bevat de eerste paragraaf van artikel 26 van de Algemene aannemingsvoorwaarden en verduidelijkt dat de aannemer of zijn gemachtigde de leiding van en het toezicht op de werken op zich neemt.

Ten slotte blijkt uit de bepaling dat de aanbestedende overheid gerechtigd is de gemachtigde te doen vervangen, om redenen die vanzelfsprekend gegrond moeten zijn.

De herinnering dat de aannemer in elk geval verantwoordelijk is voor de goede uitvoering van de opdracht, wordt daarentegen niet overgenomen uit voormeld artikel 26 omdat die hier overbodig is.

Hetzelfde geldt voor de bepaling volgens dewelke de gemachtigde van de aannemer door de aanbestedende overheid moet worden erkend en voor die waaruit blijkt dat de woonplaats van die gemachtigde ambtshalve de werkelijke of de gekozen woonplaats van de aannemer is.

Uitvoeringstermijnen

Art. 76.De eerste paragraaf van dit artikel vormt een nieuwe bepaling. Hij verduidelijkt de wijze waarop de uitvoeringstermijnen moeten worden gestructureerd. In de huidige reglementering wordt deze problematiek immers enkel behandeld in artikel 48, § 2, 3° en 4°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden waarin de toepassingsmodaliteiten van de vertragingsboetes worden bepaald. Er wordt een onderscheid gemaakt naargelang de uitvoeringstermijn betrekking heeft op de volledige opdracht of afzonderlijke termijnen zijn bepaald wanneer de opdracht uit verschillende delen of fasen bestaat. Het deel heeft betrekking op een ruimtelijke opdeling van de opdracht en de fase op een opdeling in de tijd. Zoals delen elkaar kunnen overlappen kunnen ook fases in de tijd elkaar overlappen. Bovendien kunnen de opdrachtdocumenten gedeeltelijke uitvoeringstermijnen vermelden die al dan niet bindend zijn.

De paragrafen 2 tot 5 van artikel 76 nemen, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van artikel 28, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de vaststelling van de aanvang van de werken en de berekeningsmodaliteiten van de uitvoeringstermijn.

De tweede paragraaf bepaalt de termijn waarbinnen de aanbestedende overheid de aanvang van de werken moet vaststellen. Dit begrip heeft uitsluitend betrekking op het oorspronkelijke bevel om het bouwwerk aan te vatten en niet op de eventuele studiefasen die voorafgaan aan de uitvoering van de werken. In de bepalingen onder 1° en 2° werden de uiterste data respectievelijk verlengd tot de zestigste en de vijfenzeventigste dag en dit hoofdzakelijk om rekening te houden met de evolutie van de reglementering, met name die betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen en de tussenkomst van de veiligheidscoördinator voor de opdrachten met onderaanneming.

De aanvangsdatum van de werken kan eveneens worden bepaald in onderling overleg tussen de aanbestedende overheid en de aannemer.

De aanbestedende arbeid dient rekening te houden met de sluitingsperiode van de onderneming van de aannemer voor de betaalde jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen die op reglementaire wijze of in een algemeen bindende collectieve arbeidsovereenkomst zijn bepaald. Indien de opdrachtdocumenten dit vereisen, worden deze periodes vermeld en bewezen in de offerte of worden zij, zodra zij bekend zijn, onmiddellijk aan de aanbestedende overheid medegedeeld.

Volgens het tweede lid van dezelfde paragraaf moeten minstens vijftien dagen verlopen tussen de verzending van de brief waarin de aanvang van de werken wordt vastgesteld en de hiervoor bepaalde datum. Naast de uitzonderingen op deze regel in geval van behoorlijk gemotiveerde dringendheid en voor elke andere dan de eerste fase van eenzelfde opdracht, is nu in een bijkomende uitzondering voorzien voor de opdrachten die volgen op de eerste opdracht gesloten op basis van een raamovereenkomst.

Voor de gevallen waarin de aanbestedende overheid lang talmt om de aanvangsdatum van de werken vast te stellen, verbindt de derde paragraaf aan het verzoek tot verbreking bijkomende voorwaarden ten opzichte van het artikel 54 en wijkt er in die zin van af. De termijnen van vijfenveertig en zestig dagen worden verlengd tot honderdtwintig respectievelijk honderdvijftig dagen. Deze termijnverlenging maakt het mogelijk om rekening te houden met de ernst van de impact van een verbreking van de opdracht op de continuïteit van de openbare dienstverlening. Er dient te worden opgemerkt dat de regeling van artikel 54 geldt voor de verzoeken tot herziening of schadevergoeding in die gevallen, in tegenstelling tot de huidige situatie volgens artikel 28 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De vierde paragraaf bevat de berekeningsmodaliteiten van de uitvoeringstermijn die uitgedrukt is in werk- of in kalenderdagen. De volgorde van de tekst van het ontwerp is enigszins aangepast met het oog op een betere samenhang.

De vijfde paragraaf herinnert eraan dat indien de aannemer buiten de wettelijke perken moet werken, hij de aanbestedende overheid over de gegrondheid van deze toestand moet laten oordelen en daarvoor de toelatingen moet aanvragen bij de bevoegde overheden.

Ter beschikking stellen van gronden en lokalen

Art. 77.Dit artikel vereenvoudigt en verduidelijkt de bepalingen van artikel 32, § 1, eerste lid, en § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het eerste lid van artikel 77 bepaalt dat het terrein dat door de werken of het bouwwerk wordt ingenomen, door de aanbestedende overheid gratis ter beschikking gesteld wordt van de aannemer. Deze precisering bleek nuttig om een bepaalde praktijk tegen te gaan waarbij de aannemer verplicht wordt voor deze terbeschikkingstelling te betalen.

Buiten het terrein dat door het werk wordt ingenomen, zorgt de aannemer er zelf voor dat hij de beschikking krijgt over de gronden die hij voor de uitvoering nodig acht. Indien de aanbestedende overheid deze gronden wil verschaffen, dan moeten de opdrachtdocumenten dit vermelden.

Het tweede lid bepaalt de verplichtingen van de aannemer wanneer hem lokalen ter beschikking worden gesteld.

Voorwaarden betreffende het personeel

Art. 78.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 36 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het handelt met name over de naleving door de aannemer van de regels inzake algemene arbeidsvoorwaarden, veiligheid en hygiëne, te betalen lonen, de verplichting om dagelijks de lijst bij te werken van het personeel dat tewerkgesteld is op de bouwplaats en de andere door de aanbestedende overheid opvraagbare informatie. Het op de bouwplaats tewerkgestelde personeel omvat niet alleen het personeel van de aannemer maar ook dat van de eventuele onderaannemers of van elke persoon die personeel ter beschikking stelt op de bouwplaats. Het tweede lid van paragraaf 1 is aangepast in die zin dat de documenten via alle momenteel beschikbare communicatiemiddelen kunnen worden geraadpleegd.

Organisatie van de bouwplaats

Art. 79.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 30, § 1, eerste lid, en § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de verplichtingen van de aannemer inzake de orde op de bouwplaats en de bescherming van de bouwwerken.

Het verduidelijkt dat deze bepaling van toepassing is onverminderd de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers. Artikel 22, 6°, van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk bepaalt immers dat de coördinator inzake veiligheid en gezondheid ook als opdracht heeft de nodige maatregelen te treffen opdat alleen bevoegde personen de bouwplaats kunnen betreden.

Wat betreft het begrip derden, wordt eraan herinnerd dat de onderaannemers ten aanzien van de aanbestedende overheid als derden dienen te worden beschouwd. Derhalve is door deze bepaling de bescherming van het personeel van onderaannemers en het ter beschikking gesteld personeel eveneens gegarandeerd.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 80.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 42, § 1, tweede tot vierde lid, en § § 2 tot 5 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de wijzigingen aan de opdracht.

De eerste paragraaf van artikel 80 verduidelijkt de regels betreffende de door de aanbestedende overheid gegeven wijzigingsbevelen. De termijn binnen dewelke de aanbestedende overheid een mondeling bevel kan weerleggen, bedraagt voortaan drie werkdagen in plaats van drie kalenderdagen, wat realistischer is. De bepaling die momenteel te vinden is op het einde van het eerste lid van paragraaf 1 van artikel 42 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, volgens dewelke de aannemer niet verplicht is om bijkomende werken uit te voeren wanneer de totale waarde ervan meer bedraagt dan vijftig procent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag, is geschrapt. Deze bepaling stemt immers niet meer overeen met de gekozen oplossing in artikel 37.

De tweede en derde paragraaf bevatten de regels betreffende de berekening van de prijs van de wijzigende of gewijzigde werken en de herziening van de eenheidsprijzen in geval van werken. In paragraaf 2, tweede lid, 2°, wordt het huidige bedrag van 1.350 euro verhoogd tot 2.000 euro, rekening houdend met de muntontwaarding. In paragraaf 3 wordt de indieningstermijn van de aanvraag om herziening verhoogd van vijftien naar dertig dagen omdat de huidige termijn te kort werd geacht.

De vierde paragraaf regelt de eventuele termijnverlenging met betrekking tot een wijzigingsbevel in geval van bijkomende werken of wijzigingen aan het voorziene werk. Om redenen van samenhang vermeldt de tekst voortaan de verrekening, naast het geschreven bevel en de bijakte.

De vijfde paragraaf, ten slotte, bepaalt dat de aannemer recht heeft op een forfaitaire vergoeding wanneer de verrekeningen in hun geheel een vermindering van het oorspronkelijke opdrachtbedrag veroorzaken.

Artikel 53 bevat de indieningsmodaliteiten van de aanvraag.

Spel van de vermoedelijke hoeveelheden

Art. 81.Dit artikel betreffende het spel van de vermoedelijke hoeveelheden dient te worden onderscheiden van de in artikel 80 vermelde gevallen van wijzigingen aan de opdracht. Het neemt de inhoud over van artikel 42, § 6, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de herziening van de oorspronkelijke eenheidsprijzen en uitvoeringstermijnen, wanneer de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden van een post volgens prijslijst het drievoudige overtreffen of minder bedragen dan de helft van de vermoedelijke hoeveelheden. Zelfs wanneer deze gewijzigde hoeveelheden niet bereikt zijn, kan een aanpassing van de uitvoeringstermijn gerechtvaardigd zijn, rekening houdend met de omvang van de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden. Wat de ontvankelijkheid van de aanvragen betreft bevat het vierde lid een specifieke bepaling voor het geval waarin het drievoudige van de hoeveelheden is bereikt of wanneer de werkelijk uitgevoerde hoeveelheid minder dan de helft bedraagt. De vastgestelde termijn voor deze aanvragen wordt verhoogd van vijftien naar dertig dagen, zoals in artikel 80 en om dezelfde redenen. Bijgevolg is artikel 53 van toepassing in de andere gevallen, zowel op de aanvraag tot herziening van de termijnen als op die van de prijzen.

De volgende leden verduidelijken de regels betreffende de kennisgeving hieromtrent tussen de aanbestedende overheid en de aannemer alsook de oplossing die moet worden gevolgd wanneer de partijen geen akkoord bereiken. In dat laatste geval worden de prijzen ambtshalve vastgesteld door de aanbestedende overheid, met behoud van de rechten van de aannemer.

Controlemiddelen

Art. 82.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van artikel 27, § 2, 1°, § 4, § 5, eerste, vierde, zesde, zevende en elfde lid, § § 6 en 7, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de regels voor de keuring van de producten.

De eerste paragraaf van artikel 82 neemt de regel over volgens dewelke de aannemer de aanbestedende overheid de juiste plaats moet mededelen van de uitvoering van de werken en die volgens dewelke laatstgenoemde de keuze heeft om de proeven en controles voor de keuring te laten verrichten volgens één van de vier opgesomde modaliteiten. In het tweede lid, 3°, van deze paragraaf werd de verwijzing naar de door de aanbestedende overheid erkende laboratoria vervangen door een verwijzing naar de door haar aanvaarde laboratoria. De erkenning verwijst immers veeleer naar situaties die onder de bepaling onder 4° vallen, betreffende de accreditatie van instellingen voor conformiteitsbeoordeling.

Deze paragraaf voorziet ook in de vrije toegang tot de plaatsen van uitvoering voor controledoeleinden, met inbegrip van de plaatsen van productie van de producten.

De tweede paragraaf gaat nader in op het geval waarin de resultaten van de proeven door één van de partijen worden aangevochten. In dat geval wordt een tegenproef uitgevoerd waarvan de uitkomst beslissend is. De bepaling verduidelijkt de gevolgen inzake de tenlasteneming van de kosten en de eventuele verlenging van de uitvoeringstermijn naargelang de partij die in het gelijk wordt gesteld. Ter herinnering, de bepalingen inzake de tenlasteneming van de controlekosten zijn opgenomen in het artikel 19 van het koninklijk besluit van 15 juli 2011, in het artikel 20 van het koninklijk besluit van 23 januari 2012 en in het artikel 19 van het koninklijk besluit van 16 juli 2012, al naargelang.

Volgens de derde paragraaf verwerft de aanbestedende overheid de eigendom van de voor verwerking op de bouwplaats aangevoerde producten zodra deze producten voor betaling zijn aanvaard. Deze producten blijven evenwel onder toezicht van de aannemer tot de voorlopige oplevering en mogen niet van de bouwplaats worden verwijderd zonder toestemming van de aanbestedende overheid.

De vierde paragraaf handelt over de geweigerde producten en de verwijdering en afvoer ervan buiten de bouwplaats.

Dagboek van de werken

Art. 83.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 37 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de principiële verplichting om op elke bouwplaats een dagboek van de werken bij te houden. Dit artikel heeft enkele wijzigingen ondergaan in vergelijking met de huidige tekst van voormeld artikel 37.

De eerste paragraaf van artikel 83 bepaalt dat dit dagboek, dat door de aannemer wordt geleverd, uitsluitend wordt bijgehouden door de aanbestedende overheid. Deze paragraaf verduidelijkt welke inlichtingen het moet bevatten. Wanneer de reglementering betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen van toepassing is, gaat het om de gegevens en opmerkingen die overeenstemmen met de inhoud van het coördinatiedagboek als bedoeld in die reglementering.

Volgens de tweede paragraaf en onverminderd het eventueel bijhouden van het in paragraaf 1, 3°, bedoelde coördinatiedagboek, kan de aanbestedende overheid in de opdrachtdocumenten vermelden dat zij geen dagboek van de werken of een gedeelte ervan zal bijhouden. Zelfs in dat geval moeten evenwel de gedetailleerde notities worden bijgehouden voor de opdrachten tegen andere dan globale prijzen. Deze bevatten immers de op de bouwplaats controleerbare elementen die nuttig zijn voor het berekenen van de aan de aannemer te verrichten betalingen.

De derde paragraaf verduidelijkt van wie de vermeldingen in het dagboek van de werken en in de notities afkomstig kunnen zijn en wie ze ondertekent en medeondertekent. Voortaan wordt ook verwezen naar de coördinator inzake veiligheid en gezondheid.

Paragraaf 4 regelt de te volgen procedure wanneer de aannemer niet akkoord gaat met bovengenoemde vermeldingen.

Aansprakelijkheid van de aannemer

Art. 84.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van de artikelen 39, § 1, en 41 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de verplichtingen van de aannemer tot de definitieve oplevering respectievelijk de omvang van de verantwoordelijkheid van de aannemer.

Krachtens de eerste paragraaf van artikel 84 is de aannemer aansprakelijk voor de werken die door hem of door zijn onderaannemers zijn uitgevoerd en dit tot de definitieve oplevering. Gedurende de waarborgtermijn die voorafgaat aan de definitieve oplevering, voert de aannemer de noodzakelijke herstellings- of onderhoudswerken uit. Zo is hij verplicht tot de uitvoering van alle herstellings-, herbouw-, bagger- en andere werken die noodzakelijk zijn ten gevolge van verzakkingen, verschuivingen, afkalvingen, aanslijkingen, breuken, ontaardingen of beschadigingen van om het even welke aard. Vanaf de voorlopige oplevering is de aannemer evenwel niet meer aansprakelijk voor de schade waarvan de schuld niet bij hem ligt.

De tweede paragraaf bepaalt dat de tienjarige aansprakelijkheid die voortvloeit uit de artikelen 1792 et 2270 van het Burgerlijk Wetboek, begint te lopen vanaf de voorlopige oplevering.

Middelen van optreden Vermoeden van bedrog of slecht werk

Art. 85.Dit artikel neemt in een gewijzigde vorm de inhoud over van artikel 45 van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Vertragingsboetes

Art. 86.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 48, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de berekening van de vertragingsboetes. De aandacht moet worden gevestigd op drie wijzigingen.

In het laatste lid van paragraaf 1 van de nieuwe bepaling werden de basisgegevens van de berekening aangepast. Zo werd het bedrag van vierenvijftig duizend euro dat vermeld is in de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden, verhoogd tot vijfenzeventig duizend euro, rekening houdend met de inflatie. Bovendien werd de waarde van term N teruggebracht van twee honderd naar honderdvijftig dagen om de berekening nauwer te doen aansluiten bij de realiteit.

De bepalingen van de Algemene aannemingsvoorwaarden worden ook aangevuld in het ontwerp met twee preciseringen die vermeld zijn in de paragrafen 2 en 6 van artikel 86, rekening houdend met het geval waarin de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht was.

De tweede paragraaf bepaalt immers dat in dat geval de berekeningswijze van de boetes wordt vastgesteld in de opdrachtdocumenten en dat de formule van de eerste paragraaf alleen buiten dat geval van toepassing is.

Het is de bedoeling om de aanbestedende overheid toe te laten om hogere boetes op te leggen zonder een afwijking van de algemene uitvoeringsregels te moeten rechtvaardigen.

Hetzelfde geldt voor de zesde paragraaf volgens dewelke de opdrachtdocumenten het totaalbedrag van de boetes kunnen verhogen van vijf naar tien procent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag wanneer de uitvoeringstermijn een gunningscriterium vormt. Deze nieuwe bepaling is noodzakelijk geacht om een eerlijke mededinging te waarborgen. Indien de aanbestedende overheid een gunningscriterium bepaalt dat verband houdt met de uitvoeringstermijn van de opdracht en de inschrijvers vraagt in hun offerte een termijn voor te stellen, is het normaal dat het maximumbedrag van de eventuele vertragingsboetes wordt verhoogd. Deze verhoging zal de inschrijvers bestraffen die gespeculeerd hebben op de termijn en de opdracht in de wacht hebben kunnen slepen, met name dankzij het voorstel van een kortere termijn, terwijl ze weten dat deze termijn niet zal worden gerespecteerd en het bedrag van de toekomstige boetes in de ingediende prijs hebben ingecalculeerd.

Ambtshalve maatregelen

Art. 87.Dit artikel neemt, in een gewijzigd vorm, de inhoud over van artikel 48, § 3, 2° tot 4°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepassing van de ambtshalve maatregelen binnen het specifieke kader van de werken.

Het eerste lid van paragraaf 1 is een nieuwe bepaling volgens dewelke het uitblijven van een bevel om de werken aan te vatten, de toepassing van artikel 87 niet in de weg staat. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij faillissement van de aannemer.

Verder is op het einde van de eerste paragraaf een nieuwe bepaling toegevoegd die de vormvereisten bevat voor de betekening aan de in gebreke gebleven aannemer, van de plaats en datum voor de oplevering van het voor zijn rekening uitgevoerde werk.

Inhoudingen voor niet betaalde lonen, sociale lasten en belastingen die zijn verschuldigd

Art. 88.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 48, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De enige wijziging die in de tekst is aangebracht, betreft de schrapping van de verwijzing naar een uitleenbureau van arbeidskrachten voor de terbeschikkingstelling van personeel omdat deze verwijzing de draagwijdte van de bepaling te veel beperkt.

Incidenten bij de uitvoering

Art. 89.Dit artikel neemt artikel 29, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden over.

Vondsten tijdens de werken

Art. 90.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 29, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de vondsten tijdens de werken en de regels inzake de verplichting voor de aannemer om de aanbestedende overheid hierover in te lichten. De woorden « alle andere elementen » werden toegevoegd om rekening te houden met andere elementen die een wetenschappelijke waarde hebben.

Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten zijn de in het derde lid opgesomde voorwerpen ter beschikking van de aanbestedende arbeid, in afwachting van het bepalen van de eigendomsrechten.

Opleveringen en waarborg

Art. 91.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 40 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de inbezitneming van het bouwwerk door de aanbestedende overheid. In dit artikel werden geen inhoudelijke noch formele wijzigingen aangebracht.

Het maakt een onderscheid tussen, enerzijds, de terbeschikkingstelling van het bouwwerk bij de voorlopige oplevering en, anderzijds, die welke plaatsvindt vóór de voorlopige oplevering naarmate de werken worden voltooid.

Door de voorlopige oplevering beschikt de aanbestedende overheid over heel het door de aannemer uitgevoerde bouwwerk. Deze oplevering heeft tot gevolg dat de zichtbare gebreken worden gedekt, de waarborgtermijn en die van de tienjarige aansprakelijkheid beginnen te lopen, de risico's aan de aanbestedende overheid, worden overgedragen de boetes wegens laattijdige uitvoering worden vastgesteld en de aannemer de mogelijkheid krijgt om een aanvraag tot betaling van het saldo van de werken en tot vrijgave van de helft van de borgtocht in te dienen.

De terbeschikkingstelling van het bouwwerk aan de aanbestedende overheid naarmate het wordt uitgevoerd, leidt daarentegen niet tot bovenvermelde gevolgen en geldt niet als voorlopige oplevering. Deze terbeschikkingstelling impliceert dat een plaatsbeschrijving wordt opgemaakt. Vanaf de inbezitneming is de aannemer immers niet meer verplicht de aan het gebruik te wijten beschadigingen te herstellen.

Art. 92.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 43 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. In de tekst is slechts een lichte formele wijziging aangebracht en geen inhoudelijke wijzigingen.

De eerste paragraaf van artikel 92 handelt over het bouwwerk dat niet kan worden aanvaard en bijgevolg moet worden gesloopt en herbouwd. Het spreekt vanzelf dat wanneer aan de eisen kan worden voldaan zonder het bouwwerk te slopen en te herbouwen, deze maatregelen niet nodig zijn.

De tweede paragraaf bevat de regels voor de voorlopige oplevering van het bouwwerk, wat tot de in de commentaar bij artikel 91 opgesomde gevolgen leidt. De tekst blijft hoofdzakelijk ongewijzigd onder voorbehoud van enkele formele aanpassingen.

De derde paragraaf bevat de regels voor de definitieve oplevering bij het verstrijken van de waarborgtermijn. De tekst blijft ongewijzigd.

De vierde paragraaf bevat enkele bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de voorlopige en de definitieve oplevering, met name betreffende de oproeping van de aannemer en de termijn voor de vaststelling van het voltooide bouwwerk. De tekst blijft ongewijzigd.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 93.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 9, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de vrijgave van de borgtocht in geval van werken. De tekst blijft ongewijzigd onder voorbehoud van enkele tekstverbeteringen.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 94.Deze bepaling neemt gedeeltelijk de tekst over van artikel 13, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Ze werd opgenomen in het specifieke gedeelte betreffende de opdrachten voor werken.

Artikelen 126 en 159 van dit ontwerp bevatten voortaan immers een bepaling die de gevolgen van vertraging bij de uitvoering voor de herzieningsformule bij opdrachten voor leveringen en diensten regelt.

Betalingen

Art. 95.Dit artikel neemt, in een aangepaste vorm, de inhoud over van artikel 15, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de betalingsmodaliteiten van de werken.

Paragraaf 1 verduidelijkt de inhoud van de gedetailleerde staat van de gerealiseerde werken die de gevraagde betalingen rechtvaardigt. De bepaling onder punt 1° verwijst naar de uitgevoerde hoeveelheden op grond van de posten van de samenvattende opmeting.

Paragraaf 2 is aangepast rekening houdende met artikel 4, § 3, a, iv), § 5 en § 6, van Richtlijn 2011/7/EU, volgens dewelke de voorafgaande verificatietermijn maximaal dertig dagen mag bedragen. Deze termijn kan nochtans worden verlengd op voorwaarde dat de opdrachtdocumenten (met inbegrip van de overeenkomst) daartoe een uitdrukkelijke bepaling bevatten en mits die verlenging jegens de aannemer geen kennelijke onbillijkheid behelst als bedoeld in artikel 9, § 2. Evenwel is niet voorzien in een sanctie waardoor de termijn zou vervallen. De verificatietermijn is dus niet bepaald op straffe van verval.

Volgens paragraaf 3 bedraagt de betalingstermijn maximaal zestig dagen voor de opdrachten gesloten vóór 16 maart 2013 en dertig dagen voor de opdrachten gesloten vanaf die datum.

Bij wijze van uitzondering en overeenkomstig artikel 4, § 4, van Richtlijn 2011/7/EU blijft de maximale betalingstermijn van zestig dagen behouden voor de aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken, zij het enkel voor de werken verbonden aan die specifieke activiteit. Deze uitzondering wordt in overweging 25 van de richtlijn als volgt verantwoord : « De situatie met betrekking tot betalingsachterstanden in de gezondheidszorg is in een groot aantal lidstaten bijzonder zorgwekkend. De stelsels van gezondheidszorg, die een essentieel onderdeel vormen van de sociale infrastructuur van Europa, zien zich naarmate de bevolking van Europa vergrijst, er meer van hen wordt verwacht en de geneeskunde zich steeds verder ontwikkelt, vaak gedwongen individuele behoeften en beschikbare financiële middelen met elkaar te verzoenen. Alle stelsels zien zich geconfronteerd met de uitdaging om in de gezondheidszorg op zodanige wijze prioriteiten vast te stellen dat er een evenwicht ontstaat tussen de behoeften van individuele patiënten en de financiële middelen die ter beschikking staan. Daarom moeten de lidstaten de overheidsorganisaties in de gezondheidssector een zekere mate van flexibiliteit kunnen bieden om aan hun verplichtingen te voldoen.

Derhalve moet de lidstaten onder bepaalde voorwaarden worden toegestaan de wettelijke betalingstermijn tot maximaal 60 kalenderdagen te verlengen. Niettemin moeten de lidstaten alles in het werk stellen om te garanderen dat betalingen in de gezondheidssector binnen de wettelijke termijnen worden uitgevoerd. » .

Wat betreft de aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken, kan worden verwezen naar artikel 2, n), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 2004 waarin dit begrip 'zorgverlener' wordt omschreven als « de beoefenaars van de geneeskunde (de kinesitherapeuten, de verpleegkundigen), de paramedische medewerkers, de verplegingsinrichtingen, de inrichtingen voor revalidatie en herscholing en de andere diensten en instellingen.

Worden voor de toepassing van de artikelen 73bis en 142 gelijkgesteld met zorgverleners, de natuurlijke of rechtspersonen die hen tewerkstellen die de zorgverlening organiseren of die de inning van de door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging verschuldigde bedragen organiseren. ».

In § 4, wordt een nieuwe bepaling toegevoegd volgens dewelke ook de verificatietermijn met het aantal dagen wordt verlengd dat nodig is om het antwoord van de aannemer te ontvangen, wanneer deze moet worden geïnterpelleerd over het werkelijke bedrag van zijn sociale of fiscale schuld als bedoeld in de regelgeving betreffende de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aannemers.

Paragraaf 5 is een nieuwe bepaling dat de maximale betalingstermijn bepaalt ingeval voor een bepaald opdracht niet in een verificatie als bedoeld in paragraaf 2 zou zijn voorzien. Deze bepaling voorziet in de omzetting van artikel 4, § 3, a, i), ii) en iii), van Richtlijn 2011/7/EU. Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen promotieopdrachten van werken

Toepasselijke bepalingen

Art. 96.Dit artikel is een nieuwe bepaling die, met het oog op de rechtszekerheid, de artikelen opsomt die niet toepasselijk zijn op de promotieopdrachten, gezien de bijzonderheden van dit soort opdrachten.

Het gaat respectievelijk om : - artikel 25 betreffende de borgtocht; - artikel 66 betreffende de algemene betalingsvoorwaarden; - artikel 76, § 2, betreffende het bevel om de werken aan te vangen; - de artikelen 86 en 87, betreffende de vertragingsboetes respectievelijk de ambtshalve maatregelen; - van artikel 91, betreffende de terbeschikkingstelling van het bouwwerk; - en artikel 95 betreffende de betaling van de werken.

Deze aspecten komen aan bod in de specifieke bepalingen van deze afdeling.

Wanneer de promotor bovendien eigenaar is van de gronden die als zate dienen voor het bouwwerk, zijn de artikelen 74, 77, eerste lid, en 90 niet van toepassing, die betrekking hebben op de toelatingen voor de uitvoering van de werken respectievelijk het ter beschikking stellen van gronden en de vondsten tijdens de werken.

Rechten van de partijen op de gronden

Art. 97.Dit artikel verduidelijkt de bepalingen die momenteel vervat zijn in artikel 13, § § 3 en 4, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Deze bepalingen handelen respectievelijk over de terbeschikkingstelling van de promotor van de gronden die eigendom zijn van de aanbestedende overheid en als zate dienen voor het bouwwerk, de mogelijkheid voor de aanbestedende overheid om afstand te doen van het recht van natrekking en het verbod voor de promotor om de rechten en plichten betreffende het zakelijk recht over te dragen zonder voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid.

Verplichtingen van de aanbestedende overheid

Art. 98.Dit artikel bevat de bepalingen van artikel 21 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de verplichtingen van de aanbestedende overheid bij promotieopdrachten van werken. Deze bepalingen blijven ongewijzigd. Net zoals in de huidige reglementering wordt een onderscheid gemaakt naargelang de promotieopdracht, enerzijds, betrekking heeft op huur, huur met aankoopoptie, eigendomsoverdracht op termijn of erfpacht en, anderzijds, op het verwerven van het bouwwerk vanaf de terbeschikkingstelling ervan.

Verplichtingen van de promotor

Art. 99.Dit artikel geeft uitvoering aan artikel 28 van de wet van 15 juni 2006 en artikel 28 van de wet van 13 augustus 2011, al naargelang en bevat de bepalingen van de artikelen 22, § 1, 1°, 2°, 4° tot 6°, en 23, § 1, van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de verplichtingen van de promotor. Het blijft hoofdzakelijk ongewijzigd met uitzondering van de bepalingen betreffende de erkenning die momenteel vervat zijn in artikel 22, § 1, 3°. De erkenning komt nu immers aan bod in de bepalingen betreffende de kwalitatieve selectie van de koninklijke besluiten van 15 juli 2011, 23 januari 2012 en 16 juli 2012 al naargelang.

Dit artikel regelt met name het probleem van de aansprakelijkheid van de promotor van werken. Ongeacht of hij aannemer is, is de promotor er ten opzichte van de aanbestedende overheid toe gehouden de verantwoordelijkheid te dragen die krachtens de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek op de aannemer rusten.

In dit opzicht is het nuttig om in het koninklijk besluit de voorwaarden te verduidelijken tot toepassing van de tienjarige aansprakelijkheid van de promotor, rekening houdend met de verschillende gevallen van promotieopdrachten waarin de reglementering voorzag. Men mag inderdaad niet uit het oog verliezen dat het op het spel zetten van de aansprakelijkheid van de promotor met toepassing van artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek slechts zin heeft in de mate waarin de eigendom van het bouwwerk aan de aanbestedende overheid is overgedragen op het ogenblik dat het probleem zich voordoet. Indien het vruchtgebruik van de aanbestedende overheid gehinderd wordt door zware fouten die het gehuurde goed aantasten en die van die aard zijn dat zij de aansprakelijkheid van de promotor op het spel zetten, bij gebrek aan een dergelijke eigendomsoverdracht tijdens de huurtermijn van het bouwwerk, staat deze er in zijn hoedanigheid van verhuurder in elk geval borg voor, zoals overigens ook wordt voorzien door de 8° van het huidige artikel.

Het werd nodig geacht te verduidelijken dat de aansprakelijkheid van de promotor in toepassing van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek eveneens de herstellings- of inrichtingswerken bedoelt die minder dan tien jaar vóór de eigendomsoverdracht aan het gebouw werden uitgevoerd. Een dergelijke verduidelijking kan worden verklaard door het feit dat het huren van het bouwwerk betrekking kan hebben op een relatief lange periode in de loop waarvan het werk belangrijke herstellingswerken zou kunnen ondergaan om de goede werking ervan te behouden.

In de mate waarin de bedoelde grote herstellingswerken aanleiding geven tot werkzaamheden die vermoedelijk binnen het toepassingsveld van de voormelde bepalingen van het Burgerlijk Wetboek zullen vallen, zal de promotor er dus tegenover de aanbestedende overheid verantwoording moeten voor afleggen.

Dit artikel omschrijft eveneens de verplichtingen van de promotor inzake verzekeringen en legt hem op, alvorens de werken aan te vatten, de aanbestedende overheid een gewaarmerkt afschrift te bezorgen van alle bedoelde polissen. Dit wil zeggen zowel de polissen betreffende de verzekeringen ten laste van de promotor, als die van de aannemers en de architecten op wie de promotor een beroep doet.

Dit artikel somt daarenboven de bijkomende verplichtingen op die aan de promotor opgelegd worden. De promotor moet, wanneer het gaat om een promotie van werken, het geplande bouwwerk oprichten en het binnen de voorgeschreven tijd ter beschikking stellen van de aanbestedende overheid of, in voorkomend geval, van de derden die door de aanbestedende overheid aangeduid werden, en ten slotte, bepaalde voorwaarden vervullen in geval het bouwwerk aan de aanbestedende overheid of aan derden verhuurd wordt.

Er dient te worden opgemerkt dat indien het werk verhuurd wordt aan derden, de promotor voor verbouwingen binnen of buiten het bouwwerk, het schriftelijk en voorafgaand akkoord zal moeten hebben van zowel de huurder als van de aanbestedende overheid.

Het aldus verhuurde bouwwerk werd immers opgericht op gronden die toebehoren aan de aanbestedende overheid die een recht van erfpacht of van opstal heeft afgestaan voor een bepaalde periode en die bij het verstrijken van die periode er de eigendom zal van terug krijgen. Het is dus normaal dat de aanbestedende overheid een recht van controle behoudt dat bepaald moet zijn in de opdrachtdocumenten.

Terbeschikkingstelling van het bouwwerk

Art. 100.Dit artikel neemt de bepaling over van artikel 24, § 2, van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de terbeschikkingstelling van het bouwwerk en de voorlopige oplevering.

Deze preciseringen zijn aangebracht om te vermijden dat de terbeschikkingstelling de kwestie van de voorlopige oplevering zou verhullen, ja zelfs dat de clausules zouden bepalen dat de terbeschikkingstelling de aanvaarding van de werken met zich brengt.

Zo wordt erin voorzien dat het door de aanbestedende overheid opgestelde proces-verbaal tegelijkertijd een proces-verbaal van voorlopige oplevering en van terbeschikkingstelling zou vormen. Deze aanpassing laat toe het beginsel van de betaling van de overheidsopdrachten na verstrekte en aanvaarde diensten beter na te leven.

Op te merken valt dat de opdracht in fasen kan verlopen en dus verschillende gedeeltelijke terbeschikkingstellingen kan omvatten.

Looptijd en vrijgave van de borgtocht

Art. 101.Deze nieuwe bepaling is ingevoegd om te bepalen wat met de borgtocht moet gebeuren in de gevallen waarin overheidsopdrachten voor werken niet volgens een klassiek schema verlopen. In de vermelde gevallen dient de aanbestedende overheid immers over een waarborg te beschikken tijdens de periode na de eigenlijke werken.

Actiemiddelen aanbestedende overheid

Art. 102.Dit artikel neemt de bepalingen over van artikel 27 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, met uitzondering van de laatste zin die nu paragraaf 3 van artikel 103 van het ontwerp vormt.

Dit artikel handelt over een aantal rechten van de aanbestedende overheid ingeval van verzuim vanwege de promotor, en dit zowel tijdens de uitvoeringsperiode van het bouwwerk als bij of na de terbeschikkingstelling aan de aanbestedende overheid.

Krachtens de derde paragraaf en behoudens toepassing van de regels betreffende de waarborgtermijn en de tienjarige aansprakelijkheid, is de promotor, zoals ook bepaald in de huidige reglementering, niet meer verplicht om kosten te dragen nadat de eigendomsoverdracht van het bouwwerk aan de aanbestedende overheid plaatsgehad heeft.

Betalingen

Art. 103.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de bepalingen over van artikel 24 en, in de derde paragraaf ervan, de laatste zin van paragraaf 3 van artikel 27 van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

Net zoals in de huidige reglementering bepaalt paragraaf 1 van het becommentarieerde artikel de wijze waarop de prijs van de promotieopdracht betaald wordt. Dit gebeurt hetzij in annuïteiten, hetzij door kwijting van de huur of de vergoedingen voor opstal of van de erfpachtrente of door betaling van het saldo indien de aankoopoptie wordt gelicht. In geval van huur die op termijn gevolgd wordt door een eigendomsoverdracht, dekken de huurgelden de prijs van de opdracht, en gebeurt de eigendomsoverdracht zonder andere betaling door de aanbestedende overheid.

Het derde lid van paragraaf 1 bevat de betalingsvoorschriften. Deze moeten in de opdrachtdocumenten staan. De betalingstermijnen worden bepaald op basis van twee hypothesen : de eerste is toepasselijk op de huurgelden, de vergoedingen voor opstal, de annuïteiten of de erfpachtrente, die een betaling met een vaste factor impliceren; de tweede omvat de andere gevallen van prijsvereffening, namelijk de betaling van de prijs van het bouwwerk vanaf de terbeschikkingstelling en de betaling van het saldo van de opdracht in geval van lichting van de aankoopoptie of overdracht op termijn van de eigendom. In het eerste geval wordt de einddatum in de opdrachtdocumenten bepaald. In het tweede geval moet de betalingstermijn van dertig dagen voor de opdrachten voor werken, worden gerespecteerd.

De derde en vierde lid van paragraaf 1 leggen de termijnen vast waarbinnen de betalingen moeten gebeuren en bepalen dat geen enkele opdracht mag betalingen bedingen vóór de terbeschikkingstelling van het opdracht.

Paragraaf 2 bepaalt de begindatum van de termijnen waarover de aanbestedende overheid beschikt om de betalingen te verrichten.

Volgens de derde paragraaf is de aanbestedende overheid geen huur, vergoeding voor opstal, annuïteit of erfpachtrente verschuldigd voor de periode waarin zij het bouwwerk niet kan gebruiken ten gevolge van een tekortkoming van de promotor. HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen concessies voor openbare werken Toepasselijke bepalingen

Art. 104.Dit nieuwe artikel vermeldt terwille van de rechtszekerheid de bepalingen van dit ontwerp die van toepassing zijn in geval van een concessie voor openbare werken. Er is immers voor deze aanpak gekozen omdat tal van bepalingen van de hoofdstukken 2 en 3 niet aangepast zijn aan dit soort overeenkomsten.

Rechten op de in concessie gegeven gronden

Art. 105.Dit artikel bevat de bepalingen die overeenstemmen met die van artikel 31, § § 1, tweede lid, 2 en 4, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Er werden evenwel belangrijke wijzigingen in aangebracht.

Zo moeten, volgens paragraaf 1 van dit artikel, de gronden die deel uitmaken van het openbaar domein en die bestemd zijn voor het oprichten door de concessiehouder van werken die verbonden zijn aan de uitbating van de concessie, niet meer noodzakelijk vooraf het voorwerp uitmaken van een beslissing tot desaffectatie zodat de gronden niet langer tot het openbaar domein behoren en ze met zakelijke rechten kunnen worden bezwaard.

Tijdens de ganse duur van de concessie is er geen verplichting meer om een recht van opstal te vestigen ten voordele van de concessiehouder.

Wanneer hem dit recht wordt toegekend, geniet hij evenwel niet de rechten bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal. Dat betekent dat de concessiehouder de gebouwen en andere werken niet mag afbreken noch de aanplantingen mag vernielen of rooien, terwijl bij het verstrijken van het recht van opstal de gebouwen, werken en aanplantingen de eigendom worden van de aanbestedende overheid zonder dat die ertoe gehouden is de huidige waarde van die goederen aan de concessiehouder terug te betalen, wat trouwens vermeld wordt in paragraaf 2. Deze bepalingen zijn behouden in het ontwerp ondanks de opmerking van de Raad van State, volgens dewelke hij, noch in de wet van 15 juni 2006, noch in die van 13 augustus 2011, een bepaling ziet die het de Koning mogelijk zou maken om af te wijken van de wet van 10 januari 1824 over het recht van opstal. Artikel 8 van voormelde wet van 10 januari 1824 luidt immers als volgt : « De verordeningen van dezen titel zullen alleen van kracht zijn, voor zoo verre daarvan door de overeenkomsten der partijen niet is afgeweken, voorbehoudens echter de bepaling van artikel 4 ». Bijgevolg hebben de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824 een aanvullend karakter, waardoor de Koning wel degelijk kan afwijken van de wet.

De bepalingen aan het einde van paragraaf 2 strekken ertoe te vermijden dat de concessiehouder aan derden zakelijke rechten toekent op opgerichte werken waarvan de eigendom bij het verstrijken van de concessie moet overgedragen worden aan de aanbestedende overheid, vrij van welke rechten ook. Een hypothecaire inschrijving mag evenwel toegestaan worden, mits de aanbestedende overheid hiermee instemt teneinde de concessiehouder met name in de mogelijkheid te stellen de te verwezenlijken gebouwen als borg voor een lening aan te bieden die hij daarvoor zou moeten aangaan.

Het tweede en het derde lid van dezelfde paragraaf 2 moeten zo worden gelezen dat wettelijke hypotheken en openbare erfdienstbaarheden, dit wil zeggen die welke zouden ontstaan buiten de wil om van de concessiehouder, niet uitgesloten zijn.

Paragraaf 3 regelt het probleem van de overdracht van de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de concessie. Die overdracht kan slechts gebeuren bij schriftelijk en voorafgaand akkoord van de aanbestedende overheid. Een nieuwe bepaling zegt dat de aanbestedende overheid er in geen enkel geval toe gehouden is een overdracht te aanvaarden die een splitsing van de concessie tot gevolg zou hebben.

Die splitsing druist immers in tegen het doel dat door het toekennen van een concessie van openbare werken nagestreefd wordt, te weten de aanwijzing van één enkele concessiehouder die ten opzichte van de aanbestedende overheid verantwoordelijk is voor het beheer van het geheel van de concessie.

Duur van de concessie

Art. 106.Dit artikel stemt overeen met het tweede lid van artikel 29 van het koninklijk besluit van 26 september 1996. De maximumduur van de concessie, die vijftig jaar bedraagt, werd evenwel geschrapt. Deze schrapping is gerechtvaardigd omdat de concessie niet noodzakelijk meer verband houdt met de toekenning van een recht van opstal.

Verzekeringen

Art. 107.Deze bepaling die, in een gewijzigde vorm, de inhoud overneemt van artikel 36 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, bevat de verplichtingen betreffende de verzekeringen die de concessiehouder moet afsluiten tijdens en na de uitvoering van de werken. Deze bepaling doet evenwel geen afbreuk aan die van artikel 24 van dit ontwerp, dat eveneens betrekking heeft op de verzekeringen en op de termijn waarin de documenten moeten worden overgelegd aan de aanbestedende overheid.

Borgtocht

Art. 108.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, de inhoud over van artikel 30 van het koninklijk besluit van 26 september 1996 en legt de modaliteiten betreffende de borgtocht vast die moet beantwoorden aan de verplichtingen van de concessiehouder tijdens de hele duur van de concessie.

Het tweede lid bevat een nieuwe bepaling die de twee berekeningswijzen van de waarde van de concessie in het kader van de borgtocht verduidelijkt.

Het bepaalt bovendien dat de concessiedocumenten de borgtocht kunnen vervangen door andere gelijkwaardige waarborgen. Deze waarborg kan bijvoorbeeld een hypotheek van eerste rang op de door de concessiehouder opgerichte gebouwen zijn, zodat de borgtocht geheel of gedeeltelijk kan vrijgegeven worden na uitvoering en oplevering van de werken ten laste van de concessiehouder.

Er werd een vierde lid toegevoegd volgens hetwelke de concessiedocumenten de regels voor de vrijgave van de borgtocht bepalen. Deze toevoeging is noodzakelijk omdat artikel 93 niet toepasselijk werd gemaakt op de concessies. Dit artikel kan in elk geval niet als dusdanig worden toegepast naargelang de erin bedoelde gevallen.

Continuïteit openbare dienst

Art. 109.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 32 van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de verplichtingen inzake de continuïteit van de openbare dienst die ten laste zijn van de concessiehouder. Ze omvatten het onderhoud en de herstelling van het bouwwerk, alsook de betaling van de directe en indirecte belastingen die van toepassing zijn op het werk. Hetzelfde geldt voor de betaling van de rechten en kosten, behoudens andersluidende bepaling in de concessiedocumenten.

Tienjarige aansprakelijkheid

Art. 110.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 37 van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Het bepaalt dat de concessiehouder ten opzichte van de aanbestedende overheid de aansprakelijkheid draagt die voortvloeit uit de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek.

Deze bepaling heeft enkel nut in de veronderstelling dat de concessie afloopt minder dan tien jaar na de datum van de voorlopige oplevering van het werk en van de andere werken die absoluut noodzakelijk zijn voor de uitbating van de concessie. Tijdens de gehele duur van de concessie bezit de concessiehouder immers het volle eigendomsrecht van het werk. In de loop van deze periode is de kwestie van zijn tienjarige aansprakelijkheid dus niet aan de orde.

Bovendien bevat artikel 107 van het ontwerp een bepaling die de concessiehouder verplicht de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en de architecten te doen verzekeren.

Concessie met te betalen prijs

Art. 111.Het eerste lid van dit artikel neemt de inhoud van artikel 38, § 1, over van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de betalingsmodaliteiten wanneer de concessie gepaard gaat met een door de aanbestedende overheid te betalen prijs.

De tekst bepaalt nu evenwel dat de betaling van de prijs door de aanbestedende overheid periodiek en niet meer jaarlijks moet gebeuren, zoals dat het geval is in de huidige reglementering. Het kan immers financieel voordelig zijn om te voorzien in annuïteiten die, naargelang het geval, gedeeltelijk of volledig betaalbaar zijn, met maandelijkse provisies, of om te voorzien in degressieve betalingen, waarbij de eerste betalingen toelaten de investeringen vlugger af te betalen.

Het tweede lid stemt hoofdzakelijk overeen met artikel 39, tweede lid, van hetzelfde besluit. Het verduidelijkt dat deze prijs slechts opeisbaar is vanaf de datum waarop de werken ten laste van de concessiehouder zijn voltooid.

Concessie met te betalen retributie

Art. 112.Dit artikel neemt de inhoud over van de artikelen 38, § 2, en 39, derde lid, van het koninklijk besluit van 26 september 1996, betreffende de berekenings- en betalingsmodaliteiten wanneer de concessie gepaard gaat met een retributie ten laste van de concessiehouder.

De laatste zin van dat artikel 38, § 2, is evenwel geschrapt. Daaruit blijkt dat een aan de uitbating van de concessie eigen boekhouding moet worden gehouden volgens de regels van het Belgisch recht wanneer de retributie een percentage van het bruto omzetcijfer is.

Net zoals artikel 111 vermeldt deze bepaling bovendien dat de betaling periodiek en niet meer jaarlijks plaatsvindt.

Einde concessie

Art. 113.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 40, § 1, van het koninklijk besluit van 26 september 1996. Het bepaalt de voorwaarden waaronder door elk van de partijen, zonder schadevergoeding, voortijdig een einde kan gesteld worden aan de concessie wanneer de duur van de concessie dertig jaar overschrijdt.

Die mogelijkheid bestaat na dertig jaar mits een opzegging van een jaar gegeven wordt. Dit moet evenwel in de concessiedocumenten vermeld worden.

Art. 114.Dit artikel neemt de inhoud over van de paragrafen 2 tot 5 van artikel 40 van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

De paragrafen 1 en 2 van artikel 114 bepalen de voorwaarden waaronder de aanbestedende overheid voortijdig een einde kan stellen aan de concessie, namelijk in geval van overmacht wat haar betreft (eerste paragraaf) en in geval de concessiehouder zijn verplichtingen ernstig verzuimt (tweede paragraaf).

Paragraaf 3 regelt de toestand indien de concessiehouder zich in een geval van overmacht bevindt.

In de gevallen bedoeld in de eerste, tweede en derde paragrafen, wordt een forfaitaire schadevergoeding voor de concessiehouder bepaald op voorwaarde evenwel, wat de gevallen bedoeld in paragraaf 3 betreft, dat de aanbestedende overheid beslist het opgerichte werk te gebruiken op het ogenblik dat een einde gesteld wordt aan de concessie. Die schadevergoeding houdt rekening met verschillende elementen, namelijk de kostprijs van het door de concessiehouder opgerichte werk op het ogenblik dat een einde gesteld wordt aan de concessie en, in voorkomend geval, de waarde van de gronden die toebehoren aan de concessiehouder en waarop gebouwen opgericht werden die onontbeerlijk zijn voor de uitbating, evenals de werkelijke duur van de concessie op het ogenblik dat die ophoudt te bestaan.

Er dient opgemerkt te worden dat voor de toepassing van paragraaf 3, het optreden van een geval van overmacht alleen tot gevolg heeft dat de concessiehouder ontslagen wordt van de opzeggingsplicht en geen enkele invloed heeft op de berekening van de schadevergoeding waarop hij eventueel recht zou hebben.

De vierde paragraaf regelt het probleem van de eigendomsoverdracht van de opgerichte bouwwerken en van de gronden. Wanneer het de aanbestedende overheid is die beslist voortijdig een einde te stellen aan de concessie, hetzij in geval van overmacht, hetzij in geval van ernstig verzuim wat de concessiehouder betreft, wordt bepaald dat de eigendomsoverdracht gebeurt op het ogenblik dat de concessie ophoudt te bestaan en dat de goederen overgemaakt worden, vrij van welke rechten ook. Wanneer de concessie beëindigd wordt door de concessiehouder, gebeurt de eigendomsoverdracht ofwel onmiddellijk ofwel op een door de aanbestedende overheid gekozen tijdstip indien deze laatste beslist de opgerichte werken te gebruiken, ofwel bij het verstrijken van de overeenkomst in het tegenovergestelde geval. Er dient immers aan herinnerd te worden dat wanneer de aanbestedende overheid het bouwwerk niet gebruikt, zij geen enkele schadevergoeding moet betalen, zoals bepaald wordt in de derde paragraaf. HOOFDSTUK 5. - Specifieke bepalingen opdrachten voor leveringen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen alle opdrachten voor

leveringen Gedeeltelijke bestellingen

Art. 115.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 52, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden betreffende de regels die op de gedeeltelijke bestellingen van toepassing zijn.

Leveringstermijn

Art. 116.Dit artikel herneemt de inhoud van artikel 52, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De eerste paragraaf vermeldt de regels voor de berekening van de leveringstermijnen naargelang die in kalenderdagen, -weken of -maanden, van datum tot datum of in werkdagen zijn uitgedrukt. Hij stemt overeen met artikel 52, § 3, 1°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden en heeft, in vergelijking met dat artikel, slechts enkele tekstverbeteringen ondergaan.

Het derde lid van dezelfde paragraaf verduidelijkt dat wanneer de uitvoeringstermijn een gunningscriterium voor de opdracht vormde, de in kalenderdagen, -weken of -maanden uitgedrukte termijnen noch tijdens de sluitingsdagen voor jaarlijkse vakanties, noch de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen worden geschorst.

De tweede paragraaf verduidelijkt dat de leveringstermijn aanvangt de dag volgend op de datum waarop de opdracht is gesloten of op de dag van de bestelling, naargelang het geval. De modaliteiten van artikel 52, § 3, 2°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, die ertoe strekken de datum vast te stellen die geldt als bewijs van het begin van de leveringstermijn (aangetekende brief of een ander communicatiemiddel dat binnen vijf dagen per aangetekende brief wordt bevestigd), zijn geschrapt. Het gaat hier om een administratieve vereenvoudiging die de aanbestedende overheid moet toelaten de modaliteiten te bepalen die het best aansluiten bij haar praktijk.

Te leveren hoeveelheden

Art. 117.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 52, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het eerste lid van artikel 117 handelt over de situatie waarin de opdrachtdocumenten vaste of minimale hoeveelheden vermelden. Zodra de opdracht is gesloten, heeft de leverancier het recht om die hoeveelheden te leveren. Indien de aanbestedende overheid die vaste of minimale hoeveelheden vermindert, kan de leverancier desgevallend aanspraak maken op een passende compensatie.

De woorden « een passende compensatie » werden verkozen boven de woorden « de vergoeding van zijn schade » die momenteel van toepassing zijn. Deze uitdrukking is immers meer aangewezen omdat ze rekening houdt met het feit dat het, in geval van een vermindering van de hoeveelheden, niet enkel om de toekenning van schadevergoeding kan gaan, maar eventueel ook om de herziening van de betrokken opdracht of om een herziening van de eenheidsprijzen.

Leveringsmodaliteiten

Art. 118.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 55, § § 1 tot 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat ongewijzigd blijft met uitzondering van enkele formele aanpassingen.

Verpakkingen

Art. 119.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 56 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De tekst blijft hoofdzakelijk ongewijzigd. Hij verduidelijkt dat de verpakkingen op kosten van de leverancier worden teruggezonden naar de in de offerte vermelde plaats van bestemming.

Volgens de eerste paragraaf worden de verpakkingen eigendom van de aanbestedende overheid zonder dat ze daarvoor een vergoeding verschuldigd is, tenzij de opdrachtdocumenten een andersluidende bepaling bevatten.

De tweede paragraaf bevat de modaliteiten voor de terugbezorging van de verpakkingen door de aanbestedende overheid wanneer die eigendom blijven van de leverancier.

Nazicht van de levering

Art. 120.Dit artikel neemt in zijn eerste, tweede en vierde lid de inhoud over van artikel 55, § 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende het nazicht van de producten op de leveringsplaats.

Het eerste en tweede lid bepaalt de maximale termijn waarover de aanbestedende overheid beschikt om de verificaties te verrichten en de leverancier kennis te geven van het resultaat ervan. Evenwel is niet voorzien in een sanctie waardoor de termijn zou vervallen. De verificatietermijn is dus niet bepaald op straffe van verval.

Het derde lid is nieuw en voorziet in een financiële sanctie in geval van niet-naleving door de aanbestedende overheid van de in het tweede lid vermelde termijn om de onderzoeksformaliteiten voor de leveringen te vervullen. Dit lid bevat een aangepaste versie van artikel 57, § 2, van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden.

Volgens het vierde lid moet de aanbestedende overheid de nodige maatregelen treffen om te beletten dat de afgekeurde producten opnieuw ter keuring of oplevering worden aangeboden of geleverd worden in de toestand waarin ze werden afgekeurd. De bepalingen blijven ongewijzigd.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 121.Dit nieuwe artikel voegt wat betreft de wijzigingen aan een opdracht voor leveringen specifieke bepalingen in, analoog aan die voor werken in artikel 80.

Aansprakelijkheid van de leverancier

Art. 122.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 55, § 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de aansprakelijkheid van de leverancier tot op het ogenblik dat de in artikel 120 vermelde onderzoeksformaliteiten zijn verricht.

Vertragingsboetes

Art. 123.Paragraaf 1 van dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, over van artikel 66, § 1, 2° en 3°, tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het eerste lid van paragraaf 1 bevat de berekeningsmodaliteiten van de boetes. Deze modaliteiten worden gewijzigd. De berekening gebeurt nu naar rato van 0,1 procent per dag vertraging, met een maximum van 7,5 procent van de waarde van de goederen waarvan de levering met dezelfde vertraging gebeurde. Momenteel gaat het respectievelijk om 0,07 en vijf procent. Deze wijziging gebeurde om de berekeningswijze van de boetes beter af te stemmen op het werkelijk door de aanbestedende overheid geleden nadeel.

Het tweede lid is evenwel nieuw en houdt rekening met het geval waarin de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormde. In dat geval bepalen de opdrachtdocumenten de berekeningswijze van de boetes die maximaal tien procent mogen bedragen van de waarde van de leveringen die met dezelfde vertraging gebeurd zijn. Is de berekeningswijze niet vermeld, dan zijn de in het eerste lid vermelde regels van toepassing. Het is de bedoeling dat de aanbestedende overheid hogere boetes kan opleggen in het bedoelde geval zonder een afwijking op de algemene uitvoeringsregels te moeten rechtvaardigen.

Voor de ratio legis van die nieuwe bepaling wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 86 dat dezelfde bepaling bevat voor de opdrachten voor werken.

Op te merken valt dat de vertragingsboetes uitsluitend worden berekend op basis van de waarde van de producten die met enige vertraging worden geleverd. Het is dus uitgesloten dat een boete zou worden berekend op basis van de volledige bestelling, behalve wanneer enkel de levering van alle bestelde producten in één keer interessant is.

Wanneer bijvoorbeeld, bij een opdracht voor de levering van kogelvrije vesten, honderdvijftig vesten op tweehonderd zonder beschermingsplaten worden geleverd, zal de boete op de volledige bestelling worden berekend ondanks een gedeeltelijke levering. Wanneer daarentegen honderdvijftig volledige vesten worden geleverd, zal de boete enkel op basis van de ontbrekende vijftig worden berekend.

Het derde en vierde lid stemmen overeen met artikel 66, § 1, 2°, tweede en derde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het minimumbedrag voor de toepassing van de boetes bedraagt voortaan 75 euro in plaats van de huidige 55 euro, rekening houdend met de inflatie.

Het vijfde lid, dat overeenstemt met artikel 66, § 1, 3°, tweede lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, bepaalt dat de leveringsdatum voor de toepassing van de vertragingsboetes de datum is waarop de leveringen voor de gedeeltelijke voorlopige oplevering ter beschikking van de aanbestedende overheid worden gesteld.

Paragraaf 2 neemt de bepalingen over van artikel 66, § 1, 4° en 5°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de berekening van de boetes wanneer een opdracht uit verschillende delen of fasen bestaat, ieder met een eigen uitvoeringstermijn en een eigen bedrag.

Ambtshalve maatregelen

Art. 124.Dit artikel neemt in een gewijzigde vorm de inhoud over van artikel 66, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepassing van de ambtshalve maatregelen in het specifiek wat de leveringen betreft.

De vierde paragraaf bepaalt de kosten voor rekening van de in gebreke gebleven leverancier die voortvloeien uit het sluiten van de opdracht voor rekening. Deze kosten zijn uitgedrukt in een percentage en zijn tevens geplafonneerd.

Dit maximumbedrag wordt verhoogd van 11.000 euro naar 15.000 euro, rekening houdend met de inflatie.

Klachten inzake oplevering

Art. 125.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 65 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, zij het dat de woorden « Behoudens overmacht » zijn geschrapt. Deze worden immers overbodig geacht daar het om een algemeen principe gaat.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 126.Dit artikel stemt overeen met artikel 13, § 4, van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden. Het gaat om een specifieke tekst betreffende de opdrachten voor leveringen die de te gebruiken methode beschrijft om de kostprijs van de prestaties tijdens de vertragingsperiode te bepalen, wanneer de vertraging te wijten is aan de leverancier.

In geval van een opdracht voor leveringen zal de aanbestedende overheid met een eerste moeilijkheid worden geconfronteerd bij het bepalen, voor elk van de niet-tijdige leveringen, van het gedeelte van de prestaties dat werkelijk na de contractuele leveringsdatum werd uitgevoerd. Dit vereist immers dat het fabricageproces aan toezicht en controle wordt onderworpen, wat niet systematisch gebeurt omdat de meeste opdrachten voor leveringen verkoopovereenkomsten en geen aannemingsovereenkomsten zijn.

De tekst van artikel 126 werd opgesteld rekening houdend met voorgaande overwegingen. Het voorgestelde systeem is eenvoudig en sluit aan bij de filosofie van artikel 13, § 4, van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden. Het waarborgt de aanbestedende overheid dat ze nooit meer zal betalen in geval van niet-tijdige levering dan wanneer de opdracht normaal is uitgevoerd. Bovendien geniet ze de socio-economische voorwaarden van de vertragingsperiode wanneer die gunstiger zijn.

Betalingen

Art. 127.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 15, § 2, 1°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat van toepassing is voor de betaling van de leveringen.

Volgens het eerste lid van dit artikel bedraagt de maximale betalingstermijn van de aan de leverancier verschuldigde sommen dertig dagen vanaf de datum van het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in artikel 120, tweede lid.

Overeenkomstig artikel 4, § 4, van Richtlijn 2011/7/EU bedraagt de betalingstermijn maximaal zestig dagen voor de aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken, zij het enkel voor de leveringen verbonden aan die speciale activiteit. Voor de verantwoording van deze uitzondering wordt verwezen naar de commentaar van artikel 95. Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

aankoop Voorlopige opleveringen

Art. 128.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 59, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Het bepaalt dat de aanvraag tot voorlopige oplevering afgewezen wordt door de aanbestedende overheid wanneer de aangeboden hoeveelheden merkelijk kleiner zijn dan aangekondigd.

De leverancier moet dan een nieuwe aanvraag indienen.

Art. 129.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 57 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de voorlopige oplevering van de leveringen in de vorm van aankoop.

De eerste paragraaf bevat de regels voor de voorlopige oplevering van de leveringen, waaronder het opmaken van een proces-verbaal. Hij heeft slechts enkele tekstverbeteringen ondergaan.

Het tweede lid maakt een onderscheid tussen twee werkwijzen waarin de opdrachtdocumenten kunnen voorzien en die ook gelden als keuring a posteriori : ofwel een dubbele oplevering, gedeeltelijk op de plaats van productie en volledig op de plaats van levering, ofwel een volledige oplevering op de plaats van levering zonder gedeeltelijke oplevering op de plaats van productie. Deze beide werkwijzen worden respectievelijk behandeld in de artikelen 130 en 131.

De tweede paragraaf bepaalt dat bij een overschrijding van de toegestane termijnen te wijten aan de aanbestedende overheid, zij gerechtigd blijft om de producten te aanvaarden of te weigeren, doch mits betaling aan de leverancier van een vergoeding volgens de berekeningsmodaliteiten vermeld in de bepaling. Deze modaliteiten werden herzien in vergelijking met die vermeld in de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Dubbele voorlopige oplevering

Art. 130.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 58 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de dubbele oplevering als bedoeld in artikel 129 van dit ontwerp.

Het eerste lid van paragraaf 2 van dit artikel 58 is voortaan evenwel vervat in artikel 123, § 1, laatste lid, van het ontwerp.

Het bevat de nodige regels bij de uitvoering van deze dubbele oplevering, waaronder de opgelegde termijnen vanaf de aanvraag van de leverancier en de terbeschikkingstelling van de op te leveren goederen.

Volledige oplevering op de leveringsplaats zonder gedeeltelijke oplevering op de productieplaats

Art. 131.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 61, § § 1, 4 en 5, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de volledige voorlopige oplevering op de plaats van levering.

De eerste paragraaf bepaalt de termijn waarover de aanbestedende overheid beschikt om het onderzoek uit te voeren en haar beslissing tot aanvaarding of weigering mede te delen.

De tweede paragraaf bepaalt de termijn binnen dewelke de geweigerde producten moeten worden verwijderd. Enkele mogelijkheden zoals het merk van verwerping of de door de aanbestedende overheid uitgeoefende retentiebevoegdheid komen aan bod in artikel 61, § 3, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Deze mogelijkheden werden niet behouden in dit ontwerp maar kunnen door de aanbestedende overheid worden gebruikt voor zover het in de opdrachtdocumenten voorzien is.

Paragraaf 3 laat de aanbestedende overheid toe een uiterste datum te bepalen. Na deze datum zal een straf worden toegepast voor iedere dag vertraging indien de geweigerde producten niet worden verwijderd.

Eigendomsoverdracht

Art. 132.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 50 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Daaruit blijkt dat, voor de leveringen in de vorm van aankoop, de eigendomsoverdracht aan de aanbestedende overheid van rechtswege plaatsvindt zodra deze leveringen voor betaling werden aanvaard.

Vrijgave borgtocht

Art. 133.Dit artikel neemt, wat de leveringen betreft, ongewijzigd de inhoud van artikel 9, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden over.

Het bepaalt dat de borgtocht ineens kan worden vrijgegeven na de voorlopige oplevering, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Waarborgtermijn

Art. 134.Dit artikel herformuleert de inhoud van artikel 63, eerste lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De bepalingen van artikel 63 van de Algemene aannemingsvoorwaarden overlappen immers gedeeltelijk met die van artikel 65, § 3, van dit ontwerp.

De inhoud van het tweede lid van artikel 63 van de Algemene aannemingsvoorwaarden is in deze bepaling niet meer overgenomen omdat artikel 65, § 5, van het ontwerp reeds bepaalt dat een nieuwe termijn van toepassing is op de producten die ter vervanging worden geleverd.

Definitieve oplevering

Art. 135.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 64 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de definitieve oplevering van de leveringen op het einde van de waarborgtermijn. In deze bepaling werden slechts enkele formele wijzigingen aangebracht. Afdeling 3. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

huur, huurkoop of leasing Alle bepalingen van deze afdeling zijn nieuw. De Algemene aannemingsvoorwaarden bevatten immers geen specifieke regeling voor de uitvoering van de opdrachten voor leveringen met huur, huurkoop of leasing. Sommige van deze artikelen zijn overgenomen uit de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 betreffende de promotieopdrachten voor leveringen. Andere artikelen zijn daarentegen volledig nieuw, in het bijzonder deze betreffende de opleveringen van de opdracht of, meer in het algemeen, het einde van de opdracht.

Verplichtingen aanbestedende overheid

Art. 136.Dit artikel vormt een nieuwe aanvullende bepaling voor de opdrachten voor leveringen als bedoeld in deze afdeling. Het bepaalt de verplichtingen van de aanbestedende overheid inzake het gebruik van de leveringen.

Verplichtingen leverancier

Art. 137.Deze nieuwe aanvullende bepaling voor de opdrachten voor leveringen als bedoeld in deze afdeling, bepaalt de verplichtingen van de leverancier. Die omvatten de terbeschikkingstelling van de leveringen binnen de vastgestelde termijnen en, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, het onderhoud en de herstelling ervan.

Art. 138.Dit artikel is een nieuwe bepaling betreffende de verplichtingen van de leverancier in geval van volledige of gedeeltelijke vernieling van de leveringen tijdens de duur van de opdracht. Deze bepaling strekt ertoe de continuïteit van de dienstverlening door de leverancier te waarborgen.

Eigendomsoverdracht in geval van huurkoop

Art. 139.Dit artikel bevat een nieuwe bepaling voor de opdrachten voor leveringen in de vorm van huurkoop. Ze bepaalt op welk moment de eigendomsoverdracht kan plaatsvinden.

Waarborgtermijn in geval van huurkoop

Art. 140.Dankzij deze invoeging kunnen de aanbestedende overheden over een waarborgtermijn beschikken in geval van lichting van de aankoopoptie.

Betaling van de prijs

Art. 141.Dit artikel bevat een aanvullende bepaling inzake betaling van huurgeld of huurvergoedingen voor de in deze afdeling bedoelde opdrachten.

Het verwijst naar de regels bepaald in de opdrachtdocumenten en verduidelijkt dat geen huurgeld of huurvergoedingen verschuldigd zijn voor de periode waarin de aanbestedende overheid de leveringen niet kan gebruiken ingevolge een tekortkoming van de leverancier.

Definitieve opleveringen Oplevering van de opdracht in geval van huur, huurkoop of leasing Art. 142 en 143. Deze artikelen bevatten afzonderlijke opleveringsmodaliteiten rekening houdend met de bijzonderheden van elk soort contract. In geval van leasing moeten de modaliteiten betreffende het einde van de opdracht immers rekening houden met het feit dat de aanbestedende overheid niet noodzakelijk de eigenaar van de levering wordt. Het begrip « leasing » uit Richtlijn 2004/18/EG valt onder het begrip « financieringshuur » of « leasing » in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 55 van 10 november 1967 tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 144.Dit artikel voorziet eveneens in afzonderlijke regels voor de vrijgave van de borgtocht in geval van een opdracht van huur of leasing en in geval van een opdracht met huurkoop. HOOFDSTUK 6. - Specifieke bepalingen opdrachten voor diensten Belangenvermenging

Art. 145.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 73 van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Het blijft hoofdzakelijk ongewijzigd met uitzondering van enkele formele aanpassingen. In een bepaling wordt evenwel de aanvangsdatum van de termijn vermeld binnen dewelke de opdrachtnemer zijn verweermiddelen kan doen gelden.

Aangaande de problematiek van de belangenvermenging kan, wat de federale overheid betreft, nog worden verwezen naar de omzendbrief die daaromtrent is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 juni 2010, blz. 38.457 e.v.

Uitvoeringsmodaliteiten

Art. 146.Deze bepaling stemt overeen met artikel 69, § 2, van de huidige Algemene aannemingsvoorwaarden.

Uitvoeringstermijnen

Art. 147.Om reden van administratieve vereenvoudiging zijn, ten opzichte van artikel 69, § § 3 en 4, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, een aantal specifieke regels geschrapt zodat de aanbestedende overheid de modaliteiten kan bepalen die het best aansluiten bij haar praktijk.

Diensten met vaste hoeveelheden of minimaal te verlenen diensten

Art. 148.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 69, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De woorden « een passende compensatie » werden verkozen boven de woorden « de vergoeding van zijn schade » die momenteel van toepassing zijn. Deze uitdrukking is immers meer aangewezen omdat ze rekening houdt met het feit dat het, in geval van een vermindering van de hoeveelheden, niet enkel om de toekenning van schadevergoeding kan gaan, maar eventueel ook om de herziening van de betrokken opdracht of om een herziening van de eenheidsprijzen.

Modaliteiten inzake prestaties

Art. 149.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 70 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, behoudens een formele aanpassing.

Nazicht diensten

Art. 150.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 71 van de Algemene aannemingsvoorwaarden en heeft betrekking op het nazicht van de diensten.

In het tweede lid worden de woorden « Indien de opdrachtdocumenten hierin voorzien » toegevoegd, omdat deze bepaling niet van toepassing is op opdrachten voor diensten zoals studie- of opleidingsdiensten of diensten voor de schoonmaak van lokalen.

De bepaling van het derde lid houdt een wijziging in ten opzichte van artikel 71, derde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Gelet op de nieuwe betalingsregels is de daarin bepaalde verificatietermijn meer bepaald teruggebracht tot dertig dagen. Evenwel is niet voorzien in een sanctie waardoor de termijn zou vervallen. De verificatietermijn is dus niet bepaald op straffe van verval.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 151.Dit nieuwe artikel voegt wat betreft de wijzigingen aan een opdracht voor diensten specifieke bepalingen in, analoog aan die voor werken in artikel 80.

Aansprakelijkheid dienstverlener

Art. 152.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 72, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de aansprakelijkheid van de dienstverlener voor de fouten en nalatigheden in de verleende diensten. In dit artikel zijn geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

Art. 153.Dit artikel neemt ongewijzigd de inhoud over van artikel 74, § 1, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Vertragingsboetes

Art. 154.Dit artikel neemt, in een gewijzigde vorm, over van artikel 75, § 1, 2° en 3°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

De eerste lid bevat de berekeningsmodaliteiten van de boetes. Deze modaliteiten worden gewijzigd. De berekening gebeurt nu naar rato van 0,1 procent per dag vertraging, met een maximum van zevenenhalve procent van de waarde van de diensten waarvan de uitvoering met dezelfde vertraging gebeurde. Momenteel gaat het om 0,07 respectievelijk vijf procent. Er is nu bovendien voorzien dat de opdrachtdocumenten de berekeningsbasis van de boetes kunnen vermelden.

Het is immers mogelijk dat slechts een klein deel van de diensten met vertraging wordt uitgevoerd maar dat hierdoor het geheel van de diensten onbruikbaar wordt. In dat geval moet de vertragingsboete betrekking hebben op het geheel van de diensten, ook al werd enkel een klein deel van de diensten met vertraging uitgevoerd.

Het tweede lid is evenwel nieuw en houdt rekening met het geval waarin de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormt. In dat geval bepalen de opdrachtdocumenten de berekeningswijze van de boetes die maximaal tien procent mogen bedragen van de waarde van de diensten die met dezelfde vertraging uitgevoerd zijn. Is de berekeningswijze niet vermeld, dan zijn de in het eerste lid vermelde regels van toepassing.

Het is de bedoeling dat de aanbestedende overheid boetes kan opleggen die beter rekening houden met de bijzonderheden van de opdracht, zonder een afwijking op de algemene uitvoeringsregels te moeten rechtvaardigen.

Voor de ratio legis van die nieuwe bepaling wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 86 dat dezelfde bepaling bevat voor de opdrachten voor werken.

Op te merken valt dat de vertragingsboetes uitsluitend worden berekend op basis van de waarde van de diensten die met enige vertraging worden uitgevoerd. Het is dus uitgesloten dat een boete zou worden berekend op basis van de gezamenlijke diensten, behalve wanneer de bestelde diensten enkel interessant zijn als ze allemaal worden uitgevoerd.

Het derde en vierde lid stemmen overeen met artikel 75, § 1, 2°, tweede en derde lid, van de Algemene aannemingsvoorwaarden.

Ambtshalve maatregelen

Art. 155.Dit artikel neemt in een gewijzigde vorm de inhoud over van artikel 75, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de toepassing van de ambtshalve maatregelen wat de diensten betreft. De inhoud ervan is ongewijzigd gebleven.

Oplevering opdracht

Art. 156.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 74, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. De termijn van vijftien dagen werd evenwel verlengd tot dertig dagen waardoor tevens het derde lid van artikel 74, § 2, overbodig is geworden.

Art. 157.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 65 van de Algemene aannemingsvoorwaarden, dat momenteel van toepassing is op de opdrachten voor leveringen. Het bepaalt de indieningstermijn en Bwijze van de bezwaren tegen de beslissingen van de aanbestedende overheid inzake opleveringen, behoudens in geval van overmacht.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 158.Dit artikel neemt, wat de diensten betreft, de inhoud over van artikel 9, § 2, van de Algemene aannemingsvoorwaarden. Aangezien er slechts één oplevering is, bepaalt het logischerwijze dat de borgtocht ineens na de oplevering van de gezamenlijke diensten kan worden vrijgegeven, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 159.Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 94.

Betalingen

Art. 160.Dit artikel neemt de inhoud over van artikel 15, § 2, 2°, van de Algemene aannemingsvoorwaarden, betreffende de regels voor de betaling van de diensten.

Overeenkomstig Richtlijn 2011/7/EU wordt nu voorzien in een termijn van dertig dagen voor het uitvoeren van de betaling.

Overeenkomstig artikel 4, § 4, van Richtlijn 2011/7/EU bedraagt de betalingstermijn maximaal zestig dagen voor de aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken, zij het enkel voor de diensten verbonden aan die specifieke activiteit. Voor de rechtvaardiging van deze uitzondering wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 95.

Het laatste lid bepaalt de maximale betalingstermijn ingeval niet in een verificatie is voorzien. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen De artikelen 161 en 162 bevatten de slotbepalingen. De aandacht wordt erop gevestigd dat de datum van inwerkingtreding van dit besluit later door de Koning zal worden bepaald. Voor wat de wet van 15 juni 2006 betreft zou deze datum moeten samenvallen met de datum van inwerkingtreding van de andere uitvoeringsbesluiten van deze wet.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Eerste Minister, E. DI RUPO

Advies 51.586/1/V van 2 augustus 2012 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste vakantiekamer, op 22 juni 2012 door de Eerste Minister verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 10 augustus 2012, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit 'tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken', heeft het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking vanhet ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de algemene uitvoeringsregels van overheidsopdrachten en van concessies voor openbare werken te bepalen.De ontworpen regeling is niet op alle overheidsopdrachten en concessies voor openbare werken van toepassing, doch enkel op welbepaalde categorieën ervan en bovendien is de toepassing van de ontworpen regeling in bepaalde gevallen afhankelijk van het geraamde bedrag van de opdracht. 2.1. De overheidsopdrachten in de zogeheten « klassieke sectoren » en in de zogeheten « speciale sectoren », bedoeld in respectievelijk de titels II en III van de wet van 15 juni 2006 'overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten' vallen in beginsel onder de toepassing van de ontworpen regeling. Dat is ook het geval voor de overheidsopdrachten, bedoeld in titel 2 van de wet van 13 augustus 2011 'inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied'. (1) Opdrachten, zoals die welke worden bedoeld in titel IV van de wet van 15 juni 2006 (2) en in titel 3 van de wet van 13 augustus 2011 (3) vallen daarentegen niet onder toepassing van de ontworpen regeling. 2.2. Het ontworpen koninklijk besluit is luidens artikel 5, § 2, van het ontwerp « in zijn geheel toepasselijk op de opdrachten waarvan het geraamde bedrag groter is dan 30.000 euro ». Voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag ligt tussen 8.500 en 30.000 euro, en voor de opdrachten die binnen het toepassingsgebied van titel III van de wet van 15 juni 2006 vallen en waarvan het geraamde bedrag tussen 17.000 en 30.000 euro is gesitueerd, is het ontwerp niet in zijn geheel van toepassing, maar zijn enkel welbepaalde artikelen ervan van toepassing. (4) Het ontworpen besluit is niet toepasselijk op de opdrachten waarvan het geraamde bedrag kleiner is dan 8.500 euro, welk bedrag tot 17.000 euro wordt opgetrokken voor de opdrachten die onder het toepassingsgebied van titel III van de wet van 15 juni 2006 vallen. (5) 3. Benevens algemene uitvoeringsregels bevat het ontwerp een aantal toepassingsregels die, ongeacht het geraamde bedrag van de opdracht, gelden voor specifieke types van overheidsopdracht.(6) 4. Het ontwerp bevat bepalingen die verplicht van toepassing zijn, benevens bepalingen die dat niet zijn.In het laatste geval kunnen de bepalingen waarvan niet op verplichte wijze toepassing moet worden gemaakt, door de opdrachtdocumenten toepasselijk worden gemaakt op een bepaalde opdracht. (7) 5. Het ontworpen besluit is bestemd om - mettertijd en in de hiervoren beschreven mate - in de plaats te komen van de regeling die momenteel is vervat in het koninklijk besluit van 26 september 1996 'tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken' dat is tot stand gebracht ter uitvoering van de wet van 24 december 1993 'betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten'. Zoals in het verslag aan de Koning bij het ontwerp wordt verduidelijkt, hebben de stellers van het ontwerp zich bij het bepalen van de uitvoeringsregels in ruime mate laten inspireren door het voornoemde koninklijk besluit, maar hebben zij dat laatste niettemin ook op bepaalde punten herzien op zowel vormelijk als inhoudelijk vlak. 5.1. Vormelijk krijgt de ontworpen tekst een nieuwe structuur waarin de huidige opdeling van het koninklijk besluit van 26 september 1996 wordt verlaten. Het dispositief van het laatstgenoemde koninklijk besluit bevat, enerzijds, de basisbepalingen voor het uitvoeren van overheidsopdrachten in het algemeen en, anderzijds, een aantal aanvullende bepalingen inzake specifieke soorten overheidsopdrachten.

Daarnaast bevat het koninklijk besluit een bijlage met « Algemene aannemingsvoorwaarden » waarin de uitvoering van overheidsopdrachten meer in detail wordt geregeld. Anders dan wat in het koninklijk besluit van 26 september 1996 het geval is, krijgt het geheel van de uitvoeringsregels nu een plaats in het dispositief van het ontworpen besluit en wordt niet in een bijlage voorzien.

Het ontwerp bevat zeven hoofdstukken die bestaan uit een aantal algemene bepalingen (hoofdstuk 1), bepalingen toepasselijk op alle opdrachten (hoofdstuk 2), specifieke bepalingen voor opdrachten voor werken (hoofdstuk 3), voor concessies voor openbare werken (hoofdstuk 4), voor opdrachten voor leveringen (hoofdstuk 5) en voor opdrachten voor diensten (hoofdstuk 6), en ook nog uit de slotbepalingen (hoofdstuk 7).

Binnen de nieuwe structuur is ook de ordening van de in het koninklijk besluit van 26 september 1996 voorkomende bepalingen die in het ontwerp worden hernomen, gewijzigd. 5.2. Wat de inhoudelijke aanpassingen betreft, moet worden opgemerkt dat een aantal bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 niet zijn hernomen. In het verslag aan de Koning wordt in dat verband verduidelijkt dat het de bedoeling is om inhoudelijk « enkel de regels over [te nemen] die een algemene draagwijdte hebben in de zin dat ze zonder onderscheid voor alle aan dit ontwerp onderworpen aanbestedende overheden en overheidsbedrijven principieel toepasselijk moeten zijn aangezien ze noodzakelijk worden geacht in het kader van de uitvoering van de overheidsopdrachten en de concessies voor openbare werken ». Tevens is het zo dat sommige bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 niet zijn hernomen in het ontwerp omdat het bepalingen betreft die reeds in acht zijn te nemen vóór de fase van de uitvoering van een overheidsopdracht en deze om die reden al zijn opgenomen in de zogeheten « plaatsingsbesluiten » van 15 juli 2011, 23 januari 2012 en 16 juli 2012. (8) Andere bepalingen van het koninklijk besluit van 26 september 1996 worden wel overgenomen, zij het in een gewijzigde vorm, of worden aangevuld. De reden daarvoor is onder meer dat met het ontwerp ook de omzetting in het interne recht wordt beoogd van sommige bepalingen van Richtlijnen 2000/35/EG (9) en 2011/7/EU (10) (11).

Het ontwerp bevat tot slot ook een aantal geheel nieuwe bepalingen. (12) 6. Overeenkomstig artikel 161 van het ontwerp zal het ontworpen besluit in werking treden op een door de Koning te bepalen datum.Het verslag aan de Koning doet ervan blijken dat « wat de wet van 15 juni 2006 betreft [Y] deze datum [zou] moeten samenvallen met de datum van inwerkingtreding van de andere uitvoeringsbesluiten van deze wet ».

Rechtsgrond 7.1. Onder voorbehoud van hetgeen onder de volgende nummers zal worden opgemerkt in verband met de rechtsgrond van sommige bepalingen van het ontwerp, kan dit laatste worden geacht rechtsgrond te vinden in de artikelen 39 en 55, eerste lid, van de wet van 15 juni 2006, in de mate overheidsopdrachten worden beoogd die onder de toepassing vallen van de titels II of III van die wet. Artikel 35, eerste lid, van de wet van 13 augustus 2011 biedt rechtsgrond voor de bepalingen van het ontwerp die overheidsopdrachten betreffen als bedoeld in titel 2 van de betrokken wet. 7.2. Sommige bepalingen van het ontwerp vinden rechtsgrond in andere wetsbepalingen dan die welke worden vermeld onder 7.1, afhankelijk van de sectorale aard van de overheidsopdrachten in kwestie.

Zo moet artikel 10 van het ontwerp worden geacht rechtsgrond te vinden in, al naargelang het geval, artikel 10 van de wet van 15 juni 2006 of artikel 11 van de wet van 13 augustus 2011, welke bepalingen de Koning opdragen om de regels vast te stellen die van toepassing zijn op de communicatiemiddelen tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers.

Artikel 67 van het ontwerp kan worden geacht rechtsgrond te vinden in, al naargelang het geval, artikel 7, tweede lid, van de wet van 15 juni 2006 of artikel 8, tweede lid, van de wet van 13 augustus 2011, naar luid waarvan voorschotten kunnen worden toegestaan volgens de voorwaarden vastgesteld door de Koning.

De aanvullende bepalingen voor promotieopdrachten van werken, vervat in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van het ontwerp, kunnen worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 28 van zowel de wet van 15 juni 2006 als de wet van 13 augustus 2011, waarin onder meer wordt bepaald dat de aanbestedende overheid of een overheidsbedrijf gebruik kan maken van een promotieopdracht van werken onder de door de Koning bepaalde voorwaarden. In de mate evenwel in de voornoemde aanvullende bepalingen wordt afgeweken van de wet van 10 januari 1824 'over het recht van erfpacht' en van de wet van dezelfde datum 'over het recht van opstal' (13), dient rekening te worden gehouden met artikel 28, derde lid, van zowel de wet van 15 juni 2006 als de wet van 13 augustus 2011, die luiden : « Voor zover dit noodzakelijk is voor de organisatie en het beheer van de promotieopdracht, mag de Koning bij het vaststellen van de beoogde voorwaarden afwijken van de wetten van 10 januari 1824 over het recht van erfpacht en het recht van opstal. » Dergelijke afwijkingen kunnen weliswaar rechtsgrond vinden in de aangehaalde wetsbepaling, zij het enkel « voor zover dit noodzakelijk is voor de organisatie en het beheer van de promotieopdracht ». Het verdient aanbeveling dat die noodzakelijkheid in het verslag aan de Koning zou worden toegelicht, wat de bepalingen van het ontwerp betreft die een afwijking van de voornoemde wetten van 10 januari 1824 kunnen impliceren. 7.3. Het ontwerp bevat een aantal specifieke bepalingen inzake concessies voor openbare werken waarin op een expliciete (14) of op een impliciete wijze (15) wordt afgeweken van de wet van 10 januari 1824 'over het recht van opstal'.

Anders dan wat ten aanzien van de promotieopdrachten, bedoeld in 7.2, het geval is, ziet de Raad van State, afdeling Wetgeving, noch in de wet van 15 juni 2006, noch in de wet van 13 augustus 2011, een bepaling die het de Koning mogelijk zou maken om af te wijken van de wet van 10 januari 1824 'over het recht van opstal'. De betrokken afwijkende bepalingen kunnen om die reden niet ongewijzigd in het ontwerp behouden worden.

Vormvereisten 8. Uit artikel 19/1, § 1, van de wet van 5 mei 1997 'betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling' vloeit voort dat in principe elk voorontwerp van wet, elk ontwerp van koninklijk besluit en elk voorstel van beslissing dat ter goedkeuring aan de Ministerraad moet worden voorgelegd, aanleiding moet geven tot een voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling in de zin van artikel 2, 9°, van die wet uit te voeren.(16) De enige gevallen waarin zo een voorafgaand onderzoek niet hoeft plaats te vinden, zijn die welke worden bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. (17) Een dergelijk besluit is nog niet tot stand gekomen. Wanneer uit het voorafgaande onderzoek blijkt dat een effectbeoordeling vereist is, dient de voormelde beoordeling te worden uitgevoerd. (18) In de bij de adviesaanvraag gevoegde nota aan de Ministerraad van 14 juni 2012 wordt vermeld dat « de DOEB-vrijstelling [wordt] ingeroepen », omdat « dit ontwerp geen impact heeft op sociaal of economisch vlak noch op gebied van leefmilieu ». Uit bijkomende documenten die aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, zijn meegedeeld, blijkt dat dit standpunt is ingegeven doordat de ontworpen regeling « een louter formeel karakter » zou hebben en bovendien « bij hoogdringendheid » moet tot stand worden gebracht.

Vastgesteld dient te worden dat het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit betrekking heeft op een wezenlijk onderdeel van de reglementering inzake overheidsopdrachten en dat het aan de Koning wordt overgelaten om de datum van inwerkingtreding ervan te bepalen.

In het licht van die dubbele vaststelling moet betwijfeld worden of de voor de vrijstelling van een voorafgaand onderzoek naar de noodzakelijkheid van de effectbeoordeling ingeroepen motieven correct zijn en kunnen verantwoorden dat wordt voorbijgegaan aan het wettelijk voorgeschreven vormvereiste inzake uitvoering van dergelijk onderzoek.

Onderzoek van de tekst Aanhef 9. Rekening houdend met hetgeen over de rechtsgrond van het ontwerp is opgemerkt, schrijve men aan het einde van het tweede lid van de aanhef : « ..., de artikelen 7, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2011, 10, 28, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2011, 39, en 55, eerste lid, vervangen bij de wet van 5 augustus 2011; ».

Aan het einde van het derde lid van de aanhef schrijve men : « ..., de artikelen 8, tweede lid, 11, 28 en 35; ».

Artikel 2 10. In de omschrijving van « leidend ambtenaar », in de Nederlandse tekst van artikel 2, 6°, van het ontwerp, wordt melding gemaakt van het « toezicht » op de uitvoering van de opdracht.In de Franse tekst wordt de term « contrôle » gebruikt. In de commentaar die in het verslag aan de Koning bij artikel 39 van het ontwerp wordt gegeven, blijkt dat de stellers van het ontwerp een inhoudelijk verschil wensen te maken tussen de « controle » en het « toezicht » op de voorbereiding en de uitvoering van de opdracht. In artikel 39 wordt derhalve melding gemaakt van zowel de « controle » (contrôle) als het « toezicht » (surveillance). Dit is niet het geval in de definitie in artikel 2, 6°, waarin integendeel beide termen door elkaar lijken te worden gebruikt in de Nederlandse (toezicht) en de Franse tekst (contrôle). De ontworpen definitie van « leidend ambtenaar » dient op dat punt te worden aangepast.

Ook in de artikelen 11, tweede en derde lid, 82, § 1, vijfde lid, en in het opschrift dat onmiddellijk voorafgaat aan artikel 39 van het ontwerp, wordt in de Nederlandse tekst uitsluitend melding gemaakt van het « toezicht », waarmee dan telkens de term « contrôle » overeenstemt in de Franse tekst. Ook de in die bepalingen gebruikte terminologie zou derhalve aan een bijkomend onderzoek moeten worden onderworpen. 11. In zowel artikel 6, § 3, als artikel 8, § 1, van het ontwerp wordt vermeld dat de bepalingen die krachtens het ontworpen besluit niet verplicht toepasselijk zijn, door de opdrachtdocumenten toepasselijk kunnen worden gemaakt op een bepaalde opdracht.Beide bepalingen lijken derhalve te overlappen. Indien dat effectief het geval is, wordt één van beide bepalingen beter geschrapt.

Artikel 7 12. In artikel 7, tweede lid, van het ontwerp wordt bepaald dat, wat de opdrachten betreft die op basis van een raamovereenkomst worden gesloten, onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 6, alle bepalingen van het ontworpen besluit van toepassing zijn « behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten ». Ondervraagd over de reden waarom het mogelijk wordt gemaakt dat in de opdrachtdocumenten wordt afgeweken van de toepassing van de bepalingen van het ontworpen besluit, wat de op basis van de raamovereenkomst gesloten opdrachten betreft, verduidelijkte de gemachtigde : « Voor de opdrachten gebaseerd op een raamovereenkomst is het wenselijk dat men op een soepeler manier kan werken, wat met name betekent dat men van sommige bepalingen van de Algemene uitvoeringsregels moet kunnen afwijken zonder dat dit telkens uitdrukkelijk moet worden gemotiveerd. Zo zal het bijvoorbeeld niet opportuun zijn om voor elke opdracht gebaseerd op een raamovereenkomst een borgstelling te vragen. Eventueel kan dit in het verslag aan de Koning nog worden verduidelijkt. » Het verdient inderdaad aanbeveling om de aangehaalde verduidelijking in het verslag aan de Koning weer te geven.

Artikel 8 13. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, moeten in artikel 8, § 2, van het ontwerp de woorden « artikel 8, § 3, van het koninklijk besluit speciale sectoren » worden vervangen door de woorden « artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit speciale sectoren ». In het verslag aan de Koning wordt vermeld dat de toepassing van artikel 8, § 2, van het ontwerp het « noodzakelijk [kan maken] om sommige aanpassingen aan te brengen via een bijakte » en dat die bijakte « bij offerteaanvraag [...] pas na het sluiten van de opdracht [kan] worden opgesteld, omdat de ingediende offertes niet mogen worden gewijzigd ».

In de tekst van artikel 8, § 2, van het ontwerp wordt niet aan de mogelijkheid van aanpassingen door middel van een bijakte gerefereerd.

Het verdient aanbeveling om artikel 8, § 2, ter wille van de rechtszekerheid op dat punt aan te vullen.

Artikel 9 14. Overeenkomstig artikel 9, § 1, eerste lid, 2°, van het ontwerp wordt « het verlengen van de verificatietermijnen bepaald in de artikelen 95, 127 en 160 » verboden.Opgemerkt moet worden dat in artikel 127 van het ontwerp geen verificatietermijn wordt bepaald, maar dat in diverse leden van dat artikel wordt verwezen naar de verificatietermijn bedoeld in artikel 120, tweede lid, van het ontwerp. Vraag is derhalve of de vermelding van artikel 127 in artikel 9, § 1, eerste lid, 2°, van het ontwerp, zo moet worden gelezen dat het verbod tot verlenging van de verificatietermijn, bedoeld in artikel 120, tweede lid, uitsluitend geldt voor de toepassing van artikel 127. Indien dat niet het geval is, lijkt het logischer om rechtstreeks te verwijzen naar de verificatietermijn, bedoeld in artikel 120, tweede lid, in plaats van naar artikel 127, waarin enkel wordt verwezen naar de verificatietermijn, bedoeld in artikel 120, tweede lid. 15. In artikel 9, § 2, tweede lid, 1°, van het ontwerp, stemmen de woorden « gelijke behandeling », in de Nederlandse tekst, niet overeen met de woorden « usage loyal », in de Franse tekst.In de Nederlandse tekst van artikel 7, lid 1, a), van Richtlijn 2011/7/EU, wordt van een « eerlijke behandeling » melding gemaakt; in de Franse tekst van dezelfde richtlijnbepaling worden, zoals in artikel 9, § 2, tweede lid, 1°, van het ontwerp, de woorden « usage loyal » gebruikt. Het verdient aanbeveling om ook in de Nederlandse tekst van artikel 9, § 2, tweede lid, 1°, van het ontwerp de in de voornoemde richtlijnbepaling gebruikte terminologie over te nemen. 16. Door de gemachtigde is bevestigd dat in de inleidende zin van artikel 9, § 3, van het ontwerp, benevens naar de artikelen 5 en 6, § § 1 en 2, ook dient te worden verwezen naar artikel 7 van het ontwerp.17. In artikel 9, § 4, tweede lid, van het ontwerp wordt bepaald dat, indien de motivering in het bestek ontbreekt, de betrokken afwijking voor niet geschreven wordt gehouden, maar dat dergelijke sanctionering niet geldt « in geval van een door de partijen ondertekende overeenkomst ». Hierover ondervraagd door het bevoegde lid van het auditoraat deelde de gemachtigde het volgende mee : « Die uitzondering slaat enkel op de onderhandelingsprocedure en de concurrentiedialoog, in het kader waarvan de partijen onderlinge overeenstemming kunnen bereiken over deze of gene afwijking. Er werd geoordeeld dat het niet proportioneel was om de zware straf van de nietigheid toe te passen wanneer de partijen het over een bepaalde afwijking onderling eens zijn geraakt, zij het dat die afwijking niet expliciet is gemotiveerd. » Het verdient aanbeveling om deze verduidelijking in het verslag aan de Koning op te nemen.

Artikel 13 18. In artikel 13, eerste lid, 1°, van het ontwerp, is er aan het einde een discordantie tussen de Nederlandse en de Franse tekst, wat de verwijzing betreft naar het koninklijk besluit 'defensie en veiligheid' en naar het ontworpen besluit.Waar in de Nederlandse tekst wordt verwezen naar « artikel 62 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid » en « artikel 63 van dit besluit », wordt in de Franse tekst verwezen naar « l'article 63 de l'arrêté royal défense et sécurité » en naar « l'article 62 du présent arrêté ». Deze discordantie moet worden verholpen.

Artikel 19 19. Terwijl in de Nederlandse tekst van artikel 19, § 1, eerste lid, van het ontwerp melding wordt gemaakt van de « intellectuele eigendom van de uitvindingen », wordt in de Franse tekst, in een meer algemene zin, gewag gemaakt van « la propriété des droits intellectuels ».Deze laatste omschrijving lijkt de voorkeur te verdienen ermee rekening houdend dat prestaties die bij het uitvoeren van een overheidsopdracht worden geleverd nog tot andere, door een intellectueel recht beschermde creaties kunnen leiden (19). In ieder geval moeten beide taalversies van artikel 19, § 1, eerste lid, en ook die van artikel 19, § 2, op dat punt beter op elkaar worden afgestemd (20).

Artikel 20 20. In artikel 20, derde lid, van het ontwerp wordt bepaald dat de aanbestedende overheid de vertrouwelijkheid dient te eerbiedigen van de methodes en de knowhow van de opdrachtnemer, behalve wanneer die methodes en die knowhow het voorwerp uitmaken van de opdracht. De vraag rijst of deze regeling voldoende coherent is met hetgeen in artikel 18, § 2 (21), tweede lid, van het ontwerp wordt bepaald.

Volgens deze laatste bepaling onthoudt de aanbestedende overheid die in het kader van de opdracht kennis heeft van een tekening of model, knowhow, methode of een uitvinding toebehorende aan de opdrachtnemer of gezamenlijk aan de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer, zich van elke mededeling aan derden betreffende de tekening of het model, de knowhow, de methode of de uitvinding.

Het lijkt niet uitgesloten te kunnen worden dat de uitzondering op de vertrouwelijkheid waarin wordt voorzien in artikel 20, derde lid, betrekking heeft op bijvoorbeeld methodes en knowhow die gezamenlijk aan de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer toebehoren en waaromtrent in artikel 18, § 2, tweede lid B in tegenstelling tot in artikel 20, derde lid B de vertrouwelijkheid wordt voorgeschreven.

Hierover ondervraagd, heeft de gemachtigde bevestigd dat er zich effectief een probleem van coherentie kan voordoen tussen de artikelen 18, § 2, tweede lid, en 20, derde lid, van het ontwerp, en dat beide bepalingen inhoudelijk beter op elkaar moeten worden afgestemd.

Artikel 24 21. In de Nederlandse tekst van artikel 24, § 2, eerste en tweede lid, van het ontwerp worden respectievelijk de termen « attest » en « verklaring » gebruikt.Naar analogie van de Franse tekst van de betrokken leden, waarin telkens de term « attestation » wordt gebruikt, dient ook in de Nederlandse tekst te worden geopteerd voor het gebruik van uitsluitend de term « attest ».

Artikel 25 22. De uitzondering op de verplichting van een borgtocht geldt overeenkomstig artikel 25, § 1, 2°, van het ontwerp voor diensten van financiële instellingen in de zin van bijlage II, categorie 6, van de wet van 15 juni 2006, maar niet voor gelijkaardige diensten in de zin van bijlage 1, categorie 12, van de wet van 13 augustus 2011, wat de opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied betreft.Naar het zeggen van de gemachtigde is het echter de bedoeling om de betrokken uitzondering uit te breiden tot de laatstgenoemde categorie diensten en om artikel 25, § 1, 2°, van het ontwerp daartoe aan te vullen.

Artikel 37 23. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, dient in artikel 37, eerste lid, 2°, van het ontwerp, ook te worden verwezen naar artikel 26, § 1, 2°, b), van de wet van 15 juni 2006.Er wordt immers, op defensie- en veiligheidsgebied, in de ontworpen bepaling ook al verwezen naar de gelijkaardige bepaling van artikel 25, 4°, b), van de wet van 13 augustus 2011.

De gemachtigde verduidelijkte eveneens dat in hetzelfde artikel 37, eerste lid, 2°, van het ontwerp de verwijzing naar artikel 53, § 2, 4°, van de wet van 15 juni 2006 moet worden beperkt tot een verwijzing naar artikel 53, § 2, 4°, a) en b), van die wet. Er wordt immers nu al uitsluitend verwezen naar artikel 26, § 1, 3°, b) en c), van de wet van 15 juni 2006, en naar artikel 25, 3°, a), van de wet van 13 augustus 2011, zodat logischerwijze ook in een beperking van de verwijzing tot artikel 53, § 2, 4°, a) en b), van de wet van 15 juni 2006 moet worden voorzien.

Artikel 39 24. Naar analogie van de Franse tekst dient in de Nederlandse tekst van artikel 39, tweede lid, van het ontwerp te worden melding gemaakt van « alle noodzakelijke inlichtingen » in plaats van « alle inlichtingen ». Artikel 42 25. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, dient de verwijzing naar de artikelen 131 en 132 van het ontwerp, aan het einde van artikel 42, § 2, tweede lid, te worden geschrapt, aangezien die verwijzing niet strookt met het bepaalde in artikel 12, § 5, in fine, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden », opgenomen als bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996, hierna de « Algemene aannemingsvoorwaarden » genoemd, waarin immers wordt gerefereerd aan artikel 63 van diezelfde aannemingsvoorwaarden.Deze laatste bepaling wordt weliswaar ten dele hernomen in artikel 134 van het ontwerp, maar een verwijzing naar artikel 134 zou volgens de gemachtigde niet adequaat zijn aangezien daarin geen gewag meer wordt gemaakt van de verplichte vervanging op kosten van de leverancier van producten met gebreken die geen gebruik toelaten overeenkomstig de opdrachtvoorwaarden en in artikel 42, § 2, van het ontwerp precies het geval wordt beoogd van de vervanging van de gebrekkige producten. 26. Ter wille van de eenvormigheid met de Franse tekst schrijve men aan het einde van de Nederlandse tekst van de inleidende zin van artikel 42, § 3, eerste lid, van het ontwerp « ..., ingaande de dag van de ontvangst van het verzoek om tot de keuring over te gaan : ».

Dezelfde opmerking geldt ten aanzien van de inleidende zin van artikel 130, § 3, eerste lid, van het ontwerp.

Artikel 44 27. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, moet aan het einde van artikel 44, § 3, van het ontwerp worden verwezen naar onder meer artikel 154 en niet artikel 156 van het ontwerp.Men schrijve derhalve « ... bepaald in de artikelen 45 tot 49, 85 tot 88, 123, 124, 154 en 155. » Artikel 49 28.In verband met het bepaalde in artikel 49, 1°, van het ontwerp wordt in het verslag aan de Koning vermeld dat de toepassing van de betrokken straf elke bijkomende schadevergoeding uitsluit. Dat blijkt evenwel niet uit de ontworpen bepaling en zou daarin derhalve beter worden geëxpliciteerd.

Artikel 52 29. In artikel 52, eerste lid, van het ontwerp wordt enkel van de mogelijkheid tot het indienen van een « verzoek » melding gemaakt en niet van de mogelijkheid om ook een « klacht » in te dienen, zoals in het tweede lid van het artikel het geval is.In het eerste lid van artikel 52 lijkt derhalve eveneens van zowel een « verzoek » als een « klacht » melding te moeten worden gemaakt. 30. In de Nederlandse tekst van artikel 52, tweede lid, van het ontwerp moeten de woorden « feiten en omstandigheden » worden vervangen door de woorden « feiten of omstandigheden ».In de Franse tekst wordt nu reeds melding gemaakt van « faits ou circonstances ». 31. Artikel 52, vierde lid, van het ontwerp moet in de Nederlandse tekst aanvangen als volgt : « Bedoelde klachten en verzoeken zijn in elk geval niet ontvankelijk wanneer de ingeroepen feiten of omstandigheden, ... ».

Artikel 57 32. In artikel 57 van het ontwerp wordt bepaald dat de artikelen 54 en 56 « geen afbreuk [doen] aan de toepassing van de andere bepalingen van dit besluit ».Deze redactie lijkt erop te wijzen dat toepassing dient te worden gemaakt van zowel de artikelen 54 en 56 van het ontwerp, als van de andere bepalingen van het ontworpen besluit. In het verslag aan de Koning wordt evenwel vermeld dat « de artikelen 54 en 56 slechts van toepassing zijn voor zover de ingeroepen feiten niet onder andere bepalingen van dit besluit vallen ». Indien dat laatste effectief de bedoeling is, verdient het aanbeveling om die bedoeling met zoveel woorden B en dus duidelijker B in de tekst van artikel 57 tot uitdrukking te brengen. In het andere geval dient de commentaar in het verslag aan de Koning beter te worden afgestemd op de tekst van artikel 57.

Afhankelijk van de bedoeling van de stellers van het ontwerp moet gebeurlijk ook de redactie van artikel 60, vierde lid, worden aangepast.

Artikel 61 33. Uit het bepaalde in artikel 61, § 2, van het ontwerp, moet worden afgeleid dat, in geval van een overheidsopdracht die is gesloten met meerdere natuurlijke personen waarvan er één of meer overlijden, de rechthebbenden van de overleden persoon of personen niet over de mogelijkheid beschikken om aan de aanbestedende overheid hun voornemen kenbaar te maken dat zij de opdracht wensen voort te zetten.Over deze laatste mogelijkheid beschikken de rechthebbenden van de overledene wel met toepassing van artikel 61, § 1, waarin het geval wordt beoogd waarin de overledene de enige is waarmee de opdracht is gesloten.

Vraag is of met dit onderscheid tussen de paragrafen 1 en 2 van artikel 61, wat de mogelijkheid voor de rechthebbenden betreft om een voornemen tot voortzetting van de opdracht te formuleren, rekening is gehouden in artikel 61, § 3, waarin wordt bepaald dat « in de gevallen bedoeld in paragrafen 1 en 2, [...] de rechtsopvolgers binnen dertig dagen na het overlijden, aan de aanbestedende overheid schriftelijk kennis [geven] van hun voornemen ». Zoals artikel 61, § 2, van het ontwerp is geformuleerd, wordt er immers geen melding in gemaakt van de mogelijkheid voor de rechthebbenden om hun voornemen tot voortzetting van de opdracht aan de aanbestedende overheid mee te delen. De regeling die is opgenomen in artikel 61, § 3, lijkt derhalve beter te moeten worden afgestemd op die van de daaraan voorafgaande paragrafen.

Daarbij dient er mee rekening te worden gehouden dat, indien een onderscheid wordt gemaakt tussen twee categorieën rechthebbenden al naargelang deze al dan niet hun voornemen dat zij opdracht wensen voort te zetten aan de aanbestedende overheid kenbaar kunnen maken, dat onderscheid zal moeten kunnen worden verantwoord in het licht van de beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, bedoeld in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Artikel 65 34. Zoals de gemachtigde heeft bevestigd, dient de verwijzing naar artikel 133 van het ontwerp, in artikel 65, § 3, eerste lid, te worden geschrapt, aangezien die verwijzing niet strookt met het bepaalde in artikel 19, § 3, eerste lid, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden » (22). Artikel 67 35. In artikel 67, § 1, eerste lid, 3°, van het ontwerp moet B meer correct B melding worden gemaakt van « diensten van luchtvervoer van passagiers van categorie 3 van bijlage II, A, van de wet of van categorie 6 van bijlage 1 van de wet defensie en veiligheid ». Artikel 69 36. Zoals in artikel 15, § 4, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden » wordt verwezen naar paragraaf 3 van datzelfde artikel, dient in artikel 69, § 1, eerste lid, van het ontwerp, naar het zeggen van de gemachtigde, ook te worden melding gemaakt van artikel 68 van het ontwerp. Artikel 76 37. Naar het zeggen van de gemachtigde dient artikel 76, § 2, eerste lid, 3°, van het ontwerp, naar analogie van artikel 76, § 2, eerste lid, 1°, aan te vangen als volgt : « voor de werken waarvan de aannemingssom overeenstemt met of lager ligt dan klasse 5 van dezelfde reglementering doch waarvoor... ».

Artikel 81 38. Rekening houdend met het bepaalde in artikel 81, eerste lid, van het ontwerp en zoals door de gemachtigde is bevestigd, dient de eerste zin van artikel 81, vierde lid, te worden aangevuld met de zinsnede « of minder bedraagt dan de helft ervan ». Artikel 87 39. Zoals in artikel 48, § 3, 4°, tweede lid, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden » wordt verwezen naar artikel 41 van die aannemingsvoorwaarden, dient volgens de gemachtigde in artikel 87, § 3, tweede lid, van het ontwerp te worden gerefereerd aan artikel 84, § 2, van het ontwerp, en niet aan artikel 87, § 2. Artikel 88 40. In de Nederlandse tekst van artikel 88, eerste lid, van het ontwerp moet worden geschreven « ..., of nog, aan de aannemer of aan één van zijn onderaannemers ter beschikking werd gesteld, niet zijn betaald, dan... ».

Artikel 94 41. In tegenstelling tot wat wordt vermeld in het verslag aan de Koning stemt artikel 94 van het ontwerp niet geheel overeen met artikel 13, § 4, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden ».Zo wordt het laatste lid van die bepaling niet overgenomen. Vraag is of die weglating effectief is beoogd. Indien dat niet het geval is moet artikel 94 worden aangevuld met een gelijkaardige bepaling. In het andere geval verdient het aanbeveling de in het verslag aan de Koning weergegeven commentaar aan te passen.

Artikel 95 42. Naar analogie van de Franse tekst vervange men in de Nederlandse tekst van artikel 95, § 1, tweede lid, 4°, van het ontwerp het woord « prijzen » door « eenheidsprijzen ».43. In artikel 95, § 3, tweede lid, 2°, van het ontwerp wordt verwezen naar « artikel 30ter, § 4, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals hersteld bij artikel 62 van de Programmawet van 29 maart 2012 » en naar « artikel 400, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vervangen bij dezelfde Programmawet ». Door het vermelden van de betrokken programmawet of bepalingen ervan die de voornoemde artikelen 30ter, § 4, en 400, 1°, respectievelijk hebben « hersteld » of « vervangen », worden toekomstige wijzigingen van die wetsbepalingen voor de toepassing van artikel 95, § 3, tweede lid, 2°, van het ontwerp buiten beschouwing gelaten. Naar het zeggen van de gemachtigde is dat evenwel niet de bedoeling. Men schrappe derhalve de woorden « zoals hersteld bij artikel 62 van de Programmawet van 29 maart 2012 » en « vervangen bij dezelfde Programmawet » in artikel 95, § 3, tweede lid, 2°, van het ontwerp. 44. Aan het einde van de Nederlandse tekst van artikel 95, § 3, derde lid, 2°, van het ontwerp moet het woord « werken » worden toegevoegd. Artikel 98 45. In de inleidende zin van artikel 98, 1°, en in artikel 98, 2°, moet de verwijzing naar « artikel 119 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid » telkens worden vervangen door een verwijzing naar « artikel 120 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid ». Dezelfde opmerking geldt ook voor artikel 101 van het ontwerp. 46. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, dient in artikel 98, 1°, a), van het ontwerp ook van vergoedingen voor opstal melding te worden gemaakt. Ook diverse onderdelen van artikel 103 van het ontwerp dienen dan in die zin te worden aangevuld.

Artikel 99 47. In artikel 99, 2°, van het ontwerp moeten de verwijzingen naar « artikel 125 » en « artikel 124 » van het koninklijk besluit defensie en veiligheid worden vervangen door een verwijzing naar respectievelijk « artikel 126 » en « artikel 125 » van dat koninklijk besluit. Artikel 103 48. Anders dan wat in het verslag aan de Koning wordt aangegeven, is de betalingstermijn van zestig dagen, vermeld in artikel 103, § 1, derde lid, tweede streepje, van het ontwerp niet de courante termijn die toepasselijk is op de opdrachten voor werken.Zeker voor opdrachten voor werken gesloten vanaf 16 maart 2013 worden andere betalingstermijnen vastgesteld (23). Om die reden dient, zoals door de gemachtigde is bevestigd, in artikel 103, § 1, derde lid, tweede streepje, de vermelding van de termijn van « zestig dagen » te worden vervangen door de vermelding van een termijn van « dertig dagen ».

Artikel 105 49. In artikel 105, § 1, van het ontwerp wordt bepaald dat, in geval het gaat om terreinen van het openbaar domein, deze dienen te worden gedesaffecteerd.In het verslag aan de Koning wordt verduidelijkt dat de gronden die deel uitmaken van het openbaar domein « niet meer noodzakelijk vooraf het voorwerp uitmaken van een beslissing tot desaffectatie zodat de gronden niet langer tot het openbaar domein behoren en ze met zakelijke rechten kunnen worden bezwaard ».

De commentaar in het verslag aan de Koning en de tekst van artikel 105, § 1, van het ontwerp, lijken op het vlak van het bestaan van de noodzaak van een beslissing tot desaffectatie, niet met elkaar in overeenstemming te zijn.

Hierover ondervraagd verklaarde de gemachtigde dat elke aanbestedende overheid geval per geval zou moeten kunnen beslissen over de noodzaak om de gronden te desaffecteren en dat de tekst van het dispositief van voormeld artikel 105, § 1, « bijgevolg dient te worden aangepast ».

Artikel 114 50. In artikel 114, § 4, van het ontwerp, wordt bepaald dat het eigendomsrecht door de aanbestedende overheid wordt verworven op de datum waarop voortijdig een einde wordt gemaakt aan de concessie.In de commentaar die in het verslag aan de Koning bij artikel 114, § 4, wordt gegeven, worden diverse mogelijke data voor de eigendomsoverdracht vermeld, afhankelijk van het gegeven of het de aanbestedende overheid of de concessiehouder is die beslist tot voortijdige beëindiging. Vraag is derhalve of dat onderscheid en de verschillende data van eigendomsoverdracht niet duidelijker in de tekst van artikel 114, § 4, van het ontwerp tot uiting moeten worden gebracht en of in dat verband geen inspiratie kan worden gevonden in de redactie van artikel 40, § 5, tweede lid, van het koninklijk besluit van 26 september 1996.

Artikel 124 51. Door de gemachtigde is bevestigd dat in artikel 124, § 1, eerste lid, van het ontwerp, inzake ambtshalve maatregelen voor leveringen, ter wille van de coherentie van de ontworpen regeling, ook melding moet worden gemaakt van « de kortingen wegens minderwaarde bedoeld in artikel 71 », waarmee overeenkomstig artikel 155, § 1, eerste lid, van het ontwerp evenmin rekening wordt gehouden, wat de ambtshalve maatregelen bij overheidsopdrachten voor diensten betreft. Artikel 128 52. In artikel 128 van het ontwerp stemmen de Nederlandse en de Franse tekst niet overeen.Meer bepaald stemt de zinsnede « niet in staat zijn om te worden opgeleverd of dat de leverancier merkelijk kleinere hoeveelheden aanbiedt dan in zijn aanvraag was vermeld », in de Nederlandse tekst, niet overeen met de zinsnede « lorsque le pouvoir adjudicateur constate que le fournisseur présente des quantités nettement inférieures à celles annoncées dans sa demande », in de Franse tekst.

Naar het zeggen van de gemachtigde zou de Franse tekst moeten worden afgestemd op de Nederlandse tekst, in welk verband hij verwijst naar het bepaalde in artikel 59, § 3, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden ».

Artikel 129 53. De in artikel 120, tweede lid, van het ontwerp bedoelde termijn waarnaar wordt verwezen in artikel 129, § 1, eerste lid, bedraagt dertig en niet vijftien dagen.In de laatstgenoemde bepaling vervange men derhalve de woorden « de bij artikel 120, tweede lid, bepaalde termijn van vijftien dagen » door de woorden « de bij artikel 120, tweede lid, bepaalde termijn van dertig dagen ».

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 131, § 1, tweede lid, van het ontwerp.

Artikel 132 54. Zoals door de gemachtigde is bevestigd, dient aan het einde van artikel 132 van het ontwerp te worden verwezen naar artikel 127, en niet naar artikel 126 van het ontwerp.De gemachtigde refereert in dat verband aan de verwijzing naar artikel 15, § 2, van de « Algemene aannemingsvoorwaarden » in artikel 50 van diezelfde aannemingsvoorwaarden.

Artikel 142 55. In artikel 142, eerste lid, van het ontwerp, wordt vermeld dat als definitieve oplevering van de opdracht het proces-verbaal geldt tot vaststelling van de teruggave van de levering aan de leverancier. Vraag is of hierbij voldoende rekening is gehouden met het gegeven dat een leasingovereenkomst niet noodzakelijk gepaard hoeft te gaan met een teruggave van de geleverde producten (24), maar dat er integendeel aan het einde van de overeenkomst een eigendomsoverdracht kan plaatsvinden.

Artikel 147 56. In de Nederlandse tekst van artikel 147, § 2, eerste lid, van het ontwerp moet het woord « leveringstermijn » worden vervangen door het woord « uitvoeringstermijn », dat ook in het tweede lid van de betrokken paragraaf wordt gebruikt en dat bovendien in overeenstemming is met de terminologie die voorkomt in de Franse tekst. Artikel 154 57. In artikel 154, eerste lid, van het ontwerp wordt onder meer bepaald dat, in voorkomend geval, de opdrachtdocumenten de berekeningsbasis van de betrokken boetes vermelden. Ondervraagd over de bedoeling welke aan deze bepaling ten grondslag ligt en over de draagwijdte ervan, verduidelijkt de gemachtigde : « Deze zin is toegevoegd ten opzichte van artikel 75, § 1, van de huidige AAV op verzoek van de leden van de Commissie voor de overheidsopdrachten. Een aantal leden waren namelijk van mening dat het feit dat vertragingsboetes berekend worden op basis van de waarde van de diensten waarvan de uitvoering met dezelfde vertraging gebeurde, problemen kan opleveren. Het is immers mogelijk dat een klein deel van de diensten aanleiding geeft tot vertraging maar het geheel van deze diensten onbruikbaar is ingevolge de niet-tijdige uitvoering van dat deel. In dat geval moet de vertragingsboete betrekking hebben op het geheel van de diensten, ook al wordt slechts een klein gedeelte met vertraging uitgevoerd. Bijgevolg werd beslist te bepalen dat de opdrachtdocumenten de berekeningsbasis van de boetes vermelden.

In het verslag aan de Koning zou hiertoe een bijkomende commentaar kunnen worden opgenomen. » De naar aanleiding van deze verduidelijking gedane suggestie tot aanvulling van het verslag aan de Koning kan worden bijgevallen. 58. Naar het zeggen van de gemachtigde moeten in artikel 154 van het ontwerp ook de bepalingen worden ingeschreven die zijn opgenomen in artikel 75, § 1, 4° (met betrekking tot een opdracht die uit verschillende delen of fasen bestaat, ieder met een eigen uitvoeringstermijn en een eigen bedrag), en 5° (in geval van door het bestek bepaalde gedeeltelijke uitvoeringstermijnen die al dan niet als bindend zijn aangewezen), van de « Algemene aannemingsvoorwaarden ». Artikel 156 59. Wat de termijnregeling inzake de oplevering van de opdracht, vervat in artikel 156, eerste tot derde lid, van het ontwerp, betreft, rijst de vraag of deze coherent is met de regeling die inzake de verificatietermijn is opgenomen in artikel 160, eerste lid. De gemachtigde verstrekte in dat verband het volgende antwoord : « Er blijkt tussen de bedoelde bepalingen inderdaad een incoherentie wat betreft de termijnen : in artikel 156, eerste tot derde lid, wordt een termijn van 15 [dagen] vermeld, terwijl in artikel 160, eerste lid, een termijn van 30 dagen wordt vermeld. Overeenkomstig de richtlijn zou het telkens moeten gaan om een termijn van 30 dagen. » Uit het door de gemachtigde verstrekte antwoord volgt dat een aanpassing van het eerste en tweede lid van artikel 156 van het ontwerp noodzakelijk is. Het derde lid dat, in tegenstelling tot wat de gemachtigde vermeldt, thans reeds in een termijn van dertig dagen voorziet voor een bijzondere hypothese, wordt daardoor wellicht zonder voorwerp.

Artikel 159 60. Naar analogie van de Franse tekst, vervange men in de Nederlandse tekst van artikel 159, eerste lid, 2°, het woord « aannemer » door « opdrachtnemer ». De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter, voorzitter, P. Lemmens, kamervoorzitter, B. Thys, staatsraad, J. Velaers, assessor van de afdeling Wetgeving, Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de Heer P. T'Kindt, auditeur.

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter.

M. Van Damme. _______ Nota's (1) Zie artikel 5, § 1, van het ontwerp.(2) Betreffende de mededinging in het raam van de Europese Unie van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten in de sectoren water, energie, vervoer en postdiensten.(3) Zijnde bepaalde opdrachten « afgesloten door aanbestedende entiteiten » op defensie- en veiligheidsgebied.(4) Zie artikel 5, § 3, van het ontwerp.(5) Zie artikel 5, § 4, van het ontwerp.(6) Zie de artikelen 6 en 7 van het ontwerp.(7) Zie de artikelen 6, § 3, en 8, § 1, van het ontwerp.(8) Wat dat betreft, mag worden verwezen naar de toelichting die in de desbetreffende verslagen aan de Koning wordt gegeven bij de artikelen 13, 17 tot 20, 85, 115, 118 tot 124, 147 en 148 van het koninklijk besluit van 15 juli 2011 'plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren', bij de artikelen 14, en 18 tot 21 van het koninklijk besluit van 23 januari 2012 'plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied', en bij de artikelen 13, 17 tot 20, 84 en 113 tot 119 van het koninklijk besluit van 16 juli 2012 'plaatsing overheidsopdrachten speciale sectoren'. (9) Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 'betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.' (10) Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 'betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.' (11) Zie bijvoorbeeld artikel 95 van het ontwerp en de in het verslag aan de Koning weergegeven redenen waarom wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 15, § 1, van de als bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 opgenomen « Algemene aannemingsvoorwaarden ».(12) Zie bijvoorbeeld de bepalingen van afdeling 3 van hoofdstuk 5, van het ontwerp.Voorbeelden van meer specifieke innovaties worden geboden door de artikelen 32, 38 en 51 van het ontwerp. (13) Dergelijke afwijking kan bijvoorbeeld besloten liggen in artikel 98 van het ontwerp dat de aanbestedende overheid een aantal verplichtingen oplegt op het vlak van huurherstellingen en gewoon onderhoud (artikel 98, 1°, c)) en verbouwingswerken (artikel 98, 1°, d)).(14) Zie artikel 105, § 1, van het ontwerp, waarin uitdrukkelijk melding wordt gemaakt van de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824.(15) Zie de artikelen 105, § § 2 en 3, en 114, § 4, van het ontwerp.(16) Artikel 19/1, § 1, eerste lid, van de voornoemde wet van 5 mei 1997.Artikel 19/1, § 2, van dezelfde wet belast de Koning ermee om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, dat voorafgaand onderzoek te regelen. Tot op heden is nog geen besluit met een dergelijke strekking bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (17) Artikel 19/1, § 1, tweede lid, van de voornoemde wet van 5 mei 1997.(18) Artikel 19/2, eerste lid, van de voornoemde wet van 5 mei 1997. Bij het tweede lid van die bepaling wordt de Koning ermee belast de effectbeoordeling te regelen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Tot op heden is geen besluit met een dergelijk onderwerp bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. (19) Te denken valt bijvoorbeeld aan de auteursrechtelijke bescherming van een tekst, een gegevensbank of een computerprogramma.(20) In de artikelen 21 en 23, derde lid, van het ontwerp, wordt melding gemaakt van zowel « creaties » (créations) als « uitvindingen » (inventions).(21) De aanduiding van « § 2 » ontbreekt in de Nederlandse tekst van artikel 18 van het ontwerp.(22) Zie ook de nadere redengeving onder nr.25 in dit advies. (23) Zie ook artikel 95, § 3, 1°, van het ontwerp.(24) Zie in dat verband de omschrijving van « financieringshuur » of « leasing » in artikel 1 van het koninklijk besluit nr.55 van 10 november 1967 'tot regeling van het juridisch statuut der ondernemingen gespecialiseerd in financieringshuur.' In artikel 1, 1°, e), van dat genummerd koninklijk besluit wordt bepaald dat het contract ten behoeve van de huurder in de mogelijkheid dient te voorzien op het einde van de huur de eigendom van het gehuurde materieel te verwerven, tegen betaling van een prijs die in het contract wordt bepaald, een prijs welke dient overeen te stemmen met de vermoedelijke residuele waarde.

14 JANUARI 2013. - Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108, Gelet op de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006, de artikelen 7, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2011, 10, 28, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 2011, 39 en 55, eerste lid, vervangen bij de wet van 5 augustus 2011;

Gelet op de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, de artikelen 8, tweede lid, 11, 28 en 35;

Gelet op het advies van de Commissie voor de overheidsopdrachten, gegeven op 4 juli 2011,16 april 2012 en 1 oktober 2012;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 december 2011 en op 4 juni 2012;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 7 juni 2012;

Gelet op het advies 51.586/1/V, van de Raad van State, gegeven op 2 augustus 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Omzetting

Artikel 1.Dit ontwerp voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties alsook van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.

Definities

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : de wet overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten van 15 juni 2006;2° wet defensie en veiligheid : de wet van 13 augustus 2011 inzake overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied;3° koninklijk besluit klassieke sectoren : het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten klassieke sectoren van 15 juli 2011;4° koninklijk besluit speciale sectoren : het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten speciale sectoren van 16 juli 2012;5° koninklijk besluit defensie en veiligheid : het koninklijk besluit plaatsing overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten op defensie- en veiligheidsgebied van 23 januari 2012;6° opdracht : elke overheidsopdracht, elke concessie voor openbare werken en elke raamovereenkomst omschreven in artikel 3, 1° tot 4°, 11°, 12° en 15°, van de wet alsook in artikel 3, 1° tot 4°, 11° en 12°, van de wet defensie en veiligheid;7° leidend ambtenaar : de ambtenaar of ieder persoon belast met de leiding van en de controle op de uitvoering van de opdracht;8° borgtocht : financiële garantie gegeven door de opdrachtnemer voor zijn verplichtingen tot de volledige en goede uitvoering van de opdracht;9° overdracht van opdracht : overeenkomst waarbij een aannemer, leverancier of dienstverlener-overnemer in de plaats wordt gesteld van de opdrachtnemer-overdrager, of waarbij een aanbestedende overheid-overnemer in de plaats wordt gesteld van de aanbestedende overheid-overdrager;10° producten : grondstoffen, materialen, componenten of andere elementen bestemd voor de uitvoering van de opdracht;11° keuring : nazicht door de aanbestedende overheid of de te verwerken producten, de uitgevoerde werken, de uit te voeren of uitgevoerde leveringen, of de verleende diensten aan de in de opdracht gestelde voorwaarden beantwoorden;12° straf : financiële sanctie ten aanzien van de opdrachtnemer wegens een inbreuk op een wettelijke of reglementaire bepaling of een voorschrift van de opdrachtdocumenten;13° vertragingsboete : forfaitaire vergoeding verschuldigd door de opdrachtnemer wegens een vertraging in de uitvoering van de opdracht;14° ambtshalve maatregel : sanctie toepasbaar op de opdrachtnemer in geval van een ernstige tekortkoming bij de uitvoering van de opdracht;15° oplevering : vaststelling door de aanbestedende overheid dat de door de opdrachtnemer geheel of gedeeltelijk uitgevoerde werken, leveringen of diensten overeenstemmen met de regels van goed vakmanschap evenals met de bepalingen en de voorwaarden van de opdracht;16° herziening van de opdracht : aanpassing van de voorwaarden van de opdracht aan bepaalde feiten of omstandigheden die zich in de loop van de uitvoering ervan hebben voorgedaan;17° prijsherziening : aanpassing van de prijzen van de opdracht op basis van bepaalde economische of sociale factoren als bedoeld in artikel 6, § 1, van de wet en in artikel 7, § 1, van de wet defensie en veiligheid of op basis van een bepaling van dit besluit;18° verrekening : document opgesteld door de aanbestedende overheid tot aanpassing van de samenvattende opmeting of de inventaris met de becijferde vaststelling : a) van de werkelijke hoeveelheden in geval van een opdracht of een post tegen prijslijst;b) van de nieuwe of gewijzigde hoeveelheden en de overeengekomen of herziene prijzen die voortvloeien uit eender welke toevoegingen, weglatingen of wijzigingen met betrekking tot de opdracht;19° betaling in mindering : betaling van een deel van de opdracht na verstrekte en aanvaarde prestaties;20° voorschot : betaling van een deel van de opdracht voorafgaand aan verstrekte en aanvaarde prestaties;21° bijakte : overeenkomst tussen de door de opdracht gebonden partijen, waarin de op de opdracht toepasselijke documenten worden aangepast tijdens de uitvoering ervan;22° samenvattende opmeting : opdrachtdocument waarin de prestaties van een opdracht voor werken over verschillende posten worden gefractioneerd en waarbij voor iedere post de hoeveelheid of de prijsvaststelling wordt vermeld;23° inventaris : opdrachtdocument waarin de prestaties van een opdracht voor leveringen of diensten over verschillende posten worden gefractioneerd en waarbij voor iedere post de hoeveelheid of de prijsvaststelling wordt vermeld. Belasting over de toegevoegde waarde

Art. 3.Elk bedrag, waarde of kost vermeld in dit besluit is een bedrag, waarde of kost zonder belasting over de toegevoegde waarde.

Vaststelling van de termijnen

Art. 4.Overeenkomstig artikel 72bis van de wet en artikel 44 van de wet defensie en veiligheid zijn de in dit besluit vermelde termijnen in dagen te begrijpen als termijnen in kalenderdagen, behoudens wanneer een termijn uitdrukkelijk in werkdagen is bepaald.

Toepassingsgebied

Art. 5.§ 1. Dit besluit regelt de uitvoering van de opdrachten die onder het toepassingsgebied van titels II en III van de wet en van titel 2 van de wet defensie en veiligheid vallen. § 2. Dit besluit is in zijn geheel toepasselijk op de opdrachten waarvan het geraamde bedrag groter is dan 30.000 euro. § 3. Voor de opdrachten waarvan het geraamde bedrag ligt tussen 8.500 en 30.000 euro en, voor de opdrachten die onder het toepassingsgebied van titel III van de wet vallen, tussen 17.000 euro en 30.000 euro, zijn enkel de artikelen 1 tot 9, 13, 17, 18, 37, 38, 44 tot 63, 67 tot 73, 78, § 1, 84, 95, 127 en 160 toepasselijk. § 4. Onverminderd artikel 6, § 3, is dit besluit niet toepasselijk op de opdrachten waarvan het geraamde bedrag kleiner is dan 8.500 euro.

Dit bedrag is 17.000 euro voor de opdrachten die onder het toepassingsgebied van titel III van de wet vallen.

Art. 6.§ 1. Met uitzondering van artikel 9, § § 2 en 3, is dit besluit, ongeacht het geraamde opdrachtbedrag, niet toepasselijk op : 1° opdrachten voor leveringen geplaatst bij onderhandelingsprocedure zonder bekendmaking overeenkomstig de artikelen 26, § 1, 3°, d) en e) en 53, § 2, 4°, c), d), en e) van de wet en artikel 25, 3°, b) en c), van de wet defensie;2° opdrachten voor diensten van financiële instellingen van categorie 6 van bijlage II, A, van de wet en van categorie 12 van bijlage 1 van de wet defensie;3° opdrachten voor juridische diensten als bedoeld in artikel 33, § 2, van de wet;4° opdrachten inzake gezondheids- en sociale diensten van categorie 25 van bijlage II, B, van de wet en van categorie 25 van bijlage 2 van de wet defensie;5° samengevoegde opdrachten van aanbestedende overheden van meerdere landen;6° opdrachten die betrekking hebben op de oprichting en de werking van een gemengde vennootschap met het oog op de uitvoering van een opdracht;7° de promotieopdrachten voor werken, voor zover die bestaan uit de financiering, het ontwerp en de realisatie of renovatie van werken of bouwwerken, met het oog op hun terbeschikkingstelling voor een periode van minimum tien jaar, en de promotor betaald wordt bij middel van beschikbaarheidsvergoedingen. § 2. Ongeacht het geraamde opdrachtbedrag zijn : 1° op de promotieopdrachten de artikelen vermeld in artikel 96 niet toepasselijk;2° op de concessies voor openbare werken de artikelen vermeld in artikel 104 toepasselijk;3° op de opdrachten geplaatst door de overheidsbedrijven en die ressorteren onder het toepassingsgebied van titel III van de wet en van titel 2 van de wet defensie, de artikelen 9, § § 2 en 3, 69, 95, 127 en 160 van dit besluit niet toepasselijk. § 3. De bepalingen die krachtens dit besluit niet verplicht toepasselijk zijn, kunnen door de opdrachtdocumenten toepasselijk worden gemaakt op een bepaalde opdracht.

Art. 7.Dit hoofdstuk en de artikelen 61 tot 63 zijn toepasselijk op de raamovereenkomst.

Wat de opdrachten betreft die op basis van de raamovereenkomst worden gesloten, zijn alle bepalingen toepasselijk, onverminderd het bepaalde in de artikelen 5 en 6 en behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten. Voor de bedoelde opdrachten mag evenwel niet worden afgeweken van de bepalingen van artikel 9, § § 2 en 3, en artikel 69.

Art. 8.Wanneer, overeenkomstig artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 9, § 3, van het koninklijk besluit speciale sectoren of artikel 11, § 3, van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, door het in aanmerking nemen van een vrije variante een opdracht voor leveringen een opdracht voor diensten is geworden of omgekeerd, blijven de volgens de opdrachtdocumenten geldende uitvoeringsbepalingen in principe toepasselijk op de opdracht. Evenwel, in de mate dat de toepassing van één of meer van die bepalingen hierdoor onmogelijk zou worden, kan dit aanleiding geven tot wijzigingen die desgevallend in een bijakte worden opgenomen.

Afwijkingen en onbillijke bedingen

Art. 9.§ 1. Voor zover ze toepasselijk zijn, overeenkomstig de artikelen 5, 6, § § 1 en 2, en 7, mag niet worden afgeweken van de bepalingen van : 1° hoofdstuk 1;2° de artikelen 37, 38, 67 en 69. § 2. Volgende afwijkingen door de opdrachtdocumenten zijn verboden en elk andersluidend beding wordt voor niet-geschreven gehouden : 1° het verlengen van de betalingstermijnen bepaald in de artikelen 95, 127 en 160;2° het verlengen van de verificatietermijnen bepaald in de artikelen 95, 120, tweede lid, en 150, derde lid; Onverminderd de paragrafen 1 en 4, is het eerste lid, 1°, niet toepasselijk mits is voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° de opdrachtdocumenten voorzien uitdrukkelijk in een langere betalingstermijn en;2° deze afwijking is objectief gerechtvaardigd door de bijzondere aard of eigenschappen van de opdracht en;3° de betalingstermijn is in geen geval langer dan zestig dagen. Onverminderd de paragrafen 1 en 4, is het eerste lid, 2°, niet toepasselijk mits is voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° de opdrachtdocumenten voorzien uitdrukkelijk in een langere verificatietermijn en;2° de verlenging bevat jegens de opdrachtnemer geen kennelijke onbillijkheid als bedoeld in paragraaf 3. § 3. Een contractuele bepaling of een praktijk die jegens de opdrachtnemer een kennelijke onbillijkheid behelst, zal met betrekking tot de datum of termijn voor verificatie of betaling, de intrestvoet voor betalingsachterstand of de vergoeding van invorderingskosten voor niet-geschreven worden gehouden.

Bij de beoordeling van de vraag of een contractuele bepaling of een praktijk jegens de opdrachtnemer een kennelijke onbillijkheid behelst, worden alle omstandigheden in aanmerking genomen, inzonderheid : 1° elke aanmerkelijke afwijking van de goede handelspraktijken die in strijd is met de goede trouw en de eerlijke behandeling;2° de aard van de werken, leveringen of diensten;3° de vraag of de aanbestedende overheid objectieve redenen heeft om af te wijken van de wettelijke intrestvoet voor betalingsachterstand, van de in de artikelen 95, 120, tweede lid, en 150, derde lid, bedoelde verificatietermijn, van de in de artikelen 95, 127 en 160 bedoelde betalingstermijn of van de in artikel 69, § 2, bedoelde vergoeding voor de invorderingskosten. Voor de toepassing van deze paragraaf : 1° worden als kennelijk onbillijk beschouwd, contractuele bedingen en praktijken die de betaling van intrest voor betalingsachterstand uitsluiten;2° worden als vermoedelijk kennelijk onbillijk beschouwd, de contractuele bedingen en praktijken die een vergoeding van invorderingskosten uitsluiten. § 4. Er mag slechts worden afgeweken van de andere verplichte bepalingen dan die bedoeld in de paragrafen 2 en 3 van dit artikel, voor zover de bijzondere eisen van de betrokken opdracht dit noodzakelijk maken. De lijst van de bepalingen waarvan wordt afgeweken, wordt uitdrukkelijk vooraan in het bestek vermeld.

De afwijkingen op de artikelen 10, 12, 13, 18, 25 tot 30, 44 tot 63, 66, 68 tot 73, 78 tot 81, 84, 86, 96, 123 en 154 van dit besluit worden uitdrukkelijk gemotiveerd in het bestek. Indien de motivering in het bestek ontbreekt, wordt de afwijking in kwestie voor niet geschreven gehouden. Deze sanctionering geldt niet in geval van een door de partijen ondertekende overeenkomst. HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen opdrachten voor werken, leveringen en diensten Afdeling 1. - Algemeen kader

Gebruik elektronische middelen

Art. 10.Ongeacht of elektronische middelen worden gebruikt of niet, vindt de mededeling, uitwisseling en opslag van informatie op zodanige wijze plaats dat de integriteit en de vertrouwelijkheid van de gegevens wordt gewaarborgd.

Elk schriftelijk stuk dat met elektronische middelen werd opgesteld en dat in de ontvangen versie een macro, computervirus of andere schadelijke instructie vertoont, kan in een veiligheidsarchief worden opgenomen. Voor zover technisch noodzakelijk, kan dit stuk als niet ontvangen worden beschouwd en wordt de afzender daarvan onmiddellijk op de hoogte gebracht.

De aanbestedende overheid kan het gebruik van elektronische middelen toestaan voor het uitwisselen van schriftelijke stukken. De opdrachtnemer kan dit gebruik eveneens toestaan.

Leidend ambtenaar

Art. 11.De leidend ambtenaar wordt door de aanbestedende overheid aangeduid bij de sluiting van de opdracht, tenzij deze informatie reeds in de opdrachtdocumenten is vermeld.

Indien de leiding van en de controle op de uitvoering worden toevertrouwd aan een ambtenaar van de aanbestedende overheid, wordt elke eventuele beperking van zijn bevoegdheden aan de opdrachtnemer betekend, tenzij dit in de opdrachtdocumenten is gebeurd.

Indien de leiding van en de controle op de uitvoering worden toevertrouwd aan een persoon buiten de aanbestedende overheid, wordt de draagwijdte van zijn eventueel mandaat betekend aan de opdrachtnemer, tenzij dit in de opdrachtdocumenten is gebeurd.

Onderaannemers

Art. 12.De opdrachtnemer blijft aansprakelijk ten opzichte van de aanbestedende overheid wanneer hij de uitvoering van zijn verbintenissen geheel of gedeeltelijk aan derden toevertrouwt. De aanbestedende overheid heeft geen enkele contractuele band met die derden.

De aanbestedende overheid kan evenwel eisen dat de onderaannemers van de opdrachtnemer, in verhouding tot het deel van de opdracht dat zij zullen uitvoeren : 1° voldoen aan de minimumeisen inzake financiële en economische draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid die door de opdrachtdocumenten zijn opgelegd;2° in voorkomend geval voldoen aan de bepalingen van de wetgeving houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. In elk geval blijft alleen de opdrachtnemer aansprakelijk ten aanzien van de aanbestedende overheid.

In volgende gevallen doet de opdrachtnemer verplicht een beroep op bepaalde onderaannemers en is het inzetten van andere onderaannemers onderworpen aan de toestemming van de aanbestedende overheid : 1° wanneer de opdrachtnemer voor zijn kwalitatieve selectie gebruik heeft gemaakt van de draagkracht van bepaalde onderaannemers overeenkomstig artikel 74 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 72 van het koninklijk besluit speciale sectoren of artikel 79 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang;2° wanneer de opdrachtnemer bepaalde onderaannemers in zijn offerte heeft voorgedragen overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 12 van het koninklijk besluit speciale sectoren of artikel 140 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang;3° wanneer de aanbestedende overheid het inzetten van bepaalde onderaannemers oplegt aan de opdrachtnemer.Onverminderd de eerste zin van het eerste lid, staat de aanbestedende overheid in dat geval in voor de financiële en economische draagkracht en de technische en beroepsbekwaamheid van die onderaannemers.

Art. 13.Het is de opdrachtnemer verboden het geheel of een gedeelte van de opdracht toe te vertrouwen : 1° aan een aannemer, leverancier of dienstverlener die zich in een van de gevallen bevindt bedoeld in artikel 61 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 66 van het koninklijk besluit speciale sectoren of van artikel 63 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, alsook in artikel 62 van dit besluit;2° aan een aannemer die werd uitgesloten bij toepassing van de bepalingen van de wetgeving houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken;3° aan een aannemer, leverancier of dienstverlener die werd uitgesloten met toepassing van de artikelen 48 en 145, § 2, laatste lid. Het is de opdrachtnemer bovendien verboden deze personen te laten deelnemen aan de leiding van of aan het toezicht op het geheel of een deel van de opdracht.

Elke inbreuk van dit verbod kan aanleiding geven tot de toepassing van een ambtshalve maatregel.

Art. 14.§ 1. Wanneer de opdracht een prijsherzieningsclausule bevat, bevat het onderaannemingscontract eveneens een herzieningsformule of wordt het onderaannemingscontract daartoe aangepast indien : 1° het bedrag van het onderaannemingscontract groter is dan 30.000 euro, of; 2° de tijdspanne tussen de datum waarop het onderaannemingscontract wordt gesloten en de aanvangsdatum van de uitvoering van het in onderaanneming gegeven gedeelte van de opdracht, meer dan negentig dagen bedraagt. § 2. De herzieningsformule van het onderaannemingscontract is gebaseerd op de referentiewaarden die gelden bij het sluiten van dat contract.

De aanbestedende overheid draagt geen enkele verantwoordelijkheid voor de samenstelling van de herzieningsformule die in het onderaannemingscontract is vermeld. § 3. Zonder dat hieruit enig recht voor de onderaannemers ten aanzien van de aanbestedende overheid kan ontstaan, kan deze laatste van de opdrachtnemer de overlegging vorderen van verklaringen waarin zijn onderaannemers bevestigen dat een prijsherziening overeenkomstig deze bepalingen wordt toegepast. Bij ontstentenis van een verklaring kan de opdrachtnemer een relevant uittreksel overleggen van het onderaannemingscontract waaruit blijkt dat voldaan is aan de verplichtingen inzake prijsherziening van de in onderaanneming gegeven opdrachten.

Art. 15.De opdrachtnemer die een beroep doet op een onderaannemer deelt de op de opdracht toepasselijke betalingsvoorwaarden mee aan deze onderaannemer bij het sluiten van de overeenkomst met deze laatste. De onderaannemer heeft het recht om zich ten aanzien van de opdrachtnemer op die betalingsvoorwaarden te beroepen om van hem de betaling te vorderen van de sommen, verschuldigd voor de werken, leveringen en diensten ter uitvoering van de opdracht.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt de onderaannemer als opdrachtnemer en de opdrachtnemer als aanbestedende overheid beschouwd ten opzichte van de eigen onderaannemers van de eerstgenoemde.

Arbeidskrachten

Art. 16.De opdrachtnemer vervangt onmiddellijk al de personeelsleden die, volgens de aanbestedende overheid, de goede uitvoering van de opdracht belemmeren wegens hun onbekwaamheid, hun slechte wil of hun algemeen gekend wangedrag.

Afzonderlijke opdrachten

Art. 17.§ 1. Behoudens de eventuele toepassing van de wettelijke compensatieregels, staat de uitvoering van een bepaalde opdracht los van elke andere opdracht die met dezelfde opdrachtnemer werd gesloten.

De moeilijkheden met betrekking tot een opdracht staan de opdrachtnemer in geen geval toe de uitvoering van een andere opdracht te wijzigen of uit te stellen. De aanbestedende overheid kan zich eveneens niet op dergelijke moeilijkheden beroepen om voor een andere opdracht verschuldigde betalingen op te schorten. § 2. Indien de opdracht meerdere percelen bevat, wordt met het oog op de uitvoering elk perceel als een afzonderlijke opdracht beschouwd, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Vertrouwelijkheid

Art. 18.§ 1. De opdrachtnemer en de aanbestedende overheid die bij de uitvoering van de opdracht kennis hebben van informatie of documenten of gegevens van gelijk welke aard ontvangen die als vertrouwelijk worden aangemerkt en met name betrekking hebben op het voorwerp van de opdracht, de vereiste middelen voor de uitvoering ervan en op de werking van de diensten van de aanbestedende overheid, nemen de nodige maatregelen om te voorkomen dat deze informatie, documenten of gegevens aan derden worden medegedeeld die er geen kennis mogen van nemen. § 2. De opdrachtnemer die bij de uitvoering van de opdracht kennis heeft van een tekening of model, knowhow, methode of een uitvinding toebehorende aan de aanbestedende overheid of gezamenlijk aan de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer, onthoudt zich van elke mededeling betreffende de tekening of het model, de knowhow, de methode of de uitvinding aan derden, tenzij die elementen het voorwerp uitmaken van de opdracht.

De aanbestedende overheid die in het kader van de opdracht kennis heeft van een tekening of model, knowhow, methode of een uitvinding toebehorende aan de opdrachtnemer of gezamenlijk aan de aanbestedende overheid en de opdrachtnemer, onthoudt zich van elke mededeling betreffende de tekening of het model, de knowhow, de methode of de uitvinding aan derden, tenzij die elementen het voorwerp uitmaken van de opdracht. § 3. De opdrachtnemer neemt in zijn contracten met de onderaannemers de verplichtingen inzake vertrouwelijkheid over die hij dient na te komen voor de uitvoering van de opdracht. Afdeling 2. - Intellectuele rechten

Gebruik van de resultaten

Art. 19.§ 1. Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten verkrijgt de aanbestedende overheid niet de intellectuele eigendomsrechten die ontstaan, ontwikkeld of gebruikt worden bij de uitvoering van de opdracht.

Onverminderd het eerste lid en behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, wanneer het voorwerp van de opdracht de creatie, de fabricage, of de ontwikkeling van tekeningen en modellen, alsook van emblemen omvat, verkrijgt de aanbestedende overheid de intellectuele eigendom ervan, alsook het recht om die te deponeren, te laten registreren en te laten beschermen.

Wat de domeinnamen betreft die aangemaakt worden in het kader van een opdracht, verkrijgt de aanbestedende overheid eveneens het recht om die te registreren en te beschermen, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Wanneer de aanbestedende overheid niet de intellectuele eigendom verkrijgt, geniet zij een gebruikslicentie voor de resultaten die beschermd zijn door het intellectuele eigendomsrecht voor de in de opdrachtdocumenten vermelde exploitatiewijzen.

De aanbestedende overheid somt in de opdrachtdocumenten de exploitatiewijzen op waarvoor zij een licentie wil verkrijgen. § 2. De intellectuele eigendomsrechten die ontstaan, ontwikkeld of gebruikt worden bij de uitvoering van de opdracht, kunnen niet tegen de aanbestedende overheid aangevoerd worden voor het gebruik van de resultaten van de opdracht. Het is aan de opdrachtnemer om de nodige stappen te zetten bij derden om de noodzakelijke exploitatierechten en toestemmingen te verkrijgen. § 3. De aanbestedende overheid kan, na de opdrachtnemer hierover te hebben ingelicht, algemene gegevens publiceren over het bestaan van de opdracht en de verkregen resultaten. Ze moeten zodanig opgesteld zijn dat ze niet door derden kunnen gebruikt worden zonder toelating van de opdrachtnemer. In die publicatie wordt de tussenkomst van de opdrachtnemer vermeld. § 4. De voorwaarden voor het commercieel of ander gebruik door de opdrachtnemer, van de algemene gegevens over het bestaan van de opdracht en over de verkregen resultaten, worden bepaald door de opdrachtdocumenten. § 5. Indien de opdrachtdocumenten voorzien in de deelname van de aanbestedende overheid aan de financiering van het onderzoek en de ontwikkeling verbonden aan het voorwerp van de opdracht, kunnen zij de toekenningsvoorwaarden bepalen van de vergoeding verschuldigd aan de aanbestedende overheid in geval van het gebruik van de resultaten door de opdrachtnemer.

Methodes en knowhow

Art. 20.Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten verkrijgt de aanbestedende overheid niet de rechten op de methodes en knowhow die gedaan, verworven, ontwikkeld of gebruikt worden bij de uitvoering van de opdracht.

De opdrachtnemer deelt de aanbestedende overheid op haar verzoek mee welke knowhow, nodig is voor het gebruik van het werk, de levering of de dienst, ongeacht of die aanleiding gegeven heeft tot het aanvragen van een octrooi of niet.

Registraties

Art. 21.De opdrachtnemer doet bij de aanbestedende overheid binnen de maand aangifte van alle aanvragen tot registratie van een intellectueel eigendomsrecht die hij in België of in het buitenland doet in verband met de creaties of uitvindingen die hij ontwikkeld of gebruikt heeft bij de uitvoering van de opdracht. Tegelijk met die aangifte bezorgt hij de aanbestedende overheid een kopie van de schriftelijke akte waarin de ter zake geldende wetgeving voorziet.

Sublicentie

Art. 22.Onverminderd de mogelijkheid om de intellectuele eigendom te verwerven overeenkomstig artikel 19, § 1, eerste lid, kan de aanbestedende overheid een sublicentie verlenen binnen de voorwaarden en voor de exploitatiewijzen bepaald in de opdrachtdocumenten.

Wederzijdse bijstand en waarborg

Art. 23.De opdrachtnemer moet alle nodige maatregelen nemen om de rechten van de aanbestedende overheid te vrijwaren en moet zo nodig, op eigen kosten, de formaliteiten vervullen die nodig zijn opdat die rechten aan derden zouden kunnen worden tegengeworpen. Hij licht de aanbestedende overheid in over de getroffen schikkingen alsook de vervulde formaliteiten.

Vanaf de eerste tekenen van een vordering door een derde tegen de opdrachtnemer of de aanbestedende overheid, moeten deze elkaar inlichten en alle mogelijke maatregelen nemen om de stoornis te doen ophouden, en moeten zij wederzijds bijstand verlenen door elkaar met name bewijselementen mee te delen of nuttige documenten te overhandigen die ze in hun bezit hebben of kunnen verkrijgen.

De opdrachtnemer garandeert dat de creaties of uitvindingen die hij zal realiseren, met name de foto's, illustraties, grafieken, zoals hij die aan de aanbestedende overheid zal aanbieden, geen inbreuk zullen vormen op enig recht van derden, op enige wetgeving, en dat voor zover in het werk portretten zullen worden opgenomen, de nodige door de wet vereiste toestemmingen tot gebruik van deze portretten in het kader van de opdracht zullen zijn verkregen.

Onverminderd artikel 17 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 17 van het koninklijk besluit speciale sectoren of artikel 18 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, staat de opdrachtnemer of de aanbestedende overheid die de rechten van een derde niet heeft geëerbiedigd of die rechten niet aan zijn medecontractant kenbaar heeft gemaakt, borg voor elk verhaal dat een derde tegen deze medecontractant zou stellen. Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten is die waarborg evenwel beperkt tot het bedrag van de opdracht. Afdeling 3. - Financiële garanties

Verzekeringen

Art. 24.§ 1. De opdrachtnemer sluit de verzekeringen die zijn aansprakelijkheid inzake arbeidsongevallen dekken, alsook zijn burgerlijke aansprakelijkheid ten aanzien van derden bij de uitvoering van de opdracht.

De opdrachtnemer sluit ook alle andere verzekeringen die opgelegd zijn door de opdrachtdocumenten. § 2. Binnen een termijn van dertig dagen na het sluiten van de opdracht toont de opdrachtnemer aan dat hij deze verzekeringscontracten is aangegaan, aan de hand van een attest waaruit de door de opdrachtdocumenten vereiste omvang van de gewaarborgde aansprakelijkheid blijkt.

Op elk ogenblik tijdens de uitvoering van de opdracht legt de opdrachtnemer dit attest over, binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het verzoek van de aanbestedende overheid.

Borgtocht Draagwijdte en bedrag

Art. 25.§ 1. Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten wordt geen borgtocht geëist voor : 1° opdrachten voor leveringen en voor diensten waarvan de uitvoeringstermijn vijfenveertig dagen niet overschrijdt;2° opdrachten voor diensten van de categorieën 3, 4, 18, 21 en 24 van bijlage II van de wet en van de categorieën 6, 7 en 8 van bijlage 1 en van de categorie 23 van bijlage 2 van de wet defensie en veiligheid; 3° opdrachten met een bedrag kleiner dan 50.000 euro. Dit bedrag is 100.000 euro voor de opdrachten onderworpen aan de wet en geplaatst in de speciale sectoren. § 2. Het bedrag van de borgtocht wordt bepaald op vijf percent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag.

Voor de opdrachten voor leveringen en diensten die geen totale prijs vermelden en behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, stemt de berekeningsbasis van de borgtocht overeen met het geraamde maandelijkse bedrag van de opdracht vermenigvuldigd met zes.

Voor de raamovereenkomsten wordt de borgtocht per gesloten opdracht gesteld. In dat geval is paragraaf 1 van toepassing. In geval van een raamovereenkomst met één opdrachtnemer kan de aanbestedende overheid in de opdrachtdocumenten evenwel een globale borgstelling toestaan voor de raamovereenkomst en de berekeningswijze ervan bepalen.

Wat betreft de opdrachten in gedeelten wordt de borgtocht gesteld per uit te voeren gedeelte.

Het aldus bekomen bedrag wordt naar het hoger tiental in euro afgerond. Worden evenzo afgerond, de aanvullende bedragen in speciën van de gedeeltelijk in publieke fondsen gestelde borgtocht, alsmede de gedeeltelijke terugbetalingen van de borgtocht overeenkomstig de opdracht.

Aard van de borgtocht

Art. 26.§ 1 . Overeenkomstig de wets- en reglementsbepalingen ter zake kan de borgtocht op één van de volgende wijzen worden gesteld : 1° in speciën;2° in publieke fondsen;3° in de vorm van een gezamenlijke borgtocht;4° via een waarborg toegestaan door een kredietinstelling die voldoet aan de voorschriften van de wetgeving op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen of door een verzekeringsonderneming die voldoet aan de voorschriften van de wetgeving betreffende de controle der verzekeringsondernemingen en die toegelaten is tot tak 15 (borgtocht). § 2. De borgsteller kan aan het stellen van de borg geen andere voorwaarden verbinden dan die vermeld in dit besluit of in de opdrachtdocumenten.

Borgstelling en bewijs van de borgstelling

Art. 27.§ 1. De borgtocht wordt gesteld binnen dertig dagen volgend op de dag waarop de opdracht wordt gesloten, tenzij de opdrachtdocumenten in een langere termijn voorzien.

Deze termijn wordt opgeschort tijdens de sluitingsperiode van de onderneming van de opdrachtnemer voor de betaalde jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen die op reglementaire wijze of in een algemeen bindende collectieve arbeidsovereenkomst werden bepaald.

Indien de opdrachtdocumenten dit vereisen, worden deze periodes vermeld en bewezen in de offerte of worden zij, van zodra zij bekend zijn, onmiddellijk aan de aanbestedende overheid medegedeeld. § 2. De opdrachtnemer of een derde stelt de borgtocht op één van de volgende wijzen : 1° wanneer de borgtocht in speciën wordt gesteld, door storting van het bedrag op de rekening van de Deposito- en Consignatiekas of van een openbare instelling die een functie vervult die gelijkaardig is met die van genoemde Kas, hierna genoemd openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;2° wanneer de borgtocht uit publieke fondsen bestaat, door neerlegging van deze voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas in handen van de Rijkskassier op de zetel van de Nationale Bank te Brussel of bij een van haar provinciale agentschappen of van een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;3° wanneer de borgtocht gedekt wordt door een gezamenlijke borgtochtmaatschappij, door neerlegging via een instelling die deze activiteit wettelijk uitoefent, van een akte van solidaire borg bij de Deposito- en Consignatiekas of bij een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;4° wanneer de borgtocht gesteld wordt door middel van een waarborg, door de verbintenisakte van de kredietinstelling of van de verzekeringsonderneming. Het bewijs wordt geleverd door overlegging aan de aanbestedende overheid van, naargelang het geval : 1° hetzij het ontvangstbewijs van de Deposito- en Consignatiekas of van een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;2° hetzij het debetbericht van de kredietinstelling of van de verzekeringsonderneming;3° hetzij het deposito-attest van de Rijkskassier of van een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;4° hetzij de originele akte van solidaire borg, geviseerd door de Deposito- en Consignatiekas of een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult;5° hetzij het origineel van de verbintenisakte opgemaakt door de kredietinstelling of de verzekeringsonderneming die een waarborg heeft toegestaan. Deze documenten, ondertekend door de deponent, vermelden waarvoor de borgtocht werd gesteld en de precieze bestemming, bestaande uit de beknopte gegevens betreffende de opdracht en verwijzing naar de opdrachtdocumenten, alsmede de naam, de voornamen en het volledige adres van de opdrachtnemer en eventueel deze van de derde die voor rekening van de opdrachtnemer het deposito heeft verricht, met de vermelding « geldschieter » of « gemachtigde », naargelang het geval.

Aanpassing van de borgtocht

Art. 28.Wanneer de borgtocht door om het even welke reden niet meer aangepast is, met name als gevolg van de ambtshalve afhoudingen, van bijkomende prestaties of van door de aanbestedende overheid besloten wijzigingen, welke het oorspronkelijke bedrag van de opdracht met meer dan twintig percent doen toe- of afnemen, wordt de borgtocht opnieuw op het oorspronkelijke bedrag gebracht of aangepast in meer of in min.

Verzuim van borgstelling

Art. 29.Wanneer de opdrachtnemer de borgtocht niet stelt binnen de in artikel 27 vermelde termijn, wordt hij in gebreke gesteld per aangetekend schrijven. Deze ingebrekestelling geldt als proces-verbaal in de zin van artikel 44, § 2.

Wanneer hij de borgtocht niet stelt binnen een laatste termijn van vijftien dagen vanaf de verzendingsdatum van het aangetekend schrijven, kan de aanbestedende overheid : 1° hetzij overgaan tot een ambtshalve borgstelling via afhoudingen van de op de beschouwde opdracht verschuldigde bedragen.In dat geval wordt een straf opgelegd ten belope van twee procent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag; 2° hetzij een ambtshalve maatregel toepassen.In elk geval sluit de verbreking van de opdracht op deze basis de toepassing van straffen of vertragingsboetes uit.

Wanneer de borgtocht niet meer integraal is gesteld en de opdrachtnemer nalaat het ontbrekende aan te vullen, kan de aanbestedende overheid van de te betalen bedragen een som, gelijk aan het ontbrekende, afhouden en deze aanwenden om de borgtocht opnieuw aan te vullen.

Rechten van de aanbestedende overheid op de borgtocht

Art. 30.In voorkomend geval houdt de aanbestedende overheid van de borgtocht ambtshalve de sommen af die haar toekomen, met name wanneer de opdrachtnemer in gebreke blijft bij de uitvoering zoals vermeld in artikel 44, § 1.

Deze afhouding dient te gebeuren met inachtneming van de voorwaarden van artikel 44, § 2.

Door derden gestelde borgtocht

Art. 31.Wanneer de borgtocht door een derde wordt gesteld, is deze, onverminderd de bepalingen van artikel 30, solidair borg en gebonden door elke gerechtelijke beslissing die naar aanleiding van gelijk welke betwisting omtrent het bestaan, de interpretatie of de uitvoering van de opdracht wordt genomen, op voorwaarde dat hem van die betwisting in de hierna omschreven vorm kennis werd gegeven. De beslissing heeft voor hem kracht van gewijsde.

De bedoelde kennisgeving wordt door de aanbestedende overheid per deurwaardersexploot gedaan binnen de termijn die voor het verschijnen op de rechtszitting is gesteld. De derde kan tussenkomen zo hij dit wenselijk acht.

De derde die de borgtocht heeft gesteld of waarborgt, wordt op zijn schriftelijk verzoek en louter ter inlichting op de hoogte gehouden van elk proces-verbaal of iedere mededeling waarbij de opdrachtnemer in kennis wordt gesteld dat de oplevering van de werken, leveringen of diensten wordt geweigerd of dat een ambtshalve maatregel wordt toegepast.

Overdracht van de borgtocht

Art. 32.Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, indien de opdracht één of meer verlengingen omvat als bedoeld in artikel 37, § 2, van de wet of in artikel 33, § 2, van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, wordt de borgtocht die voor de oorspronkelijke opdracht werd gesteld, van rechtswege overgedragen op de verlengde opdracht.

Het bedrag ervan kan eventueel worden aangepast overeenkomstig artikel 28.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 33.Het verzoek van de opdrachtnemer om over te gaan tot de oplevering geldt als : 1° in geval van de voorlopige oplevering : verzoek tot vrijgave van de eerste helft van de borgtocht;2° in geval van de definitieve oplevering : verzoek tot vrijgave van, hetzij de tweede helft, hetzij het geheel van de borgtocht, al naargelang al dan niet in een voorlopige oplevering is voorzien. In de mate dat de borgtocht kan worden vrijgegeven, verleent de aanbestedende overheid, binnen vijftien dagen na de dag van het verzoek, handlichting aan de Deposito- en Consignatiekas, aan de openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult, aan de kredietinstelling of aan de verzekeringsonderneming, al naargelang. Na deze termijn heeft de opdrachtnemer recht op de betaling : 1° hetzij van een intrest, die in geval van storting in speciën of publieke fondsen, overeenkomstig artikel 69, § 1, wordt berekend op de neergelegde bedragen, eventueel verminderd met de gestorte intrest door de Deposito- en Consignatiekas of door een openbare instelling die een gelijkaardige functie vervult.De aanvraag tot teruggave van de borgtocht geldt in dat geval als schuldvordering voor de betaling van deze intrest; 2° hetzij van de gemaakte kosten voor het behoud van de borgstelling, in geval van collectieve borgstelling of van een waarborg toegestaan door een kredietinstelling of een verzekeringsonderneming. Afdeling 4. - Opdrachtdocumenten

Conforme uitvoering

Art. 34.De werken, leveringen en diensten dienen in alle opzichten overeen te stemmen met de opdrachtdocumenten. Zelfs bij ontstentenis van technische specificaties in de opdrachtdocumenten, voldoen ze op alle punten aan de regels van de kunst.

De technische specificaties die op de opdracht van toepassing zijn, kunnen worden aangevuld met mallen, stalen, modellen, types en dergelijke meer, die door de aanbestedende overheid worden gemerkt.

Indien de werken, leveringen en diensten tegelijkertijd omschreven worden door plannen, modellen en stalen, en behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, bepalen de plannen de vorm, de afmetingen en de aard van het materiaal waaruit het product is vervaardigd. De modellen dienen slechts voor het onderzoek van de afwerking en de stalen om de kwaliteit na te gaan.

Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid

Art. 35.§ 1. Indien hij dit vraagt, ontvangt de opdrachtnemer kosteloos : 1° een exemplaar van het bestek en zijn bijlagen, evenals een kopie van zijn goedgekeurde offerte met haar bijlagen;2° een volledig stel kopies van de plannen die als basis voor de gunning van de opdracht hebben gediend.De aanbestedende overheid is verantwoordelijk voor de overeenstemming van de kopies met de oorspronkelijke plannen.

De opdrachtdocumenten vermelden welke andere documenten en voorwerpen ter beschikking van de opdrachtnemer kunnen worden gesteld om zijn werk te vergemakkelijken. Ze bevatten ook de voorwaarden en voorschriften voor de beschikbaarstelling en, in voorkomend geval, voor de terugbezorging van deze documenten en voorwerpen.

De bovenstaande bepalingen zijn eveneens van toepassing wanneer materieel ter beschikking van de opdrachtnemer wordt gesteld. § 2. De opdrachtnemer bewaart alle documenten en briefwisseling met betrekking tot de gunning en de uitvoering van de opdracht en houdt die ter beschikking van de aanbestedende overheid tot de definitieve oplevering.

Detail- en werktekeningen opgemaakt door de opdrachtnemer

Art. 36.De opdrachtnemer maakt op eigen kosten alle detail- en werktekeningen op die hij nodig heeft om de uitvoering van de opdracht tot een goed einde te brengen.

De opdrachtdocumenten bepalen nader welke tekeningen door de aanbestedende overheid worden goedgekeurd. Deze beschikt over een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum waarop de tekeningen werden voorgelegd om ze goed te keuren of te weigeren.

De eventueel verbeterde tekeningen worden opnieuw aan de aanbestedende overheid voorgelegd die over een termijn van vijftien dagen beschikt om ze goed te keuren, voor zover de gevraagde verbeteringen niet het gevolg zijn van nieuwe eisen vanwege de aanbestedende overheid.

Elke overschrijding van de in het tweede en derde lid vermelde termijnen geeft aanleiding tot een evenredige verlenging van de uitvoeringstermijn, tenzij de aanbestedende overheid het bewijs levert dat de werkelijk ten nadele van de opdrachtnemer veroorzaakte vertraging van kortere duur is dan de overschrijding van de termijn.

De opdrachtdocumenten vermelden het aantal exemplaren van de tekeningen dat de opdrachtnemer aan de aanbestedende overheid ter hand moet stellen.

De aanbestedende overheid mag deze tekeningen niet reproduceren. Ze mogen enkel ten behoeve van de opdracht en niet voor enig ander doel worden gebruikt.

De bovenstaande beschikkingen zijn ook van toepassing op de andere documenten en voorwerpen die de opdrachtnemer opstelt of vervaardigt om de opdracht tot een goed einde te brengen. Afdeling 5. - Wijzigingen van de opdracht

Art. 37.Ongeacht de wijze waarop de prijzen worden bepaald, is de aanbestedende overheid gerechtigd de oorspronkelijke opdracht eenzijdig te wijzigen, voor zover cumulatief aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° het voorwerp van de opdracht blijft onveranderd;2° buiten de toepassing van de artikelen 26, § 1, 2°, a) en b), en 3°, b) en c), en 53, § 2, 2° en 4°, a) en b), van de wet en artikel 25, 3°, a), en 4°, b), van de wet defensie en veiligheid, blijft de wijziging in waarde beperkt tot vijftien percent van het oorspronkelijke opdrachtbedrag;3° zo nodig wordt voorzien in een passende compensatie voor de opdrachtnemer. Van de essentiële bepalingen en voorwaarden van de opdracht kan evenwel enkel op gemotiveerde wijze worden afgeweken, en dit : 1° hetzij door een wijzigingsbevel of elke andere eenzijdige beslissing van de aanbestedende overheid;2° hetzij door een bijakte.

Art. 38.Voor elke overdracht van opdracht is de instemming van de gecedeerde partij vereist.

Wanneer de opdracht wordt overgedragen door de opdrachtnemer, moet de overnemer aan de passende selectievoorwaarden voldoen om deze instemming te kunnen verkrijgen.

In elk geval kan deze instemming slechts worden verkregen mits de essentiële voorwaarden van de opdracht behouden blijven. Afdeling 6. - Controle en toezicht op de opdracht

Draagwijdte van de controle en het toezicht

Art. 39.De aanbestedende overheid kan met alle geëigende middelen overal toezicht laten houden of controle laten uitvoeren op de voorbereiding of de uitvoering van de prestaties.

De opdrachtnemer is verplicht alle noodzakelijke inlichtingen en faciliteiten aan de gemachtigden van de aanbestedende overheid te verstrekken voor het vervullen van hun taak.

De opdrachtnemer kan zich op het door de aanbestedende overheid uitgevoerde toezicht of controle niet beroepen om van zijn aansprakelijkheid te worden ontheven wanneer de prestaties uit hoofde van één of ander gebrek naderhand zouden worden geweigerd.

Controle van de hoeveelheden

Art. 40.Bij opdrachten tegen prijslijst en voor de posten met vermoedelijke hoeveelheden van de gemengde opdrachten, worden de uitgevoerde hoeveelheden gemeten door de aanbestedende overheid in aanwezigheid van de opdrachtnemer of van zijn gemachtigde. De resultaten ervan worden vermeld in een schriftelijk stuk dat door beide partijen wordt ondertekend.

Wanneer geen akkoord bereikt wordt of zolang de partijen geen akkoord hebben bereikt, stelt de aanbestedende overheid ambtshalve de hoeveelheden vast die ze gerechtvaardigd acht, met behoud van alle rechten van de opdrachtnemer.

Soorten keuringen

Art. 41.Inzake keuringen worden onderscheiden : 1° de voorafgaande keuring als bedoeld in artikel 42;2° de a posteriori uitgevoerde keuring als bedoeld in artikel 43;3° voor de opdrachten voor diensten, de andere eventueel door de opdrachtdocumenten voorziene keuringswijzen. De aanbestedende overheid kan voor het geheel of voor een gedeelte afzien van de keuring wanneer de opdrachtnemer aantoont dat de producten, overeenkomstig de bepalingen van de opdrachtdocumenten, tijdens hun productie door een onafhankelijke instantie werden gecontroleerd. In dit opzicht wordt gelijkgesteld met de nationale procedure voor het gelijkvormigheidsattest, elke andere certificatieprocedure die werd ingesteld in een lidstaat van de Europese Unie en die als gelijkwaardig werd bevonden.

Voorafgaande keuring

Art. 42.§ 1. De producten mogen in regel niet worden verwerkt vooraleer zij door de leidend ambtenaar of zijn gemachtigde zijn goedgekeurd.

De keuring kan tijdens verschillende productiestadia worden verricht.

De producten die in een bepaald stadium niet aan de gestelde keuringsproeven voldoen, worden beschouwd zich niet in een staat te bevinden om voor keuring te worden aangeboden.

Op verzoek van de opdrachtnemer onderzoekt de aanbestedende overheid, overeenkomstig de bepalingen van de opdrachtdocumenten in hoeverre de producten aan de kwaliteitseisen voldoen of op zijn minst aan de regels van goed vakmanschap en aan de voorwaarden van de opdracht beantwoorden.

Indien het nazicht het vernietigen van bepaalde producten inhoudt, vervangt de opdrachtnemer deze op eigen kosten. De opdrachtdocumenten bepalen hoeveel producten vernietigd zullen worden.

Wanneer de aanbestedende overheid vaststelt dat het ter keuring aangeboden product niet in de voorwaarden verkeert om te worden onderzocht, wordt het verzoek van de opdrachtnemer als niet bestaande beschouwd. De aanvraag wordt opnieuw gesteld van zodra het product klaar is voor keuring. § 2. Producten die voorafgaandelijk gekeurd werden, kunnen later nog worden afgekeurd. Ze worden door de opdrachtnemer onmiddellijk vervangen wanneer uit een nieuw onderzoek zou blijken, hetzij vóór het in gebruik nemen, hetzij bij het verwerken, hetzij na de uitvoering van de opdracht maar vóór de definitieve oplevering, dat zij gebreken of beschadigingen vertonen die bij het eerste onderzoek niet werden opgemerkt of beschadigingen die achteraf zijn ontstaan.

De eventuele vervanging van de gebrekkige producten doet voor de opdrachtnemer geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bepalingen van de artikelen 64, 65 en 92. § 3. Voor de kennisgeving van de goedkeuring of weigering beschikt de aanbestedende overheid over de volgende termijnen, ingaande de dag van de ontvangst van het verzoek om tot de keuring over te gaan : 1° dertig dagen;2° zestig dagen indien de keuringsverrichtingen in een laboratorium plaatsvinden. De opdrachtdocumenten kunnen evenwel kortere termijnen bepalen.

Wanneer de keuring van de producten buiten het Belgisch grondgebied moet plaatsvinden, wordt de termijn met het nodige aantal dagen voor de heen- en terugreis van de keurders verlengd.

Indien deze termijnen door toedoen van de aanbestedende overheid worden overschreden, wordt de uitvoeringstermijn van rechtswege dienovereenkomstig verlengd. Deze verlenging sluit elk recht op schadevergoeding uit.

A posteriori uitgevoerde keuring

Art. 43.§ 1. Ongeacht of er in een voorafgaande keuring is voorzien, kan voor de in de opdrachtdocumenten gespecifieerde categorieën van prestaties een keuring a posteriori worden verricht na de uitvoering van deze prestaties.

Deze keuringen en het nemen van stalen geschieden op tegenspraak overeenkomstig de voorschriften van de opdrachtdocumenten die de draagwijdte ervan nader bepalen. § 2. De aanbestedende overheid deelt de resultaten van de keuring mee binnen de volgende termijnen na de uitvoering ervan : 1° dertig dagen;2° zestig dagen indien de keuringsformaliteiten in een laboratorium plaatsvinden. De opdrachtdocumenten kunnen evenwel kortere termijnen bepalen. § 3. Voor de prestaties die aan een a posteriori uitgevoerde keuring onderworpen zijn, wordt : 1° hetzij in een specifieke aanvullende borgtocht voorzien;2° hetzij op de betalingen van die prestaties een inhouding verricht totdat de resultaten van de keuring bekend zijn. Afdeling 7. - Actiemiddelen van de aanbestedende overheid

In gebreke blijven en sancties

Art. 44.§ 1. De opdrachtnemer wordt voor de uitvoering van de opdracht geacht in gebreke te zijn : 1° wanneer de prestaties niet uitgevoerd worden volgens de voorschriften bepaald in de opdrachtdocumenten;2° ongeacht het ogenblik, wanneer de prestaties niet zodanig vorderen dat zij op de vastgestelde data volledig kunnen worden voltooid;3° wanneer hij de geldig gegeven schriftelijke bevelen van de aanbestedende overheid niet naleeft. § 2. Al de tekortkomingen op de bepalingen van de opdracht, daarin begrepen het niet-naleven van de bevelen van de aanbestedende overheid, worden in een proces-verbaal vastgesteld, waarvan onmiddellijk bij aangetekende brief een afschrift aan de opdrachtnemer wordt verzonden.

De opdrachtnemer dient zonder verwijl zijn tekortkomingen te herstellen. Hij kan bij aangetekende brief, te verzenden binnen de vijftien dagen volgend op de datum van verzending van het proces-verbaal, aan de aanbestedende overheid zijn verweermiddelen doen gelden. Zijn stilzwijgen na die termijn geldt als een erkenning van de vastgestelde feiten. § 3. Wanneer in hoofde van de opdrachtnemer tekortkomingen worden vastgesteld, stelt hij zich bloot aan sancties door toepassing van één of meer van de maatregelen bepaald in de artikelen 45 tot 49, 85 tot 88, 123, 124, 154 en 155.

Straffen

Art. 45.§ 1. De opdrachtdocumenten kunnen voorzien in de toepassing van een bijzondere straf voor elke gebrekkige uitvoering. § 2. Elke gebrekkige uitvoering waarvoor niet in een bijzondere straf is voorzien, geeft aanleiding tot een algemene straf die : 1° eenmalig is en 0,07 procent bedraagt van de oorspronkelijke aannemingssom met een minimum van veertig euro en een maximum van vierhonderd euro, of 2° dagelijks is en 0,02 procent bedraagt van de oorspronkelijke aannemingssom met een minimum van twintig euro en een maximum van tweehonderd euro, wanneer de gebrekkige uitvoering onmiddellijk ongedaan moet worden gemaakt. Deze straf wordt toegepast vanaf de derde dag na de datum van afgifte van de aangetekende brief vermeld in artikel 44, § 2, tot en met de dag waarop aan de gebrekkige uitvoering een einde werd gesteld door toedoen van de opdrachtnemer of van de aanbestedende overheid zelf. § 3. De paragrafen 1 en 2 zijn van toepassing wanneer geen enkele rechtvaardiging werd aanvaard of wanneer deze rechtvaardiging niet binnen de termijn vereist door artikel 44, § 2, werd verstrekt.

Vertragingsboetes

Art. 46.De vertragingsboetes zijn onafhankelijk van de in artikel 45 bedoelde straffen. Zij zijn eisbaar zonder ingebrekestelling door het eenvoudig verstrijken van de uitvoeringstermijn zonder opstelling van een proces-verbaal en worden van rechtswege toegepast voor het totaal aantal dagen vertraging.

Onverminderd de toepassing van de vertragingsboetes, vrijwaart de opdrachtnemer de aanbestedende overheid in voorkomend geval tegen elke schadevergoeding die deze aan derden verschuldigd is op grond van zijn vertraging in de uitvoering van de opdracht.

Ambtshalve maatregelen

Art. 47.§ 1. Wanneer de opdrachtnemer, na het verstrijken van de in artikel 44, § 2, gestelde termijn om zijn verweermiddelen te doen gelden, inactief is gebleven of middelen heeft aangevoerd die door de aanbestedende overheid als niet gerechtvaardigd worden beoordeeld, kan deze laatste de ambtshalve maatregelen vermeld in paragraaf 2 treffen.

De aanbestedende overheid mag de ambtshalve maatregelen nochtans treffen zonder het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 44, § 2, af te wachten wanneer de opdrachtnemer op voorhand expliciet de vastgestelde tekortkomingen heeft toegegeven. § 2. De ambtshalve maatregelen zijn : 1° het eenzijdig verbreken van de opdracht, in welk geval de aanbestedende overheid van rechtswege het geheel van de borgtocht als forfaitaire schadevergoeding verwerft of bij gebrek aan borgstelling een equivalent bedrag.Deze maatregel sluit de toepassing uit van iedere vertragingsboete op het deel waarop de verbreking slaat; 2° de uitvoering in eigen beheer van het geheel of van een deel van de niet-uitgevoerde opdracht;3° het sluiten van één of meerdere opdrachten voor rekening met één of meerdere derden voor het geheel of een deel van de nog uit te voeren opdracht. De maatregelen onder het eerste lid, 2° en 3°, worden getroffen op kosten en risico van de in gebreke gebleven opdrachtnemer. Nochtans vallen de vertragingsboetes en straffen die bij de uitvoering van een opdracht voor rekening worden toegepast, ten laste van de nieuwe opdrachtnemer. § 3. De beslissing van de aanbestedende overheid om tot de gekozen ambtshalve maatregel over te gaan, wordt bij aangetekende brief aan de in gebreke gebleven opdrachtnemer bekendgemaakt.

Vanaf deze kennisgeving mag de in gebreke gebleven opdrachtnemer niet meer tussenkomen in de uitvoering van het gedeelte van de opdracht onderworpen aan de ambtshalve maatregel.

Wanneer tot het sluiten van een overeenkomst voor rekening wordt overgegaan, wordt een exemplaar van de opdrachtdocumenten aangaande de te sluiten opdracht, bij aangetekende brief aan de in gebreke gebleven opdrachtnemer verzonden. § 4. Wanneer de prijs van de uitvoering in eigen beheer of deze van de nieuwe overeenkomst, welke voor rekening werd gesloten, hoger is dan die van de oorspronkelijke opdracht, draagt de in gebreke gebleven opdrachtnemer de meerkosten. In het tegenovergestelde geval komt het verschil ten goede aan de aanbestedende overheid.

Overige sancties

Art. 48.Onverminderd de in dit besluit bedoelde sancties, kan de in gebreke gebleven opdrachtnemer door de aanbestedende overheid voor bepaalde tijd van haar opdrachten worden uitgesloten. De betrokkene wordt vooraf gehoord om zich te verdedigen en de gemotiveerde beslissing wordt hem betekend.

De in het vorige lid vermelde sancties zijn van toepassing onverminderd die bepaald in artikel 19 van de wet van 20 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken.

Art. 49.§ 1. De aanbestedende overheid treft één of meer van de volgende maatregelen, indien ze op eender welk ogenblik vaststelt dat de opdrachtnemer de bepalingen van artikel 9 van de wet of van artikel 10 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, niet heeft geëerbiedigd : 1° de toepassing van een straf welke het drievoud is van het bedrag dat bij het opdrachtbedrag wordt gevoegd om aan derden een bepaalde winst of voordeel toe te kennen;2° de toepassing van een ambtshalve maatregel;3° de uitsluiting van de opdrachten als bedoeld in artikel 48;4° indien het een aannemer van werken betreft, een voorstel tot sanctie bij toepassing van artikel 19 van de wet van 21 maart 1991 houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken. § 2. De toepassing van de bij § 1, 1°, bedoelde straf sluit elke bijkomende schadevergoeding uit.

Teruggave vertragingsboetes en straffen

Art. 50.§ 1. De opdrachtnemer verkrijgt de teruggave van opgelegde vertragingsboetes : 1° geheel of gedeeltelijk wanneer hij bewijst dat de vertraging geheel of gedeeltelijk te wijten is, hetzij aan de aanbestedende overheid, hetzij aan bij artikel 56 bedoelde omstandigheden voor zover deze zich hebben voorgedaan vóór het verstrijken van de contractuele termijnen, in welke gevallen vanaf de datum waarop de betrokken betaling diende te geschieden, op de teruggegeven boetes van rechtswege een intrest dient uitbetaald te worden tegen de rentevoet bepaald in artikel 69;2° gedeeltelijk, wanneer er een wanverhouding is tussen de boetes en het geringe belang van de te laat uitgevoerde prestaties.Deze wanverhouding wordt geacht te bestaan wanneer de waarde van de niet-uitgevoerde prestaties geen vijf percent bereikt van het totaal bedrag van de opdracht, voor zover de uitgevoerde werken evenwel normaal kunnen worden gebruikt en de opdrachtnemer alles in het werk heeft gesteld om de laattijdige prestaties binnen de kortste tijd te beëindigen. § 2. Artikel 52 is van toepassing op de feiten en omstandigheden die ingeroepen worden bij de aanvragen tot teruggave van de bij § 1, 1°, bedoelde vertragingsboetes. § 3. Op straffe van verval wordt elke aanvraag tot teruggave van boetes schriftelijk ingediend, uiterlijk negentig dagen te rekenen vanaf : 1° de enige betaling of de betaling die voor saldo werd aangegeven, wat de opdrachten voor werken betreft;2° de betaling van de factuur waarop de boetes werden ingehouden wat de opdrachten voor leveringen en voor diensten betreft.

Art. 51.De opdrachtnemer verkrijgt de gedeeltelijke teruggave van de straffen in geval van een wanverhouding tussen het bedrag van de toegepaste straffen en de omvang van de gebrekkige uitvoering.

Deze teruggave is afhankelijk van de voorwaarde dat de opdrachtnemer alles in het werk heeft gesteld om de gebrekkige uitvoering zo vlug mogelijk te verhelpen.

Op straffe van verval wordt elke aanvraag tot teruggave van de straffen schriftelijk ingediend, binnen de termijnen bepaald in artikel 50, § 3. Afdeling 8. - Indieningsvoorwaarden voor de klachten en verzoeken

Art. 52.De opdrachtnemer licht de aanbestedende overheid, op straffe van verval, ten spoedigste en schriftelijk in wanneer hij eender welke feiten of omstandigheden vaststelt die al dan niet onder de toepassing van de artikelen 54 en 56 vallen, het normale verloop van de opdracht verstoren en waarvan de eventuele nadelige gevolgen voor hem reden zou kunnen zijn om een verzoek of een klacht in te dienen. Hij doet hierbij bondig de invloed kennen die deze feiten of omstandigheden hebben of zouden kunnen hebben op het verloop en de kostprijs van de opdracht. Voormelde verplichtingen gelden ongeacht of de aanbestedende overheid op de hoogte is van de feiten of omstandigheden.

Zijn niet ontvankelijk, de klachten en verzoeken die steunen op feiten of omstandigheden die door de opdrachtnemer niet te gepasten tijde aan de aanbestedende overheid werden kenbaar gemaakt en waarvan ze bijgevolg het bestaan en de invloed op de opdracht niet heeft kunnen nagaan teneinde de door de toestand eventueel vereiste maatregelen te nemen.

Wat de schriftelijke bevelen van de aanbestedende overheid betreft, met inbegrip van die bedoeld in artikel 80, § 1, is de opdrachtnemer enkel verplicht de aanbestedende overheid in te lichten zodra hij de invloed die de bevelen op het verloop en de kostprijs van de opdracht zouden kunnen hebben, kent of zou moeten kennen.

Bedoelde klachten of verzoeken zijn in elk geval niet ontvankelijk wanneer de ingeroepen feiten of omstandigheden, met inbegrip van de in het derde lid bedoelde informatie, niet schriftelijk werden bekendgemaakt binnen de dertig dagen ofwel nadat ze zich hebben voorgedaan, ofwel na de datum waarop de opdrachtnemer ze normaal had moeten kennen.

Art. 53.Behoudens andersluidende bepaling in dit besluit en onverminderd de bepalingen van artikel 52, worden de klachten en verzoeken van de opdrachtnemer, op straffe van verval, behoorlijk gerechtvaardigd en becijferd schriftelijk ingediend binnen onderstaande termijnen : 1° vóór het verstrijken van de contractuele termijnen om termijnverlenging of de verbreking van de opdracht te verkrijgen;2° uiterlijk negentig dagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de opdracht om een andere vorm van herziening van de opdracht dan die vermeld in 1° of schadevergoeding te verkrijgen;3° uiterlijk negentig dagen na het verstrijken van de waarborgperiode om een andere vorm van herziening van de opdracht dan die vermeld in 1° of schadevergoeding te verkrijgen, wanneer de klachten of verzoeken hun oorsprong vinden in feiten of omstandigheden die zich hebben voorgedaan tijdens de waarborgperiode. Afdeling 9. - Incidenten bij de uitvoering

Tekortkomingen van de aanbestedende overheid

Art. 54.De opdrachtnemer kan zich beroepen op nalatigheden, vertragingen of welke feiten ook die hij aan de aanbestedende overheid ten laste legt en die voor hem oorzaak zouden zijn van een vertraging of een nadeel, met het oog op het verkrijgen van één of meerdere van de volgende maatregelen : 1° de herziening van de opdracht, met inbegrip van de verlenging van de uitvoeringstermijnen;2° een schadevergoeding;3° de verbreking van de opdracht. Schadevergoeding voor schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid

Art. 55.De opdrachtnemer heeft recht op schadevergoeding voor de schorsingen op bevel van de aanbestedende overheid die in totaal een twintigste van de uitvoeringstermijn overschrijden en minstens tien werkdagen of vijftien dagen, naar gelang de uitvoeringstermijn uitgedrukt is in werk- of dagen, voor zover de schorsingen : 1° niet het gevolg zijn van ongunstige weersomstandigheden en;2° plaatsvinden binnen de contractuele uitvoeringstermijn. Onvoorzienbare omstandigheden

Art. 56.In beginsel heeft de opdrachtnemer geen recht op enige wijziging van de contractuele voorwaarden om welke omstandigheden ook die vreemd zijn aan de aanbestedende overheid.

De opdrachtnemer kan nochtans, hetzij om verlenging van de uitvoeringstermijnen, hetzij, wanneer hij een zeer belangrijk nadeel heeft geleden, om een andere vorm van herziening of de verbreking van de overeenkomst vragen, door omstandigheden te doen gelden, die hij redelijkerwijze niet kon voorzien bij het indienen van de offerte of de sluiting van de opdracht, die hij niet kon ontwijken en waarvan hij de gevolgen niet kon verhelpen niettegenstaande hij al het nodige daartoe heeft gedaan.

De opdrachtnemer kan het in gebreke blijven van een onderaannemer slechts aanvoeren in zoverre deze zich kan beroepen op omstandigheden die de opdrachtnemer zelf had kunnen inroepen indien hij zich in een gelijkaardige toestand zou hebben bevonden.

De omvang van het geleden nadeel wordt uitsluitend beoordeeld op basis van de elementen die eigen zijn aan de opdracht in kwestie.

De drempel van het zeer belangrijke nadeel wordt vastgesteld op 2,5 percent van het initiële opdrachtbedrag. Deze drempel is in elk geval bereikt vanaf een nadeel van 100.000 euro.

In geval van herziening van de opdracht in de vorm van een schadevergoeding wordt een franchise toegepast van 17,5 percent van het vastgelegde nadeel. Deze franchise bedraagt maximaal 20.000 euro.

Indieningsvoorwaarden voor de verzoeken van de opdrachtnemer

Art. 57.De artikelen 54 en 56 doen geen afbreuk aan de toepassing van de andere bepalingen van dit besluit.

Verificaties ter plaatse van de boekhoudkundige stukken

Art. 58.Wanneer de opdrachtnemer schadevergoeding of een herziening van de opdracht vraagt, heeft de aanbestedende overheid het recht om de boekhoudkundige stukken ter plaatse te controleren.

Gevolgen voor de opdracht

Art. 59.De opdrachtnemer kan geen beroep doen op de op grond van de artikelen 54 tot 56 aan de gang zijnde besprekingen om het uitvoeringstempo te vertragen of de uitvoering van de opdracht te onderbreken of niet te hervatten, al naargelang.

Tekortkomingen opdrachtnemer en onvoorzienbare omstandigheden

Art. 60.De aanbestedende overheid kan zich beroepen op nalatigheden, vertragingen of welke feiten ook die het aan de opdrachtnemer of zijn personeel ten laste legt, en die voor haar oorzaak zouden zijn van een vertraging of een nadeel, met het oog op het verkrijgen van één of meerdere van de volgende maatregelen : 1° de herziening van de opdracht, met inbegrip van de inkorting van de uitvoeringstermijnen;2° een schadevergoeding;3° de verbreking van de opdracht. Wanneer de opdrachtnemer een zeer belangrijk voordeel genoten heeft ten gevolge van de in artikel 56 vermelde omstandigheden, kan de aanbestedende overheid om herziening van de opdracht vragen ten laatste negentig dagen volgend op de datum van de betekening van het proces-verbaal van voorlopige oplevering van de opdracht.

De in het eerste en tweede lid bedoelde klachten en verzoeken zijn niet ontvankelijk wanneer de ingeroepen feiten en omstandigheden niet schriftelijk werden bekendgemaakt binnen dertig dagen ofwel nadat ze zich hebben voorgedaan, ofwel na de datum waarop de aanbestedende overheid ze normaal had moeten kennen. Afdeling 10. - Einde van de opdracht

Verbreking

Art. 61.§ 1. Wanneer de opdracht met één enkele natuurlijke persoon is gesloten en zo die persoon overlijdt, geven de rechthebbenden binnen dertig dagen na het overlijden aan de aanbestedende overheid schriftelijk kennis van het overlijden en van hun wil de opdracht al dan niet voort te zetten. De aanbestedende overheid beschikt over een termijn van dertig dagen vanaf de datum van ontvangst van dit voorstel om kennis te geven van haar beslissing dat de opdracht al dan niet door de rechthebbenden mag worden voortgezet. Zo niet wordt de opdracht van rechtswege verbroken. § 2. Wanneer de opdracht met meerdere natuurlijke personen is gesloten en zo één of meer van die personen overlijden : 1° lichten de overlevenden de aanbestedende overheid binnen dertig dagen na het overlijden schriftelijk in over het overlijden;2° geven de rechthebbenden van de overledenen binnen dertig dagen na het overlijden schriftelijk kennis van het overlijden en van hun wil om de opdracht al dan niet voort te zetten. De aanbestedende overheid oordeelt op basis van een tegensprekelijk opgemaakte stand van de opdracht binnen de dertig dagen of de opdracht dient te worden verbroken of dat de overlevenden en/of de rechthebbenden van de overledenen in staat zijn deze overeenkomstig hun verbintenis voort te zetten.

Art. 62.Onverminderd de toepassing van een ambtshalve maatregel, kan de aanbestedende overheid de opdracht verbreken ingeval de opdrachtnemer zich bevindt in een situatie van : 1° één van de gevallen die naargelang het geval zijn bedoeld in artikel 61 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, artikel 66 van het koninklijk besluit speciale sectoren of artikel 63 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, uitgezonderd ingeval van toepassing van de wetgeving betreffende de continuïteit van de ondernemingen;2° onder bijstandstelling wegens verkwisting;3° onbekwaamverklaring, voorlopige onderbewindstelling of onder voogdijstelling wegens zwakzinnigheid;4° in observatiestelling of internering bij toepassing van de wetgeving betreffende de bescherming van de maatschappij;5° veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van één maand of meer, wegens deelneming aan een van de hierna vermelde misdrijven of, eventueel aan een poging daartoe : a) misdaden of wanbedrijven tegen de veiligheid van de Staat;b) misdaden of wanbedrijven tegen de openbare trouw;c) samenspanning van ambtenaren;d) knevelarijen en verduisteringen, gepleegd door ambtenaren;e) omkoperij van ambtenaren;f) belemmering van de uitvoering van openbare werken;g) misdrijven en wanbedrijven van de leveranciers;h) misdaden en wanbedrijven tegen eigendommen.

Art. 63.In de gevallen van verbreking als bedoeld in de artikelen 61 en 62, wordt de opdracht vereffend in de staat waarin die zich bevindt op basis van de uitgevoerde prestaties op de datum van verbreking.

De artikelen 61 en 62 zijn zowel van toepassing op de raamovereenkomst als op de erop volgende opdrachten die op basis van die raamovereenkomst zijn gesloten. De aanbestedende overheid kan evenwel beslissen dat de verbreking van de raamovereenkomst geen gevolgen heeft voor de daarop gebaseerde lopende opdrachten.

Opleveringen en waarborgen

Art. 64.De prestaties worden slechts opgeleverd nadat de controles, de keuringen en de voorgeschreven proeven voldoening schenken.

Naargelang het geval wordt in een voorlopige oplevering voorzien na afloop van de uitvoering van de prestaties die het voorwerp van de opdracht uitmaken en, bij het verstrijken van de waarborgtermijn, in een definitieve oplevering die de volledige beëindiging van de opdracht aangeeft, behalve bij eventuele toepassing van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek op de opdrachten waarop zij betrekking hebben.

Wat de raamovereenkomst betreft die met één enkele opdrachtnemer is gesloten, geldt, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, de laatste oplevering voor een opdracht die op basis van de raamovereenkomst is gesloten als oplevering ervan.

Art. 65.§ 1. De door de opdrachtnemer verstrekte waarborg wordt geregeld in de bepalingen van dit artikel en, in voorkomend geval, in de aanvullende bepalingen van de opdrachtdocumenten. § 2. Van iedere beschadiging of buitendienststelling moet een door de leidend ambtenaar gedateerd en ondertekend proces-verbaal worden opgemaakt.

Dat proces-verbaal moet vóór het verstrijken van de waarborgtermijn worden opgemaakt en binnen dertig dagen aan de opdrachtnemer worden betekend.

De opdrachtnemer is maar aansprakelijk zo die formaliteiten werden vervuld. § 3. Onverminderd het artikel 84, vervangt de opdrachtnemer op zijn kosten en binnen de opgelegde termijn, overeenkomstig de oorspronkelijke voorschriften, de producten die gebreken vertonen die geen gebruik toelaten dat in overeenstemming is met de voorwaarden van de opdracht of die buiten dienst geraken in de loop van de waarborgtermijn bij normaal dienst gebruik.

De beschadigingen die aan toeval, overmacht of abnormaal gebruik van de geleverde producten zijn te wijten, vallen niet onder de waarborg, tenzij naar aanleiding van het voorval slecht werk of een gebrek aan het licht komt dat een reden is om de vervanging te eisen.

Al de producten die uit de dienst werden genomen in de loop van de waarborgtermijn en waarvan de vervanging afhangt van de opdrachtnemer, worden te zijner beschikking gehouden en worden door hem weggehaald binnen de hem opgelegde termijn, die aanvangt de dag waarop er hem kennis is van gegeven. Na afloop van deze termijn wordt de aanbestedende overheid eigenaar van deze voorwerpen, behalve zo de opdrachtnemer binnen deze termijn schriftelijk gevraagd heeft ze op zijn kosten en risico terug te sturen. § 4. Wanneer de opdrachtnemer niet overgaat tot de in paragraaf 3 bedoelde vervanging, dient hij de waarde van de producten te betalen die moeten worden vervangen en de kosten verbonden aan die vervanging.

De aanbestedende overheid kan er echter mee instemmen dat beschadigingen die tijdens de waarborgtermijn zijn opgetreden, door de opdrachtnemer op eigen kosten wordt hersteld.

Wanneer de herstelling in de werkplaatsen van de aanbestedende overheid geschiedt, omvat de rekening die moet worden overgemaakt de waarde van de grondstoffen en het arbeidsloon, vermeerderd met het overeenstemmende deel van de algemene onkosten der werkplaatsen van de aanbestedende overheid. § 5. Op de producten die ter vervanging worden geleverd, is de waarborgtermijn integraal van toepassing.

De waarborgtermijn wordt eventueel verlengd met de tijd gedurende dewelke het product niet kon worden gebruikt ten gevolge van beschadiging. Afdeling 11. - Algemene betalingsvoorwaarden

Art. 66.§ 1. De prijs van de opdracht wordt betaald hetzij ineens na volledige uitvoering ervan, hetzij met betalingen in mindering naargelang de uitvoering vordert en volgens de modaliteiten bepaald in de opdrachtdocumenten.

Zodra de uitvoering van een opdracht zodanig is gevorderd dat zij recht geeft op betaling, wordt hiervan proces-verbaal opgemaakt door de aanbestedende overheid. De opdrachtnemer moet evenwel een schuldvordering indienen vooraleer hij kan worden betaald. § 2. Wanneer op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid, de uitvoering van de opdracht voor een periode van minstens dertig dagen wordt geschorst, ontvangt de opdrachtnemer een betaling in mindering naar rato van de uitgevoerde prestaties.

Voorschotten

Art. 67.§ 1. Er kunnen voorschotten aan de opdrachtnemer worden toegestaan in de hierna opgesomde gevallen : 1° overeenkomstig de in de opdrachtdocumenten vastgestelde modaliteiten voor opdrachten die ten aanzien van hun bedrag zeer belangrijke voorafgaande investeringen vergen, die uitsluitend voor hun uitvoering bestemd zijn : a) hetzij voor het oprichten van bouwwerken of installaties;b) hetzij voor de aankoop van materieel, machines of gereedschappen;c) hetzij voor de aankoop van octrooien, productie- of verbeteringslicenties;d) hetzij voor studies, proeven, aanpassingen of de bouw van prototypes;2° voor de overheidsopdrachten voor leveringen of voor diensten die dienen te worden gegund : a) aan andere Staten of een internationale organisatie;b) aan leveranciers of dienstverleners waarmede verplicht moet gehandeld worden en die het storten van voorschotten als voorwaarde stellen voor het aanvaarden van de opdracht;c) aan een bevoorradings- of herstellingsinrichting die door Staten is opgericht;d) in het kader van de gemeenschappelijk door verschillende Staten of internationale instellingen gefinanceerde programma's voor navorsing, uittesten, studie, vervolmaking, ontwikkeling of productie;3° voor de overheidsopdrachten voor diensten van luchtvervoer van passagiers van categorie 3 van bijlage II, A, van de wet of van categorie 6 van bijlage 1 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang;4° voor de opdrachten voor leveringen of diensten die, volgens de gebruiken, hetzij op basis van een abonnement zijn gesloten, hetzij een voorafgaande betaling vereisen. Het bedrag van de voorschotten mag vijftig percent van de oorspronkelijke aannemingssom niet overschrijden, behoudens in de gevallen vermeld onder 2° tot 4°. § 2. De voorschotten worden gerecupereerd door afhoudingen op de betalingen in mindering overeenkomstig de modaliteiten van de opdrachtdocumenten. De betaling van voorschotten kan worden geschorst en ze kunnen worden gerecupereerd op de betalingen in mindering indien vastgesteld wordt dat de begunstigde zijn contractuele verplichtingen niet nakomt of de bepalingen van artikel 42 van de wet of artikel 41 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, overtreedt.

Betaling in geval van verzet tegen betaling of van derdenbeslag

Art. 68.In geval van verzet tegen de betaling of van bewarend derdenbeslag ten laste van de opdrachtnemer, wordt de betalingstermijn geschorst en beschikt de aanbestedende overheid over een bijkomende betalingstermijn van vijftien dagen. De schorsing eindigt op de dag dat de aanbestedende overheid verwittigd wordt dat het beletsel tegen de betaling is opgeheven.

Intrest voor laattijdige betaling en vergoeding voor invorderingskosten

Art. 69.§ 1. Wanneer de in artikelen 68, 95, 127, 141 en 160 vastgestelde betalingstermijnen worden overschreden, heeft de opdrachtnemer van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een intrest naar rato van het aantal dagen overschrijding. Deze enkelvoudige intrest is hetzij de door de Europese Centrale Bank voor haar meest recente basisherfinancieringstransacties toegepaste intrestvoet, hetzij de marginale intrestvoet die het gevolg is van variabele rentetenders voor de meest recente basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank.

Voor de opdrachten gesloten vóór 16 maart 2013 wordt de intrestvoet bedoeld in het vorige lid vermeerderd met zeven procent en afgerond tot het hogere halve procentpunt. Voor de opdrachten gesloten met ingang van 16 maart 2013 wordt de bedoelde intrestvoet vermeerderd met acht procent.

De minister bevoegd voor Financiën maakt halfjaarlijks de voor ieder semester toepasselijke enkelvoudige intrest bekend in het Belgisch Staatsblad.

Voor de opdrachten gesloten vóór 16 maart 2013 is de intrest alleen verschuldigd indien hij ten minste vijf euro bedraagt per betaling uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de opdracht. § 2. Als er voor de opdrachten gesloten met ingang van 16 maart 2013 intrest voor laattijdige betaling overeenkomstig paragraaf 1 verschuldigd is, heeft de opdrachtnemer van rechtswege en zonder ingebrekestelling recht op de betaling van een forfaitaire vergoeding van veertig euro voor invorderingskosten.

Naast dit forfaitaire bedrag kan de opdrachtnemer voor dezelfde opdrachten aanspraak maken op een redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten die ontstaan zijn door de laattijdige betaling. § 3. Het indienen van de regelmatig opgestelde factuur of de schuldvordering overeenkomstig de artikelen 95, 127, 141 en 160 geldt in voorkomend geval als schuldvordering voor de betaling van de in paragraaf 1 bedoelde intrest en de in paragraaf 2 bedoelde invorderingskosten, maar heeft geen invloed op het tijdstip waarop de intrest begint te lopen. § 4. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de betalingen die betrekking hebben op schadevergoedingen.

Onderbreking of vertraging van de uitvoering door de opdrachtnemer

Art. 70.Wanneer door de schuld van de aanbestedende overheid de betaling niet is verricht na verloop van dertig dagen na de gestelde betalingstermijn, kan de opdrachtnemer het uitvoeringstempo van de werken, leveringen of diensten vertragen of onderbreken.

In dit geval heeft de opdrachtnemer recht : 1° in ieder geval, ongeacht of er een vertraging van het uitvoeringstempo of een onderbreking is of niet, op een termijnverlenging die gelijk is aan het aantal dagen begrepen tussen het verloop van de voornoemde periode van dertig dagen en de betalingsdatum, voor zover de aanvraag schriftelijk wordt ingediend vóór het verstrijken van de contractuele termijnen;2° op schadevergoeding, indien er werkelijk een vertraging van het uitvoeringstempo of een onderbreking is geweest en voorzover de rekening voor schadevergoeding wordt ingediend binnen de termijnen bepaald in artikel 53. De beslissing om het uitvoeringstempo te vertragen of de werken, leveringen of diensten te onderbreken wegens achterstal van betaling, dient evenwel bij aangetekende brief ten laatste vijftien dagen vóór de dag van vertraging van het uitvoeringstempo of van de daadwerkelijke onderbreking aan de aanbestedende overheid te worden gemeld.

Ingeval meerdere overschrijdingen van betalingstermijnen elkaar overlappen, mogen deze slechts één keer in rekening worden gebracht.

De bepalingen van dit artikel kunnen slechts worden ingeroepen op voorwaarde dat dit is gerechtvaardigd door het belang van de achterstallige betalingen in de loop van de beschouwde periode.

Korting wegens minderwaarde

Art. 71.Wanneer de vastgestelde afwijkingen van niet-essentiële voorwaarden van de opdracht miniem zijn en geen grote hinder kunnen veroorzaken bij het gebruik, bij de verwerking of ten aanzien van de levensduur, kan de aanbestedende overheid de prestaties aanvaarden onder beding van korting wegens minderwaarde.

Compensatie

Art. 72.Elk bedrag dat aan de aanbestedende overheid is verschuldigd in het kader van de uitvoering van de opdracht, wordt in eerste instantie ingehouden op de door de opdrachtnemer om welke reden ook opeisbare bedragen en vervolgens op de borgtocht. Afdeling 12. - Rechtsvorderingen

Art. 73.§ 1. Elke rechtsvordering van de opdrachtnemer die steunt op de in de artikelen 54 tot 56 bedoelde feiten of omstandigheden, moet op straffe van rechtsverval binnen de termijnen bepaald in de artikelen 50, 52 of 53 voorafgaandelijk schriftelijk worden bekendgemaakt en het voorwerp uitmaken van een schriftelijke aanvraag. § 2. Iedere dagvaarding voor de rechter op verzoek van de opdrachtnemer en met betrekking tot een opdracht wordt, op straffe van rechtsverval en onverminderd paragraaf 1, aan de aanbestedende overheid betekend uiterlijk dertig maanden volgend op de datum van betekening van het proces-verbaal van de voorlopige oplevering.

Wanneer de dagvaarding evenwel zijn oorsprong vindt in feiten of omstandigheden die zijn opgedoken tijdens de waarborgperiode, moet deze op straffe van rechtsverval worden betekend uiterlijk dertig maanden na het verstrijken van de waarborgperiode. Indien het opstellen van een proces-verbaal niet is opgelegd, neemt de termijn een aanvang vanaf de definitieve oplevering. § 3. Wanneer het geschil het voorwerp heeft uitgemaakt van besprekingen tussen de partijen en de beslissing van de aanbestedende overheid minder dan drie maanden vóór het verstrijken of helemaal niet binnen deze termijnen werd betekend, worden deze verlengd tot op het einde van de derde maand die volgt op deze van de betekening van de beslissing. HOOFDSTUK 3. - Specifieke bepalingen opdrachten voor werken Afdeling 1. - Bepalingen toepasselijk op alle opdrachten voor werken

Toelatingen

Art. 74.Alleen de principiële toelatingen die voor de uitvoering van de opdracht zelf nodig zijn, worden door de aanbestedende overheid bezorgd. Het verkrijgen van de vergunningen nodig voor de uitvoering van de werken en alle andere verrichtingen en verplichtingen die eraan onderworpen zijn, vallen ten laste van de aannemer.

Leiding en controle

Art. 75.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 83 met betrekking tot het dagboek van de werken, oefent de aanbestedende overheid de controle uit op de werken met name door het afleveren van dienstbevelen of het opstellen van processen-verbaal. De dienstbevelen, de processen-verbaal en alle andere akten of documenten betreffende de opdracht worden aan de aannemer betekend, hetzij bij een aangetekende brief, hetzij via een schriftelijk stuk waarvan de aannemer de ontvangst bevestigt. § 2. De aannemer neemt persoonlijk de leiding van en het toezicht op de werken op zich of wijst hiervoor een gemachtigde aan.

De draagwijdte van het mandaat van de gemachtigde wordt schriftelijk door de aannemer aan de aanbestedende overheid medegedeeld, die hiervoor een ontvangstbewijs aflevert.

De aanbestedende overheid is gerechtigd te allen tijde de gemachtigde te doen vervangen.

Uitvoeringstermijnen

Art. 76.§ 1. De uitvoeringstermijn kan betrekking hebben op de volledige opdracht. De opdracht kan ook uit verschillende delen of fasen bestaan, ieder met een eigen uitvoeringstermijn en een eigen bedrag. Indien de opdracht niet uit delen of fasen bestaat kunnen de opdrachtdocumenten bovendien gedeeltelijke uitvoeringstermijnen bepalen die al dan niet bindend zijn. § 2. De aanbestedende overheid bepaalt de aanvangsdatum van de werken.

Behalve voor de opdrachten die gedurende de winterperiode worden gegund en waarvan de uitvoering tot het gunstige seizoen moet worden uitgesteld, moet de aanvangsdatum van de werken gelegen zijn : 1° voor gewone werken waarvan de aannemingssom overeenstemt met of lager ligt dan klasse 5 van de reglementering houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken : tussen de vijftiende en zestigste dag volgend op de dag van de sluiting van de opdracht;2° voor de werken waarvan de aannemingssom overeenstemt met of hoger ligt dan klasse 6 van dezelfde reglementering : tussen de dertigste en de vijfenzeventigste dag volgend op de dag van de sluiting van de opdracht;3° voor de werken waarvan de aannemingsom overeenstemt met of lager ligt dan klasse 5 van dezelfde reglementering doch waarvoor bijzondere technieken of materialen moeten worden aangewend, zijn de modaliteiten van 2° van toepassing.De opdrachtdocumenten vermelden of dat geval op de opdracht toepasselijk is.

Er moeten minstens vijftien dagen verlopen tussen de verzending van de brief waarin de aanvang van de werken wordt vastgesteld en de hiervoor bepaalde datum. Deze bepaling geldt echter niet : 1° in geval van dringendheid;2° voor elke andere dan de eerste fase of het eerste deel van eenzelfde opdracht.3° voor de opdrachten die volgen op een eerste opdracht, gesloten met dezelfde aannemer op basis van een raamovereenkomst. De aannemer is verplicht de werken aan te vangen op de dag die hem werd medegedeeld en deze regelmatig voort te zetten zodat zij volledig binnen de contractueel bedongen uitvoeringstermijn zullen voltooid zijn. § 3. De aannemer heeft het recht de verbreking van de opdracht te eisen wanneer de aanbestedende overheid de aanvangsdatum van de werken niet heeft vastgesteld na het verstrijken van de honderdtwintigste of honderdvijftigste dag na het sluiten van de opdracht, naargelang de bovengenoemde respectieve termijnen van zestig of vijfenzeventig dagen op de opdracht van toepassing zijn. De aannemer kan de verbreking van de opdracht bij aangetekende brief aanvragen binnen een termijn van maximum dertig dagen na de betekening van het bevel om de werken aan te vatten. § 4. Wanneer de uitvoeringstermijn in werkdagen is bepaald, worden als zodanig niet beschouwd : 1° de zaterdagen behalve deze waarop de aannemer heeft of had moeten werken omwille van de verdeling van de arbeidsduur op de bouwplaats;2° de zondagen en wettelijke feestdagen;3° de betaalde jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen bepaald bij koninklijk besluit of in een bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst;4° de dagen waarop, zoals aanvaard door de aanbestedende overheid, het werken wegens ongunstige weersomstandigheden of de gevolgen ervan gedurende ten minste vier uren onmogelijk was of zou zijn geweest. Indien de uitvoeringstermijn van de opdracht evenwel om economische redenen niet in werkdagen is uitgedrukt maar in dagen, weken, maanden of jaren, of van de ene datum tot de andere of tegen een bepaalde einddatum, worden alle dagen zonder onderscheid in deze termijn gerekend. Zo de oorspronkelijke uitvoeringstermijn in dit geval de tachtig dagen niet overschrijdt, is de verplichte vakantieperiode verondersteld niet in deze uitvoeringstermijn te zijn begrepen, voor zover deze vakantieperiode tijdens de uitvoeringstermijn plaatsvindt. § 5. Indien de aannemer buiten de bij wet gestelde perken moet werken, laat hij de aanbestedende overheid over de werkelijkheid van deze toestand oordelen en vraagt hij daarvoor bij de bevoegde overheden de nodige toelatingen aan.

Ter beschikking stellen van gronden en lokalen

Art. 77.Het terrein dat door de werken of het bouwwerk wordt ingenomen, wordt door de aanbestedende overheid gratis ter beschikking gesteld van de aannemer. Buiten dat terrein zorgt de aannemer er zelf voor dat hij de beschikking krijgt over de gronden, die hij voor de uitvoering van de opdracht nodig acht. Wil de aanbestedende overheid de aannemer deze gronden geheel of ten dele verschaffen, dan wordt dit aangeduid in de opdrachtdocumenten.

Wanneer lokalen ter beschikking van de aannemer gesteld worden voor om het even welk gebruik, moet hij die lokalen in goede staat houden zolang hij ze in gebruik heeft, en moet hij ze desgevraagd op het einde van de opdracht in hun oorspronkelijke staat herstellen.

Voorwaarden betreffende het personeel

Art. 78.§ 1. Ongeacht of zij voortvloeien uit de wet dan wel uit paritaire overeenkomsten op nationaal, gewestelijk of lokaal niveau, zijn alle wettelijke, reglementaire of conventionele bepalingen inzake de algemene arbeidsvoorwaarden, veiligheid en hygiëne, toepasselijk op al het personeel van de bouwplaats.

De aannemer neemt de nodige maatregelen zodat alle belanghebbenden de teksten van de collectieve overeenkomsten die op de bouwplaats van toepassing zijn, kunnen raadplegen. § 2. De aannemer, eenieder die in enig stadium als onderaannemer optreedt en eenieder die personeel ter beschikking stelt, is verplicht zijn personeel de lonen, bijlonen en vergoedingen te betalen tegen de prijs die is vastgesteld ofwel bij wet, ofwel door collectieve overeenkomsten gesloten door paritaire comités of door ondernemingsovereenkomsten. § 3. De aannemer houdt te allen tijde een dagelijks bijgewerkte lijst van al het personeel dat hij op de bouwplaats tewerkstelt, ter beschikking van de aanbestedende overheid op een door deze op de bouwplaats aangeduide plaats.

Deze lijst bevat minstens de volgende individuele inlichtingen : 1° de naam;2° de voornaam;3° de geboortedatum;4° het beroep;5° de kwalificatie;6° de reële prestaties per dag, op de bouwplaats geleverd;7° het uurloon. § 4. De aannemer zorgt ervoor dat eenieder die in enig stadium als onderaannemer optreedt of personeel ter beschikking stelt op de bouwplaats, een dagelijks bijgewerkte lijst van al zijn op de bouwplaats tewerkgesteld personeel ter beschikking houdt van de aanbestedende overheid op een door haar op de bouwplaats aangeduide plaats.

De verantwoordelijkheid voor het opstellen van deze lijst berust bij de onderaannemer of bij de persoon die personeel ter beschikking stelt. De lijst bevat de inlichtingen die in paragraaf 3 bedoeld worden. § 5. Alvorens zijn werk aan te vatten, maakt de aannemer, wat hem betreft, het volledig adres in België bekend waar de afgevaardigden van de aanbestedende overheid zich op eenvoudig verzoek hiernagenoemde documenten ter beschikking kunnen doen stellen : 1° de individuele periodieke loonstaten, volgens het door de sociale wetgeving voorgeschreven model, van ieder op de bouwplaats werkend arbeider;2° de periodieke aangifte aan de bevoegde dienst inzake sociale zekerheid. Deze verplichting van de aannemer geldt ook wat de personen betreft die in enig stadium als onderaannemer optreden of personeel ter beschikking stellen, vooraleer zij hun werken aanvatten. § 6. Dit artikel is van toepassing op alle aannemers en op alle personen die personeel ter beschikking stellen, ook op hen waarvan de zetel of het domicilie op het grondgebied van een andere Staat is gevestigd, en dit alles wat ook de nationaliteit en de verblijfplaats van het tewerkgesteld personeel zij.

Organisatie van de bouwplaats

Art. 79.Onverminderd de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, staat de aannemer in voor de orde op de bouwplaats tijdens de duur van de werken, en is hij verplicht, in het belang van de ambtenaren van de aanbestedende overheid en van derden, zowel als in dat van zijn eigen personeel, alle nodige maatregelen te treffen om hun veiligheid te waarborgen.

De aannemer treft op zijn volle verantwoordelijkheid en op zijn kosten al de maatregelen die onontbeerlijk zijn voor de bescherming, de instandhouding en de integriteit van de bestaande constructies en werken. Hij neemt tevens alle voorzorgen die door de bouwkunst en door de bijzondere omstandigheden worden vereist om de naburige eigendommen te vrijwaren en om te vermijden dat daarin door zijn schuld stoornissen worden veroorzaakt.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 80.§ 1. Elk bevel tot wijziging van de opdracht wordt schriftelijk gegeven. Wordt nochtans met een geschreven bevel gelijkgesteld, het mondeling bevel waarvan de aannemer binnen de achtenveertig uur bij aangetekende brief melding heeft gemaakt aan de leidend ambtenaar en dat door de aanbestedende overheid niet is weerlegd binnen de drie werkdagen vanaf de ontvangst van bedoelde brief.

Minder belangrijke wijzigingen kunnen evenwel enkel als vermeldingen in het dagboek worden opgetekend.

De bevelen of de vermeldingen duiden de wijzigingen aan die aan de oorspronkelijke bepalingen van de opdracht alsmede aan de plannen dienen te worden aangebracht. § 2. De onvoorziene werken die de aannemer gehouden is uit te voeren, de voorziene werken die aan de aanneming worden onttrokken alsmede al de andere wijzigingen, worden berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of bij ontstentenis aan de hand van overeen te komen eenheidsprijzen.

In één van de volgende gevallen kan elke partij een herziening van de eenheidsprijzen eisen voor bijkomende werken van dezelfde aard en beschreven in dezelfde bewoordingen als in de post van de opmetingsstaat : 1° de bijkomende werken het drievoudige overtreffen van de hoeveelheid voorzien in de betreffende post van de opmetingsstaat;2° de prijs van de supplementen die betrekking hebben op de betreffende post tien procent van het opdrachtbedrag overtreft, met een minimum van tweeduizend euro. Indien een nieuwe eenheidsprijs wordt overeengekomen voor een bijkomend werk, blijft de oude prijs van toepassing op de aanvankelijk aangeduide hoeveelheid.

Elke partij kan eveneens een herziening van de eenheidsprijzen eisen wanneer de hoeveelheid die wordt onttrokken aan een post van de opmetingsstaat, meer dan het vijfde van de aanvankelijk aangeduide hoeveelheid beloopt. § 3. Opdat er aanleiding zou zijn tot herziening van eenheidsprijzen, moet één der partijen zijn wil dienaangaande aan de andere partij te kennen geven bij aangetekende brief, en dit binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum waarop de wijzigingsbevelen geldig werden gegeven.

Bij ontstentenis van een akkoord over de nieuwe eenheidsprijzen stelt de aanbestedende overheid ze van ambtswege vast, met behoud van alle rechten van de aannemer.

De aannemer is verplicht om de werken zonder onderbreking voort te zetten, ondanks de betwistingen waartoe het vaststellen van nieuwe prijzen aanleiding zou kunnen geven. § 4. In geval van bijkomende werken of wijzigingen aan het voorziene werk, vermeldt het geschreven bevel, de verrekening of de bijakte : 1° ofwel de verlenging van de uitvoeringstermijn op grond van de verhoging van het bedrag van de opdracht en van de aard van de wijzigingen en de bijkomende werken;2° ofwel de uitsluiting van iedere verlenging van de termijn. § 5. Wanneer de wijzigingen op bevel van de aanbestedende overheid leiden tot één of meer verrekeningen, waarvan het geheel een vermindering van de oorspronkelijke aannemingssom veroorzaakt, heeft de aannemer recht op een forfaitaire vergoeding van tien percent van deze vermindering, ongeacht het uiteindelijke bedrag van de opdracht.

De betaling van deze vergoeding is onderworpen aan het indienen door de aannemer van een schuldvordering of een geschreven aanvraag die hiervoor in de plaats komt.

Spel van de vermoedelijke hoeveelheden

Art. 81.Wanneer onafhankelijk van elke door de aanbestedende overheid aangebrachte wijziging aan de opdracht, de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden van een post volgens prijslijst het drievoudige overtreffen of minder bedragen dan de helft van de vermoedelijke hoeveelheden, kan elk van de partijen de herziening van de oorspronkelijke eenheidsprijzen en uitvoeringstermijnen vragen.

Zelfs wanneer de in het vorige lid vermelde drempels niet bereikt zijn, mag de uitvoeringstermijn aangepast worden aan de werkelijk uitgevoerde hoeveelheden wanneer hun omvang dit rechtvaardigt.

Ingeval van overschrijding zijn de eventueel herziene prijzen slechts van toepassing op de uitgevoerde hoeveelheden die het drievoudige van de vermoedelijke hoeveelheden overschrijden.

De partij die de herziening vraagt, moet de andere partij van haar voornemen de eenheidsprijzen en/of termijnen te willen herzien op de hoogte brengen ten laatste dertig dagen na het opstellen van de vorderingsstaat waarin vastgesteld wordt dat de uitgevoerde hoeveelheid het drievoudige of minder dan de helft van de vermoedelijke hoeveelheid bereikt. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekende brief.

Na verloop van deze termijn geldt deze kennisgeving slechts voor de vanaf de datum van deze kennisgeving uitgevoerde hoeveelheden.

In ieder geval rechtvaardigt de eisende partij de nieuwe eenheidsprijzen en/of termijnen die uit die nieuwe toestand voortkomen.

Bij ontstentenis van een akkoord over de nieuwe eenheidsprijzen, stelt de aanbestedende overheid ambtshalve de prijzen vast die ze gerechtvaardigd acht, met behoud van alle rechten van de aannemer.

De aannemer is verplicht de werken zonder onderbreking voort te zetten, ongeacht de betwistingen waartoe het vaststellen van de nieuwe eenheidsprijzen aanleiding zou geven.

Controlemiddelen

Art. 82.§ 1. De aannemer meldt aan de aanbestedende overheid de exacte uitvoeringsplaats van de werken op de bouwplaats, in zijn werkplaatsen, bij zijn onderaannemers of zijn leveranciers.

De proeven en controles voor de keuring van de producten worden naar keuze van de aanbestedende overheid verricht, hetzij : 1° op de bouwplaats of op de plaats van de levering;2° in de werkplaatsen van de producent;3° in de laboratoria van de aanbestedende overheid of die door haar aanvaard zijn;4° in de laboratoria bedoeld in de wetgeving betreffende de accreditatie van instellingen voor conformiteitsbeoordeling. Onverminderd de keuringen die op de bouwplaats moeten worden verricht, draagt de aannemer er zorg voor dat de leidend ambtenaar en de door de aanbestedende overheid aangestelde gemachtigden te allen tijde vrij toegang hebben tot de plaats van productie, teneinde de stipte naleving van de opdracht te controleren, onder andere wat de herkomst en de kwaliteit van de producten betreft.

Wanneer de aanbestedende overheid toezicht houdt op de plaats van productie, mag, op straffe van weigering, geen enkele levering naar de bouwplaats worden verzonden vooraleer zij door de aangestelde van de aanbestedende overheid voor verzending werd goedgekeurd.

Wanneer de producten onder permanente controle in een bepaalde werkplaats worden vervaardigd, kunnen ze zonder verder nazicht vanwege de aanbestedende overheid, worden verzonden. § 2. Ingeval de resultaten van de proeven worden betwist, heeft ieder van de partijen het recht een tegenproef te vragen.

De tegenproef bestaat uit het onderzoek van alle eigenschappen die bij de eerste proef werden nagegaan. Al de resultaten van de tegenproef dienen voldoening te geven.

De resultaten van de tegenproeven zijn beslissend.

De kosten van de tegenproef vallen ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.

Een dienovereenkomstige verlenging van de uitvoeringstermijn wordt toegestaan in de mate dat de tegenproef de aannemer in het gelijk stelt, en voorzover hij bewijst dat de uitvoering van zijn werken hierdoor werd vertraagd. Deze verlenging sluit elk recht op schadevergoeding uit. § 3. De aanvaarde producten die zich op de bouwplaats bevinden, blijven er onder toezicht van de aannemer. Ze mogen niet meer zonder de toestemming van de aanbestedende overheid van de bouwplaats worden verwijderd.

De aanbestedende overheid wordt eigenaar van de voor verwerking op de bouwplaats aangevoerde producten van zodra zij voor betaling werden aanvaard. De aannemer blijft echter voor deze producten verantwoordelijk tot de voorlopige oplevering van de opdracht. § 4. De geweigerde producten worden door de aannemer binnen de vijftien dagen na de betekening van het proces-verbaal van weigering verwijderd en van de bouwplaats afgevoerd. Zo niet geschiedt de verwijdering ambtshalve door de aanbestedende overheid op kosten en voor risico van de aannemer.

Ieder gebruik van geweigerde producten heeft de ambtshalve weigering van de oplevering van de opdracht tot gevolg.

Dagboek van de werken

Art. 83.§ 1. Een dagboek van de werken, opgemaakt in de door de aanbestedende overheid aanvaarde vorm en door de aannemer geleverd, wordt op elke bouwplaats door de aanbestedende overheid en uitsluitend door haar bijgehouden. Zij tekent er dagelijks onder meer de onderstaande inlichtingen in op : 1° de aanduiding van de weersomstandigheden, de werkonderbrekingen wegens ongunstige weersomstandigheden, de werkuren, het aantal en de hoedanigheid van de op de bouwplaats tewerkgestelde arbeiders, de aangevoerde materialen, het gebruikte materieel, het materieel buiten dienst, de ter plaatse gedane proeven, de verstuurde monsters, de onvoorziene omstandigheden, alsmede de louter toevallige en minder belangrijke bevelen aan de aannemer;2° de gedetailleerde notities van alle op de bouwplaats controleerbare elementen, die nuttig zijn voor het berekenen van de aan de aannemer te verrichten betalingen, zoals uitgevoerde werken, uitgevoerde hoeveelheden, aangevoerde producten die in rekening mogen worden gebracht.Deze gedetailleerde notities maken integraal deel uit van het dagboek van de werken, maar kunnen in voorkomend geval in bijlagen van het dagboek worden opgetekend; 3° in voorkomend geval, de gegevens en opmerkingen die overeenstemmen met de inhoud van het coördinatiedagboek als bedoeld in de regelgeving betreffende de tijdelijke of mobiele bouwplaatsen. § 2. Onverminderd de eventuele verplichtingen inzake het bijhouden van het coördinatiedagboek, staat het de aanbestedende overheid vrij geen dagboek van de werken of een gedeelte ervan bij te houden. In dat geval vermeldt zij dat in de opdrachtdocumenten.

Evenwel dienen de gedetailleerde notities steeds te worden bijgehouden ingeval van opdrachten tegen andere dan globale prijzen. § 3. De inlichtingen vermeld in het dagboek van de werken en in de gedetailleerde notities zijn afkomstig van de aanbestedende overheid, de aannemer en, in voorkomend geval, van de coördinator inzake veiligheid en gezondheid. Op verzoek van de aanbestedende overheid verstrekt de aannemer alle nuttige inlichtingen voor het regelmatig bijhouden van het dagboek van de werken.

De vermeldingen in het dagboek van de werken en in de gedetailleerde notities worden ondertekend door de aanbestedende overheid en medeondertekend door de aannemer of zijn vertegenwoordiger, alsook, in voorkomend geval, door de coördinator inzake veiligheid en gezondheid. § 4. Indien hierover onenigheid is, maakt de aannemer bij aangetekende brief, verzonden binnen de vijftien dagen na de betwiste vermelding of gedetailleerde notities, zijn opmerkingen aan de aanbestedende overheid bekend. Hij formuleert zijn opmerkingen op duidelijke en omstandige wijze.

Indien hij zijn opmerkingen niet mededeelt op de wijze en binnen de termijn zoals hierboven beschreven, wordt de aannemer geacht akkoord te gaan met de vermeldingen in het dagboek van de werken en in de gedetailleerde notities.

Wanneer deze opmerkingen niet als gegrond worden beschouwd, wordt de aannemer hierover per aangetekende brief ingelicht.

Aansprakelijkheid van de aannemer

Art. 84.§ 1. De aannemer is aansprakelijk voor alle werken die door hem of door zijn onderaannemers zijn uitgevoerd tot de definitieve oplevering van het geheel van de werken.

Gedurende de waarborgtermijn moet de aannemer, naargelang de vereisten, aan het bouwwerk al de nodige werken en herstellingen uitvoeren om het in goede staat of in goede werking te houden.

Na de voorlopige oplevering is de aannemer evenwel niet aansprakelijk voor de schade waarvan de schuld niet bij hem ligt. § 2. Vanaf de voorlopige oplevering en onverminderd de bepalingen van paragraaf 1 betreffende zijn verplichtingen gedurende de waarborgtermijn, is de aannemer aansprakelijk voor de stevigheid van het bouwwerk en voor de goede uitvoering van de werken, overeenkomstig de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek.

Middelen van optreden Vermoeden van bedrog of slecht werk

Art. 85.Wordt bedrog of slecht werk vermoed, dan kan de aannemer verplicht worden het uitgevoerde werk geheel of gedeeltelijk te slopen en te herbouwen. De kosten van sloping en herbouw komen, naargelang het vermoeden bewaarheid wordt of niet voor rekening van de aannemer of voor de aanbestedende overheid.

Vertragingsboetes

Art. 86.§ 1. De vertragingsboetes worden berekend op grond van de formule : R = 0,45 x M x n²/N² waarin : R = het bedrag van de toe te passen boete;

M = het oorspronkelijke opdrachtbedrag;

N = het aantal werkdagen vastgesteld voor de uitvoering bij de aanvang van de opdracht; n = het aantal dagen vertraging.

Indien de factor M evenwel niet meer bedraagt dan vijfenzeventig duizend euro terwijl N niet groter is dan honderd en vijftig dagen, wordt de noemer N2 door 150 x N vervangen. § 2. Indien de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormt, wordt de berekeningswijze van de vertragingsboetes vastgesteld in de opdrachtdocumenten. Zo niet is de formule van paragraaf 1 van toepassing. § 3. Wanneer de uitvoeringstermijn niet in werkdagen is uitgedrukt, wordt het getal N in de formule conventioneel verkregen door het aantal dagen van de uitvoeringstermijn te vermenigvuldigen met 0,7. In het verkregen product wordt naar beneden afgerond. § 4. Wanneer de opdracht uit verschillende delen of fasen bestaat, ieder met een eigen uitvoeringstermijn N en een eigen bedrag M, wordt voor de toepassing van de boeten elk van de onderdelen met een afzonderlijke opdracht gelijkgesteld. § 5. Indien de opdracht niet uit delen of fasen in de zin van paragraaf 4 bestaat, doch de opdrachtdocumenten gedeeltelijke uitvoeringstermijnen bepalen zonder dat deze daarom ook bindend zijn, moeten deze termijnen als louter indicatief worden beschouwd voor de uitvoering van de opdracht en wordt voor de toepassing van de boetes alleen de eindtermijn in aanmerking genomen. Indien de opdrachtdocumenten daarentegen vermelden dat de gedeeltelijke uitvoeringstermijnen dwingend zijn, dan wordt het niet in acht nemen ervan bestraft door speciale in die documenten daartoe voorziene boetes of indien geen dergelijke bepaling voorkomt, door boetes die volgens de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde formule zijn berekend en waarin de factoren M en N op de gehele opdracht betrekking hebben. De hoogste boete voor elke gedeeltelijke uitvoeringstermijn van P werkdagen bedraagt evenwel : M/20 x P/N Indien een gedeeltelijke uitvoeringstermijn niet in werkdagen is uitgedrukt, wordt paragraaf 3 toegepast. § 6. Het totaalbedrag van de vertragingsboetes dat op een opdracht wordt toegepast, mag niet hoger zijn dan vijf procent van het bedrag M, zoals bepaald in paragraaf 1. Wanneer de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormt, kunnen de opdrachtdocumenten het bovengenoemde percentage verhogen tot maximum tien procent. Dit percentage wordt vastgesteld in verhouding tot de relatieve belangrijkheid van het gunningscriterium betreffende de uitvoeringstermijn.

De boetes waarvan het totaal geen vijfenzeventig euro per opdracht bereikt, worden niet aangerekend.

Ambtshalve maatregelen

Art. 87.§ 1. Wanneer wordt vastgesteld dat de aannemer in gebreke is gebleven vóór het aanvangsbevel van de werken is afgeleverd, staat het uitblijven van dit bevel de toepassing van ambtshalve maatregelen niet in de weg.

Ingeval de werken reeds aangevat zijn, legt de in gebreke gebleven aannemer zijn werken stil vanaf de dag die hem wordt aangeduid. Alle werken die daarna wordt uitgevoerd, blijven kosteloos verworven door de aanbestedende overheid.

Nadat de aannemer hiervoor wordt opgeroepen, wordt de staat van de werken, het materieel en de materialen die op de bouwplaats zijn aangevoerd, opgemaakt.

De aanbestedende overheid kan overgaan tot elke bouw of sloping of tot het nemen van elke andere maatregel die zij voor het behoud en de goede uitvoering van de werken nodig acht.

Behalve bij verbreking van de opdracht, is de aanbestedende overheid gerechtigd, tegen vergoeding, van het materieel en de materialen van de aannemer waarvan zij hem de lijst bezorgt, gebruik te maken om de opdracht voort te zetten of te doen voortzetten.

De aannemer is verplicht binnen de kortst mogelijke tijd zijn materieel en materialen welke de aanbestedende overheid niet wenst te behouden, van de bouwplaats te verwijderen.

De aannemer mag de voor zijn rekening verrichte werken volgen, evenwel zonder de uitvoering van de bevelen van de aanbestedende overheid te hinderen.

De berichten betreffende de plaats en datum voor de oplevering van het voor zijn rekening uitgevoerde bouwwerk, worden aan de in gebreke gebleven aannemer betekend, hetzij bij aangetekende brief, hetzij via een schriftelijk stuk waarvan de aannemer de ontvangst bevestigt. § 2. Ingeval de maatregelen bedoeld in artikel 47, § 2, eerste lid, 2° en 3°, worden toegepast, worden de vertragingsboetes voor hun maximum bedrag opgelegd, overeenkomstig artikel 86, § 6.

Buiten het bedrag van de straffen, de boetes wegens laattijdige uitvoering en de slopingskosten, vallen de extra kosten ingevolge de nieuwe wijze van uitvoering ten laste van de in gebreke gebleven aannemer.

De voornoemde extra kosten maken het positief verschil uit tussen, enerzijds, het bedrag van de van ambtswege uitgevoerde werken desgevallend verhoogd met de belasting op de toegevoegde waarde en, anderzijds, het bedrag desgevallend verhoogd met de belasting op de toegevoegde waarde dat door de in gebreke gebleven aannemer voor die werken zou zijn aangerekend. Indien dat verschil negatief uitvalt, blijft het verworven door de aanbestedende overheid.

Komen niet in aanmerking voor de berekening van de extra kosten voor de werken voor rekening van de in gebreke gebleven aannemer : 1° binnen de perken van artikel 80, § 1, de werken in meer of in min die van ambtswege door de aanbestedende overheid werden bevolen na kennisgeving van de beslissing tot het nemen van maatregelen van ambtswege;2° de prijsherzieningen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, van artikel 20 van het koninklijk besluit speciale sectoren of van artikel 21 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang;3° de nieuwe eenheidsprijzen overeengekomen met de aannemer belast met de uitvoering van de opdracht voor rekening, bij toepassing van artikel 80, § 2, en 81. Vallen eveneens voor rekening van de in gebreke gebleven aannemer, de kosten van het voor rekening aangaan van de nieuwe opdracht of opdrachten. Ongeacht de voor de opdracht of opdrachten gebruikte gunningswijze, worden deze kosten op één percent van de oorspronkelijke aannemingssom van deze opdracht of opdrachten aangerekend, zonder vijftien duizend euro te overschrijden. § 3. Wanneer de aannemer gedurende de waarborgtermijn zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 84, § 1, niet nakomt, kan de aanbestedende overheid, na ingebrekestelling bij proces-verbaal overeenkomstig artikel 44, § 2, de herstellings- en verbouwingswerken voor rekening van de in gebreke gestelde aannemer uitvoeren of doen uitvoeren.

Hetzelfde geldt wanneer de aannemer bij het verstrijken van de waarborgtermijn zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 84, § 2, niet nakomt.

Inhoudingen voor niet betaalde lonen, sociale lasten en belastingen die zijn verschuldigd

Art. 88.Wanneer lonen of sociale zekerheidsbijdragen, evenals de bijhorende belastingen, verschuldigd voor het personeel dat op de bouwplaats is of was tewerkgesteld en door een dienstcontract aan die aannemer of aan één van zijn onderaannemers is of was verbonden, of nog, aan de aannemer of aan één van zijn onderaannemers ter beschikking werd gesteld, niet zijn betaald, dan houdt de aanbestedende overheid ambtshalve het brutobedrag van de achterstallige lonen en bijdragen in op de aan de aannemer verschuldigde bedragen.

De aanbestedende overheid betaalt die achterstallige lonen en maakt de sociale zekerheidsbijdragen alsmede de afhoudingen betreffende de inkomstenbelasting op die achterstallige lonen rechtstreeks over aan de rechthebbenden.

Incidenten bij de uitvoering

Art. 89.De aanbestedende overheid mag gedurende een bepaalde periode de uitvoering van de werken onderbreken die naar haar oordeel niet zonder bezwaar op dat ogenblik kunnen worden uitgevoerd.

De uitvoeringstermijn wordt verlengd ten belope van de door deze onderbreking veroorzaakte vertraging, op voorwaarde dat de contractuele uitvoeringstermijn niet verstreken is. Wanneer deze termijn verstreken is, kan er teruggave van vertragingsboete worden toegestaan overeenkomstig artikel 50.

Wanneer de werken op bevel of door toedoen van de aanbestedende overheid of krachtens de bepalingen van het bestek worden onderbroken, dient de aannemer op zijn kosten alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen ten einde de werken en materialen te vrijwaren tegen mogelijke beschadigingen door ongunstige weersomstandigheden, diefstal of andere daden met kwaadwillig opzet.

Vondsten tijdens de werken

Art. 90.Iedere vondst van enig belang tijdens het graaf- of slopingswerk wordt onverwijld ter kennis gebracht van de aanbestedende overheid.

In afwachting van een beslissing van de aanbestedende overheid en zonder afbreuk te doen aan zijn recht op schadevergoeding, onderbreekt de aannemer de uitvoering van de werken in de onmiddellijke omgeving van de vondst en verbiedt elke toegang.

De kunstvoorwerpen, de oudheidkundige-, natuurhistorische-, numismatieke voorwerpen of andere die een wetenschappelijke waarde hebben evenals de zeldzame en kostbare voorwerpen die bij het graaf- of het slopingswerk worden gevonden, worden, in afwachting van het bepalen van de eigendomsrechten op grond van de toepasselijke wetgeving, ter beschikking van de leidend ambtenaar of van haar gemachtigde gehouden, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Opleveringen en waarborg

Art. 91.Door de voorlopige oplevering beschikt de aanbestedende overheid over heel het door de aannemer uitgevoerde bouwwerk.

Vóór de voorlopige oplevering mag de aanbestedende overheid wanneer zij dit wenselijk acht, over de verschillende delen van het bouwwerk beschikken naargelang ze beëindigd worden, op voorwaarde dat hiervan een plaatsbeschrijving wordt opgemaakt.

De volledige of gedeeltelijke inbezitneming van het bouwwerk door de aanbestedende overheid kan niet gelden als voorlopige oplevering.

Zodra de aanbestedende overheid het bouwwerk geheel of gedeeltelijk in bezit heeft genomen, is de aannemer evenwel niet meer verplicht de aan het gebruik te wijten beschadigingen te herstellen.

Art. 92.§ 1. Het bouwwerk dat niet aan de bepalingen of voorwaarden van de opdracht voldoet of niet volgens de regels van vakmanschap en bouwkunde is uitgevoerd, wordt door de aannemer gesloopt en herbouwd.

Zo niet geschiedt dit van ambtswege op bevel van de aanbestedende overheid op zijn kosten en risico, overeenkomstig de middelen van optreden bepaald in artikel 87. De aannemer stelt zich bovendien bloot aan boetes en straffen wegens niet-naleving van de bepalingen en voorwaarden van de opdracht.

De aanbestedende overheid kan de aannemer op dezelfde manier verplichten het bouwwerk of delen ervan waarin niet aanvaarde producten werden verwerkt of die in een verbodsperiode werden uitgevoerd, te slopen en te herbouwen. Desnoods handelt ze ambtshalve op kosten en risico van de aannemer. § 2. Wanneer het bouwwerk op de daartoe vastgestelde datum wordt voltooid en voor zover de resultaten van de keuringen en van de voorgeschreven proeven gekend zijn, wordt binnen vijftien dagen na bovengenoemde datum, naargelang het geval, een proces-verbaal van voorlopige oplevering of van weigering van oplevering opgemaakt.

Wanneer het bouwwerk vóór of na die datum wordt voltooid, geeft de aannemer daarvan bij aangetekende brief kennis aan de leidend ambtenaar en vraagt terzelfdertijd de voorlopige oplevering. Binnen vijftien dagen na de datum waarop het verzoek van de aannemer wordt ontvangen en voorzover de resultaten van de keuringen en van de voorgeschreven proeven zijn gekend, wordt een proces-verbaal van voorlopige oplevering of van weigering van oplevering opgemaakt.

Bij overschrijding van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn door de schuld van de aanbestedende overheid is zij aan de aannemer per dag vertraging een vergoeding verschuldigd van 0,07 percent van de bedragen waarvan de betaling van de voorlopige oplevering afhankelijk is, met een maximum van vijf percent van het totaal van deze bedragen.

Het bouwwerk dat in staat van voorlopige oplevering is bevonden, wordt tot bewijs van het tegendeel, vermoed in die toestand te hebben verkeerd op de datum waarop het diende te zijn voltooid of, wat de gevallen van het tweede lid betreft, op de datum van de werkelijke voltooiing die door de aannemer in zijn aangetekende brief werd vermeld.

De waarborgtermijn gaat in op de datum van de voorlopige oplevering.

Indien de opdrachtdocumenten geen waarborgtermijn vooropstellen, wordt hij op één jaar gesteld. § 3. Binnen de vijftien dagen vóór de dag waarop de waarborgtermijn verstrijkt, wordt naargelang het geval een proces-verbaal van definitieve oplevering of van weigering van oplevering opgesteld.

In dit laatste geval moet de aannemer achteraf bij aangetekende brief aan de aanbestedende overheid meedelen dat het geheel van het bouwwerk in staat van definitieve oplevering is gesteld. Het bouwwerk wordt binnen de vijftien dagen volgend op de ontvangst van die mededeling door de aanbestedende overheid opgeleverd.

Het bouwwerk dat in staat van definitieve oplevering is bevonden, wordt tot bewijs van het tegendeel vermoed in die toestand te hebben verkeerd op de einddatum van de waarborgtermijn of, wat de gevallen van het tweede lid betreft, op de datum van de definitieve oplevering die door de aannemer in zijn aangetekende brief werd vermeld. § 4. Het nazicht met het oog op de voorlopige of de definitieve oplevering van het bouwwerk, geschiedt in aanwezigheid van de aannemer ofwel nadat hij tenminste zeven dagen vóór de dag van de oplevering behoorlijk bij aangetekende brief werd opgeroepen.

Wanneer ingevolge ongunstige weersomstandigheden de staat van het bouwwerk niet kan worden opgenomen gedurende de voor de voorlopige of voor de definitieve oplevering vastgestelde termijn van vijftien dagen, wordt die onmogelijkheid bij proces-verbaal na oproeping van de aannemer vastgesteld, en wordt het proces-verbaal van oplevering of van weigering van oplevering binnen de vijftien dagen na de dag waarop de onmogelijkheid heeft opgehouden te bestaan, opgesteld.

De aannemer kan die omstandigheden niet inroepen om zich te onttrekken aan de verplichting het bouwwerk in goede staat van oplevering aan te bieden.

Het bouwwerk wordt pas als voltooid beschouwd nadat de aannemer ieder depot, iedere belemmering of iedere wijziging van de plaatsgesteldheid aangebracht voor de uitvoering van de opdracht heeft doen verdwijnen.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 93.Ingeval van twee opleveringen, een voorlopige en een definitieve, wordt de borgtocht bij helften vrijgegeven : de ene helft na de voorlopige oplevering van de gehele opdracht, de andere helft na de definitieve oplevering, in beide gevallen na aftrek van de sommen die de aannemer eventueel aan de aanbestedende overheid verschuldigd is.

Wanneer slechts in één enkele oplevering is voorzien, gebeurt de vrijgave ineens na die oplevering.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 94.De prijs van de werken die tijdens een aan de aannemer te wijten periode van vertraging worden uitgevoerd, wordt op grond van de voor de aanbestedende overheid meest voordelige berekeningsmethode als volgt vastgesteld : 1° hetzij door aan de samenstellende factoren van de prijzen, die contractueel voor herziening zijn aangeduid, de waarden toe te kennen die gedurende de beschouwde periode van vertraging toepasselijk waren; 2° hetzij door aan elk van die factoren een gemiddelde waarde (E) toe te kennen welke door volgende formule wordt bepaald :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : e1, e2,... en, de opeenvolgende waarden van de beschouwde factor gedurende de contractuele termijn, eventueel verlengd in de mate waarin de vertraging niet aan de aannemer te wijten was; t1, t2,.. tn, de met deze waarde overeenstemmende tijdsduur, uitgedrukt in maanden van dertig dagen. Een deel van een maand en de duur van de schorsingen in de uitvoering van de opdracht komen niet in aanmerking.

De waarde van E wordt tot op het tweede decimale cijfer berekend.

Betalingen

Art. 95.§ 1. Zowel voor de betalingen in mindering als voor de betaling van het saldo of de éénmalige betaling van de opdrachtsom, legt de aannemer een gedateerde en ondertekende schuldvordering over die steunt op een gedetailleerde staat van de gerealiseerde werken, welke volgens hem de gevraagde betalingen rechtvaardigen.

Deze gedetailleerde staat kan omvatten : 1° de hoeveelheden uitgevoerd op grond van de posten van de samenvattende opmeting;2° de hoeveelheden uitgevoerd boven de vermoedelijke hoeveelheden van de posten van de samenvattende opmeting;3° de meerwerken uitgevoerd op schriftelijk bevel;4° de werken uitgevoerd tegen de door de aannemer voorgestelde en door de aanbestedende overheid nog niet aanvaarde eenheidsprijzen. § 2. De aanbestedende overheid beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de datum van ontvangst van de schuldvordering en de gedetailleerde staat van de gerealiseerde werken bedoeld in paragraaf 1.

De aanbestedende overheid stelt binnen de verificatietermijn de volgende verrichtingen : 1° ze ziet de ingediende staat van de werken na en brengt er eventueel verbeteringen in aan.Wanneer er niet tussen de partijen overeengekomen prijzen in voorkomen, stelt ze deze prijzen ambtshalve vast met behoud van alle rechten van de aannemer; 2° ze maakt een proces-verbaal op met vermelding van de werken die voor betaling zijn aanvaard en het volgens haar verschuldigde bedrag. Ze geeft de aannemer schriftelijk kennis van dit proces-verbaal en verzoekt hem binnen vijf dagen, een factuur in te dienen voor het vermelde bedrag. § 3. De betaling van het aan de aannemer verschuldigde bedrag vindt plaats binnen de volgende betalingstermijn : 1° dertig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in paragraaf 2.De betalingstermijn bedraagt zestig dagen voor de opdrachten gesloten vóór 16 maart 2013, voor zover het gaat om de betaling van het saldo of de éénmalige betaling van de opdrachtsom; 2° zestig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in paragraaf 2 voor opdrachten geplaatst door aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken en die specifiek voor dat doel zijn erkend, zij het enkel voor de werken verbonden aan die specifieke activiteit. § 4. De verificatietermijn wordt verlengd naar rato van het aantal dagen : 1° overschrijding van de termijn van vijf dagen die door § 2, derde lid, 2°, aan de aannemer wordt verleend om zijn factuur in te dienen;2° dat nodig is om het antwoord van de aannemer te ontvangen, wanneer de aanbestedende overheid hem, in het kader van de hoofdelijke aansprakelijkheid, moet bevragen over het werkelijke bedrag van zijn sociale of fiscale schuld als bedoeld in artikel 30ter, § 4, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, respectievelijk artikel 400, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. § 5. Ingeval voor een bepaalde opdracht niet in de voormelde verificatie zou zijn voorzien, is de betalingstermijn niet langer dan een van de volgende termijnen, al naargelang : 1° dertig dagen na de datum van ontvangst door de aanbestedende overheid van de schuldvordering;2° indien de datum van ontvangst van de schuldvordering niet vaststaat, dertig dagen na de datum van de ontvangst van de gedetailleerde staat van de gerealiseerde werken;3° indien de aanbestedende overheid de schuldvordering eerder ontvangt dan de realisatie van de werken, vastgesteld door de gedetailleerde staat van de gerealiseerde werken, dertig dagen na de realisatie van de werken. Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen promotieopdrachten van werken

Toepasselijke bepalingen

Art. 96.In geval van een promotieopdracht zijn de artikelen 25, 66, 76, § 2, 86, 87, 91 en 95 niet toepasselijk.

De artikelen 74, 77, eerste lid, en 90 zijn niet toepasselijk wanneer de promotor eigenaar is van de gronden die als zate dienen voor het bouwwerk.

Rechten van de partijen op de gronden

Art. 97.De gronden die eigendom zijn van de aanbestedende overheid en die als zate dienen voor het bouwwerk mogen pas na het verlijden van de authentieke akte ter beschikking worden gesteld van de promotor.

De aanbestedende overheid kan voor de duur van de uitvoering van het bouwwerk afstand doen van het recht van natrekking.

De promotor kan de rechten en plichten die op het verworven zakelijk recht betrekking hebben, enkel overdragen met de schriftelijke en voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid.

Verplichtingen van de aanbestedende overheid

Art. 98.De aanbestedende overheid is verplicht : 1° in de gevallen van huur, van huur met aankoopoptie of eigendomsoverdracht op termijn of erfpacht bedoeld in artikel 115 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 110 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 120 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang : a) de prijs van de opdracht te betalen door storting van huurgelden, vergoedingen voor opstal en/of erfpachtrente;b) het bouwwerk volgens zijn bestemming te gebruiken;c) de huurherstellingen en het gewoon onderhoud van het bouwwerk uit te voeren, overeenkomstig de artikelen 1754 tot 1756 van het Burgerlijk Wetboek;d) noch binnen, noch buiten het bouwwerk verbouwingswerken uit te voeren zonder het schriftelijk en voorafgaand akkoord van de promotor;2° de prijs van de opdracht te betalen door storting van annuïteiten indien het verwerven van het bouwwerk vanaf de terbeschikkingstelling ervan is bedongen overeenkomstig artikel 115 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 110 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 120 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang. Verplichtingen van de promotor

Art. 99.De promotor is verplicht : 1° een borgtocht te stellen overeenkomstig de bepalingen van artikel 26. Behoudens andersluidende bepalingen in de opdrachtdocumenten, wordt deze borgtocht berekend op grond van de kostprijs van het te verwezenlijken bouwwerk, zoals dit uit de gesloten overeenkomst voortvloeit, exclusief de kosten voor de financiering, het ontwerp en de studie; 2° vanaf de datum van de voorlopige oplevering, tegenover de aanbestedende overheid en tegenover de derden bedoeld in artikel 121 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 116 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 126 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, de hem opgelegde aansprakelijkheid bij toepassing van de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek volledig op zich te nemen.Indien toepassing wordt gemaakt van artikel 120 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, van artikel 115 van het koninklijk besluit speciale sectoren of van artikel 125 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, geldt die aansprakelijkheid tevens voor de gedeelten van het bouwwerk die voorwerp zijn geweest van grote herstellings- of belangrijke instaatstellings- of aanpassingswerken die minder dan tien jaar vóór de lichting van de aankoopoptie of van de eigendomsoverdracht werden uitgevoerd; 3° de verplichtingen opgelegd in artikel 42 van de wet of in artikel 41 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, in gelijk welk stadium te eerbiedigen en te doen eerbiedigen door de aannemers, de leveranciers, de onderaannemers en iedere persoon die op de bouwwerf personeel ter beschikking stelt;4° de bepalingen van dit besluit alsmede de bepalingen van de opdrachtdocumenten, in gelijk welk stadium, te eerbiedigen en te doen eerbiedigen door de aannemers, de leveranciers, de onderaannemers en iedere persoon die op de bouwwerf personeel ter beschikking stelt;5° onverminderd artikel 24, op zijn kosten de verzekeringspolissen te onderschrijven, zoals opgelegd door de opdrachtdocumenten, om zijn aansprakelijkeid als bouwheer en die van de aannemers te verzekeren, zowel tijdens als na de werken.Tevens laat hij de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten verzekeren. Alvorens de werken aan te vatten, bezorgt hij aan de aanbestedende overheid een gelijkvormig afschrift van de polissen die een clausule bevatten waarbij de verzekeringsmaatschappijen zich ertoe verbinden de aanbestedende overheid van elke schorsing of verbreking van de polissen kennis te geven.

Bovenvermelde polissen bevatten bovendien een clausule waarbij ingeval van een tekortkoming van de promotor, alle schadeloosstellingen in hoofde van de borgen in rechte toekomen aan de aanbestedende overheid of aan de benadeelde derde, zodra ze door de verzekeraar verschuldigd zijn; 6° het geplande bouwwerk op te richten overeenkomstig de door de aanbestedende overheid goedgekeurde plannen, bescheiden en bestekken;7° binnen de uitvoeringstermijnen het afgewerkte bouwwerk ter beschikking te stellen van de aanbestedende overheid, en eventueel van derden die aan de door de aanbestedende overheid gestelde voorwaarden voldoen;8° wanneer hij eigenaar is van het bouwwerk en het verhuurt : a) aan de huurder, gedurende de hele duur van de opdracht, het ongestoord en uitsluitend genot van het bouwwerk te verschaffen;b) alle herstellingen uit te voeren die niet onder de huurherstellingen of het gewoon onderhoud vallen en die nodig zijn om het bouwwerk in goede staat te houden;c) noch binnen noch buiten het bouwwerk verbouwingswerken uit te voeren zonder het schriftelijk en voorafgaand akkoord van de aanbestedende overheid en van de huurder. Terbeschikkingstelling van het bouwwerk

Art. 100.De terbeschikkingstelling van het bouwwerk wordt vastgesteld in een proces-verbaal van voorlopige oplevering dat wordt opgesteld door de aanbestedende overheid.

Looptijd en vrijgave van de borgtocht

Art. 101.In de gevallen van huur, huur met aankoopoptie of eigendomsoverdracht op termijn of erfpacht bedoeld in artikel 115 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 110 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 120 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, bepalen de opdrachtdocumenten de looptijd van de borgtocht en de modaliteiten voor de vrijgave ervan.

Actiemiddelen van de aanbestedende overheid

Art. 102.§ 1. De vertraging in het beschikbaar stellen van het bouwwerk geeft aanleiding tot het opleggen van de in de opdrachtdocumenten bepaalde vertragingsboetes, zonder ingebrekestelling. § 2. De vertragingsboetes en de van de promotor eisbare straffen kunnen worden afgehouden van de borgtocht of desnoods van de bedragen die de aanbestedende overheid na de terbeschikkingstelling van het bouwwerk verschuldigd is. § 3. Ingeval de aanbestedende overheid na de terbeschikkingstelling van het bouwwerk enige tekortkoming vaststelt waarvan zij bij aangetekende brief aan de promotor kennis heeft gegeven, kan zij na verloop van een termijn van vijftien dagen, zich in de plaats van de promotor stellen om op diens kosten en risico de tekortkoming ongedaan te maken. In dit geval worden de door de aanbestedende overheid gedane uitgaven teruggewonnen door afhouding op haar aan de promotor verschuldigde bedragen.

Zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen van de promotor gedurende de waarborgtermijn en aan zijn tienjarige aansprakelijkheid voortvloeiend uit artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk wetboek zijn deze bepalingen niet meer van toepassing van zodra de eigendomsoverdracht van het bouwwerk aan de aanbestedende overheid heeft plaatsgehad.

Betalingen

Art. 103.§ 1. De prijs van de opdracht wordt betaald : 1° hetzij door betaling van de huurvergoedingen, indien de aanbestedende overheid het bouwwerk huurt.Indien de opdracht in een aankoopoptie voorziet en deze optie wordt gelicht, wordt het saldo in één enkele keer betaald, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten.

Indien dezelfde documenten voorzien in de overdracht op termijn van de eigendom, wordt de huurprijs geacht de gehele prijs te dekken; 2° hetzij in annuïteiten, indien de aanbestedende overheid de eigendom van het bouwwerk verwerft vanaf hun terbeschikkingstelling vastgesteld bij het proces-verbaal van voorlopige oplevering;3° hetzij door kwijting van de erfpachtrente indien de aanbestedende overheid het bouwwerk in erfpacht neemt. De opdrachtdocumenten bevatten de betalingsvoorschriften voor de huurgelden, de vergoedingen voor opstal, de annuïteiten of de erfpachtrente.

De aan de promotor verschuldigde bedragen worden betaald : - hetzij, in geval van huurgelden, de vergoedingen voor opstal, annuïteiten of erfpachtrente, op de in de opdrachtdocumenten bepaalde einddatum; - hetzij, in de andere gevallen, binnen dertig dagen vanaf de voorziene einddatum.

Geen enkele opdracht mag betalingen bedingen vóór de terbeschikkingstelling van het bouwwerk. § 2. De datum van het proces-verbaal vermeld in artikel 100 vormt het begin van de betalingstermijnen van de annuïteiten, de huurprijs, de vergoedingen voor opstal of de erfpachtrente. § 3. In elk geval is de aanbestedende overheid geen huur, annuïteit of erfpachtrente verschuldigd voor de periode waarin zij het bouwwerk niet kan gebruiken ten gevolge van een tekortkoming van de promotor. HOOFDSTUK 4. - Specifieke bepalingen concessies voor openbare werken Toepasselijke bepalingen

Art. 104.Zijn van toepassing op de concessies voor openbare werken : 1° hoofdstuk 1;2° hoofdstuk 2, met uitzondering van de artikelen 16, 17, 26, 33, 64 tot 66;3° de artikelen 75, 76, § 1, 77 tot 79, 82, § § 1 en 2, en 88 tot 90. Rechten op de in concessie gegeven gronden

Art. 105.§ 1. De concessiehouder kan gedurende de hele duur van de concessie genieten van een recht van opstal op de terreinen, die in geval het gaat om terreinen van het openbaar domein met het oog daarop kunnen worden gedesaffecteerd. De concessiehouder geniet evenwel niet de rechten welke vermeld zijn in de artikelen 5 en 6 van de wet van 10 januari 1824 op het recht van opstal. § 2. In geval van toekenning van een recht van opstal aan de concessiehouder en indien de aanbestedende overheid gedurende de hele duur van de concessie van de natrekking afziet, beschikt de concessiehouder over de volle eigendom van het bouwwerk tot de concessie afloopt. Vanaf dit ogenblik wordt het eigendomsrecht op dit bouwwerk vrij van enigerlei zakelijk recht overgedragen en behoort het automatisch en van rechtswege toe aan de aanbestedende overheid, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is. Hetzelfde geldt voor de andere bouwwerken die de concessiehouder gedurende de duur van de concessie zou hebben opgericht en waarvan de aanbestedende overheid de afbraak op het einde daarvan niet zou hebben geëist.

Gedurende de duur van de concessie kan het bouwwerk, zonder de instemming van de aanbestedende overheid, met geen enkele hypotheek worden bezwaard.

Het kan bovendien niet met enige erfdienstbaarheid worden bezwaard. § 3. De concessiehouder kan zijn rechten en plichten die uit de concessie voortvloeien, slechts met de schriftelijke en voorafgaande instemming van de aanbestedende overheid overdragen. In geen geval is de aanbestedende overheid ertoe verplicht een overdracht van concessie te aanvaarden die zou leiden tot een opdeling van de concessie.

Duur van de concessie

Art. 106.De aanvangs- en einddatum van de concessie worden in de concessiedocumenten bepaald.

Verzekeringen

Art. 107.Onverminderd artikel 24 sluit de concessiehouder op zijn kosten de verzekeringspolissen af, zoals bepaald in de concessiedocumenten, die zijn aansprakelijkheid als bouwheer en die van de aannemers, zowel tijdens als na de werken, dekken. Tevens laat hij de tienjarige aansprakelijkheid van de aannemers en architecten verzekeren.

De concessiehouder is er eveneens toe verplicht, zodra de werken voltooid zijn en vóór de ingebruikneming van het bouwwerk, een verzekering aan te gaan die de brandrisico's van de opgerichte bouwwerken dekt.

Alvorens de werken aan te vatten of vóór de ingebruikneming van het bouwwerk, al naargelang, bezorgt hij de aanbestedende overheid een afschrift van deze polissen die een clausule moeten bevatten waarbij de verzekeraars zich ertoe verbinden de aanbestedende overheid in kennis te stellen van elke schorsing of verbreking van de polissen.

Bovenvermelde polissen bevatten een clausule waarbij ingeval van een tekortkoming van de concessiehouder, alle schadeloosstellingen uit hoofde van de borgen in rechte toekomen aan de aanbestedende overheid of aan de benadeelde derde, vanaf het ogenblik waarop ze door de verzekeraar verschuldigd zijn.

Borgtocht

Art. 108.De borgtocht dekt de verbintenissen van de concessiehouder voor de hele duur van de concessie.

Hij wordt forfaitair vastgesteld in verhouding tot de waarde van de concessie op een van de volgende wijzen : 1° ofwel dekt hij zowel de kostprijs van de werken als de waarde van de exploitatie;2° ofwel wordt in een afzonderlijke borgtocht voorzien voor de kostprijs van de werken en de waarde van de exploitatie. De concessiedocumenten kunnen de borgtocht vervangen door andere gelijkwaardige waarborgen.

De concessiedocumenten bevatten de voorschriften voor de vrijgave van de borgtocht.

Continuïteit van de openbare dienst

Art. 109.De concessiehouder is verantwoordelijk voor de continuïteit van de openbare dienst waarop de concessie slaat. Vallen te zijner laste : 1° het onderhoud en de herstelling van het bouwwerk;2° alle directe of indirecte belastingen van enigerlei aard van toepassing op het bouwwerk;3° de rechten en kosten van aansluitingen allerhande, behoudens andersluidende bepaling in de concessiedocumenten. Tienjarige aansprakelijkheid

Art. 110.De concessiehouder neemt tegenover de aanbestedende overheid de aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek op zich. Deze aansprakelijkheid is ook van toepassing op de verschillende bouwwerken die volstrekt noodzakelijk zijn voor de uitbating van de concessie.

Indien de concessie minder dan tien jaar duurt of wanneer er vóór deze termijn een einde aan wordt gemaakt, ofwel bij toepassing van de artikelen 113 en 114 ofwel in onderlinge overeenstemming tussen de partijen, neemt de concessiehouder ten overstaan van de aanbestedende overheid de aansprakelijkheid op die voortvloeit uit artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek.

Concessie met te betalen prijs

Art. 111.Gaat de concessie gepaard met een door de aanbestedende overheid te betalen prijs, dan bestaat deze uit een periodiek te betalen forfaitair bedrag. Deze prijs kan evenwel ieder jaar herzien worden op grond van een formule die in de concessiedocumenten werd opgenomen.

Hij is slechts opeisbaar vanaf de datum waarop de werken ten laste van de concessiehouder werkelijk zijn voltooid.

Concessie met te betalen retributie

Art. 112.Gaat de concessie gepaard met een door de concessiehouder te betalen retributie, dan kan die, behoudens andersluidende bepaling in de concessiedocumenten, bestaan in de betaling van hetzij een forfaitair bedrag, hetzij een percentage op het door de concessiehouder verwezenlijkte bruto omzetcijfer, hetzij een forfaitair bedrag verhoogd met een percentage op het voormelde bruto omzetcijfer. De betaling wordt periodiek overeenkomstig de in de concessiedocumenten bepaalde modaliteiten verricht.

Indien de retributie bestaat uit een forfaitair bedrag, dan kan dit bedrag ieder jaar herzien worden op grond van een formule die in de concessiedocumenten is opgenomen. Gaat het om een percentage van het bruto omzetcijfer, dan voert de concessiehouder een aan de uitbating van de concessie eigen boekhouding, waarvan de ambtenaren van de aanbestedende overheid of de door haar aangewezen personen te allen tijde inzage kunnen nemen.

De retributie is opeisbaar vanaf de datum die bepaald is voor de voltooiing van de werken waarmede de concessiehouder belast is. Indien er ook werken ten laste van de aanbestedende overheid zijn en zo de effectieve datum voor hun voltooiing later valt dan die voor de werken waarmede de concessiehouder is belast, dan is de retributie slechts opeisbaar vanaf de datum van de werkelijke voltooiing van de door de aanbestedende overheid uit te voeren werken.

Einde van de concessie

Art. 113.Indien de duur van de concessie dertig jaar overschrijdt, kunnen de concessiedocumenten voorschrijven dat iedere partij na het verstrijken van deze periode aan de concessie een einde kan maken zonder vergoeding, mits in een vooropzeg van minstens een jaar wordt voorzien.

In dat geval verwerft de aanbestedende overheid het eigendomsrecht waarvan sprake in artikel 105, § 2, op de datum waarop de concessie afloopt.

Art. 114.§ 1. Ingeval van overmacht in hoofde van de aanbestedende overheid, kan ze voortijdig een einde maken aan de concessie.

In dat geval heeft de concessiehouder recht op een vergoeding overeenstemmend met een deel van de kostprijs, uitgedrukt door een breuk, van de door hem uitgevoerde werken desgevallend verhoogd met de waarde van de terreinen die nader bepaald is in de concessiedocumenten.

De noemer van bedoelde breuk is gelijk aan de duur van de concessie voorzien in de concessiedocumenten. De noemer is echter steeds gelijk aan 29 indien de overeengekomen duur van de concessie dertig jaar overschrijdt en in het contract de mogelijkheid daarbij is bedongen een einde te maken aan de concessie na het verstrijken van deze periode.

De teller van de breuk is gelijk aan het verschil tussen de noemer en het aantal volle jaren verlopen tussen de datum van aanvang van de concessie en die waarop de aanbestedende overheid er een einde aan heeft gemaakt.

Naargelang het geval wordt de aldus verkregen vergoeding verhoogd met : 1° ofwel een bedrag gelijk aan tweemaal de jaarlijkse prijs ten laste van de aanbestedende overheid, zoals hij voor het laatste jaar van de werkelijke uitbating van de concessie werd vastgesteld;2° ofwel een bedrag dat gelijk is aan de retributie betaald door de concessiehouder voor de laatste twee jaar van de concessie. Deze verhoging wordt tot het passende bedrag teruggebracht wanneer de aanbestedende overheid een einde maakt aan de concessie minder dan twee jaar vóór de afloop ervan. § 2. De aanbestedende overheid kan eveneens voortijdig een einde maken aan de concessie wanneer de concessiehouder ernstig zou tekortkomen aan de verplichtingen die uit de concessie voortvloeien, zowel jegens de aanbestedende overheid als jegens de gebruikers van de dienst die hij moet verzekeren.

In dit geval heeft de concessiehouder recht op betaling, binnen de termijn van een jaar, van een vergoeding die overeenstemt met een deel, uitgedrukt door een breuk, van de helft van de kostprijs van de door hem uitgevoerde werken, verhoogd met de waarde van de gronden die nader bepaald is in de concessiedocumenten, wanneer de concessiehouder eigenaar is van deze gronden en er bouwwerken op zijn opgericht die noodzakelijk zijn voor de concessie.

Teller en noemer van die breuk worden vastgesteld zoals voorgeschreven in paragraaf 1. Evenwel wordt voor de vaststelling van het aantal jaren dat verlopen is tussen de aanvangsdatum van de concessie en deze waarop de aanbestedende overheid er een einde heeft aan gemaakt, een gedeelte van het jaar als een volledig jaar beschouwd.

De aldus berekende vergoeding wordt verminderd met het bedrag van de eventuele retributies die door de concessiehouder aan de aanbestedende overheid verschuldigd zijn, verhoogd met een intrest van 1 percent per maand of deel van een maand vertraging bij de betaling van bedoelde retributies. § 3. Onverminderd artikel 113 mag de concessiehouder de concessie slechts voortijdig beëindigen indien hij zich in een geval van overmacht bevindt.

Wanneer in dit geval de aanbestedende overheid het bouwwerk in gebruik neemt, heeft de concessiehouder recht op de betaling, binnen de termijn van een jaar vanaf de eigendomsoverdracht, van een vergoeding berekend zoals voorgeschreven in paragraaf 2.

De aanbestedende overheid is geen vergoeding verschuldigd wanneer zij het bouwwerk niet gebruikt. § 4. In de gevallen van de paragrafen 1 en 2 verwerft de aanbestedende overheid op de datum waarop voortijdig een eind wordt gemaakt aan de concessie, het eigendomsrecht, vrij van enig recht, van de bouwwerken die door de concessiehouder werden opgericht op de terreinen waarvan de aanbestedende overheid de eigenaar is, alsmede van de terreinen en de werken die onmisbaar zijn voor de uitbating en die door de concessiehouder op de terreinen waarvan hij eigenaar is werden opgericht.

In geval van toepassing van paragraaf 3, wordt de eigendom onder dezelfde voorwaarden overgedragen, hetzij onmiddellijk, hetzij op het door de aanbestedende overheid gekozen moment, hetzij op het einde van de concessie, naargelang de aanbestedende overheid de opgerichte bouwwerken al dan niet gebruikt. HOOFDSTUK 5. - Specifieke bepalingen opdrachten voor leveringen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen alle opdrachten voor

leveringen Gedeeltelijke bestellingen

Art. 115.Wanneer de opdrachtdocumenten voor het geheel of voor een deel van de te leveren hoeveelheden één of meer gedeeltelijke bestellingen voorschrijven, is de uitvoering van de opdracht afhankelijk van de betekening van elk der bestellingen.

Leveringstermijn

Art. 116.§ 1. De leveringstermijn is hetzij in werkdagen hetzij in dagen, -weken of -maanden bepaald of nog van datum tot datum.

Wanneer de termijn in werkdagen is gesteld, worden als zodanig niet beschouwd : 1° de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;2° de betaalde jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen bepaald in een koninklijk besluit of in een bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. Wanneer de leveringstermijn in dagen, -weken, of -maanden is vastgesteld, worden de sluitingsdagen voor de jaarlijkse vakanties in de onderneming van de leverancier niet meegeteld, tenzij de termijn een gunningscriterium van de opdracht vormde. § 2. De leveringstermijn vangt aan, al naargelang, ofwel op de dag volgend op de datum waarop de opdracht is gesloten, ofwel op de dag van de bestelling.

De leveringstermijn omvat de tijd die nodig is voor de verrichtingen die de productie voorafgaan en de voorbereiding van de leveringen, inzonderheid de eventuele voorafgaande keuringen.

Te leveren hoeveelheden

Art. 117.Wanneer de opdrachtdocumenten vaste of minimale hoeveelheden vaststellen, verkrijgt de leverancier door de sluiting van de opdracht, het recht die vaste of minimale hoeveelheden te leveren.

Wanneer de aanbestedende overheid de vaste of minimale hoeveelheden vermindert, heeft de leverancier eventueel recht op een passende compensatie voor het geleden nadeel.

Leveringsmodaliteiten

Art. 118.§ 1. De goederen moeten op de in de opdrachtdocumenten vermelde plaats geleverd worden.

De aanbestedende overheid mag de goederen doen afleveren op andere plaatsen en daar de keuringen en opleveringen verrichten, zonder dat de leverancier hiervoor op enige vergoeding aanspraak kan maken. In dat geval vallen de risico's en de kosten van het bijkomend vervoer, lossen en laden evenwel ten laste van de aanbestedende overheid. § 2. Voor iedere levering maakt de leverancier een lijst op met het oog op de voorlopige oplevering. Hij bezorgt de lijst aan de aanbestedende overheid ten laatste op de dag zelf van de verzending of van de aflevering van de goederen. De lijst specificeert de verzonden producten en bevat de hoeveelheden en de andere door de aanbestedende overheid gevraagde gegevens. Ook het besteknummer en eventueel de datum van de bestelling en het perceelnummer worden erin vermeld.

De leveringslijst mag worden vervangen door een factuur, die dezelfde inlichtingen vermeldt. § 3. De leveringen die niet worden aangeboden overeenkomstig de in de opdrachtdocumenten opgelegde voorwaarden om te worden opgeleverd of waarop enige onkosten moeten worden vereffend, kunnen met afgekeurde leveringen worden gelijkgesteld.

Verpakkingen

Art. 119.§ 1. Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, worden de verpakkingen eigendom van de aanbestedende overheid, zonder dat de leverancier hiervoor op enige vergoeding aanspraak kan maken. § 2. Indien de opdrachtdocumenten bepalen dat de verpakkingen eigendom blijven van de leverancier, worden zij hem vrij van iedere aan de aanbestedende overheid te wijten abnormale beschadiging terugbezorgd.

Zij worden op zijn kosten naar de in de offerte vermelde plaats van bestemming teruggezonden. Dit gebeurt binnen de in de opdrachtdocumenten bepaalde termijn die ingaat op de dag waarop de leveringen op de plaats van levering toekomen.

Eens die termijn is verlopen, mag de leverancier de verpakkingen aan de aanbestedende overheid aanrekenen tegen de prijs die hij hiervoor in zijn offerte heeft vermeld.

De verpakkingen die moeten worden terugbezorgd dragen een volgnummer alsook het merkteken van de leverancier.

Nazicht van de levering

Art. 120.De aanbestedende overheid ziet de leveringen na op de leveringsplaats. Ze neemt eveneens de eventuele beschadigingen op. Het resultaat van dit nazicht alsmede de juiste datum van de aankomst van de leveringen worden vermeld in een proces-verbaal of eventueel op de leveringslijst of de factuur bedoeld in artikel 118, § 2.

De aanbestedende overheid beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de datum van de levering, vastgesteld overeenkomstig het eerste lid, om de formaliteiten betreffende de keuring en/of de voorlopige oplevering te vervullen en aan de leverancier kennis te geven van het resultaat daarvan. Deze termijn gaat in de dag volgend op de dag waarop de leveringen ter bestemming zijn gekomen, voorzover de aanbestedende overheid in het bezit van de leveringslijst of factuur wordt gesteld.

Bij overschrijding van die termijn door de schuld van de aanbestedende overheid is zij aan de leverancier per dag vertraging een vergoeding verschuldigd van 0,01 percent van de bedragen waarvan de betaling van de voorlopige oplevering afhankelijk is, met een maximum van 7,5 percent van het totaal van deze bedragen.

In elk geval neemt de aanbestedende overheid de nodige maatregelen om te beletten dat de afgekeurde producten opnieuw ter keuring of oplevering worden aangeboden of geleverd in de toestand waarin ze zich bevinden.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 121.§ 1. Elk bevel tot wijziging van de opdracht wordt schriftelijk gegeven. Wordt nochtans met een geschreven bevel gelijkgesteld, het mondeling bevel waarvan de leverancier binnen de achtenveertig uur bij aangetekende brief aan de leidend ambtenaar melding heeft gemaakt en dat door de aanbestedende overheid niet is weerlegd binnen de drie werkdagen vanaf de ontvangst van bedoelde brief.

De bevelen duiden de wijzigingen aan die aan de oorspronkelijke bepalingen van de opdracht dienen te worden aangebracht. § 2. De onvoorziene leveringen die de leverancier moet uitvoeren, de voorziene leveringen die wegvallen en alle andere wijzigingen worden berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of, als er geen zijn bepaald, tegen overeen te komen eenheidsprijzen. § 3. Elke wijziging van de opdrachtprijs gebeurt in overleg tussen de partijen op basis van een voorstel dat door de leverancier bij aangetekende brief wordt ingediend binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum waarop de wijzigingsbevelen geldig zijn gegeven.

Als geen akkoord wordt bereikt over de nieuwe eenheidsprijzen, stelt de aanbestedende overheid ze ambtshalve vast, met behoud van alle rechten van de leverancier.

De leverancier zet de leveringen zonder onderbreking voort, ondanks de betwistingen waartoe het vaststellen van nieuwe prijzen aanleiding kan geven. § 4. In geval van bijkomende leveringen of wijzigingen aan de voorziene leveringen, vermeldt het geschreven bevel, de verrekening of de bijakte : 1° ofwel de verlenging van de uitvoeringstermijn op grond van de verhoging van het bedrag van de opdracht en van de aard van de wijzigingen en de bijkomende leveringen;2° ofwel de uitsluiting van iedere verlenging van de termijn. § 5. Wanneer de wijzigingen op bevel van de aanbestedende overheid leiden tot één of meer verrekeningen, waarvan het geheel een vermindering van de oorspronkelijke opdrachtsom veroorzaakt, heeft de leverancier recht op een forfaitaire vergoeding van tien percent van deze vermindering, ongeacht het uiteindelijke bedrag van de opdracht en onverminderd de toepassing van eventuele andere compensatiemaatregelen overeenkomstig artikel 117, tweede lid.

De betaling van deze vergoeding is onderworpen aan het indienen door de leverancier van een schuldvordering of een geschreven aanvraag die hiervoor in de plaats komt.

Aansprakelijkheid van de leverancier

Art. 122.De leverancier is voor zijn leveringen aansprakelijk tot op het ogenblik dat de in artikel 120 vermelde formaliteiten van onderzoek en kennisgeving zijn verricht, behalve wanneer in de opslagplaatsen van de bestemmeling verliezen of beschadigingen zijn ontstaan, te wijten aan feiten of omstandigheden bedoeld in de artikelen 54 en 56.

Vertragingsboetes

Art. 123.§ 1. De vertragingsboetes worden berekend naar rata van 0,1 percent per dag vertraging, met een maximum van zevenenhalve percent, van de waarde van de leveringen die met dezelfde vertraging gebeurd zijn.

Wanneer de leveringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormt, bepalen de opdrachtdocumenten de berekeningswijze van de vertragingsboetes voor de leveringen die met dezelfde vertraging gebeurd zijn. De opdrachtdocumenten kunnen in dat geval het bovengenoemde percentage verhogen tot maximum tien procent. Dit percentage wordt vastgesteld in verhouding tot de relatieve belangrijkheid van het gunningscriterium betreffende de uitvoeringstermijn. Is de berekeningswijze niet vermeld in de opdrachtdocumenten, dan is die van het eerste lid van toepassing.

De waarde van de leveringen wordt berekend op grond van het oorspronkelijke opdrachtbedrag, rekening houdend met de aangebrachte wijzigingen maar niet met de prijsherzieningen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 20 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 21 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, en met de kortingen wegens minderwaarde bedoeld in artikel 71 van dit besluit.

Worden niet aangerekend, de vertragingsboetes waarvan het totaal bedrag geen vijfenzeventig euro per opdracht bereikt.

De datum waarop de leveringen voor het verrichten van de gedeeltelijke voorlopige oplevering ter beschikking van de aanbestedende overheid worden gesteld geldt als datum voor de levering voor het toepassen van de eventuele vertragingsboetes. § 2. Wanneer de opdracht uit verschillende delen of fazen bestaat, ieder met een eigen uitvoeringstermijn en een eigen bedrag, wordt voor de toepassing van de boetes elk van de onderdelen met een afzonderlijke opdracht gelijkgesteld.

Indien de opdracht niet uit delen of fazen in de zin van het eerste lid bestaat, doch dat de opdrachtdocumenten gedeeltelijke uitvoeringstermijnen bepalen zonder deze daarom als bindend aan te wijzen, moeten deze termijnen als loutere vooruitzichten worden beschouwd voor de uitvoering van de opdracht en wordt, voor de toepassing van de boetes alleen de eindtermijn in aanmerking genomen.

Indien de opdrachtdocumenten daarentegen vermelden dat de gedeeltelijke uitvoeringstermijnen dwingend zijn, dan wordt het niet in acht nemen ervan bestraft door speciale in deze documenten daartoe voorziene boetes of indien geen dergelijke bepaling voorkomt, door boetes die overeenkomstig de eerste paragraaf worden berekend.

Ambtshalve maatregelen

Art. 124.§ 1. Wanneer wordt overgegaan tot ambtshalve maatregelen onder de vorm van uitvoering in eigen beheer of van opdracht voor rekening, worden de meerkosten uitsluitend berekend op de leveringen die de ingebreke gebleven leverancier gehouden was uit te voeren en die werkelijk werden uitgevoerd in eigen beheer of besteld bij de nieuwe leverancier, zonder dat de prijsherzieningen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 20 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 21 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, of de kortingen wegens minderwaarde bedoeld in artikel 71 van dit besluit, in aanmerking komen, die de prijzen van de ingebreke gebleven leverancier of de nieuwe leverancier hadden kunnen wijzigen. De prijzen die voor de berekening van de meerkosten in aanmerking komen, worden desgevallend verhoogd met de belasting over de toegevoegde waarde.

De vertragingsboetes blijven lopen ten laste van de in gebreke gestelde leverancier tot de datum van de levering of van productie en, ingeval van opdracht voor rekening, uiterlijk tot het verstrijken van de termijn voor de ambtshalve uitvoering. § 2. Wanneer de opdracht betrekking heeft op leveringen die niet of niet meer in de handel zijn of die alleen door de in gebreke gestelde leverancier hadden kunnen worden geleverd en indien de aanbestedende overheid zich onmogelijk identieke goederen kan aanschaffen, kan zij die na ingebrekestelling bij aangetekende brief, door soortgelijke goederen vervangen, onder de in artikel 47 en in paragraaf 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden.

Bij de ingebrekestelling bepaalt de aanbestedende overheid de soortgelijke leveringen die zij voornemens is te bestellen. § 3. De leveringen voor rekening van de in gebreke gestelde leverancier worden gekeurd en opgeleverd volgens de voorschriften van de oorspronkelijke opdracht.

In het in paragraaf 2 genoemde geval worden de voor rekening bestelde of in eigen beheer uitgevoerde leveringen van gelijke aard onderworpen aan de door de aanbestedende overheid bepaalde proeven.

Aan de leverancier die in gebreke is gebleven, wordt behoorlijk kennis gegeven van de plaats waar en van de datum waarop de in de twee voorafgaande leden bedoelde proeven zullen worden verricht. Hij mag erbij aanwezig zijn of er zich laten vertegenwoordigen, tenzij de nieuwe leverancier zich hiertegen verzet wanneer de keuringsverrichtingen in zijn gebouwen moeten plaatsvinden. In dit geval kan de in gebreke gestelde leverancier de mededeling van het resultaat van de keuring en van de oplevering eisen. § 4. De ingebreke gestelde leverancier draagt eveneens de kosten voor het sluiten van de opdracht of opdrachten voor rekening. Ongeacht de voor de opdracht gebruikte gunningswijze, worden deze kosten op één percent van de oorspronkelijke aannemingssom van deze opdracht bepaald, met een maximum van vijftien duizend euro.

Klachten inzake oplevering

Art. 125.Ieder bezwaar tegen beslissingen inzake opleveringen vanwege de aanbestedende overheid wordt ingediend bij ter post aangetekende brief uiterlijk de vijftiende dag na de dag van verzending van de beslissing.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 126.De kostprijs van de leveringen tijdens een periode van vertraging die te wijten is aan de leverancier, wordt berekend op basis van de meest voordelige eindprijs voor de aanbestedende overheid. Daartoe worden aan de samenstellende factoren van de contractueel vastgestelde prijzen voor de herziening de waarden toegekend die worden bepaald hetzij door verwijzing naar de contractuele leveringstermijn, hetzij door verwijzing naar de werkelijke leveringstermijn.

Betalingen

Art. 127.De betaling van het aan de leverancier verschuldigde bedrag vindt plaats binnen de betalingstermijn van dertig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in artikel 120, tweede lid, voor zover de aanbestedende overheid tegelijk over de regelmatig opgemaakte factuur beschikt, alsook over de andere, eventueel vereiste documenten.

De betalingstermijn is zestig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in het artikel 120, tweede lid voor opdrachten geplaatst door aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken en die specifiek voor dat doel zijn erkend, zij het enkel voor de leveringen verbonden aan die specifieke activiteit.

De factuur bedoeld in het eerste lid geldt als schuldvordering.

Wanneer de levering in verschillende keren plaatsvindt, gaat de betalingstermijn in vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in artikel 120, tweede lid, voor elke gedeeltelijke levering.

Ingeval voor een bepaalde opdracht niet in de voormelde verificatie zou zijn voorzien, is de betalingstermijn niet langer dan een van de volgende termijnen, al naargelang : 1° dertig dagen na de datum van ontvangst door de aanbestedende overheid van de factuur;2° indien de datum van ontvangst van de factuur niet vaststaat, dertig dagen na de datum van de levering;3° indien de aanbestedende overheid de factuur eerder ontvangt dan de levering, dertig dagen na de levering. Afdeling 2. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

aankoop Voorlopige opleveringen

Art. 128.Wanneer de aanbestedende overheid vaststelt dat de leveringen niet in staat zijn om te worden opgeleverd of dat de leverancier merkelijk kleinere hoeveelheden aanbiedt dan in zijn aanvraag was vermeld, wordt de vraag tot oplevering van de leverancier als onbestaande beschouwd. De leverancier moet dan een nieuwe vraag tot oplevering indienen.

Art. 129.§ 1. Bij het verstrijken van de bij artikel 120, tweede lid, bepaalde termijn van dertig dagen, wordt naargelang het geval een proces-verbaal van voorlopige oplevering of van weigering van oplevering opgesteld.

De opdrachtdocumenten kunnen evenwel bepalen dat de voorlopige oplevering verloopt volgens één van de twee volgende werkwijzen die ook gelden als keuring a posteriori : 1° een dubbele oplevering, behandeld in artikel 130 die een gedeeltelijke oplevering inhoudt op de plaats van productie en een volledige oplevering op de plaats van levering;2° een volledige oplevering op de plaats van levering zonder gedeeltelijke oplevering op de plaats van productie die in artikel 131 wordt behandeld. § 2. Bij overschrijding van de termijn te wijten aan de aanbestedende overheid blijft zij niettemin gerechtigd de leveringen te aanvaarden of te weigeren, doch is zij in dit geval aan de leverancier per dag vertraging een vergoeding verschuldigd van 0,1 percent van de bedragen waarvan de betaling van de voorlopige oplevering afhankelijk is, met een maximum van zeven en een half percent van het totaal van deze bedragen.

Dubbele voorlopige oplevering

Art. 130.§ 1. Iedere gedeeltelijke voorlopige oplevering op de productieplaats moet door de leverancier schriftelijk aan de aanbestedende overheid worden aangevraagd. § 2. De datum van terbeschikkingstelling van de leveringen voor de verrichtingen van de voorlopige gedeeltelijke oplevering, wordt door de leverancier vastgesteld in de aanvraag tot oplevering. Indien de datum evenwel niet is vermeld of indien hij vóór de datum is gesteld waarop de aanvraag tot oplevering bij de aanbestedende overheid toekomt, dan is het deze laatste datum die voor het aanbieden van de leveringen voor oplevering in aanmerking komt. § 3. Voor de kennisgeving van de goedkeuring of weigering beschikt de aanbestedende overheid over de volgende termijnen, ingaande de dag van de ontvangst van het verzoek om tot de keuring over te gaan : 1° dertig dagen;2° zestig dagen indien de opleveringsverrichtingen in een laboratorium plaatsvinden. De opdrachtdocumenten kunnen echter kortere termijnen bepalen.

De termijn waarover de aanbestedende overheid beschikt om haar beslissing bekend te maken, wordt verlengd met het aantal dagen, nodig voor de heen- en terugreis van de keurders.

Ingeval van weigering van de leveringen aangeboden voor oplevering, wordt met het aantal dagen waarmede voormelde termijnen wordt overschreden rekening gehouden voor het vaststellen van de eventuele vertraging van de ter vervanging verrichte leveringen. § 4. De voorlopige oplevering is slechts volledig nadat de aanbestedende overheid de in artikel 120 bedoelde handelingen heeft verricht.

Volledige oplevering op de leveringsplaats zonder gedeeltelijke oplevering op de productieplaats

Art. 131.§ 1. Indien de voorlopige oplevering volledig op de plaats van levering gebeurt, beschikt de aanbestedende overheid over één van de volgende termijnen om de leveringen te onderzoeken en te testen en om haar beslissing van aanvaarding of van weigering ervan mee te delen : 1° dertig dagen;2° zestig dagen wanneer de opdrachtdocumenten bepalen dat de opleveringsverrichtingen de tussenkomst van een laboratorium vereisen. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de goederen op de plaats van levering aankomen, op voorwaarde dat de aanbestedende overheid in het bezit is gesteld van de leveringslijst of factuur bedoeld in artikel 118, § 2. De in artikel 120, voorziene termijn van dertig dagen is hierin begrepen. § 2. Ingeval leveringen worden verworpen, wordt daarvan bij aangetekende brief kennis gegeven aan de leverancier, die ze moet weghalen binnen een termijn van vijftien dagen.

Na het verstrijken van die termijn is de aanbestedende overheid ontheven van iedere aansprakelijkheid voor de niet weggehaalde leveringen. Deze mogen van ambtswege en op kosten van de leverancier worden teruggezonden. § 3. De aanbestedende overheid kan voor het weghalen van de verworpen leveringen een uiterste datum stellen. Zij kan van dat recht slechts gebruik maken indien er ten minste dertig dagen zijn verlopen tussen de dag van de kennisgeving en die welke voor het weghalen is bepaald.

Voor iedere dag vertraging na de gestelde uiterste datum kan een straf worden toegepast overeenkomstig artikel 45.

Eigendomsoverdracht

Art. 132.De aanbestedende overheid wordt van rechtswege eigenaar van de leveringen van zodra deze voor betaling zijn aanvaard overeenkomstig artikel 127.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 133.Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten kan de borgtocht ineens na de voorlopige oplevering van de gezamenlijke leveringen worden vrijgegeven.

Waarborgtermijn

Art. 134.De waarborgtermijn gaat in op de datum van de voorlopige oplevering. Indien de opdrachtdocumenten geen waarborgtermijn vooropstellen, wordt hij op één jaar gesteld.

Definitieve oplevering

Art. 135.De definitieve oplevering heeft plaats bij het verstrijken van de waarborgtermijn. Ze gebeurt stilzwijgend wanneer de levering gedurende die termijn geen aanleiding tot klachten heeft gegeven.

Wanneer de levering tijdens de waarborgtermijn aanleiding heeft gegeven tot klachten, wordt binnen vijftien dagen voorafgaand aan het verstrijken van die termijn een proces-verbaal van definitieve oplevering of van weigering van definitieve oplevering opgesteld. Afdeling 3. - Aanvullende bepalingen opdrachten voor leveringen met

huur, huurkoop of leasing Verplichtingen van de aanbestedende overheid

Art. 136.De aanbestedende overheid is ertoe verplicht : 1° de leveringen te gebruiken voor de in de opdracht bepaalde gebruiksdoeleinden overeenkomstig de door de leverancier verstrekte technische gebruiksvoorschriften;2° geen veranderingen aan de leveringen aan te brengen zonder voorafgaand schriftelijk akkoord van de leverancier, behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten. Verplichtingen van de leverancier

Art. 137.De leverancier is ertoe verplicht : 1° de leveringen, binnen de in de opdrachtdocumenten bepaalde termijnen, ter beschikking te stellen van de aanbestedende overheid;2° behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, hun onderhoud te waarborgen en binnen de opgelegde termijn alle nodige herstellingen uit te voeren om de leveringen, tijdens de volledige duur van de opdracht, in goede staat te houden.

Art. 138.Wanneer leveringen tijdens de duur van de opdracht volledig of gedeeltelijk worden vernield buiten iedere aansprakelijkheid van de aanbestedende overheid, vervangt de leverancier ze of herstelt hij ze op eigen kosten binnen de opgelegde termijn.

Eigendomsoverdracht in geval van huurkoop

Art. 139.In geval van huurkoop, gebeurt de eigendomsoverdracht ofwel bij de lichting van de aankoopoptie, ofwel bij het verstrijken van de in de opdrachtdocumenten bepaalde termijn.

Waarborgtermijn in geval van huurkoop

Art. 140.In geval van huurkoop wordt de waarborgtermijn vastgesteld in de opdrachtdocumenten. Zo niet bedraagt die één jaar hetzij vanaf de lichting van de aankoopoptie, hetzij vanaf het verstrijken van de in de opdrachtdocumenten bepaalde termijn, na aftrek, in beide gevallen, van het aantal volledige kalendermaanden tijdens dewelke de levering ter beschikking werd gesteld van de aanbestedende overheid.

Betaling van de prijs

Art. 141.De opdrachtprijs wordt bepaald in de vorm van huurgeld of een huurvergoeding volgens de in de opdrachtdocumenten gespecificeerde voorwaarden.

De huurgelden of huurvergoedingen worden, eventueel samen met een saldo, betaald op het tijdstip en volgens de bepalingen vermeld in de opdrachtdocumenten.

De aanbestedende overheid is geen huurgeld of huurvergoedingen verschuldigd voor de periode waarin zij de leveringen niet kan gebruiken ingevolge een tekortkoming van de leverancier.

Definitieve opleveringen Oplevering van de opdracht in geval van huur of leasing

Art. 142.§ 1. Bij het verstrijken van de in de opdrachtdocumenten bepaalde terbeschikkingstelling wordt : 1° in geval van een opdracht met huur, een proces-verbaal tot vaststelling van de teruggave van de levering aan de leverancier opgesteld;2° in geval van een opdracht met leasing, een proces-verbaal tot vaststelling van de teruggave van de levering aan de leverancier of tot vaststelling van de eigendomsoverdracht opgesteld. Dit proces-verbaal geldt als definitieve oplevering van de opdracht. § 2. Ieder bezwaar van de leverancier over de staat van de levering die hem opnieuw ter beschikking is gesteld, wordt bij aangetekende brief aan de aanbestedende overheid gemeld. Dit gebeurt uiterlijk de vijftiende dag na de datum van de betekening van het in het eerste lid bedoelde proces-verbaal.

Oplevering van de opdracht in geval van huurkoop

Art. 143.In geval van een opdracht met huurkoop en indien de levering het voorwerp heeft uitgemaakt van een waarborg overeenkomstig artikel 140, gebeurt de definitieve oplevering stilzwijgend wanneer de levering geen aanleiding tot klachten heeft gegeven gedurende de waarborgtermijn. Zijn er wel klachten geformuleerd gedurende die termijn, dan wordt binnen vijftien dagen vóór het verstrijken van die termijn een proces-verbaal van definitieve oplevering of van weigering van definitieve oplevering opgesteld.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 144.Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten kan de borgtocht in één keer worden vrijgegeven : 1° in geval van een opdracht met huur of leasing, na de definitieve oplevering van de opdracht;2° in geval van een opdracht met huurkoop, ofwel na de lichting van de aankoopoptie, ofwel na het verstrijken van de termijn die in de opdrachtdocumenten voor de eigendomsoverdracht is bepaald. HOOFDSTUK 6. - Specifieke bepalingen opdrachten voor diensten Belangenvermenging

Art. 145.§ 1. Wanneer, overeenkomstig artikel 8 van de wet of artikel 9 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, een dienstverlener aan de aanbestedende overheid meldt dat hij zich in de situatie bevindt of zou kunnen bevinden dat hij niet mag tussenkomen in de gunning noch in de uitvoering van een overheidsopdracht, beschikt de aanbestedende overheid over de mogelijkheid, na onderzoek van deze situatie, om zonder schadevergoeding een einde te stellen aan de opdracht waarmee de dienstverlener belast is. Bij het uitvoeren van dit onderzoek wordt ondermeer rekening gehouden met de inlichtingen en de bewijsstukken die bij de dienstverlener ingewonnen werden.

In geval van verbreking wordt er een staat van de verleende diensten opgemaakt met het oog op hun betaling aan de dienstverlener. § 2. Iedere vaststelling door de aanbestedende overheid van een inbreuk op de voorschriften van artikel 8 van de wet of van artikel 9 van de wet defensie en veiligheid, al naargelang, kan leiden tot de nietigheid van de opdracht voor diensten. Niettemin nodigt de aanbestedende overheid, vóór zij een dergelijke maatregel toepast, de dienstverlener per aangetekende brief uit binnen een termijn van twaalf dagen vanaf de datum van verzending van het verzoek afdoende bewijsstukken te leveren.

Ingeval de dienstverlener deze bewijsstukken niet aanbrengt, heeft hij geen recht op enige betaling voor de prestaties die werden geleverd na het ogenblik waarop hij weet heeft of zou moeten hebben gehad van de onverenigbaarheid.

De aanbestedende overheid kan echter ten behoeve van de opdracht vrij beschikken over de studies, verslagen en andere documenten die door de dienstverlener werden uitgewerkt in uitvoering van de opdracht.

Bovendien kan de aanbestedende overheid deze dienstverlener voor een bepaalde tijd van haar opdrachten uitsluiten. De betrokkene wordt vooraf gehoord en de gemotiveerde beslissing wordt hem betekend.

Uitvoeringsmodaliteiten

Art. 146.Indien de opdrachtdocumenten voor het geheel of voor een deel van de te verlenen diensten één of meer gedeeltelijke bestellingen voorschrijven, is de uitvoering van de opdracht afhankelijk van de betekening van elke bestelling.

Uitvoeringstermijnen

Art. 147.§ 1. De uitvoeringstermijn wordt bepaald hetzij in werkdagen hetzij in dagen, -weken of -maanden of nog van datum tot datum.

Wanneer de uitvoeringstermijn in werkdagen is gesteld, worden als zodanig niet beschouwd : 1° de zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;2° de betaalde jaarlijkse vakantiedagen en de inhaalrustdagen bepaald in een koninklijk besluit of in een bij koninklijk besluit algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. Wanneer de uitvoeringstermijn in dagen, -weken, of -maanden is vastgesteld, worden de sluitingsdagen voor de jaarlijkse vakanties in de onderneming van de dienstverlener niet meegeteld, tenzij de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormde. § 2. De uitvoeringstermijn vangt aan, al naargelang, ofwel op de dag volgend op de datum waarop de opdracht is gesloten, ofwel op de dag van de bestelling.

De uitvoeringstermijn omvat de tijd die nodig is voor de voorbereiding van de diensten, inzonderheid de eventuele voorafgaande technische keuringen.

Diensten met vaste hoeveelheden of minimaal te verlenen diensten

Art. 148.Indien de opdrachtdocumenten vaste of minimaal te verlenen diensten vaststellen, verkrijgt de dienstverlener door het louter sluiten van de overeenkomst, het recht die vaste of minimale hoeveelheden uit te voeren.

Niettemin, wanneer de aanbestedende overheid de vaste of minimale hoeveelheden vermindert, heeft de leverancier eventueel recht op een passende compensatie voor het geleden nadeel.

Modaliteiten inzake prestaties

Art. 149.De opdrachtdocumenten vermelden desgevallend de plaats waar de diensten worden verleend. Wanneer het noodzakelijk is, mag de aanbestedende overheid de diensten doen verlenen op andere plaatsen en daar de keuringen en opleveringen verrichten, zonder dat de dienstverlener hiervoor op enige vergoeding aanspraak kan maken. In dat geval vallen de bijkomende risico's en kosten evenwel ten laste van de aanbestedende overheid.

Bij gebrek aan een aanwijzing hieromtrent in de opdrachtdocumenten, verduidelijkt de dienstverlener, binnen vijftien dagen na het sluiten van de opdracht, de plaats waar de diensten worden verleend.

Nazicht van de diensten

Art. 150.De diensten die het voorwerp van de opdracht uitmaken worden aan controles onderworpen teneinde vast te stellen of zij beantwoorden aan de voorschriften van de opdrachtdocumenten.

Indien de opdrachtdocumenten hierin voorzien, deelt de dienstverlener aan de aanbestedende overheid bij aangetekende brief de datum mede waarop de diensten kunnen gecontroleerd worden.

De aanbestedende overheid beschikt over een verificatietermijn van dertig dagen vanaf de datum van de beëindiging van de diensten, vastgesteld overeenkomstig de regels van de opdrachtdocumenten, om de formaliteiten betreffende de keuring en de voorlopige oplevering te vervullen en aan de dienstverlener kennis te geven van het resultaat daarvan.

Wijzigingen aan de opdracht

Art. 151.§ 1. Elk bevel tot wijziging van de opdracht wordt schriftelijk gegeven. Wordt nochtans met een geschreven bevel gelijkgesteld, het mondeling bevel waarvan de dienstverlener binnen de achtenveertig uur bij aangetekende brief aan de leidend ambtenaar melding heeft gemaakt en dat door de aanbestedende overheid niet is weerlegd binnen de drie werkdagen vanaf de ontvangst van bedoelde brief.

De bevelen duiden de wijzigingen aan die aan de oorspronkelijke bepalingen van de opdracht dienen te worden aangebracht. § 2. De onvoorziene diensten die de dienstverlener moet uitvoeren, de voorziene diensten die wegvallen en alle andere wijzigingen worden berekend tegen de eenheidsprijzen van de offerte of, als er geen zijn bepaald, tegen overeen te komen eenheidsprijzen. § 3. Elke wijziging van de opdrachtprijs gebeurt in overleg tussen de partijen op basis van een voorstel dat door de dienstverlener bij aangetekende brief wordt ingediend binnen een termijn van dertig dagen vanaf de datum waarop de wijzigingsbevelen geldig zijn gegeven.

Als geen akkoord wordt bereikt over de nieuwe eenheidsprijzen, stelt de aanbestedende overheid ze ambtshalve vast, met behoud van alle rechten van de dienstverlener.

De dienstverlener is verplicht om de diensten zonder onderbreking voort te zetten, ondanks de betwistingen waartoe het vaststellen van nieuwe prijzen aanleiding kan geven. § 4. In geval van bijkomende diensten of wijzigingen aan de voorziene diensten, vermeldt het geschreven bevel, de verrekening of de bijakte : 1° ofwel de verlenging van de uitvoeringstermijn op grond van de verhoging van het bedrag van de opdracht en van de aard van de wijzigingen en de bijkomende diensten;2° ofwel de uitsluiting van iedere verlenging van de termijn. § 5. Wanneer de wijzigingen op bevel van de aanbestedende overheid leiden tot één of meer verrekeningen, waarvan het geheel een vermindering van de oorspronkelijke opdrachtsom veroorzaakt, heeft de dienstverlener recht op een forfaitaire vergoeding van tien percent van deze vermindering, ongeacht het uiteindelijke bedrag van de opdracht en onverminderd de toepassing van eventuele andere compensatiemaatregelen overeenkomstig artikel 148, tweede lid.

De betaling van deze vergoeding is onderworpen aan het indienen door de dienstverlener van een schuldvordering of een geschreven aanvraag die hiervoor in de plaats komt.

Aansprakelijkheid van de dienstverlener

Art. 152.De dienstverlener draagt de volle aansprakelijkheid voor de fouten en nalatigheden die in de verleende diensten voorkomen, inzonderheid in de studies, de berekeningen, de plannen of in alle andere ter uitvoering van de opdracht door hem voorgelegde stukken.

In de architectuur- en ingenieursopdrachten loopt de aansprakelijkheid bedoeld in de artikelen 1792 en 2270 van het Burgerlijk Wetboek vanaf de voorlopige oplevering van het geheel van de werken waarop de studieopdracht van de dienstverlener slaat.

Art. 153.De diensten die niet beantwoorden aan de bepalingen en de voorwaarden van de opdracht of niet werden verleend overeenkomstig de regels van de kunst, dienen door de dienstverlener te worden herbegonnen. Zo niet geschiedt dit door het nemen van een ambtshalve maatregel door de aanbestedende overheid op kosten en risico's van de dienstverlener, via een van de middelen van optreden vermeld in artikel 155. De dienstverlener stelt zich bovendien bloot aan boetes en straffen wegens niet-naleving van de bepalingen en voorwaarden van de opdracht.

Vertragingsboetes

Art. 154.De boetes wegens laattijdige uitvoering worden berekend naar rato van 0,1 percent per dag vertraging, met een maximum van zevenenhalve percent, van de waarde van alle of van een deel van de diensten waarvan de uitvoering met dezelfde vertraging gebeurde. In voorkomend geval vermelden de opdrachtdocumenten de berekeningsbasis van de boetes.

Wanneer de uitvoeringstermijn een gunningscriterium van de opdracht vormt, bepalen de opdrachtdocumenten de berekeningswijze van de vertragingsboetes voor de diensten die met dezelfde vertraging gebeurd zijn. De opdrachtdocumenten kunnen in dat geval het bovengenoemde percentage verhogen tot maximum tien procent. Dit percentage wordt vastgesteld in verhouding tot de relatieve belangrijkheid van het gunningscriterium betreffende de uitvoeringstermijn. Is de berekeningswijze niet vermeld in de opdrachtdocumenten, dan is die van het eerste lid van toepassing.

De waarde van de diensten wordt berekend op grond van het oorspronkelijke opdrachtbedrag, rekening houdend met de aangebrachte wijzigingen maar niet met de prijsherzieningen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 20 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 21 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, en met de kortingen wegens minderwaarde bedoeld in artikel 71 van dit besluit.

Worden niet aangerekend de boetes wegens laattijdige uitvoering waarvan het totaal bedrag geen vijfenzeventig euro per opdracht bereikt.

Indien de opdracht uit verschillende delen of fasen bestaat, ieder met een eigen uitvoeringstermijn en een eigen bedrag, wordt voor de toepassing van de boetes elk van de onderdelen met een afzonderlijke opdracht gelijkgesteld.

Indien de opdracht niet uit delen of fasen in de zin van het vijfde lid bestaat, doch de opdrachtdocumenten dat gedeeltelijke uitvoeringstermijnen bepalen zonder deze daarom als bindend aan te wijzen, moeten deze termijnen als loutere vooruitzichten worden beschouwd voor de uitvoering van de opdracht en wordt, voor de toepassing van de boetes alleen de eindtermijn in aanmerking genomen.

Indien de opdrachtdocumenten daarentegen vermelden dat de gedeeltelijke uitvoeringstermijnen dwingend zijn, dan wordt het niet in acht nemen ervan bestraft door speciale in de opdrachtdocumenten daartoe voorziene boetes of, indien geen dergelijke bepaling voorkomt, door boetes die overeenkomstig de bepaling in het eerste lid berekend worden.

Ambtshalve maatregelen

Art. 155.§ 1. Wanneer wordt overgegaan tot ambtshalve maatregelen in de vorm van uitvoering in eigen beheer of van opdracht voor rekening, worden de extra kosten uitsluitend berekend op de diensten die de in gebreke gebleven dienstverlener gehouden was uit te voeren en die werkelijk werden besteld bij de nieuwe dienstverlener of uitgevoerd in eigen beheer. Er wordt evenwel geen rekening gehouden met de prijsherzieningen bedoeld in artikel 20 van het koninklijk besluit klassieke sectoren, in artikel 20 van het koninklijk besluit speciale sectoren of in artikel 21 van het koninklijk besluit defensie en veiligheid, al naargelang, noch met de kortingen wegens minderwaarde bedoeld in artikel 71 van dit besluit, die de prijzen van de in gebreke gebleven dienstverlener of van de nieuwe dienstverlener hadden kunnen wijzigen. De prijzen die voor de berekening van de extra kosten in aanmerking komen, worden desgevallend verhoogd met de belasting over de toegevoegde waarde.

De boetes wegens laattijdige uitvoering blijven lopen ten laste van de in gebreke gestelde dienstverlener tot de werkelijke datum van uitvoering van de diensten en, in geval van opdracht voor rekening, uiterlijk tot het verstrijken van de termijn voor de uitvoering van ambtswege. § 2. De diensten die worden uitgevoerd voor rekening worden gekeurd en opgeleverd volgens de voorschriften van de oorspronkelijke opdracht.

Aan de dienstverlener die in gebreke is gesteld wordt behoorlijk kennis gegeven van de plaats waar en van de datum waarop de proeven zullen worden verricht. Hij mag er bij aanwezig zijn of er zich laten vertegenwoordigen, tenzij de nieuwe dienstverlener zich hiertegen verzet wanneer de keuringsverrichtingen in diens instellingen moeten plaatsvinden. In dit geval kan de in gebreke gestelde dienstverlener de mededeling van het resultaat van de het nazicht en de keuring eisen. § 3. De in gebreke gestelde dienstverlener draagt eveneens de kosten voor het plaatsen van de opdracht voor rekening. Ongeacht de voor de opdracht gebruikte gunningswijze, worden deze kosten op één percent van de oorspronkelijke aannemingssom van deze opdracht bepaald, met een maximum van vijftien duizend euro.

Oplevering van de opdracht

Art. 156.Bij het verstrijken van de termijn van dertig dagen die volgen op de dag die werd vastgesteld voor de afwerking van het geheel van de diensten, wordt, naar gelang het geval, een proces-verbaal van oplevering of van weigering van oplevering van de opdracht opgesteld.

Wanneer de diensten beëindigd worden vóór of na deze datum, is het aan de dienstverlener om de leidend ambtenaar bij een aangetekende brief hiervan in kennis te stellen en hem bij deze gelegenheid te vragen om tot de oplevering over te gaan. Binnen de dertig dagen die volgen op de ontvangst van de aanvraag van de dienstverlener wordt naargelang het geval, een proces-verbaal van oplevering of van weigering van oplevering opgesteld.

De diensten die zich in staat van oplevering bevinden, worden verondersteld, tot bewijs van het tegendeel, opgeleverd te zijn op de voor hun afwerking vastgestelde datum of, in de in het tweede lid bedoelde gevallen, op de datum van de daadwerkelijke afwerking die de dienstverlener in zijn aangetekende brief vermeld heeft.

Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten, is de oplevering van de in deze paragraaf beschreven diensten definitief.

Art. 157.Tegen de beslissingen genomen door de aanbestedende overheid inzake opleveringen wordt ieder bezwaar ingediend bij aangetekende brief uiterlijk de vijftiende dag na de dag die overeenstemt met de verzendingsdatum van de brief die de kennisgeving van weigering of van aanvaarding tegen korting wegens minderwaarde bevat.

Vrijgave van de borgtocht

Art. 158.Behoudens andersluidende bepaling in de opdrachtdocumenten kan de borgtocht ineens na de oplevering van de gezamenlijke diensten worden vrijgegeven.

Opdrachtprijs bij vertraging van de uitvoering

Art. 159.De prijs van de prestaties die tijdens een aan de dienstverlener te wijten periode van vertraging worden uitgevoerd, wordt op grond van de voor de aanbestedende overheid meest voordelige berekeningsmethode als volgt vastgesteld : 1° hetzij door aan de samenstellende factoren van de prijzen, die contractueel voor herziening zijn aangeduid, de waarden toe te kennen die gedurende de beschouwde periode van vertraging toepasselijk waren; 2° hetzij door aan elk van die factoren een gemiddelde waarde (E) toe te kennen welke door volgende formule wordt bepaald :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin : e1, e2,... en, de opeenvolgende waarden van de beschouwde factor gedurende de contractuele termijn, eventueel verlengd in de mate waarin de vertraging niet aan de opdrachtnemer te wijten was; t1, t2,.. tn, de met deze waarde overeenstemmende tijdsduur, uitgedrukt in maanden van dertig dagen. Een deel van een maand en de duur van de schorsingen in de uitvoering van de opdracht komen niet in aanmerking.

De waarde van E wordt tot op het tweede decimale cijfer berekend.

Betalingen

Art. 160.De betaling van het aan de dienstverlener verschuldigde bedrag vindt plaats binnen de betalingstermijn van dertig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in artikel 150, derde lid, overeenkomstig de regels bepaald in de opdrachtdocumenten.

De betalingstermijn is zestig dagen vanaf het verstrijken van de verificatietermijn bedoeld in het eerste lid voor opdrachten geplaatst door aanbestedende overheden die gezondheidszorg verstrekken en die specifiek voor dat doel zijn erkend, zij het enkel voor de diensten verbonden aan die specifieke activiteit.

Wanneer de opdrachtdocumenten niet voorzien in een afzonderlijke schuldvordering, geldt de factuur als schuldvordering.

Ingeval voor een bepaalde opdracht niet in de voormelde verificatie zou zijn voorzien, is de betalingstermijn niet langer dan een van de volgende termijnen, al naargelang : 1° dertig dagen na de datum van ontvangst door de aanbestedende overheid van de schuldvordering of de factuur;2° indien de datum van ontvangst van de schuldvordering of de factuur niet vaststaat, dertig dagen na de datum van het beëindigen van de diensten;3° indien de aanbestedende overheid de schuldvordering of de factuur eerder ontvangt dan het beëindigen van de diensten, dertig dagen na het beëindigen van de diensten. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 161.Dit besluit treedt in werking op de door Ons te bepalen datum.

Art. 162.De Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 januari 2013.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, E. DI RUPO

^