Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 juli 1998
gepubliceerd op 27 augustus 1998

Koninklijk besluit houdende verdeling van de personeelsenveloppe voor de militairen van het actief kader in periode van vrede

bron
ministerie van landsverdediging
numac
1998007149
pub.
27/08/1998
prom.
14/07/1998
ELI
eli/besluit/1998/07/14/1998007149/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 1998. - Koninklijk besluit houdende verdeling van de personeelsenveloppe voor de militairen van het actief kader in periode van vrede


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 167 van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende de personeelsenveloppe van militairen, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, inzonderheid op de artikelen 5, 7 en 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 oktober 1976 houdende vaststelling van de officierenkorpsen van de land-, de lucht-, de zeemacht en de medische dienst, inzonderheid op de artikelen 1, 3 en 4;

Gelet op het protocol van het onderhandelingscomité, afgesloten op 20 maart 1998;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 27 februari 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 mei 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 mei 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het behoud van de continuïteit van de operationaliteit van de krijgsmacht het nodig maakt zo snel mogelijk te kunnen overgaan tot de vereiste benoemingen om de kaderbehoeften van de krijgsmacht te verzekeren en dit binnen de grenzen van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende de personeelsenveloppe van militairen, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelnamen van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, maar tevens rekening houdende met de verdeling en de drempels die gelden voor de personeelsenveloppe en met de organisatie van de krijgsmacht die voortvloeien uit de herstructurering;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 30 juni 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De verdeling van de personeelsenveloppe

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit omvat de krijgsmacht : 1° de landmacht;2° de luchtmacht;3° de marine;4° de medische dienst;5° een bijzonder korps : het korps van de muzikanten. De landmacht, de luchtmacht en de marine worden hierna « de krijgsmachtdelen » genoemd.

Art. 2.In vredestijd en buiten de periode van oorlog, wordt de enveloppe van militairen van het actief kader per personeelscategorie, -ondercategorie of per groep van personeelsondercategorieën vastgesteld in artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 24 juli 1997 betreffende de personeelsenveloppe van militairen, met toepassing van artikel 3, § 1, 1°, van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, verder onderverdeeld, naargelang het geval, per intermachtengroep van de opperofficieren, per krijgsmachtdeel, binnen de medische dienst en in het bijzonder korps overeenkomstig de tabel I van de bijlage bij dit besluit.

Art. 3.Binnen de intermachtengroep van de opperofficieren worden de opperofficieren volgens de graad onderverdeeld in nationale en internationale functies overeenkomstig tabel II van de bijlage bij dit besluit. Deze officieren mogen tot gelijk welk krijgsmachtdeel of tot de medische dienst behoren en, in voorkomend geval, tot gelijk welk korps.

Binnen de landmacht worden de opperofficieren volgens de graad onderverdeeld in internationale functies en een globaal, niet onder de korpsen verdeeld, aantal, overeenkomstig tabel II van de bijlage bij dit besluit.

Binnen de luchtmacht worden de opperofficieren volgens de graad per korps onderverdeeld in nationale en internationale functies, overeenkomstig tabel II van de bijlage bij dit besluit.

Binnen de marine worden de opperofficieren volgens de graad onderverdeeld in het korps van het dekpersoneel en een globaal, niet onder de korpsen verdeeld, aantal, overeenkomstig tabel II van de bijlage bij dit besluit.

De opperofficier van de medische dienst behoort tot het medisch technisch korps, overeenkomstig tabel II van de bijlage bij dit besluit.

Art. 4.Binnen elk krijsmachtdeel en binnen de medische dienst worden de hoofdofficieren verdeeld per graad overeenkomstig de tabellen III, IV, V en VI van de bijlage bij dit besluit.

Art. 5.Binnen elk krijgsmachtdeel en de medische dienst worden het aantal per graad verdeelde hoofdofficieren en het aantal lagere officieren onderverdeeld per korps, met uitzondering van een zeker aantal onder hen behorend tot de landmacht en de marine en met uitzondering van de internationale functies voor de landmacht of de marine, overeenkomstig de tabellen III, IV, V en VI van de bijlage bij dit besluit.

Binnen de luchtmacht en het medisch technisch korps van de medische dienst worden de hoofdofficieren onderverdeeld in nationale en internationale functies per korps overeenkomstig de tabellen IV en VI van de bijlage bij dit besluit.

Art. 6.Het aantal militairen in het korps van de muzikanten wordt per personeelscategorie, -ondercategorie of per groep van personeelsondercategorieën en per specialiteit onderverdeeld overeenkomstig de tabel VII van de bijlage bij dit besluit.

Art. 7.Binnen elk krijgsmachtdeel en de medische dienst wordt het aantal per personeelsondercategorie of per groep van personeelsondercategorieën verdeelde onderofficieren onderverdeeld per ambtengroep, met uitzondering van een zeker aantal onder hen behorend tot de landmacht of de marine, overeenkomstig de tabellen VIII, IX, X en XI van de bijlage bij dit besluit.

Art. 8.Binnen elk krijgsmachtdeel en de medische dienst mag, indien de aantallen vastgesteld in de tabellen II tot VI van de bijlage bij dit besluit voor de internationale functies niet worden bereikt, het verschil, in voorkomend geval ook binnen hetzelfde korps, ten goede komen aan de lagere graad voor een nationale of internationale functie.

Indien de aantallen vastgesteld in de tabellen II tot VI van de bijlage bij dit besluit voor de nationale functies niet worden bereikt, mag, binnen elk krijgsmachtdeel en de medische dienst, het verschil binnen dezelfde personeelsondercategorie ten goede komen aan dezelfde graad voor een internationale functie of de lagere graad.

Art. 9.Indien het aantal luitenant-generaals, vastgesteld in de tabel II van de bijlage bij dit besluit niet wordt bereikt, mag het verschil ten goede komen aan de generaal-majoors, onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 8.

Voor zover de luchtmacht twee of meer luitenant-generaals telt, maakt één van hen deel uit van het korps van het niet-varend personeel.

Art. 10.Binnen elk krijgsmachtdeel, binnen de medische dienst en in het korps van de muzikanten, indien de vastgestelde aantallen per graad of per personeelsondercategorie overeenkomstig de tabellen II tot XI van de bijlage bij dit besluit niet worden bereikt, mag het verschil per personeelscategorie en, desgevallend, per korps of ambtengroep, ten goede komen aan een lagere graad van dezelfde personeelsondercategorie of aan een lagere personeelsondercategorie of aan een lagere groep van personeelsondercategorieën, onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 8. HOOFDSTUK II Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 11.Het opschrift van het koninklijk besluit van 5 oktober 1976 houdende vaststelling van de officierenkorpsen van de land-, de lucht- en de zeemacht en de medische dienst, wordt vervangen door het volgend opschrift : « Koninklijk besluit houdende vaststelling van de officierenkorpsen van de krijgsmacht ».

Art. 12.In artikel 1 van hetzelfde besluit gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 november 1979 en 25 juni 1991, wordt de 9° opgeheven.

Art. 13.In artikel 3 van hetzelfde besluit wordt het woord « zeemacht » vervangen door het woord « marine ».

Art. 14.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 4.De medische dienst omvat de volgende officierenkorpsen : 1° het medische technisch korps, onderverdeeld in de volgende specialiteiten : a) geneesheer;b) apotheker;c) tandarts;d) dierenarts;2° het medisch ondersteunend korps.».

Art. 15.Een artikel 4bis, luidend als volgt wordt in hetzelfde besluit ingevoegd : «

Artikel 4bis.Het korps van de muzikanten wordt onderverdeeld in de volgende specialiteiten : 1° muzikant landmacht;2° muzikant luchtmacht;3° muzikant marine.».

Art. 16.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van het maximum aantal onderofficieren van het actief kader van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst alsook van het maximum aantal militaire beroepsmuzikanten, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 24 maart 1981, 6 januari 1985, 12 december 1985, 22 juni 1987, 13 december 1995, 3 juni 1996 en 5 januari 1998;2° het koninklijk besluit van 19 oktober 1976 tot vaststelling op vredesvoet van het maximum aantal officieren in werkelijke dienst van elke graad of gradengroep en tot hun verdeling onder de verschillende korpsen van de landmacht, de luchtmacht, de zeemacht en de medische dienst, gewijzigd bij de koninklijk besluiten van 24 juni 1977, 8 november 1979, 28 augustus 1981, 20 juli 1984, 25 juni 1991 en 29 april 1997;3° het ministerieel besluit van 30 mei 1974 houdende vaststelling van de verhouding van de tijdelijke onderofficieren en toegevoegde onderofficieren in de ambtengroepen van de land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1981.

Art. 17.Bij wijze van overgangsmaatregel en ten einde geleidelijk en ten laatste op 31 december 2002 te komen tot een enveloppe van 42 500 militairen mogen de in tabel XII van de bijlage bij dit besluit per personeelscategorie, -ondercategorie, groep van ondercategorieën en leerlingen vastgelegde aantallen niet overschreden worden.

Indien de vastgestelde aantallen per personeelsondercategorie en groep van personeelsondercategorieën overeenkomstig de tabel XII van de bijlage bij dit besluit niet worden bereikt, mag het verschil ten goede komen binnen elke personeelscategorie aan een lagere personeelsondercategorie of aan een lagere groep van personeelsondercategorieën, aan een lagere personeelscategorie of aan de leerlingen.

Na 31 december 2002 en tot 31 december 2008 mag het toegelaten maximum aantal keuronderofficieren en lagere onderofficieren, de voorziene aantallen, vastgesteld in de bij dit besluit gevoegde tabellen, overschrijden. Dit verschil zal in mindering worden gebracht van het aantal officieren, vrijwilligers of leerlingen, vastgelegd in de bij dit besluit gevoegde tabellen. Het maximum aantal keuronderofficieren en lagere onderofficieren mag de 15 100, 14 900, 14 500, 14 100, 13 700 en 13 200 respectievelijk op 31 december van de jaren 2003, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 niet overschrijden.

Art. 18.Bij wijze van overgangsmaatregel en teneinde geleidelijk en ten laatste op 31 december 2002 te komen tot de verdeling van de personeelsenveloppe zoals vastgesteld in bijlage bij dit besluit, worden de aantallen vastgesteld in de tabellen I tot XI van de bij dit besluit bijlage als te realiseren streefcijfers beschouwd, onverminderd de toepassing van de bepalingen van artikel 17.

Art. 19.Zolang de benaming « zeemacht » niet gewijzigd is in « marine » in de wet van 1 maart 1958 betreffende het statuut der beroepsofficieren van de land-, de lucht-, de zeemacht en de medische dienst en der reserveofficieren van alle krijgsmachtdelen en van de medische dienst, moet telkens « zeemacht » gelezen wanneer de term « marine » gebruikt wordt in dit besluit.

Art. 20.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 25 augustus 1997.

Art. 21.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET

Bijlage aan het koninklijk besluit van 14 juli 1998 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, J.-P. PONCELET

^