Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 juli 2005
gepubliceerd op 26 juli 2005

Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005014115
pub.
26/07/2005
prom.
14/07/2005
ELI
eli/besluit/2005/07/14/2005014115/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JULI 2005. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij U ter handtekening voorleggen beoogt de praktische modaliteiten vast te leggen van de inwerkingtreding van de verordening 3821/85, laatst gewijzigd door de verordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad d.d. 24 september 1998 en aangepast aan de technische vooruitgang door de verordening 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002. Deze wijziging betreft de invoering van de digitale tachograaf.

Overwegende dat de invoering van de digitale tachograaf veel vertraging heeft opgelopen, inzonderheid bij gebrek aan goedgekeurde apparaten en omdat de evaluatiecriteria voor het veiligheidsbeleid van de lid-Staten nog niet door de Commissie van de Europese Gemeenschappen werden vastgesteld. Het was dus niet mogelijk en gewaagd om nationale bepalingen tot uitvoering van de betrokken verordeningen uit te vaardigen.

Overwegende dat in die situatie, de Commissie van de Europese Gemeenschappen beslist heeft de verplichting nieuw in het verkeer gebrachte voertuigen met een nieuw apparaat uit te rusten, met een jaar uit te stellen en de datum van het moratorium vast te leggen op 5 augustus 2005.

Daar intussen een eerste apparaat werd goedgekeurd en de fabrikanten installateursopleidingen en gebruiksaanwijzingen uitgewerkt hadden, werd de tijd zeer kort. Daar kaarten inderdaad nodig zijn voor de installatie en de kalibrering van de controleapparaten aan het einde van de montagelijnen, betekent dit dat de werkplaatsen erkend en de kaarten beschikbaar moeten worden vóór 5 mei 2005.

Bespreking van de artikelen In hoofdstuk I (artikelen 1 en 2) wordt het principe van de noodzakelijkheid een voertuig van een tachograaf te voorzien, vastgelegd.

Hoofdstuk II (artikel 3) legt de homologatievoorwaarden vast van de tachograafmodellen of van de registratiedocumenten of de geheugenkaarten.

Hoofdstuk III (artikelen 4 en 5) licht de algemene voorwaarden betreffende de goedkeuring van de werkplaatsen belast met de installatie van de apparaten, de controle of de herstelling ervan toe.

Hoofdstuk IV (artikel 6) legt de voorwaarden waaraan de goedgekeurde werkplaatsen vóór de inwerkingtreding van het huidig besluit dienen te voldoen vast indien zij hun activiteit niet wensen uit te breiden tot het installeren van digitale tachografen.

Hoofdstuk V (artikelen 7 tot 11) legt zich toe op de voorwaarden waaraan werkplaatsen dienen te voldoen om goedgekeurd te worden : -als installateur van alle types van tachografen; - als installateur van digitale tachografen; - als hersteller van digitale tachografen.

Deze voorwaarden betreffen voornamelijk het materieel, de kwalificatie en de opleiding van het personeel.

Hoofdstuk VI (artikel 12) legt de voorwaarden en modaliteiten vast van het ontslag en mogelijkheden tot beroep hiertegen.

Hoofdstuk VII (artikel 13) duidt de agenten of de bekwame organismen aan om de controle te verzekeren van de goedgekeurde werkplaatsen.

Hoofdstuk VIII (artikel 14) bepaalt het principe en de periodiciteit van de controles van de tachograaf en de installatie in haar geheel.

In hoofdstuk IX (artikel 15) worden de vermeldingen die op het installatieplaatje dienen afgebeeld te worden beschreven, zoals op het model bepaald door de Administratie.

Hoofdstuk X (artikel 16) bepaalt de voorwaarden van levering, gebruik, teruggave of vervanging in geval van onvrijwillige buitenbezitstelling van tachografische kaarten die in vier types bestaan : - bestuurderskaart; - bedrijfskaart; - werkplaatskaart; - controlekaart.

Hoofdstuk XI (artikel 17) bepaalt de voorwaarden van opslaan, bewaring, beschikbaarheid van de opgeslagen gegevens in het geheugen van de aan boord zijnde digitale tachograaf.

Hoofdstuk XII (artikel 18 en 19) duidt de bevoegde personen aan om inbreuken te onderzoeken en vast te stellen alsook het bedrag van de boetes in geval van inbreuken.

Hoofdstuk XIII (artikel 20) bepaalt de voorwaarden voor een bestuurder die gedurende een bepaalde periode afwezig is ten gevolge van uiteenlopende omstandigheden om deze afwezigheid te rechtvaardigen door middel van een origineel attest van zijn werkgever.

Hoofdstuk XIV (artikelen 21 tot 25) stelt de overgangs-, slot- en opheffingsbepalingen vast.

Het advies van de Raad van State werd niet gevolgd in volgende gevallen : 1° In verband met de goedkeuring bepaalt artikel 3, § 1, 1e alinea dat de dienst Metrologie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, sommige testen aan door BELAC geaccrediteerde laboratoria kan toevertrouwen. De Raad van State voorziet de verwijzing naar BELAC als voorbarig daar deze werkwijze van accreditatie nog niet operationeel is.

Dit advies werd niet gevolg omdat het ontwerp van KB dat de accreditatie door BELAC toelaat eerstdaags voor advies aan de Raad van State zal voorgelegd worden. Het weerhouden van BELAC in het ontwerp vermijdt het opstellen van een wijziging binnen enkele weken.

Bovendien heeft totnogtoe in België geen enkele goedkeuring plaats gehad en voor het ogenblik werd geen enkele aanvraag ingediend. 2° De opsomming van alle mogelijke overtredingen met de verwijzing naar de wetgeving is te omvangrijk om in een koninklijk besluit vast te leggen en dergelijke lijst kan nooit exhaustief zijn.De publicatie van de overtredingen zou onvermijdelijk leiden tot de straffeloosheid van niet opgesomde mogelijke fraudes.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer toegewijde en zeer trouwe dienaars.

De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, M. VERWILGHEN

14 JULI 2005. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de verordening nr. 3820/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer;

Gelet op de verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, gewijzigd bij de verordening (EG) nr. 2135/98 van de Raad van 24 september 1998 en aangepast aan de vooruitgang van de techniek bij de verordening (EG) nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002;

Gezien de wet van 18 februari 1969, inzonderheid op artikel 2bis gewijzigd bij wet van 6 mei 1985, betreffende de maatregelen ter uitvoering van de internationale verdragen en akten inzake vervoer over de weg, de spoorweg of de waterweg;

Gelet op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, inzonderheid op de artikelen 12 en 15;

Gelet op de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidstoebehoren moeten voldoen, gewijzigd bij de wet van 18 juli 1990, de wet van 5 april 1995, de wet van 4 augustus 1996 en de wet van 27 november 1996;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria.

Gelet op het koninklijk besluit van 13 juli 1984 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 1987;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, gewijzigd bij artikel 67, 2° van het koninklijk besluit van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg;

Gelet op het advies van de raadgevende commissie administratie-nijverheid van 10 november 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 januari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2005;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, gegeven op 3 maart 2005;

Gelet op het advies van de Ministerraad van 13 mei 2005;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de invoering van de digitale tachograaf veel vertraging heeft opgelopen, inzonderheid bij gebrek aan goedgekeurde apparaten en omdat de evaluatiecriteria voor het veiligheidsbeleid van de lidstaten nog niet door de Commissie van de Europese Gemeenschappen werden vastgesteld. Het was dus niet mogelijk en gewaagd om nationale bepalingen tot uitvoering van de betrokken verordeningen uit te vaardigen;

Overwegende dat in die situatie, de Commissie van de Europese Gemeenschappen beslist heeft de verplichting nieuw in het verkeer gebrachte voertuigen met een nieuw apparaat uit te rusten, met een jaar uit te stellen en de datum van het moratorium op 5 augustus 2005 vast te leggen. Daar ondertussen een eerste apparaat werd goedgekeurd en de fabrikanten installateursopleidingen en gebruiksaanwijzingen uitgewerkt hadden, werd het nu mogelijk een toepassingsbesluit uit te werken. De termijnen werden echter zeer krap. Daar kaarten inderdaad nodig zijn voor de initialisatie en de kalibrering van de controleapparaten aan het einde van de montagelijnen, betekent dit dat de werkplaatsen erkend moeten worden en de kaarten beschikbaar moeten zijn vóór 5 mei 2005;

Overwegende dat het in deze context absoluut noodzakelijk is dat onverwijld met de opleidingen en de erkenningprocedures wordt gestart;

Gelet op het advies 38.472/4 van de Raad van State, gegeven op 22 juni 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer en van Onze Minister van Economie, K.M.O., Middenstand en Energie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De verordening : de verordening (EEG) nr.3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, gewijzigd bij de verordening (EEG) nr. 2135/98 van de Raad van 24 september 1998 en aangepast aan de vooruitgang van de techniek bij de verordening (EEG) nr. 1360/2002 van de Commissie van 13 juni 2002; 2° De Administratie : het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid;3° Tachograaf : het controleapparaat of zijn componenten in het wegvervoer in de zin van de verordening;4° Voertuigunit (VU) : het controleapparaat met uitzondering van de bewegingsopnemer en de kabels waarmee de bewegingsopnemer aangesloten is;5° Erkende werkplaats: ieder installateur of hersteller in bezit van de in artikel 4 bedoelde erkenning;6° De Minister : de Minister die het Vervoer onder zijn bevoegdheid heeft;7° De afgevaardigde van de Minister: de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;8° Bevoegde instantie : de instantie die door de Minister aangeduid is voor de uitgifte en de verdeling van de tachograafkaarten;9° Houder van het voertuig : hetzij de eigenaar, hetzij de tijdelijke gebruiker, hetzij de bestuurder.

Art. 2.Alle in België ingeschreven motorvoertuigen, op de weg gebruikt voor personen- of goederenvervoer, moeten uitgerust zijn met een controleapparaat, hierna "tachograaf" genoemd, waarvan de metingen worden geregistreerd.

Deze bepaling is niet van toepassing op de motorvoertuigen vermeld in bijlage I. HOOFDSTUK II. - Goedkeuringen

Art. 3.§ 1. Het verzoek om goedkeuring van een model van tachograaf, registratieblad of geheugenkaart wordt ingediend door de fabrikant of zijn gevolmachtigde bij de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Dienst Metrologie. Deze dienst mag, onder haar toezicht en haar verantwoordelijkheid, de uitvoering van bepaalde voorafgaande proeven aan andere laboratoria toewijzen, voorzover deze erkend zijn door BELAC conform de tot de reeks EN 17000 behorende normen. De accreditaties afgeleverd volgens de systemen waarmee BELAC een wederzijdse erkenning heeft afgesloten, worden als gelijkwaardig beschouwd.

Het verzoek gaat vergezeld van beschrijvende documenten die toelaten de gelijkvormigheid van het model aan de voorschriften van de verordening te controleren. § 2. De Minister bevoegd voor de Metrologie of zijn afgevaardigde verleent de goedkeuring, schorst ze of trekt ze in. Hij kent het in artikel 6 van de verordening bedoelde goedkeuringsmerk toe. HOOFDSTUK III Algemene bepalingen betreffende de erkenning van de werkplaatsen

Art. 4.§ 1. De natuurlijke personen of rechtspersonen die de installatie, de controle van de meetnauwkeurigheid of de herstelling van tachografen in hun lokalen uitvoeren, worden erkend als installateur, wat de installatie en de controle van de meetnauwkeurigheid van de apparaten betreft en als hersteller, wat hun herstelling betreft. § 2. De voorwaarden waaraan de werkplaatsen moeten voldoen om een erkenning te bekomen, zijn bepaald in bijlage II. § 3. Iedere aanvraag om erkenning als installateur of hersteller van tachografen wordt gericht aan de Administratie.

De erkenning als installateur of hersteller van tachografen geeft aanleiding tot de inning van een retributie waarvan het bedrag vastgesteld is in bijlage V. De retributies worden geïnd door de Administratie - Ontvangsten - van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. § 4. Door de Minister of zijn afgevaardigde gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gaan bij de aanvrager na of hij de vereiste beroepsbekwaamheid en technische vaardigheid bezit en over de nodige uitrusting beschikt. Een omstandig verslag van de gedane vaststellingen wordt opgemaakt. § 5. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vier jaar. Drie maanden vóór de vervaldatum wordt een nieuwe erkenning aangevraagd. § 6. De erkenning als installateur of hersteller wordt verleend of geweigerd door de Minister of zijn afgevaardigde, op basis van de eerste evaluatie. De erkenning of de weigering wordt betekend binnen de dertig dagen na de eerste evaluatie. Het verslag waarvan sprake in bovengenoemde § 4. met de motivering van de beslissing van aanvaarding of weigering, wordt meegeleverd.

De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer houdt het register van erkende werkplaatsen bij. § 7. De erkenning wordt geweigerd indien tijdens de periode van 18 maanden voorafgaand aan de erkenningsaanvraag, een vorige erkenning werd ingetrokken op basis van artikel 12, § 1.

Art. 5.Wanneer de tachograaf met een sleutel uitgerust is, overhandigt de houder van het voertuig de sleutel aan de bestuurders. HOOFDSTUK IV. - Erkenning van de installateurs of herstellers die zich tot analoge tachografen beperken

Art. 6.De werkplaatsen die erkend waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die hun activiteit niet wensen uit te breiden tot digitale tachografen, of de werkplaatsen die een eerste aanvraag tot erkenning als installateur of hersteller indienen die zich beperkt analoge tachografen indienen, zijn onderworpen aan de bepalingen van bijlage III. HOOFDSTUK V. - Erkenning van installateurs of herstellers van digitale tachografen Afdeling 1. - Algemeen

Art. 7.§ 1. De werkplaatsen die erkend waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit en die hun activiteit wensen uit te breiden tot digitale tachografen, dienen hiertoe een verzoek in bij de Administratie en beantwoorden aan de specifieke technische vereisten van bijlage II, A en C. De erkenning van werkplaatsen die niet erkend waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit vereist dat ze beantwoorden aan de technische eisen van bijlage II : - punten A en C voor de installatie van analoge en digitale tachografen; - punt C voor de installatie van digitale tachografen; - punt D voor de herstelling van digitale tachografen.

Iedere werkplaats erkend als installateur kan de tachografen van alle fabrikanten ijken; hetzelfde geldt voor de overbrenging van de gegevens en de uitreiking van het certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht waarvan het model op bijlage IV staat.

Een erkende werkplaats mag geen enkele activiteit in onderaanneming uitbesteden waarvoor zij erkend is.

Elke desbetreffende activiteit mag slechts door de erkende installateur of hersteller in zijn daartoe erkende werkplaats worden uitgevoerd.

Evenwel kunnen de fabrikanten van voertuigen of hun vertegenwoordigers, die over een productielijn beschikken in België, of de koetswerkfabrikanten van bussen en autocars genieten van een erkenning met beperkte draagwijdte voor de installatie van nieuwe tachografen aan boord van nieuwe voertuigen en voor hun activering.

Tijdens de installatie stellen zij de reeds gekende parameters in. De Minister of zijn afgevaardigde bepaalt de voorwaarden voor het bekomen van de erkenning met beperkte draagwijdte.

De directeurs of de vennoten van de erkende werkplaats alsook hun personeel mogen geen activiteiten uitoefenen in de sector van het wegvervoer. § 2. De Minister of zijn afgevaardigde kent aan ieder erkend installateur of hersteller een identificatiemerk toe, dat hij moet aanbrengen op alle verzegelingen die hij uitvoert. Dit merkteken bestaat uit twee onderscheiden delen: - de letters « TDT »; - een door de Administratie toegekend nummer. Afdeling 2. - Erkende werkplaatsen

Art. 8.§ 1. Iedere ingreep op een digitale tachograaf beantwoordt aan de bepalingen van artikel 12 en bijlage IB van dezelfde verordening.

Daarnaast moeten, in voorkomend geval, de instructies of de aanbevelingen van de fabrikanten van voertuigen en van digitale tachografen opgevolgd worden.

Elke verbinding die indien zij onderbroken wordt, niet opspoorbare wijzigingen of niet aantoonbare verlies van gegevens met zich kan brengen, wordt door de erkende werkplaats verzegeld.

Alle technische handelingen alsook de verzegeling gebeuren in de lokalen van de erkende werkplaats.

De erkende werkplaats zorgt ervoor dat het verzegelingsgereedschap en de werkplaatskaarten in gesloten kasten of brandkasten bewaard worden.

Elk verlies of elke diefstal van verzegelinggereedschap wordt onmiddellijk meegedeeld aan de Administratie. Bij diefstal wordt bovendien ook onmiddellijk aangifte gedaan bij de politie.

Elke verzegeling en het aanbrengen van een stempel wordt opgetekend in een genummerd bestand dat door de in artikel 13 bedoelde bevoegde ambtenaren kan gecontroleerd worden. Dit bestand mag op computer worden bijgehouden. § 2. De erkende werkplaats laat de ijking of het periodiek nazicht van zijn uitrusting uitvoeren door een laboratorium, dat hetzij geaccrediteerd is door BELAC conform de serie EN 17000-normen, hetzij geaccrediteerd door de Administratie. De accreditaties afgeleverd volgens de systemen waarmee BELAC een wederzijdse erkenning heeft afgesloten, worden als gelijkwaardig beschouwd.

De controle-instrumenten worden geijkt vóór hun gebruik en op regelmatige tijdstippen gedurende hun gebruik. De erkende werkplaats houdt een register bij van alle uitgevoerde ijkingen. § 3. Een werkdocument, waarvan het model is vastgelegd door de Minister of zijn afgevaardigde, wordt opgesteld telkens een tachograaf geïnstalleerd, hersteld of op zijn meetnauwkeurigheid gecontroleerd wordt. Dit document wordt vier jaar bewaard in een klassement of op een passende informatiedrager.

Dit document draagt een nummer bestaande uit twee onderscheiden delen: - de vier cijfers van het lopende kalenderjaar; - een nummer naar de chronologische volgorde van de ingrepen. § 4. Iedere wijziging in de juridische toestand of van de vestigingsplaats van de erkende werkplaats wordt per aangetekende brief met bericht van ontvangst aan de Administratie betekend. De Minister of zijn afgevaardigde oordeelt of een nieuw erkenningsmerk aan de werkplaats toegekend wordt of als een administratieve regularisatie op voorlegging van de bijgewerkte documenten volstaat.

Ieder installateur of hersteller die zijn werkzaamheden i.v.m. de tachografen stopzet, geeft daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis aan de Administratie. § 5. De erkende werkplaats moet zorgen voor de overbrenging van de in het geheugen van zijn werkplaatskaarten opgeslagen gegevens, iedere dag dat deze gebruikt werden. Deze gegevens worden minstens vier jaar bewaard. Een back-up wordt even lang bewaard op een beveiligde plaats die van het tachograaflokaal gescheiden is, teneinde de bewaring van de gegevens in alle omstandigheden te waarborgen. Afdeling 3. - Overbrenging van de in het geheugen van het

controleapparaat opgeslagen gegevens

Art. 9.§ 1. Naast de technische handelingen, kunnen de erkende werkplaatsen de in het geheugen van het controleapparaat opgeslagen gegevens overbrengen. De gegevens mogen enkel verstrekt worden aan de houder van het voertuig of aan een door hem gemachtigd persoon. De overbrenging gebeurt in een vorm die de vertrouwelijkheid van de voornoemde gegevens waarborgt.

De in het vorige lid bedoelde overbrenging wordt uitgevoerd vóór de vervanging van het controleapparaat of zijn verwijdering uit het voertuig.

Na de uitvoering van de overbrenging moet nagegaan worden of de overgebrachte gegevens alle veiligheidselementen betreffende hun echtheid en hun integriteit bevatten.

Voor iedere uitgevoerde overbrenging moet de nodige informatie opgetekend worden met het oog op het opmaken van een verslag betreffende de overbrenging van de gegevens. Deze documenten worden gearchiveerd en bewaard voor een duur van vier jaar.

Een kopie van de uit de voertuigunit overgebrachte gegevens wordt gearchiveerd en bewaard voor ten minste vier jaar. Bovendien moet een back-up uitgevoerd worden van elke overbrenging van gegevens naar een beveiligde externe mediumdrager. De back-up wordt even lang bewaard op een beveiligde plaats buiten het tachograaflokaal, teneinde de bewaring van de gegevens in alle omstandigheden te waarborgen. § 2. Alle gegevens worden bewaard in de daartoe bestemde gesloten kast of brandkast in het tachograaflokaal van de erkende werkplaats.

In het geval dat de overbrenging van de gegevens niet mogelijk is, moet de erkende werkplaats een certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht waarvan het model op bijlage IV van dit besluit staat, in tweevoud opstellen.

Eén exemplaar wordt of aan de houder van het voertuig of aan een door hem gemachtigde persoon afgeleverd. De erkende werkplaats bewaart een kopie van deze certificaten gedurende vier jaar. § 3. Alle overgebrachte gegevens en in het kader van deze activiteit opgestelde documenten worden ter beschikking gehouden van de door de Minister of zijn afgevaardigde gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer. Afdeling 4. - Personeel van de erkende werkplaatsen

Art. 10.De erkende werkplaats beschikt ten minste over twee personen : een technisch verantwoordelijke en een technicus. De technisch verantwoordelijke beschikt over een voldoende kwalificatie en beheerst goed de computerapparatuur. Hij zorgt voor de naleving van alle voorwaarden op basis waarvan de erkenning werd afgeleverd.

Ieder personeelslid dat met de installatie of de herstelling belast is, heeft de in artikel 11 bedoelde opleiding gevolgd.

Het basisopleidingsattest heeft een geldigheidsduur van twee jaar. De vervolmakingsattesten zijn drie jaar geldig.

Iedere wijziging van gekwalificeerd personeel wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Administratie, met vermelding van de datum waarop de wijziging heeft plaatsgehad.

Een houder beschikt slechts over één enkele werkplaatskaart en gebruikt ze enkel in het kader van de activiteiten van de werkplaats die ze kreeg. Afdeling 5. - Opleiding van het personeel van de erkende werkplaatsen

Art. 11.De Minister duidt de opleidingsinstellingen aan volgens de hierna bepaalde voorwaarden : 1° de opleidings- en vervolmakingscursussen worden in specifieke lokalen door opleidingsinstellingen verstrekt op basis van een programma, goedgekeurd door de Minister of zijn afgevaardigde;2° de lesgevers van de in punt 1° bedoelde instellingen leveren het bewijs van hun ervaring in het domein en van een continu specifieke vorming verstrekt door de tachograaffabrikanten;3° het opleidingsprogramma omvat : de toepassing van de vigerende reglementering, de bijgewerkte technische specificaties van de tachograaf, de overbrenging van de gegevens en de computertoepassingen nodig voor de technische ingrepen, de programmering en de verzegeling. De opleiding wordt afgesloten met een evaluatieproef; 4° de aanwezigheid op de cursus is verplicht.De opleidingen worden georganiseerd voor groepen van maximaal 12 personen. De basiscursussen tellen minstens 20 uur opleiding; de vervolmakingcursussen tellen minstens 12 uur opleiding. Het didactisch materieel voor de cursussen omvat, per groep van twee personen, tenminste de volgende zaken : - 1 computer aangepast aan de geactualiseerde informaticatoepassingen van de tachograaf; - 1 technische uitrusting voor de activering, de programmering en de ijking van de tachograaf, en de overbrenging van de gegevens.

De technische handboeken en de gebruiksaanwijzing van de tachograaf worden aan iedere deelnemer overhandigd. 5° het programma, de inhoud van de opleidingscursussen alsook de evaluatieproeven worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Administratie.6° minstens 15 dagen vóór elke sessie die zij organiseren, bezorgen de opleidingsinstellingen de data, de thema's, de plaatsen en de naam van de lesgevers aan de Administratie;7° iedere kandidaat die met vrucht een opleidingscursus gevolgd heeft, krijgt van de opleidingsinstelling een attest waarvan het model door de Administratie vastgelegd is;een kopie ervan wordt binnen 15 dagen naar de Administratie gestuurd; 8° de opleidingsinstellingen houden een register bij van alle georganiseerde sessies alsook van de deelnemers. HOOFDSTUK VI. - Intrekking van erkenning

Art. 12.§ 1. De erkenning kan worden ingetrokken door de Minister of zijn afgevaardigde, indien een installatie, een controle van de meetnauwkeurigheid of een herstelling niet overeenkomstig de voorschriften van de verordening werd uitgevoerd.

De erkenning als installateur of hersteller kan ook worden ingetrokken indien, bij toepassing van artikel 13, wordt vastgesteld dat niet meer voldaan is aan de voorwaarden van dit besluit voor het installeren of herstellen van tachografen. § 2. De intrekking van de erkenning wordt aan de betrokkene betekend door de Minister of zijn afgevaardigde.

Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de intrekking van de erkenning, kan de betrokkene per aangetekende brief beroep instellen bij de Minister.

De Minister doet bij gemotiveerde beslissing uitspraak binnen de dertig dagen na de verzending van de brief, eventueel na de betrokkene of zijn gevolmachtigde te hebben gehoord.

Het beroep is niet opschortend. HOOFDSTUK VII. - Controle van de erkende werkplaatsen

Art. 13.De hiertoe gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kunnen te allen tijde en overal de erkende werkplaatsen controleren.

De Koning kan, onder de voorwaarden vastgelegd in bijlage VI, bevoegde instellingen erkennen om de in het lid 1 bedoelde controles uit te voeren. Deze instellingen zijn niet betrokken bij de fabricatie, de invoer of het in de handel brengen van tachografen. HOOFDSTUK VIII Inspecties en controles van de met een tachograaf uitgeruste voertuigen

Art. 14.§ 1. De voertuigen, onderworpen aan de voorschriften van dit besluit, ondergaan een inspectie van de tachograaf en van de installatie in haar geheel, teneinde na te gaan of de tachograaf en zijn installatie in overeenstemming zijn met de voorschriften van de verordening. § 2. De in § 1 bedoelde inspecties worden uitgevoerd door de erkende installateurs. Ze hebben plaats : 1° voor de digitale tachografen, na elke herstelling, na elke wijziging van de karakteristieke coëfficiënt van het voertuig of van de effectieve bandenomtrek of wanneer het UTC uurwerk een afwijking vertoont van meer dan twintig minuten. De voertuigen maken ten minste om de twee jaar het voorwerp uit van een inspectie, met inbegrip van een ijking. Bij deze inspectie moet de installateur het installatieplaatje vernieuwen. 2° voor de analoge tachografen : de voertuigen maken ten minste om de twee jaar het voorwerp uit van een controle, uitgevoerd door een erkend installateur en bestaande uit het nazicht van : - de staat en de goede werking van het apparaat; - de aanwezigheid van een goedkeuringsmerk op de apparaten; - de aanwezigheid van een installatieplaatje; - de ongeschonden toestand van de verzegelingen van het apparaat en van de andere elementen van de installatie; - de effectieve bandenomtrek.

Een controleplaatje waarvan het model is vastgelegd door de Administratie, wordt in de onmiddellijke nabijheid van het installatieplaatje aangebracht. Het bevat de naam, het adres en het erkenningsnummer van de installateur, alsook de datum van de controle.

De voertuigen maken ten minste om de zes jaar het voorwerp uit van een inspectie, met inbegrip van een ijking. Tijdens deze inspectie moet de installateur het installatieplaatje vernieuwen; 3° voor alle tachografen : - bij het in dienst of opnieuw in dienst stellen van het voertuig; - telkens als een in artikel 18 bedoelde controleambtenaar het eist.

Wanneer de tachograaf conform bevonden wordt met de bepalingen van de verordening, zijn de inspectiekosten ten laste van de Staat. § 3. Onafhankelijk van de in § 1 en § 2 bedoelde inspecties en controles wordt jaarlijks, ter gelegenheid van de periodieke keuring van het voertuig, nagegaan of : - een tachograaf aanwezig is; - het installatieplaatje en desgevallend het controleplaatje geldig zijn; - de zegels niet verbroken zijn.

Bij de periodieke keuring van een voertuig uitgerust met een analoge tachograaf, is het voorzien van een registratieschijf waarop minstens een afgelegde afstand van 5 km werd geregistreerd. § 4. Elk voertuig waarbij de in artikel 18 bedoelde controleambtenaren vaststellen dat de tachograaf niet meer overeenstemt met de voorschriften van de verordening, ingevolge een niet toegelaten ingreep, mag slechts op de openbare rijden om zich voor het herstellen van de conformiteit naar een erkende werkplaats te begeven. HOOFDSTUK IX. - Installatieplaatje

Art. 15.§ 1. Op het installatieplaatje staan de volgende vermeldingen : - naam, adres en erkenningsnummer van de installateur; - de bandenmaat van de aangedreven wielen; - de gemiddelde effectieve bandenomtrek van de aangedreven wielen in de vorm van « l = ... mm »; - de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig in de vorm van « w = ... omw/km » of « w = ... imp/km »; - de constante van de tachograaf, in de vorm van « k = ... omw/km » of « k = ... imp/km »; - het chassisnummer van het voertuig; - het serienummer van de tachograaf; - de datum waarop de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig en van de effectieve bandenomtrek van de aangedreven wielen opgemeten is. § 2. Het model van installatieplaatje wordt bepaald door de Administratie. HOOFDSTUK X. - Tachograafkaarten

Art. 16.§ 1. De tachograafkaarten waarvan de prijzen bepaald zijn in bijlage VII, bestaan uit vier types : - bestuurderskaart; - bedrijfskaart; - werkplaatskaart; - controlekaart.

De aanvragen om kaarten te bekomen worden gedaan door middel van de formulieren waarvan de modellen zich in bijlage VIII bevinden. § 2. De tachograafkaarten blijven eigendom van de Staat die ze ter beschikking stelt van de houders. § 3. De tachograafkaarten worden geweigerd of ongeldig verklaard door de bevoegde instantie wanneer de aanvragers of de houders niet of niet meer, geheel of gedeeltelijk, aan de voorwaarden voldoen of wanneer de houders ze verkregen hebben op basis van valse, onjuiste of onvolledige verklaringen. § 4. De bestuurderskaart is persoonlijk en onoverdraagbaar, ze mag enkel afgeleverd aan een persoon die aan de volgende voorwaarden voldoet : - zijn normale verblijfplaats in België hebben : deze voorwaarde betekent dat de aanvrager zijn officiële woonplaats in België heeft of gewoonlijk minstens 185 dagen in België verblijft gedurende een burgerlijk jaar; - houder zijn van een rijbewijs van categorie B(E), C(E), D(E); - een voertuig bestemd om personen of goederen te vervoeren waarop het reglement (EEG) 3820/85 (rijen rusttijd) van toepassing is, besturen of bekwaam zijn, leeg of geladen, te besturen; - geen houder zijn van een geldige bestuurderskaart uitgegeven in België of in een ander land. § 5. De erkende werkplaats duidt de fysieke personen aan die aan de voorwaarden van artikel 10, tweede lid beantwoorden. De werkplaatskaarten worden uitgereikt aan de erkende werkplaats die erom verzoekt.

Ze zijn persoonlijk en onoverdraagbaar. § 6. De geheime code verbonden aan de werkplaatskaart, is persoonlijk.

Zij wordt verstrekt aan de houder van een werkplaatskaart, mag niet medegedeeld worden aan een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon en mag enkel gebruikt worden door de kaarthouder. § 7. De werkplaatskaart mag de werkplaats niet verlaten behoudens voor externe activiteiten die rechtstreeks verbonden zijn aan de activiteiten van de werkplaats en voor de duur ervan. Wanneer ze niet gebruikt wordt, wordt ze in het beveiligde tachograaflokaal bewaard. § 8. De erkende werkplaats is verantwoordelijk voor het gebruik van de kaarten door zijn personeel en de teruggave van de werkplaatskaarten waarover zij beschikt. § 9. Bij verbreking van de arbeidsovereenkomst die een erkende werkplaats en de houder van een werkplaatskaart verbindt of wanneer de houder zijn activiteiten stopzet, wordt de werkplaatskaart binnen acht dagen terugbezorgd aan de bevoegde instantie. § 10. Het verlies of de diefstal van een in België uitgereikte kaart maakt het voorwerp uit van een verklaring van onvrijwillige buitenbezitstelling bij de politie of de bevoegde instantie. Het attest van onvrijwillige buitenbezitstelling uitgereikt door de politie wordt gevoegd bij de aanvraag tot vervanging. § 11. Bij verlies of diefstal van een kaart uitgereikt door een buitenlandse instantie, en wanneer de feiten zich op Belgisch grondgebied hebben voorgedaan, wordt de verklaring van onvrijwillige buitenbezitstelling afgelegd bij de politie. § 12. De controleagenten bedoeld in artikel 18 § 2 beschikken over een controlekaart. § 13. De kaarten zijn in beslag genomen en ingetrokken wanneer de kaart vervalst is, wanneer de bestuurder een kaart gebruikt waarvan hij niet de titularis is of wanneer de kaart bekomen werd op basis van valse verklaringen en/of vervalste documenten. § 14. Beschadigde of defecte in België uitgereikte kaarten worden aan de bevoegde instantie terugbezorgd. Zo nodig worden ze bij de aanvraag tot vervanging gevoegd. § 15. De kaarten waarvan de geldigheidsduur verstreken is of die niet meer worden gebruikt, worden door de houder aan de bevoegde instantie terugbezorgd binnen acht dagen volgend op de vervaldatum of het einde van het gebruik. § 16. Niemand mag een als verloren of gestolen gemelde kaart gebruiken. § 17. Niemand mag twee of meer geldige bestuurderskaarten die hij bezit beurtelings gebruiken, of een kaart bezitten die hem niet toebehoort. HOOFDSTUK XI. - Overbrenging van de in het geheugen van de voertuigunit of van bestuurderskaarten opgeslagen gegevens

Art. 17.§ 1. De in het geheugen van de voertuigunit opgeslagen gegevens worden overgebracht naar een beveiligd extern medium ten minste om de twee maanden te rekenen vanaf de laatste overbrenging.

Indien het voertuig uit het verkeer wordt genomen of ter beschikking gesteld van een ander bedrijf in enigerlei vorm, worden de in het geheugen van de voertuigunit opgeslagen gegevens overgebracht voor de lopende periode sinds de laatste overbrenging.

De in het geheugen van de bestuurderskaart opgeslagen gegevens worden overgebracht naar beveiligde externe media ten minste om de eenentwintig dagen vanaf de laatste overbrenging.

De in het geheugen van de bestuurderskaart opgeslagen gegevens worden overgebracht voor de lopende periode sinds de laatste overbrenging, wanneer de bestuurder zijn activiteiten binnen het bedrijf stopzet of vóór de kaart voor vervanging of vernieuwing naar de bevoegde instelling teruggestuurd wordt.

Een overbrenging van de gegevens over een bepaalde periode kan door de in § 4 bedoelde ambtenaren geëist worden. § 2. Het bedrijf bewaart de overgebrachte gegevens ten minste twee jaar.

De overgebrachte gegevens uit het geheugen van de voertuigunit van alle voertuigen van een zelfde bedrijf en uit het geheugen van de bestuurderskaart van alle door dit bedrijf tewerkgestelde bestuurders, worden bewaard op een zelfde beveiligde plek waartoe slechts gerechtigde personen toegang hebben. § 3. De overbrenging noch de bewaring van de gegevens mag deze wijzigen of aantasten. § 4. De door de bedrijven of werkplaatsen overgebrachte gegevens worden voor analyse ter beschikking gesteld op verzoek van en aan : 1. de in artikel 18, § 2 bedoelde ambtenaren;2. de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Sociale Inspectie van de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid;3. de sociaal inspecteurs en de sociaal controleurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. Deze ambtenaren kunnen op hun beurt de gegevens overbrengen naar hun eigen opslagmedium voor verdere analyse. HOOFDSTUK XII. - Opsporing en vaststelling van de inbreuken

Art. 18.§ 1. De op het grondgebied van een ander land begane overtredingen worden vastgesteld en zijn strafbaar overeenkomstig de vigerende wetten en reglementen. Zij worden bestraft op basis van artikel 2 van de wet van 18 februari 1969 of van artikel 4 van de wet van 21 juni 1985 voornoemd, naargelang werd gefraudeerd in verband met het gebruik van het controle-apparaat of met de technische karakteristieken ervan. § 2. Met het opsporen en vaststellen van de inbreuken op dit besluit worden belast : 1° het personeel van het operationele kader van de federale politie en van de lokale politie;2° de ambtenaren van het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid en van het Directoraat-generaal Vervoer te Land, belast met een mandaat van gerechtelijke politie;3° de ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen;4° de sociale inspecteurs en sociale controleurs die toezien op de sociale wetten van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg; § 3. De hoedanigheid van gerechtelijk officier kan door Ons verleend worden aan de in artikel 18, § 2, 2° bedoelde ambtenaren.

Art. 19.Artikel 2, 1° punt h van het koninklijk besluit van 19 juli 2000 betreffende de inning en de consignatie van een som bij het vaststellen van sommige inbreuken inzake het vervoer over de weg, gewijzigd bij artikel 67, 2° van het koninklijk besluit van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg, wordt aangevuld als volgt : « - de inbreuken op artikel 15, punt 8 van dezelfde verordening : 2.500 euro; - de inbreuken op artikel 16.2., 2e paragraaf van dezelfde verordening: 2.000 euro; - de inbreuken op artikel 16.3, 1e, 2e, 3e paragraaf van dezelfde verordening: 1.000 euro; - het gebruik of het bezit van een tachograafkaart door een bestuurder die er geen houder van is : 2.500 euro; - het beurtelings gebruik van twee of meerdere bestuurderskaarten toegekend aan verschillende bestuurders, door een bestuurder die er al dan niet houder van is : 2.500 euro; - het gebruik van een als verloren of gestolen gemelde tachograafkaart : 2.500 euro; - het beurtelings gebruik van meerdere geldige tachograafkaarten door hun houder : 2.500 euro; - het gebruik van een vervalste, valse of vervallen tachograafkaart : 2.500 euro. » HOOFDSTUK XIII. - Attesten tot staving van de afwezigheden voor de loontrekkende bestuurders

Art. 20.Indien een bestuurder voor een periode, die gelijk of langer is dan een dag, niet gereden heeft wegens bepaalde omstandigheden zoals verlof, ongeval, ziekte, dagelijkse of wekelijkse rusttijd, en geen registratiebladen van zijn tachograaf of gegevens op zijn bestuurderskaart betreffende deze periodes kan voorleggen, kan hij deze afwezigheden staven bij middel van een origineel attest van zijn werkgever.

Dit attest wordt opgesteld op papier met briefhoofd van het bedrijf.

Het moet integraal getypt zijn, met inbegrip van de begin- en einddatum van de afwezigheid. Het wordt ondertekend door een verantwoordelijke van het bedrijf, de gedelegeerd bestuurder, zaakvoerder, de directeur-generaal of de personeelsdirecteur, met duidelijke vermelding van zijn naam, voornaam, functie en telefoonnummer. HOOFDSTUK XIV. - Overgangs-, slot- en opheffingsbepalingen

Art. 21.In afwijking van de voorschriften van artikel 4, § 4 van dit besluit, betreffende de controle bij de aanvrager, mag een voorlopige erkenning worden afgeleverd na onderzoek en aanvaarding van het aanvraagdossier. De voorlopige erkenning heeft een geldigheid van maximum één jaar, te rekenen vanaf de datum van aflevering.

Art. 22.De nieuwe voertuigen ingeschreven vanaf 5 augustus 2005 zijn uitgerust met een digitale tachograaf. Evenwel, voor de periode tussen 5 augustus 2005 en 31 december 2005, mogen deze uitgerust zijn met een analoge tachograaf indien de houder van de inschrijving het bewijs levert dat het onmogelijk was het voertuig uit te rusten met een digitale tachograaf.

Vóór 5 augustus 2006, dienen alle voertuigen met een installatieplaatje dat sinds twee jaar of meer geldig is bij een erkend installateur aangeboden te worden voor een controle zoals voorzien in artikel 14, na afloop waarvan een controleplaatje wordt aangebracht.

Alle voertuigen voorzien van een installatieplaatje dat sinds zes jaar geldig is, worden aangeboden voor een controle van de nauwkeurigheid van de tachograaf en van zijn installatie in haar geheel, na afloop waarvan een installatieplaatje, zoals beschreven in artikel 15, wordt aangebracht.

Art. 23.Het koninklijk besluit van 13 juli 1984 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 1987, wordt opgeheven.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 25.Onze Minister van Mobiliteit en Onze Minister van Economie en Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 juli 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage I VOERTUIGEN WAARIN DE TACHOGRAAF NIET MOET GEBRUIKT WORDEN OF WAARIN HIJ NIET MOET GENSTALLEERD ZIJN : A. Voertuigen gebruikt voor binnenlands of internationaal vervoer 1. voertuigen die bestemd zijn voor het goederenvervoer en waarvan het toegestane maximumgewicht, dat van de aanhangwagens of opleggers inbegrepen, niet meer dan 3,5 ton bedraagt;2. voertuigen die bestemd zijn voor het personenvervoer en die volgens hun bouwtype en uitrusting ten hoogste negen personen, de bestuurder daaronder begrepen, kunnen vervoeren en die daartoe zijn bestemd;3. voertuigen die bestemd zijn voor het : a) geregeld personenvervoer waarvan de lengte van het traject niet groter is dan 50 kilometer;b) internationaal geregeld personenvervoer, indien het begin- en eindpunt van de lijn zich bevinden binnen een straal van 50 km in vogelvlucht van een grens met een andere Lidstaat en indien het traject niet langer is dan 100 km;4. voertuigen waarvan de toegestane maximumsnelheid niet meer dan 30 km per uur bedraagt;5. voertuigen van of onder toezicht van strijdkrachten, bescherming burgerbevolking, brandweer en korpsen voor de handhaving van de openbare orde;6. voertuigen van de rioleringsdiensten, de diensten ter bescherming tegen overstromingen, of van de diensten van de water-, gas- en elektriciteitsvoorziening, de gemeentereiniging, de vuilnisomhaling, de telegraaf en telefoon, de postzendingen, de radio-omroep, de televisie en de opsporing van radio- en televisiezend- en ontvangtoestellen;7. voertuigen die gebruikt worden in noodsituaties of voor reddingsoperaties;8. speciaal voor medische doeleinden uitgeruste voertuigen;9. voertuigen voor het vervoer van circus- of kermismateriaal;10. voertuigen die speciaal zijn uitgerust voor reparaties en wegslepen;11. voertuigen die op de weg worden beproefd met het oog op de technische ontwikkeling, reparatie of onderhoud, en nieuwe of vernieuwde voertuigen die nog niet in gebruik zijn genomen;12. voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel goederenvervoer voor privé-doeleinden;13. voertuigen voor het ophalen van melk op de boerderijen en het terugbrengen van melkbussen of zuivelproducten voor de veevoeding naar de boerderijen. B. Voertuigen uitsluitend gebruikt voor binnenlands vervoer 1. voertuigen bestemd voor het geregeld personenvervoer;2. voertuigen die voor personenvervoer zijn bestemd en, gezien hun constructie en uitrusting, geschikt zijn voor het vervoer van ten hoogste 17 personen, met inbegrip van de bestuurder en daarvoor moeten dienen;3. voertuigen die door de overheid worden gebruikt voor taken van openbare dienst die beroepsvervoerders niet beconcurreren;4. voertuigen voor goederenvervoer die door landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of visserijbedrijven worden gebruikt voor ritten binnen een straal van 50 km van de gebruikelijke standplaats van het voertuig, met inbegrip van het grondgebied van gemeenten waarvan de kern binnen deze straal is gelegen;5. voertuigen voor het vervoer van niet voor menselijke consumptie bestemde geslachte dieren of slachtafval;6. voertuigen voor het vervoer van levende dieren van de boerderijen naar de plaatselijke markten en omgekeerd, of van de markten naar de plaatselijke slachthuizen;7. voertuigen voor gebruik als winkels op plaatselijke markten, voor de verkoop aan huis, voor ambulante werkzaamheden van banken, wisselkantoren, voor spaarbanken, voor de eredienst, voor het uitlenen van boeken, platen of cassettes, voor culturele manifestaties of voor tentoonstellingen en speciaal voor dergelijk gebruik uitgerust;8. voertuigen voor het vervoer van het materieel of de uitrusting die de bestuurder beroepshalve gebruikt, binnen een straal van 50 km rond de gebruikelijke standplaats van het voertuig, op voorwaarde dat dit vervoer niet de hoofdactiviteit van de bestuurder is;9. voor goederenvervoer gebruikte voertuigen die worden aangedreven met in het voertuig geproduceerd gas of met elektriciteit, of die zijn uitgerust met een vertragingsinrichting, mits deze voertuigen gelijk worden gesteld met benzine of dieselolie aangedreven voertuigen met een toegestaan maximumgewicht, met inbegrip van aanhangwagens of opleggers, van niet meer dan 3,5 ton;10. voertuigen die worden gebruikt voor autorijlessen met het oog op het verkrijgen van een rijbewijs;11. trekkers die uitsluitend worden gebruikt voor landbouw en bosbouw. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage II VOORWAARDEN OM DE ERKENNING ALS INSTALLATEUR OF HERSTELLER VAN TACHOGRAFEN TE BEKOMEN A. SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING ALS INSTALLATEUR VAN ANALOGE TACHOGRAFEN De erkenning in de hoedanigheid van installateur is onderworpen aan het bezit, op het tijdstip van de indiening van het verzoek, van de volgende uitrusting: I. Ten aanzien van de controle van de tachografen voor de opstelling in de voertuigen : a) een snelheidssimulator die het gehele meetbereik van de op te stellen tachografen kan doorlopen.De meetresultaten in omwentelingen per km moeten op één omwenteling na en de snelheden in 0,1 km/h afleesbaar zijn; b) een geschikte gelijkspanningsbron;c) een afleesinrichting voor de registratiebladen (schijven) met een ingebouwd vergrootglas;d) een voorraad geschikte registratiebladen voor de te installeren tachografen. Deze uitrusting bevindt zich in een lokaal dat bestemd is voor de bedoelde werkzaamheden, metingen en controles.

II. Ten aanzien van de opstelling in de voertuigen : a) een meetbaan van min.20 m nuttige lengte op een horizontale en vlakke grond, steeds beschikbaar binnen het bedrijf voor de bepaling van de coëfficiënt « w » met een nauwkeurigheid van 0,25 %. In geval van overmacht behoorlijk vastgesteld is een meetbaan in de onmiddellijke nabijheid van het bedrijf toegestaan.

De begin- en eindmerken worden op een zichtbare, onuitwisbare en onverplaatsbare wijze aangebracht; b) een richtspriet;c) een stalen lint, dubbele decameter waarvoor een kalibreringsattest werd afgeleverd of die in de nauwkeurigheidsklasse II, werd geijkt, schaaldeel 0,5 cm of minder;d) een manometer voor het nazicht van de bandendruk en een oppompsysteem waarmede de door de fabrikanten van banden en voertuigen voorgeschreven druk kan bereikt worden.Deze manometer, met geschikt meetbereik, mag geen schaaldeelwaarde vertonen van meer dan 0,25 bar en de miswijzing mag niet meer bedragen dan 2 % van de bovengrenswaarde van de meetschaal; e) een drievoet met een aftekeningsas voor het aanbrengen van de merktekens op de banden, en op de grond, of een schietlood;f) een impulsenteller met een schaaldeel van 1 impuls of minder;g) het vereiste gereedschap voor het plaatsen van de tachograaf in het voertuig;h) een uitgemeten traject van : - minstens 5 km voor de analoge totalisators; - minstens 10 km voor de digitale totalisators voor de eindcontrole van de opstellingen; i) een kaartsysteem bestemd voor het klasseren en het bewaren van de werkdocumenten naar het model bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde.Deze documenten moeten voor ieder voertuig worden opgemaakt en aangevuld met het registratieblad waarop de gegevens voorkomen van al de proeven die werden uitgevoerd bij elke tussenkomst; j) een voorraad te klinken of bij poging tot verwijdering, zelfvernietigende installatieplaatjes en controleplaatjes om in het voertuig nabij de tachograaf te plaatsen;k) het gereedschap en het materiaal voor de verzegeling van de installatie;l) een bijgehouden technische documentatie;m) een stempel voor de verzegeling van de mechanische aanpassingsorganen;n) een pers of speciale tang voor het vervaardigen van kabels en bekledingen ervan;o) een voorraad tandraderen en dozen voor de aanpassingsorganen. Het in de punten a), b), c), e) en f) genoemd materiaal of uitrusting of gedeelte ervan is niet vereist wanneer de installateur gebruik maakt van een geschikte proefbank, die toelaat dezelfde prestaties met een even grote nauwkeurigheid te leveren.

Het in de punten n) en o) genoemd materiaal is niet vereist wanneer de installateur een beroep doet op een externe leverancier voor de vervaardiging van de kabels en de dozen voor de aanpassingsorganen.

B. SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING ALS HERSTELLER VAN ANALOGE TACHOGRAFEN De erkenning in de hoedanigheid van hersteller van tachografen is onderworpen aan het bezit, op het tijdstip van de indiening van het verzoek, van de volgende uitrusting : a) een snelheidssimulator die het gehele meetbereik van de op te stellen tachografen kan doorlopen.De meetresultaten in omwentelingen per km moeten op één omwenteling na en de snelheden in 0,1 km/h afleesbaar zijn; b) een geschikte gelijkspanningsbron;c) een toestel waarmede ogenblikkelijk de afwijking van de tijdbasis van de tachografen kan bepaald worden;d) een afleesinrichting voor de registratiebladen met een ingebouwd vergrootglas;e) de nodige uitrusting voor het uitvoeren van de herstellingen;f) een voorraad oorspronkelijke onderdelen;g) een voorraad registratiebladen voor de te herstellen tachografen;h) een kaartsysteem bestemd voor het klasseren en het bewaren van de werkdocumenten naar het model bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde.Deze documenten moeten voor iedere tachograaf worden opgemaakt en aangevuld met het registratieblad waarop de gegevens voorkomen van al de proeven die werden uitgevoerd bij een herstelling of een controle; i) het gereedschap voor de inwendige verzegeling van de tachografen;j) een bijgehouden technische documentatie. De hierboven genoemde uitrusting bevindt zich in een lokaal dat bestemd is voor de bedoelde werkzaamheden, metingen en controles.

Bovendien moet de aanvrager het bewijs leveren dat ten minste één personeelslid een opleiding als hersteller voor de soorten tachografen gevolgd heeft.

C. SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING ALS INSTALLATEUR VAN DIGITALE TACHOGRAFEN De erkenning in de hoedanigheid van installateur is onderworpen aan het bezit, op het tijdstip van de indiening van het verzoek, van de volgende uitrusting : I. Ten aanzien van de controle van de tachografen : a) een standaard uithangbord dat de onderneming identificeert als erkend installateur van digitale tachografen.Dit wordt op een goed zichtbare plaats buiten het gebouw geplaatst na ontvangst van de erkenning. Het model ervan wordt bepaald door de Administratie. b) een proper lokaal voorbehouden voor de technische behandelingen. Dit lokaal wordt afgesloten door vaste wanden en een deur die op slot kan. Dit lokaal is slechts toegankelijk voor het erkend personeel van de werkplaats.

Bovendien moet het lokaal uitgerust zijn met een kast of een brandkast die op slot kunnen, met het oog op de bewaring van de werkplaatskaarten. c) een computer waarvan de kenmerken aangepast zijn aan de geactualiseerde informaticatoepassingen van de tachograaf;d) een technische uitrusting voor de indienststelling, de programmering, de kalibrering en de overbrenging van de gegevens van de controleapparaten;e) een radio gestuurd uurwerk;f) een toestel waarmede ogenblikkelijk de afwijking van de tijdbasis van de tachografen kan bepaald worden;g) een kabel die de verbinding toelaat tussen de tachograaf en de opnemer langs buiten zonder gebruik te maken van de bestaande installatie;h) een kaartsysteem bestemd voor het klasseren en het bewaren van de werkdocumenten naar het model bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde.i) een bijgehouden technische documentatie. II. Ten aanzien van de installatie in het voertuig : de uitrustingen waarvan sprake in de punten A.II.a ) tot A.II.l).

De in de punten A.II. a), b), c), e) en f) genoemd materiaal of uitrusting of gedeelte ervan is niet vereist wanneer de installateur gebruik maakt van een geschikte proefbank, die toelaat dezelfde prestaties met een even grote nauwkeurigheid te leveren.

D. SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE ERKENNING ALS HERSTELLER VAN DIGITALE TACHOGRAFEN De erkenning in de hoedanigheid van hersteller van tachografen is onderworpen aan het bezit, op het tijdstip van de indiening van het verzoek, van de volgende uitrusting : a) een proper lokaal voor de technische behandelingen.Dit lokaal wordt afgesloten door vaste wanden en een deur die op slot kan. Dit lokaal is slechts toegankelijk voor de erkende herstellers van de werkplaats. Bovendien moet het lokaal uitgerust zijn met een kast of een brandkast die op slot kunnen, met het oog op de bewaring van het verzegelingsgereedschap, de werkplaatskaarten, alle documenten betreffende de activiteit en de technische behandelingen en de informaticadragers betreffende de overgebrachte gegevens, met uitsluiting van de back-ups; b) een computer waarvan de kenmerken aangepast zijn aan de geactualiseerde informaticatoepassingen van de tachograaf;c) een proefbank voor de tachograaf;d) een technische uitrusting voor de indienststelling, de programmering en de overbrenging van de gegevens van de tachografen;e) een toestel waarmede ogenblikkelijk de afwijking van de tijdbasis van de tachografen kan bepaald worden;f) de technische handboeken en de gebruiksaanwijzingen van de tachograaf;g) een kaartsysteem bestemd voor het klasseren en het bewaren van de werkdocumenten naar het model bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde.Deze documenten worden voor elke tachograaf opgemaakt en omvatten al de proeven die werden uitgevoerd bij een herstelling of een controle; h) de nodige uitrusting voor het uitvoeren van de herstellingen;i) een voorraad oorspronkelijke onderdelen;j) het gereedschap voor de inwendige verzegeling van de tachografen;k) een bijgehouden technische documentatie. Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage III ERKENNING VAN DE INSTALLATEURS OF HERSTELLERS DIE ZICH TOT ANALOGE TACHOGRAFEN BEPERKEN § 1. De natuurlijke personen of rechtspersonen die de installatie, de controle van de meetnauwkeurigheid of de herstelling in hun lokalen uitvoeren, zijn erkend als installateur, wat de installatie en de controle van de meetnauwkeurigheid van de apparaten betreft en als hersteller, wat de herstellingen betreft. § 2. De voorwaarden waaraan de natuurlijke personen of rechtspersonen moeten voldoen om te worden erkend, zijn bepaald in bijlage II. § 3. Iedere aanvraag om erkenning als installateur of hersteller van tachografen wordt gericht aan de Administratie. § 4. Door de Minister of zijn afgevaardigde gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gaan bij de aanvrager na of hij de vereiste beroepsbekwaamheid en technische vaardigheid bezit en over de nodige uitrusting beschikt. Deze ambtenaren stellen een omstandig verslag op over de gedane vaststellingen. § 5. De erkenning wordt verleend of geweigerd door de Minister of zijn afgevaardigde op basis van het verslag zoals vermeld in paragraaf 4. § 6. De Minister of zijn afgevaardigde wijst aan ieder erkend installateur of hersteller een identificatiemerk toe dat hij op alle verzegelingen moet aanbrengen. Dit merk bestaat uit twee onderscheiden delen : Voor een installateur : - de letters « BA »; - een door de Administratie toegekend nummer.

Voor een hersteller : - de letters « BB »; - een door de Administratie toegekend nummer. § 7. Een werkdocument wordt opgemaakt telkens een tachograaf geïnstalleerd, hersteld of op zijn meetnauwkeurigheid gecontroleerd wordt. Dit document wordt bewaard in een passend klassement voor een periode van zeven jaar.

De modellen van de bovengenoemde documenten en de erbij te voegen bijlagen worden bepaald door de Minister of zijn afgevaardigde. § 8. De hiertoe gemachtigde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer kunnen te allen tijde en overal de erkende werkplaatsen controleren.

De Koning kan, onder de voorwaarden bepaald in bijlage VI, bevoegde instellingen erkennen om de in lid 1 bedoelde controles uit te voeren.

Deze instellingen zijn niet betrokken in de fabricatie, de invoer of het in de handel brengen van tachografen. § 9. De erkenning kan worden ingetrokken, wanneer een installatie, een controle van de meetnauwkeurigheid of een herstelling niet overeenkomstig de voorschriften van de verordening werd uitgevoerd.

De erkenning als installateur of hersteller kan ook worden ingetrokken wanneer bij toepassing van artikel 14, wordt vastgesteld dat niet meer voldaan is aan de voorwaarden voor het installeren of herstellen van tachografen. § 10. De weigering tot erkenning of de intrekking ervan wordt met redenen omkleed en aan de betrokkene betekend bij een ter post aangetekende brief.

Binnen de dertig dagen na de kennisgeving van de weigering of de intrekking van de erkenning, kan de betrokkene bij een ter post aangetekende brief beroep aantekenen bij de Minister.

De Minister doet bij een met redenen omklede beslissing uitspraak binnen de dertig dagen na de verzending van de brief, eventueel na de betrokkene of zijn gevolmachtigde te hebben gehoord.

Het beroep heeft geen schorsende kracht. § 11. Ieder installateur of hersteller die zijn werkzaamheden stopzet, geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de Administratie. § 12. Tenminste één personeelslid dat met de installatie of met de herstelling van tachografen belast is, heeft een basisopleiding gevolgd, alsook een vervolmakingcursus om de drie jaar.

Iedere wijziging van het aldus gekwalificeerd personeel wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de Administratie, met vermelding van de datum waarop deze wijziging heeft plaatsgehad. § 13. De door de Administratie goedgekeurde opleidings- en vervolmakingcursussen worden in specifieke lokalen door de opleidingsinstellingen verstrekt. § 14. Ieder installateur of hersteller die zijn werkzaamheden stopzet, geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de Administratie. § 15. Teneinde de gelijkvormige toepassing van de voorschriften van dit besluit te verzekeren, stelt de Minister of zijn afgevaardigde instructies op i.v.m. de installatie, de herstelling en de controle van de tachograaf en de installatie in haar geheel. § 16. Op het installatieplaatje staan de volgende vermeldingen : - naam, adres en erkenningsnummer van de installateur; - het goedkeuringsnummer van de tachograaf; - de bandendruk van de aangedreven wielen uitgedrukt in bar; - de bandenmaat van de aangedreven wielen; - de gemiddelde effectieve omtrek van de banden van de aangedreven wielen uitgedrukt in mm; - de eventueel verbeterde (+ 1%), kenmerkende coëfficiënt van het voertuig voor voertuigen niet voorzien van carrosserie of trekkers; - indien van toepassing, de dubbele brugoverbrenging; - indien van toepassing, de waarden van de tandraderen voor het regelen van het aanpassingsorgaan; - de datum waarop de kenmerkende coëfficiënt van het voertuig en de effectieve omtrek van de banden van de aangedreven wielen gemeten is.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage V BEDRAGEN VAN DE RETRIBUTIES VOOR DE ERKENNING VAN INSTALLATEURS EN HERSTELLERS De erkenning als installateur of hersteller van tachografen is onderworpen aan een retributie waarvan het bedrag bepaald is op : - 250 euro voor het onderzoek met het oog op de erkenning als installateur; - 200 euro voor de uitbreiding van de erkenning als installateur tot de digitale tachograaf; - 150 euro voor het onderzoek met het oog op de erkenning als hersteller; - 100 euro voor de uitbreiding van de erkenning als hersteller tot de digitale tachograaf; - 25 euro voor de afgifte van elk erkenningscertificaat.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage VI ERKENNINGSVOORWAARDEN VOOR DE CONTROLE-INSTELLINGEN VAN DE ERKENDE WERKPLAATSEN VOOR HET INSTALLEREN EN HERSTELLEN VAN TACHOGRAFEN Deze bijlage bepaalt de voorwaarden waarop instellingen van de Minister of zijn gemachtigde een erkenning kunnen krijgen om de controle te verrichten bij de erkende installateurs en herstellers van tachografen, alsook de verificatie en de ijking van de apparaten die zij gebruiken. 1. Een instelling die de in artikel 14 bedoelde erkenning aanvraagt, dient bij de Minister of zijn gemachtigde een aanvraag in met opgave van : - de statuten van de instelling alsook de namen van de zaakvoerders of bestuurders; - de identiteit van de natuurlijke persoon of personen die door genoemde instelling aangesteld werd(en) om de controles, verificaties en ijkingen te verrichten; - de stukken waarbij aangetoond wordt dat aan de in punt 2 vereiste voorwaarden voldaan is. 2. Om de erkenning te verkrijgen moet de aanvrager : a) Aantonen dat hij : - over adequate ruimten, het aangepaste materieel en de technische documentatie beschikt nodig om de verificatie of de ijking uit te voeren van de apparaten die door de installateurs en herstellers van tachografen gebruikt worden; - over voldoende technisch personeel beschikt om de controles te verrichten en de continuïteit ervan te waarborgen. Het personeel moet de nodige opleiding, bekwaamheid, kennis en ervaring hebben voor het uitvoeren van de functies waarmee het belast is; - voldoet aan de voorwaarden van ISO 17025; b) zich ertoe verbinden om: - de ambtenaren van de Administratie op elk ogenblik toegang te verlenen tot de betrokken bedrijfsruimten; - de ambtenaren van de Administratie alle gegevens betreffende de aangewende methodes en technieken mee te delen; - zijn meetstandaarden te laten kalibreren ter wille van de traceerbaarheid voor de nationale meetstandaarden. 3. De directeur van de erkende instelling en de met de opdrachten belaste personen mogen rechtstreeks noch onrechtstreeks belang hebben bij een vennootschap die bedrijvig is in de vervaardiging van of het in de handel brengen van tachografen.4. De erkenningsaanvraag wordt onderzocht, waarna de erkenning wordt verleend voor een stilzwijgend verlengde periode van één jaar of wordt geweigerd.5. Het behoud van de erkenning van de instelling is onderworpen aan het jaarlijks indienen van een activiteitenverslag vóór 31 januari van het volgend jaar bij de Minister of zijn gemachtigde.Dit verslag omvat onder meer de lijst van de gecontroleerde instellingen, een statistische presentatie van de resultaten van die controles met vermelding van wat conform en wat niet conform de reglementering is. 6. De instellingen die de erkenning aanvragen, verbinden zich ertoe om een jaarlijkse controle te verrichten op de volgende punten : - aanwezigheid en staat van materieel en infrastructuur vereist in de bijlage II; - aanwezigheid van de werkplaatskaarten; - geldigheid van de verificatie- en ijkingscertificaten van de apparaten; - geldigheid van de opleidings- of vervolmakingsattesten; - de werkfiches; - de computerbestanden. 7. Deze instellingen kunnen op verzoek van de erkende werkplaats de apparaten ter plaatse of in hun ruimten verifiëren of ijken.8. De instelling die de erkenning aanvraagt, verbindt zich ertoe om na afloop van de controle aan iedere gecontroleerde onderneming een rapport met de controleresultaten te overhandigen, evenals haar besluiten betreffende de conformiteit van de erkende werkplaats aan de geldende regels voor de installatie en herstelling van tachografen, met eventueel de nodige verbeteringen en correcties die zich opdringen.Een kopie van het controlerapport wordt systematisch overgezonden aan de Administratie. Het model van het controlerapport wordt vooraf voor akkoord ter goedkeuring voorgelegd aan de Administratie. 9. Wanneer de controle één of meer ernstige non-conformiteiten aan het licht brengt, stelt de erkende instelling de Administratie daarvan uitdrukkelijk in kennis.10. Controles die niet overeenkomstig de bepalingen in deze bijlage zouden gebeuren, herhaalde kwaliteitsgebreken in de controles of het niet onmiddellijk kennis geven van de in punt 9.bedoelde vaststellingen kunnen de intrekking van de erkenning van de instelling tot gevolg hebben.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

Bijlage VII BEDRAGEN VAN DE RETRIBUTIES VOOR DE AFLEVERING VAN TACHOGRAAFKAARTEN De aflevering van tachograafkaarten, bedoeld in artikel 16, § 1, gebeurt nabetaling van volgende bedragen : - 61 euro voor een bestuurderskaart; - 121 euro voor een bedrijfskaart; - 181 euro voor een werkplaatskaart.

De kontrolekaart wordt gratis afgeleverd.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 14 juli 2005 houdende uitvoering van de Verordening (EEG) nr. 3821/85 van 20 december 1985 betreffende het controleapparaat in het wegvervoer.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

^