Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 maart 2001
gepubliceerd op 19 april 2001

Koninklijk besluit tot wijziging, wat het aanvullend toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep betreft, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen

bron
ministerie van economische zaken
numac
2001011139
pub.
19/04/2001
prom.
14/03/2001
ELI
eli/besluit/2001/03/14/2001011139/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat het aanvullend toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep betreft, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, zet de richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep (P.B. L330/1 van 5 december 1998) om in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

De aanzet hiertoe vormde de vaststelling dat het merendeel van de verzekeringsondernemingen binnen een groep opereren en dat de financiële positie van een verzekeringsonderneming derhalve niet los kan worden gezien van de betrekkingen die zij aanknoopt met de andere ondernemingen van de groep waartoe ze behoort. Om die reden achtten de verschillende lidstaten een richtlijn over het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep noodzakelijk.

De initiatiefnemers van het ontwerp van richtlijn hebben bijgevolg aan de toezichthoudende autoriteiten binnen de verzekeringssector de instrumenten willen geven die op dit nieuwe gegeven inspeelden.

Om hen in staat te stellen tot een beter gefundeerd oordeel over de financiële positie van de verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep te komen, werden hun bijkomende middelen gegeven die zich rond drie hoofdlijnen concentreren : de toegang tot de informatie betreffende de verschillende entiteiten van een verzekeringsgroep, het toezicht op verrichtingen binnen een groep en de aanpassing van de solvabiliteitsmarge.

Vooral de aanpassing van de solvabiliteitsmarge werd noodzakelijk geacht aangezien het onmogelijk is gebleken om de reële solvabiliteit van de groep te beoordelen louter op basis van de individuele solvabiliteitsmarges van de entiteiten die deze groep vormen. Een eenvoudige optelling van de (samengestelde of samen te stellen) marges van elke onderneming van de groep leidt namelijk in de meeste gevallen tot een overwaardering van de solvabiliteit van de groep in zijn geheel. Hetzelfde eigen vermogen kan meerdere malen gebruikt worden voor verschillende verzekeringsondernemingen en dit wegens deelnemingen, al dan niet wederzijds, in hun kapitaal, of wegens verrichtingen binnen de groep die afbreuk doen aan de transparantie van hun balansen. Tevens kunnen de groepsinterne herverzekeringsverrichtingen leiden tot een kunstmatig verlaagde retentievoet die de samen te stellen marge beïnvloedt.

Het aanvullend toezicht op de verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep vervangt geenszins het toezicht op elk van de verzekeringsondernemingen afzonderlijk.

Ook houdt het toezicht op geaggregeerde basis helemaal geen bedoelingen in inzake het toezicht op individuele basis op de entiteiten van de groep waarop tot nu toe geen enkel toezicht op individuele basis wordt uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld de herverzekeringsondernemingen en de verzekeringsholdings.

In tegenstelling tot de wetgeving van andere lidstaten bevat de Belgische wetgeving tot op heden nog geen specifieke regels voor de verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep.

Het koninklijk besluit dat aan Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, vormt dus een nieuwigheid in de Belgische verzekeringswetgeving. Dat geldt niet voor de banksector, die over een specifieke wetgeving beschikt voor de controle op geconsolideerde basis van de kredietinstellingen. Deze wetgeving gaat uit van dezelfde algemene filosofie, maar de technische aspecten ervan zijn verschillend.

Concreet definieert het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorgelegde koninklijk besluit slechts de algemene principes van het aanvullend toezicht en integreert ze in de controlewet. Een afzonderlijk koninklijk besluit zal dit aanvullend toezicht op praktisch vlak regelen. Die regels zullen worden opgenomen in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen.

Het ontwerp van koninklijk besluit wordt genomen in uitvoering van artikel 97 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen. Dit artikel laat toe de wet bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit aan te passen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale overeenkomsten en verdragen.

Gelet op het feit dat de richtlijn uiterlijk op 5 juni 2000 moet zijn omgezet en de bepalingen voor de eerste maal moeten worden toegepast bij het toezicht op de jaarrekening voor het boekjaar 2001, werd de voorkeur gegeven aan deze wetgevingstechniek.

Bespreking van de artikelen Artikelen 91bis en 91ter Overeenkomstig de bepalingen van het Europees recht bevat het koninklijk besluit dat aan Uwe Majesteit ter ondertekening wordt voorgelegd, geen definitie van een verzekeringsgroep. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de stellers van de richtlijn de grootste soepelheid hebben willen behouden bij de bepaling van de perimeter van de groep naargelang de overwogen maatregelen.

Om die reden wordt de perimeter van de groep zo ruim mogelijk opgevat wanneer het de toegang tot de informatie betreft voor de toezichthoudende autoriteiten. Bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt de groep daarentegen tot een veel kleinere perimeter beperkt. De berekening van een aangepaste solvabiliteitsmarge is immers slechts voorzien op het niveau van een verzekeringsonderneming die een deelnemende onderneming is.

Op het niveau van de verzekeringsholdings of van herverzekeringsondernemingen of nog van de verzekeringsondernemingen van derde landen, die moederondernemingen zijn, wordt eenzelfde berekening als die van de aangepaste solvabiliteitsmarge uitgevoerd, maar de gevolgen van een negatief resultaat zijn verschillend, vermits de moederonderneming op individueel niveau geen gecontroleerde onderneming is.

Op het niveau van de gemengde holdings tenslotte, die moederondernemingen zijn, wordt geen enkele berekening uitgevoerd die vergelijkbaar is met die van de aangepaste solvabiliteitsmarge. De verschillende lidstaten die hebben meegewerkt aan het opstellen van de Richtlijn vonden namelijk dat het geen steek hield om verplichtingen inzake eigen vermogen op te leggen aan een holding die niet hoofdzakelijk geïnvesteerd is in de verzekeringssector.

Over sommige definities kunnen enkele specifieke opmerkingen worden gemaakt : Te noteren is dat op basis van de definitie van een verzekeringsonderneming enkel de verzekeringsondernemingen waarvan de maatschappelijke zetel gelegen is op het grondgebied van een lidstaat van de E.E.G. als verzekeringsondernemingen worden beschouwd.

Te vermelden valt dat de definitie van een herverzekeringsonderneming alle mogelijke soorten overdragende ondernemingen moet opsommen, rekening houdend met de restrictieve definitie die aan een verzekeringsonderneming wordt gegeven, op gevaar af dat de herverzekeringsondernemingen worden buitengesloten die bijvoorbeeld slechts risico's zouden aanvaarden afkomstig van ondernemingen van derde landen.

Er wordt op gewezen dat de definities van moederonderneming en dochteronderneming een belangrijke discretionaire macht geven aan de Controledienst. Zo zou deze laatste kunnen eisen dat er een onderneming in de consolidatiekring wordt opgenomen, die de verantwoordelijken van de consoliderende onderneming niet als een dochtervennootschap beschouwd zouden hebben volgens hun eigen interpretatie van de voorwaarden inzake het vermoeden van controle die voorzien zijn in artikel 5 van de wetboek van vennootschappen.

Aangezien in de definitie van verzekeringsholding verduidelijkt wordt dat de hoofdactiviteit van de onderneming moet bestaan in het verkrijgen en houden van deelnemingen in verzekeringsondernemingen, slaat ze enkel op de holdings die een meerderheid van hun deelnemingen in de verzekeringssector hebben.

In de definitie van de gemengde holding daarentegen wordt de term "holding" in veel ruimere zin gebruikt, aangezien hij niet alleen betrekking heeft op de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit het verkrijgen en houden van aandelen is, maar ook op elke andere onderneming dan de opgesomde, en dus bijvoorbeeld een industriële onderneming, waarvan een van de dochterondernemingen een verzekeringsonderneming is.

Artikel 91ter Overeenkomstig artikel 3, 3, 1e lid van de richtlijn bepaalt artikel 91ter, § 4, dat er bij het aanvullend toezicht geen rekening kan gehouden worden met ondernemingen met hoofdkantoor in een derde land waar juridische belemmeringen bestaan voor het doorgeven van de nodige informatie. Ditzelfde artikel preciseert echter dat de wijze waarop deze ondernemingen in aanmerking genomen zullen moeten worden bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge, bij koninklijk besluit zal worden vastgelegd om de voor deze materie specifieke regels te kunnen invoeren die in de bijlage bij de voornoemde richtlijn 98/78/EG vermeld zijn in punt 2, 2.5.

Artikelen 91quarter tot 91septies De artikelen 91quater tot 91septies regelen voor de toezichthoudende autoriteiten de toegang tot de informatie van de verschillende entiteiten van een groep. Ze vergen geen verdere commentaar.

Artikel 91octies Het koninklijk besluit regelt eveneens het toezicht op de verrichtingen binnen een groep. Het preciseert het soort verrichtingen waarop toezicht wordt uitgeoefend, de beoordelingscriteria van een verrichting en de termijn voor het meedelen van de informatie aan de toezichthoudende autoriteiten.

Terwijl de richtlijn voorziet in minstens één jaarlijkse aangifte van alle belangrijk geachte verrichtingen, schrijft het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorgelegde besluit voor dat elke verrichting binnen de maand na het sluiten ervan moet worden aangegeven bij de toezichthoudende autoriteit.

De onderliggende gedachte is dat de toezichthoudende autoriteit moet worden ingelicht binnen een termijn die voldoende kort is om een zo snel mogelijke reactie mogelijk te maken. Op die wijze verkeren de leiders van de verzekeringsondernemingen niet in onzekerheid over de houding van de toezichthoudende autoriteiten ten aanzien van een bepaalde verrichting. Een voorafgaande kennisgeving is overigens uitgesloten, omdat het te dwingende karakter ervan de besluitvorming binnen de onderneming kan blokkeren.

Voorts werd de notie "significante" transactie uit de richtlijn als te subjectief beschouwd om aan het oordeel van de gecontroleerde ondernemingen te worden overgelaten. Het beoordelingscriterium van de verrichtingen binnen een groep is overeenkomstig de richtlijn gebonden aan de solvabiliteitsmarge.

Artikel 91nonies Het grondbeginsel van de richtlijn is de berekening van de aangepaste solvabiliteit van elke moederonderneming. Praktisch voorziet de richtlijn evenwel in de uitsluiting van elke moederonderneming die tegelijkertijd dochteronderneming is van een verzekeringsonderneming waarvoor een berekening van de aangepaste solvabiliteit, waarin ze is vervat, wordt uitgevoerd. In de aan Uwe Majesteit voorgelegde tekst is deze uitsluiting enkel voorzien in het geval waarin de moederonderneming waarvoor de aangepaste solvabiliteit wordt berekend, gelegen is op Belgisch grondgebied, zodat de Controledienst voor de Verzekeringen kan toezien op een billijke verdeling van het eigen vermogen binnen de groep, en in het bijzonder op het bestaan van voldoende eigen vermogen op geaggregeerde basis voor het deel van de groep dat op Belgisch grondgebied gelegen is.

De wijze waarop de aangepaste solvabiliteitsmarge wordt berekend, zal in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen worden vastgelegd.

De frequentie waarmee de aangepaste solvabiliteitsmarge moet worden berekend, is dezelfde als die welke geldt voor de solo solvabiliteitsmarge.

Artikel 91decies De berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge volgens de methode gebaseerd op de boekhoudkundige consolidatie vertrekt vanuit de geconsolideerde jaarrekening van de deelnemende onderneming.

Die maakt het de toezichthoudende autoriteit mogelijk om een verzekeringsgroep in zijn geheel te beschouwen als een micro-economische entiteit. Ze biedt het voordeel dat ze een getrouwe afbeelding is, gewaarmerkt door een bedrijfsrevisor, van de financiële positie van deze groep, door de wederzijdse deelnemingen tussen de onderscheiden entiteiten van de groep en de verschillende uitwisselingen tussen hen, zoals de herverzekeringsflux, te elimineren.

Deze methode krijgt dus de voorkeur voor het berekenen van de aangepaste solvabiliteitsmarge van de deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen.

Het was dus noodzakelijk om de technische regels vast te stellen voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening voor prudentiële doeleinden. Want hoewel het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van de verzekeringsondernemingen onderworpen is aan het koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996, moesten enkele bijkomende regels worden voorzien voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening voor prudentiële doeleinden, met name omdat de richtlijn een discretionaire macht verleent aan de toezichthoudende autoriteiten bij de bepaling van de consolidatiekring.

Daarnaast schrijft het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voorgelegde ontwerpbesluit voor dat de bedrijfsrevisor die de geconsolideerde jaarrekening moet waarmerken, de erkende commissaris moet zijn die krachtens artikel 38 van de wet door de consoliderende onderneming is aangewezen.

Artikel 91undecies Het concept van de solvabiliteitsmarge vloeit voort uit de opvatting dat het eigen vermogen van een verzekeringsonderneming in verhouding moet staan tot het niveau van haar activiteiten en van haar verbintenissen.

Het begrip aangepaste solvabiliteitsmarge wijzigt dit concept niet, maar past de berekeningsmethode ervan aan aan het economisch milieu van de verzekeringsonderneming. Het is maar al te logisch dat een ontoereikende aangepaste solvabiliteitsmarge dus dezelfde prudentiële gevolgen heeft als een tekort op individueel niveau, namelijk de verplichting om aan de Controledienst een herstelplan voor te leggen.

Artikel 91ter decies Artikel 91ter decies stelt het beginsel van een aanvullend toezicht op de verzekeringsondernemingen die dochterondernemingen zijn van een verzekeringsholding, van een herverzekeringsonderneming of van een verzekeringsonderneming van een derde land. Dit aanvullend toezicht bestaat erin analoge berekeningen als die voor de aangepaste solvabiliteitsmarge uit te voeren.

Gelet op het feit dat men uitgaat van het principe dat de berekening van de aangepaste solvabiliteit moet worden uitgevoerd voor elke verzekeringsonderneming waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsonderneming van een derde land is, is een afwijking van deze regel mogelijk.

Wanneer men weet dat het bestaan van een verzekeringsonderneming in de groep de noodzaak van de berekening van de aangepaste solvabiliteit rechtvaardigt, zou men er aldus kunnen mee volstaan de aangepaste solvabiliteit te berekenen op het niveau van de uiteindelijke moederonderneming van de groep. Die berekening geldt dan voor alle verzekeringsondernemingen van de groep indien ze in dezelfde lidstaat gelegen zijn. Indien de toezichthoudende autoriteiten onderling een overeenkomst hebben gesloten, is dit ook het geval wanneer niet alle verzekeringsondernemingen in dezelfde lidstaat zijn gelegen.

Deze mogelijkheid tot afwijken veronderstelt dat er bilaterale akkoorden tussen toezichthoudende autoriteiten worden gesloten.

Artikel 91quater decies De maatregelen die moeten worden genomen wanneer het aanvullend toezicht laat veronderstellen dat de solvabiliteitsmarge van een Belgische verzekeringsonderneming wordt ondermijnd, worden niet toegepast op de deelnemende onderneming waarop de berekening, analoog aan die van de aangepaste solvabiliteit, wordt uitgevoerd. Ze worden wel toegepast op de verzekeringsonderneming waarvan de toezichthoudende autoriteit meent dat de solvabiliteit gevaar loopt wegens het ontoereikend eigen vermogen van de moederonderneming.

Artikel 91quinquies decies Artikel 91quinquies decies geeft geen aanleiding tot specifieke opmerkingen.

Artikel 91sexies decies Wanneer meerdere, over verschillende lidstaten verspreide verzekeringsondernemingen, afhangen van eenzelfde moederonderneming die geen verzekeringsonderneming is, moet de Controledienst ervoor zorgen dat het aanvullend toezicht dat op hen wordt toegepast, coherent wordt uitgeoefend.

Concreet zou deze bepaling in de toekomst moeten uitlopen op de ondertekening van bilaterale protocolakkoorden tussen toezichthoudende autoriteiten.

Artikel 91septies decies Het toepassingsprotocol van Richtlijn 98/78/CEE, dat op 11 mei 2000 werd goedgekeurd, bepaalt dat zijn bepalingen ook van toepassing zijn op de toezichthoudende autoriteiten van Staten die geen deel uitmaken van de Europese Unie en die aangesloten zijn bij de overeenkomst betreffende de EER zoals die is vastgesteld in het tweede Protocol van 26 oktober 1995 betreffende de samenwerking tussen de toezichthoudende autoriteiten van de Europese Economische Ruimte met het oog op de toepassing van de richtlijnen op het vlak van de levensverzekering en de niet-levensverzekering.

Voorts heeft de werkgroep die met de toepassing van het Protocol belast is, conform de Richtlijn en het Protocol besloten het probleem in verband met de samenwerking met de verzekeringscontroleurs van de Staten die niet aangesloten zijn bij de overeenkomst betreffende de EER, op een positieve manier aan te pakken. Deze groep hoopt dat er een wettelijke basis tot stand zal komen voor de uitwisseling van informatie.

Artikel 91septies decies, alinea's 4 en 5, en artikel 91septies, § 2, lid 2, voorzien in de mogelijkheid om de uitwisseling van informatie uit te breiden tot de toezichthoudende autoriteiten van een Staat die geen lid is van de Gemeenschap en overeenkomsten te sluiten om « ter plaatse een verificatie te verrichten » wanneer het om een onderneming met zetel buiten de Gemeenschap gaat.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, Ch. PICQUE

ADVIES 30.661/1 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 12 september 2000 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen", heeft op 9 november 2000 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe in de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen een hoofdstuk VIIbis in te voegen, waarin bijzondere bepalingen zijn vervat betreffende het aanga llende toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep. Op die wijze beogen de stellers van het ontwerp de basisregels van richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep, in het interne recht om te zetten.

De omzetting van de maatregelen vereist ter uitvoering van die basisregels, die in hoofdzaak zijn opgenomen in de bijlage bij de genoemde richtlijn, is het voorwerp van het ontwerp 30.662/1, waarover de Raad van State, afdeling wetgeving, heden eveneens advies uitbrengt. In tegenstelling tot wat het geval is voor de basisregels, worden de uitvoerende maatregelen niet in de wet van 9 juli 1975 ingeschreven, maar wel in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. 2. De aan het ontwerp ten grondslag liggende beweegredenen zijn dezelfde als die welke tot richtlijn 98/78/EG hebben geleid.De aanzet tot deze laatste vormde, zoals het verslag aan de Koning het uitdrukt, Egde vaststelling dat het merendeel van de verzekerinssondernemingen binnen een groep opereren en dat de financiële positie van een verzekeringsonderneming derhalve niet los kan worden gezien van de betrekkingen die zij aanknoopt met de andere ondernemingen van de groep waartoe ze behoort Uit die vaststelling vloeit de noodzaak voort om een specifieke regeling van toezicht op verzekerinssonderneminsen in een verzekeringsgroep tot stand te brengen.

Dat specifieke toezicht is aanvullend van aard en vervangt niet het toezicht op de afzonderlijke verzekerinssonderneminsen zelf.

In essentie gaat de uitbouw van het aanvullende toezicht op verzekeringsonderneminsen in een verzekeringsgroep gepaard met de ontwikkeling van een aantal instrumenten die het de toezichthoudende organen binnen de sector van de verzekeringen mogelijk moeten maken om zich een gefundeerd oordeel te vormen omtrent de financiële toestand van de van de verzekeringsgroep deel uitmakende verzekeringsondernemingen.

De genoemde instrumenten hebben betrekking op de toegang tot de informatie omtrent de van de verzekerinssgroep deel uitmakende verzekerinssonderneminsen, op het toezicht op "intragroeptransacties" en op de aanpassing van de solvabiliteitsmarge van de verzekeringsgroep die, het zij benadrukt, niet zonder meer gelijk te stellen valt met het resultaat van de loutere samenvoeging van de individuele solvabiliteitsmarges van de verzekeringsondernemingen die van de groep deel uitmaken. 3.1. Onder voorbehoud van de opmerking onder 3.2, vindt de ontworpen regeling een voldoende rechtsgrond in artikel 97 van de reeds genoemde wet van 9 juli 1975. Dat artikel verleent de Koning immers de bevoegdheid om, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de bepalingen van de wet aan te passen aan de verplichtingen die voor België voortvloeien uit internationale overeenkomsten en verdragen.

Artikel 97 van de wet van 9 juli 1975 doet ervan blijken dat de bevoegdheid van de Koning om een regeling tot stand te brengen zoals de om advies voorgelegde, enkel kan worden uitgeoefend om ermee tegemoet te komen aan internationaalrechtelijk opgelegde verplichtingen, zijnde - in het doorliggende geval - de omzetting van richtlijn 98/78/EG. 3.2. Met betrekking tot bepaalde onderdelen van de ontworpen regeling is niet duidelijk op welke wijze ermee de geroemde richtlijn wordt omgezet in het interne recht en hoe die onderdelen derhalve kunnen worden ingepast in de bevoegdheidsopdracht aan de Koning, zoals omschreven in artikel 97 van de wet van 9 juli 1975.

Zo voorziet het ontworpen artikel 107, vierde lid, van de wet van 9 juli 1975, in de mogelijkheid tot uitbreiding van de beoogde uitwisseling van informatie "tot de autoriteiten van een Staat die geen lid is van de Gemeenschap", en verleent het ontworpen artikel 107, vijfde lid, van de wet, aan de Controledienst voor de Verzekeringen de bevoegdheid om, met het oog op de toepassing van het ontworpen artikel 107, "samenwerkingsovereenkomsten" met de betrokken overheden te sluiten. Dergelijke overeenkomsten kunnen, blijkens het ontworpen artikel 97, § 2, tweede lid, ook worden gesloten met betrekking tot de "toetsing ter plaatse", ingeval het gaat om een onderneming die haar zetel heeft buiten de Gemeenschap.

Teneinde er geen onzekerheid over te laten bestaan dat voor de voornoemde bepalingen wel degelijk een voldoende rechtsgrond kan worden gevonden in artikel 97 van de wet van 9 juli 1975, doen de stellers van het ontwerp er goed aan in het verslag aan de Koning duidelijk weer te geven op welke wijze die bepalingen kunnen worden gezien als een omzetting van richtlijn 98/78/EG of, in voorkomend geval, van een andere richtlijn. Valt geen dergelijke verduidelijking te geven, dan kan voor de betrokken onderdelen van de ontworpen regeling geen voldoende rechtsgrond worden gevonden in artikel 97 van de wet van 9 juli 1975.

Algemene opmerkingen 1. De stellers van het ontwerp opteren ervoor om nieuwe artikelen in te voegen in de wet van 9 juli 1975 en om, in aansluiting daarop, de reeds bestaande artikelen van de wet die volgen op de nieuw in te voegen artikelen te vernummeren.Op die wijze blijft een doorlopende nummering behouden.

Dergelijke handelwijze stuit op een aantal bezwaren.

Vooreerst valt het, vanuit wetsevingstechnisch oogpunt, niet aan te raden om, naar aanleiding van de wijziging van een normatieve tekst, al bestaande artikelen van die tekst te hernummeren. Niet enkel boeten de aldus hernummerde bepalingen aan herkenbaarheid in, doch tevens wordt erdoor het risico geschapen dat eventuele verwijzingen naar die bepalingen onbegrijpelijk worden, wat uiteraard niet bevorderlijk is voor de rechtszekerheid. Deze dubbele vaststelling wint aan relevantie wanneer, zoals voor de wet van 9 juli 1975 het geval is, de artikelen van de te wijzigen tekst in het verleden al het voorwerp zijn geweest van een hernummering.

Voorts wordt de behoefte om tot een hernummering van artikelen van de te wijzigen tekst over te gaan minder pregnant indien, zoals in de wet van 9 juli 1975 het geval is, de te wijzigen tekst toch reeds uit artikelen "bis', ter", enz., bestaat.

Uit wat voorafgaat volgt dat, rekening houdend met de wettekst waarin de nieuwe artikelen worden ingevoegd, het best met artikelen "bis", "ter", enz. wordt gewerkt, wat dan tot gevolg heeft dat de hernummering van reeds bestaande artikelen van de wet achterwege kan worden gelaten. 2. Op diverse bepalingen van het ontwerp volgt, tussen vierkante haakjes, de vermelding van de ermee overeenstemmende bepaling van richtlijn 98/78/EG.Hoe informatief dergelijke vermeldingen ook zijn, zij horen niet thuis in de definitieve tekst van het koninklijk besluit waartoe het ontwerp zal leiden. Eventueel kunnen zij in het verslag aan de Koning worden opgenomen. 3. In overeenstemming met de terminologie van richtlijn 98/78/EG, schrijve men in de Franse tekst van het ontwerp telkens "la surveillance complementaire des entreprises d'assurance faisant partie d'un groupe d'assurance" in plaats van "la surveillance complementaire des entreprises d'assurance faisant partie d'un groupe". Onderzoek van de tekst Opschrift Het opschrift zou aan zeggingskracht winnen door het te redigeren als volgt : « Koninklijk besluit tot wijziging, wat het aanvullend toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep betreft, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen".

Artikel 1 Rekening houdend met de redactie van artikel 21quater, tweede lid, 1°, van de wet, dat artikel 1 van het ontwerp beoogt aan te vullen, en ter wille van de duidelijkheid, wordt voor dit laatste artikel de volgende redactie ter overweging gegeven : « In artikel 21quater, tweede lid, 1°, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden "en de interne controle, of" vervangen door de woorden "en de interne controle, en ten aanzien van het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep, of".

Artikel 2 Ontworpen artikel 92 1. In het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, van de wet van 9 juli 1975 worden de begrippen Moeder onderneming" en "dochteronderneming" omschreven.Deze omschrijving geldt uiteraard enkel voor de toepassing van de bepalingen van het ontworpen hoofdstuk VIIbis van de wet en de uitvoeringsbesluiten van die bepalingen Niettemin zou het, ter wille van de duidelijkheid van de regelgeving, aanbeveling verdienen indien in artikel 2, § 6, 9° en 10°, van de wet, zou worden verwezen naar het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, aangezien in artikel 2, § 6, 9° en 10°, ook een omschrijving wordt gegeven van de begrippen "moederonderneming" en "dochteronderneming" en die omschrijving afwijkt van die welke in het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, van dezelfde begrippen wordt gegeven.

Deze suggestie wint aan relevantie in het licht van de redactie van de inleidende zin van artikel 2, § 6, van de wet, waarin wordt bepaald dat de in die paragraaf opgenomen definities gelden ervoor de toepassing van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en -verordeningen. De afwijkende definities in het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, vormen hier evenwel een uitzondering op. De stellers van het ontwerp doen er derhalve goed aan het ontwerp aan te vullen met een wij zigingsbepaling van artikel 2, § 6, van de wet van 9 juli 1975. 2. Zoals de begrippen "moederonderneming" en "dochteronderneming" worden gedefinieerd in het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, moet eruit worden afgeleid dat erin telkens twee categorieën van ondernemingen worden bedoeld, namelijk de ondernemingen die beantwoorden aan de omschrijving van, respectievelijk, "moederonderneming" en "dochteronderneming" in artikel 2 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990, waarnaar wordt verwezen in de ontworpen bepalingen, eensdeels, en de (moeder)ondernemingen die, "naar de mening van de Controledienst, feitelijk een overheersende invloed (uitoefenen)" op een andere onderneming, anderdeels. De onderlinge verhouding tussen die twee categorieën van ondernemingen is niet duidelijk, ermee rekening houdend dat in artikel 2, § 1, van het genoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, onder "controle over een onderneming" wordt verstaan "de bevoegdheid in rechte of in feite, om een beslissende invloed uit te oefenen op de aanstelling van de meerderheid van haar bestuurders of zaakvoerders of op de oriëntatie van haar beleid" en niet goed valt in te zien waaruit de specifieke, van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 afwijkende, bevoegdheid van de Controledienst ten aanzien van de tweede categorie van ondernemingen precies zal bestaan.

Het spreekt voor zich dat, indien door het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, geen andere bevoegdheid aan de Controledienst wordt toegekend dan die waarover hij reeds beschikt voor de toepassing van het laatstgenoemde koninklijk besluit, de woorden "naar de mening van de Controledienst" overbodig zijn.

Uit wat voorafgaat volgt dat de omschrijving van de begrippen "moederonderneming" en "dochteronderneming" in het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, meer verduidelijking behoeft dan de summiere uitleg die daaromtrent is opgenomen in de tekst van het aan de Raad van State, afdeling wetgeving, voorgelegde verslag aan de Koning. 3. In het ontworpen artikel 92, 5°, volstaat het te schrijven : "... van de artikelen 2 en 3 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, alsmede... ».

Voorts worden in de Nederlandse tekst van hetzelfde 5° de woorden "zullen eveneens geacht wordende beter vervangen door de woorden "worden eveneens geacht". 4.1. In de omschrijving van het begrip deelneming, in het ontworpen artikel 92, 6°, dient een meer eenvormige en juridisch accurate terminologie te worden gebruikt. Waar immers in de Nederlandse tekst telkens van "de rechtstreekse of middellijke eigendom" van, respectievelijk, maatschappelijke rechten en een percentage van de stemrechten of van het kapitaal van andere ondernemingen, wordt gewaagd, kan in de Franse tekst worden gelezen "la détention directe ou indirecte des droits sociaux" en "la propriété directe ou indirecte de 20 % ou plus des droits de vote ou du capital d'autres entreprises". De stellers van het ontwerp moeten de aldus gebruikte terminologie herzien en, waar nodig, aanpassen. 4.2. In tegenstelling tot wat het geval is in het ontworpen artikel 92, 4° en 5°, wordt, wat de beoordeling betreft van het bestaan van een invloed op de oriëntatie van het beleid van de betrokken ondernemingen, in het ontworpen artikel 92, 6°, niet gerefereerd aan "de mening van de Controledienst". Rekening houdend met de aard van de in aanmerking te nemen beïnvloeding, rijst de vraag om welke reden in het ontworpen artikel 92, 6°, niet eveneens een verwijzing naar de Controledienst is opgenomen. 5.1. De omschrijving die in het ontworpen artikel 92, 11°, van het begrip "transactie binnen een groep" wordt gegeven, is inhoudelijk zodanig verknocht met het bepaalde in het ontworpen artikel 98, dat ze beter in deze laatste bepaling zou worden geïntegreerd. In artikel 8 van richtlijn 98/78/EG wordt trouwens ook van dergelijke integratie uitgegaan. 5.2. Afgezien van de opmerking onder 5.1, zou de zuiverheid van het juridisch taalgebruik ermee zijn gebaat indien niet van een "transactie binnen een groep" (Fr. : transaction au sein d'un groupe) zou worden gewaagd, doch wel van een "verrichting binnen een groepte (Fr. : opératio n au sein d'un groupe), en indien die terminologie consequent zou worden gehanteerd in de tekst van het hele ontwerp.

Ontworpen artikel 93 1. Ter wille van de duidelijkheid wordt voor de inleidende zin van het ontworpen artikel 93, § 3, de volgende redactie ter overweging gegeven : « Het aanvullende toezicht wordt uitgeoefend met inachtneming van de bepalingen, bedoeld in de afdelingen II, III, IV en V van dit hoofdstuk, voor zover deze betrekking hebben op : 1° verbonden ondernemingen... (voorts zoals in het ontwerp)". 2.1. De woorden "behalve volgens de regels vastgesteld door de Koning", op het einde van het ontworpen artikel 93, § 4, lijken voor de Koning de bevoegdheid in te sluiten om in een regeling te voorzien die afwijkt van het erin omschreven principe dat met de betrokken ondernemingen geen rekening wordt gehouden bij het aanvullende toezicht. Indien dat de bedoeling is, zouden, minstens in het verslag aan des Koning, de soorten van gevallen moeten worden aangegeven waarvoor in een dergelijke uitzonderingsregeling kan worden voorzien, zoniet lijkt de betrokken delegatiebepaling door haar vage formulering te weinig afgebakend om toelaatbaar te kunnen worden geacht.

Afhankelijk van de bedoeling van de stellers van het ontwerp, zou de aangehaalde zinsnede hoe dan ook op een meer duidelijke wijze moeten worden geredigeerd. 2.2. Het woord "misplaatst" (Fr. : inapproprié) in het ontworpen artikel 93, § 5, 2°, komt eveneens voor in artikel 3, lid 3, tweede lid, tweede gedachtestreepje, van richtlijn 98/78/EG. Het woord heeft, wat de Nederlandse tekst betreft, niettemin een weinig afgebakende betekenis. Vraag is of niet beter het woord "ondoeltreffend" zou worden gebruikt.

Voorts kunnen, op het einde van de Franse tekst van het ontworpen artikel 93, § 5, 2°, de woorden "des entreprises d'assurances" als overbodig worden geschrapt.

Ontworpen artikel 94 1. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 94 vervange men de woorden "voor de toepassing van het aanvullend toezicht" door de woorden "voor de uitoefening van het aanvullende toezicht".2. Luidens het ontworpen artikel 94 dienen de voor de uitoefening van het aanvullende toezicht te verstrekken gegevens en informatie "juist en conform de van toepassing zijnde regels (te) zijn".Artikel 5, lid 1, van richtlijn 98/78/EG heeft het over gegevens en informatie "die relevant zijn voor de uitoefening van (het) aanvullende toezicht".

In het verslag aan de Koning wordt best verduidelijkt welke de verhouding is tussen de terminologie die wordt gebruikt in het ontworpen artikel 94 en die van artikel 5, lid 1, van de richtlijn. In geen geval mag het zo zijn dat het verschil in terminologie erop zou neerkomen dat erdoor de richtlijn niet naar behoren wordt geïmplementeerd. 3. In het ontworpen artikel 94 wordt melding gemaakt van "gegevens en informatie" (Fr.: informations et renseignements). In andere bepalingen, zoals het ontworpen artikel 96, § 1, eerste lid, heeft men het over "gegevens en inlichtingen" (Fr. : toute donnée ou information). Tenzij ermee een inhoudelijk verschil wordt tot uitdrukking gebracht, zou naar een grotere terminologische eenvormigheid moeten worden gestreefd in zowel de Nederlandse, als de Franse tekst.

Ontworpen artikel 95 Het ontworpen artikel 95 kan beter aanvangen als volgt : "De onder het aanvullend toezicht vallende ondernemingen... » in plaats van "De in het aanvullend toezicht begrepen ondernemingen... ».

Voorts wordt op het einde van het ontworpen artikel 95, in de Nederlandse tekst, het woord "tegenstellen[] beter vervangen door het woord "tegenwerpen".

Ontworpen artikel 96 De Franse tekst van het ontworpen artikel 96, § 1, eerste lid, moet worden aangevuld met de woorden "sur cette entreprise".

Ontworpen artikel 98 1. Rekening houdend met de opmerking 5.1 bij het ontworpen artikel 92 en met het bepaalde in artikel 8, lid 1, van richtlijn 98/78/EG, naar luid waarvan de Lidstaten dienen te bepalen dat de bevoegde autoriteiten een algemeen toezicht uitoefenen op verrichtingen binnen een groep, late men het ontworpen artikel 98 aanvangen als volgt : « De Controledienst oefent een algemeen toezicht uit op verrichtingen tussen : (volgt de tekst van het ontworpen artikel 92, 11°, die naar het ontworpen artikel 98 wordt verplaatst).

Verrichtingen binnen een groep hebben onder meer betrekking op : (volgt de overeenkomstig 2 aan te passen tekst van het ontworpen artikel 98, zoals dat om advies is voorgelegd)". 2. In het ontworpen artikel 98, eerste lid, 1°, zoals het om advies is voorgelegd, vervange men het woord "leningen" door de woorden "leningen en kredieten'.Onder 2° schrijve men : "borgstellingen, garanties en posten buiten balans;". In de Franse tekst van 4° wordt beter geschreven "investissements et placements;". 3. In aansluiting op het in dit advies geformuleerde voorstel om niet van "transacties', doch wel van het juridisch meer correcte begrip "verrichting' te spreken, wordt in het tweede lid van het ontworpen artikel 98, zoals het om advies is voorgelegd, beter geschreven : "... verstrekken, binnen één maand nadat de verrichting binnen de groep heeft plaatsgevonden, daarover aan de Controledienst inlichtingen" in plaats van "... moeten binnen de maand na het sluiten ervan aan de Controledienst inlichtingen verstrekken over elke transactie binnen een groep".

Ontworpen artikel 99 1. Op het einde van de Franse tekst van het ontworpen artikel 99, § 1, tweede lid, lijkt - naar analogie van de Nederlandse tekst - te moeten worden geschreven : "... prises en compte dans le calcul de la marge de solvabilité ajustée de cette entreprise" in plaats van "... prises en compte dans le calcul de la marge de solvabilité de cette entreprise". 2. Er is eveneens een gebrek aan overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst van het ontworpen artikel 99, § 2, waar in de Nederlandse tekst melding wordt gemaakt van jade deelnemende Belgische onderneming" en in de Franse tekst van "l'entreprise participante" zonder meer.Ook deze discordantie dient te worden weggewerkt.

Ontworpen artikel 100 1. Een opsomming mag niet worden onderbroken door een tussenzin.De onder 2° en 3° opgenomen tussenzinnen moeten derhalve, mits een aangepaste redactie, na de opsomming worden ingevoegd. 2. De Nederlandse en de Franse tekst van het ontworpen artikel 100, 2°, eerste lid, b), dienen beter op elkaar te worden afgestemd.De woorden "buiten deelneming of een andere vorm van kapitaalbinding", in de Nederlandse tekst, worden in de Franse tekst immers weergegeven met de woorden "en dehors de toute participation en capital". 3.1. In het ontworpen artikel 100, 3°, eerste lid, volstaat het te schrijven : "... van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op... ». 3.2. Ter wille van de duidelijkheid late men het ontworpen artikel 100, 3°, tweede lid, aanvangen als volgt : « Voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, 1°, van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990 worden... ». 3.3. Op het einde van het ontworpen artikel 100, 3°, tweede lid, wordt melding gemaakt van het "balanstotaal van de consoliderende onderneming", welk begrip geacht zou kunnen worden uitsluitend aan de enkelvoudige rekening van de consoliderende onderneming te refereren, wat wellicht niet de bedoeling is. Het ware derhalve beter om op het einde van het ontworpen artikel 100, 3°, tweede lid, melding te maken van het "geconsolideerde balanstotaal van de consoliderende onderneming". 3.4. Ter wille van de duidelijkheid vervange men in het ontworpen artikel 100, 3°, derde lid, de woorden "wordt ze" door de woorden "wordt deze kredietinstelling".

Ontworpen artikel 101 De woorden "dans sa filiale", op het einde van de Franse tekst van het ontworpen artikel 101, tweede lid, zijn niet weergegeven in de Nederlandse tekst. Deze discordantie moet worden verholpen.

Ontworpen artikel 102 De woorden "Met het oog op de toepassing van het aanvullend toezicht" worden beter vervangen door de woorden "Met het oog op de uitoefening van het aanvullende toezicht".

Voorts schrijve men "... is de bedrijfsrevisor of zijn de bedrijfsrevisoren, aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard... de door de consoliderende onderneming krachtens artikel 38 aangestelde erkende commissaris of commissarissen".

Ontworpen artikel 103 Op het einde van de Franse tekst van het ontworpen artikel 103, § 2, 2°, schrijve men : "... sur l'une de ces autres entreprises belges".

Ontworpen artikel 105 1. Ook in het ontworpen artikel 105, eerste lid, moeten de woorden "met het oog op de toepassing van het aanvullend toezicht" worden vervangen door de woorden "Met het oog op de uitoefening van het aanvullend toezichten. Voorts schrijve men "... is de bedrijfsrevisor of zijn de bedrijfsrevisoren, aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard... een door de Controledienst erkende commissaris of door die dienst erkende commissarissen". 2. Op het einde van het ontworpen artikel 105, tweede lid, schrijve men : "... uitgeoefend door de erkende commissaris of commissarissen die bij de Belgische verzekeringsonderneming is of zijn aangesteld".

Artikel 3 In verband met de in artikel 3 van het ontwerp vervatte hernummering van sommige artikelen van de wet van 9 juli 1975, volstaat het de algemene opmerking onder 1° in herinnering te brengen.

Artikel 4 Tenzij er een specifieke reden valt aan te wijzen waarom wordt afgeweken van de gangbare termijn voor de inwerkingtreding van besluiten, dient artikel 4 van het ontwerp te worden geschrapt.

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en E. Wymeersch, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coordinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer E Vanherck referendaris.

De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme.

14 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging, wat het aanvullend toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep betreft, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 97, hernummerd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994;

Gelet op de richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep;

Gelet op het advies van de Commissie voor Verzekeringen van 13 januari 2000;

Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 27 maart 2000;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën van 6 juli 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 2, § 6, van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de definities vermeld in de punten 9° en 10° telkens aangevuld met de woorden « behalve voor de toepassing van hoofdstuk VIIbis van deze wet ».

Art. 2.In artikel 21quater, tweede lid, 1°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, worden de woorden "en de interne controle, of" vervangen door de woorden ", de interne controle, en ten aanzien van het aanvullende toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep, of".

Art. 3.In voornoemde wet wordt een hoofdstuk VIIbis ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK VIIbis. - Bijzondere bepalingen betreffende het aanvullend toezicht op Belgische verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep Afdeling I. - Algemene bepalingen

Art. 91bis.Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van de besluiten ter uitvoering ervan wordt verstaan onder : 1° verzekeringsonderneming : een onderneming met maatschappelijke zetel in de Gemeenschap, die overeenkomstig de wetgeving van haar lidstaat van herkomst de toelating heeft gekregen voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten;2° verzekeringsonderneming van een derde land : een onderneming met maatschappelijke zetel buiten de Gemeenschap, die indien ze haar maatschappelijke zetel in de Gemeenschap had, een toelating zou dienen te verkrijgen voor de uitoefening van verzekeringsactiviteiten;3° herverzekeringsonderneming : een onderneming die geen verzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land is en waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het accepteren van door een verzekeringsonderneming, een verzekeringsonderneming van een derde land of door andere herverzekeringsondernemingen overgedragen risico's;4° moederonderneming : een onderneming die voldoet aan de voorwaarden van moedervennootschap zoals gedefinieerd in artikel 6 van het wetboek van vennootschappen, alsmede iedere onderneming die, naar de mening van de Controledienst, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;5° dochteronderneming : een onderneming die voldoet aan de voorwaarden van dochtervennootschap zoals gedefinieerd in artikel 6 van het wetboek van vennootschappen, alsmede iedere onderneming waarop, naar de mening van de Controledienst, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent.Alle dochterondernemingen van een dochteronderneming worden eveneens geacht dochterondernemingen te zijn van de moederonderneming die aan het hoofd van deze ondernemingen staat; 6° deelneming : de rechtstreekse of middellijke eigendom van maatschappelijke rechten in andere ondernemingen die ertoe strekken door het scheppen van een duurzame en specifieke band met die ondernemingen, de onderneming in staat te stellen een invloed uit te oefenen op de oriëntatie van het beleid van deze ondernemingen, of de rechtstreekse of middellijke eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van andere ondernemingen;7° deelnemende onderneming : een onderneming die een moederonderneming is of een andere onderneming die een deelneming bezit;8° verbonden onderneming : een dochteronderneming of iedere andere onderneming waarin een deelneming bestaat;9° verzekeringsholding : een moederonderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het verkrijgen en houden van deelnemingen in dochterondernemingen die uitsluitend of hoofdzakelijk verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen of verzekeringsondernemingen van derde landen zijn, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming is;10° gemengde verzekeringsholding : een moederonderneming die geen verzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land, herverzekeringsonderneming of verzekeringsholding is, en waarvan ten minste één dochteronderneming een verzekeringsonderneming is;11° de richtlijn : richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep.

Art. 91ter.§ 1. De Controledienst oefent aanvullend toezicht uit op de verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht : 1° die deelnemende ondernemingen zijn in minstens één verzekeringsonderneming, herverzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land, op de wijze zoals bepaald in de afdelingen II, III en IV van dit hoofdstuk;2° waarvan de moederonderneming een verzekeringsholding, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsonderneming van een derde land is, op de wijze zoals bepaald in de afdelingen II, III en V van dit hoofdstuk;3° waarvan de moederonderneming een gemengde verzekeringsholding is, op de wijze zoals bepaald in de afdelingen II en III van dit hoofdstuk. § 2. Het uitoefenen van dit aanvullende toezicht heeft niet tot gevolg dat de Controledienst op de bij het aanvullend toezicht betrokken ondernemingen, andere dan die bedoeld in artikel 2 van de wet, individueel toezicht uitoefent. § 3. Het aanvullende toezicht wordt uitgeoefend met inachtneming van de bepalingen, bedoeld in de afdelingen II, III, IV en V van dit hoofdstuk, voor zover die betrekking hebben op : 1° verbonden ondernemingen van de Belgische verzekeringsonderneming;2° deelnemende ondernemingen in de Belgische verzekeringsonderneming;3° verbonden ondernemingen van een deelnemende onderneming in de Belgische verzekeringsonderneming. § 4. Wanneer in het land van herkomst van een onderneming met maatschappelijke zetel buiten de Gemeenschap juridische belemmeringen bestaan voor het doorgeven van de nodige informatie, kan er bij het aanvullend toezicht geen rekening gehouden worden met deze onderneming. De Koning stelt evenwel de regels vast volgens dewelke een dergelijke onderneming in aanmerking genomen moet worden voor de toepassing van de afdelingen V en VI van dit besluit. § 5. De Controledienst kan per geval beslissen om een onderneming buiten het aanvullende toezicht te houden wanneer : 1° de bij het toezicht te betrekken onderneming in het licht van de doelstellingen van het aanvullende toezicht slechts van te verwaarlozen betekenis is;2° het in aanmerking nemen van de financiële positie van de onderneming in het licht van de doelstellingen van het aanvullende toezicht ondoeltreffend of misleidend zou zijn. Afdeling II. - Toegang tot informatie

Art. 91quater.De Controledienst eist dat iedere verzekeringsonderneming die aan het aanvullende toezicht onderworpen is, over adequate interne controleprocedures beschikt om de gegevens en inlichtingen te kunnen verschaffen die relevant zijn voor de uitoefening van dat aanvullend toezicht.

Art. 91quinquies.De onder het aanvullend toezicht vallende ondernemingen naar Belgisch recht zijn verplicht met de met hen verbonden ondernemingen of met hun deelnemende ondernemingen informatie uit te wisselen die voor de uitoefening van het aanvullende toezicht relevant is, zonder dat zij privaatrechtelijke bepalingen kunnen tegenwerpen.

Art. 91sexies.§ 1. Een Belgische verzekeringsonderneming die zich in één van de gevallen bevindt bedoeld in artikel 91ter, § 1, is verplicht binnen de door de Controledienst bepaalde termijn en op eenvoudig verzoek van deze laatste alle gegevens en inlichtingen te verstrekken die relevant zijn voor de uitoefening van het aanvullende toezicht op die onderneming.

Wanneer die verzekeringsonderneming de gevraagde informatie niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn meedeelt, kan de Controledienst de mededeling ervan vragen aan : 1° de verbonden ondernemingen van de Belgische verzekeringsonderneming;2° de deelnemende ondernemingen in de Belgische verzekeringsonderneming;3° de verbonden ondernemingen van een deelnemende onderneming in de Belgische verzekeringsonderneming. § 2. De ondernemingen naar Belgisch recht verstrekken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Gemeenschap de gegevens en inlichtingen die deze dienstig acht voor de uitoefening van het aanvullend toezicht als bepaald in de richtlijn, nadat deze eerst de informatie aan de betrokken verzekeringsonderneming zelf heeft gevraagd maar niet heeft verkregen.

Art. 91septies.§ 1. De Controledienst kan de naleving van de verplichtingen bepaald in dit hoofdstuk en de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen zelf, dan wel via personen die hij daartoe aanwijst, ter plaatse verifiëren bij de volgende ondernemingen naar Belgisch recht : 1° de verzekeringsonderneming zelf;2° de dochterondernemingen van deze verzekeringsonderneming;3° de moederondernemingen van deze verzekeringsonderneming;4° de dochterondernemingen van een moederonderneming van deze verzekeringsonderneming. § 2. Indien de Controledienst in bepaalde gevallen informatie wenst te verifiëren betreffende een in een andere lidstaat gelegen onderneming die een verbonden verzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van een Belgische verzekeringsonderneming is, verzoekt hij de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaat om deze verificatie uit te voeren of om hem de toestemming te geven om deze verificatie zelf te verrichten of door een deskundige te laten verrichten.

Wanneer de bedoelde ondernemingen hun zetel buiten de Gemeenschap hebben, worden de modaliteiten van de toetsing ter plaatse geregeld in samenwerkingsovereenkomsten die de Controledienst met de betrokken buitenlandse bevoegde autoriteit heeft gesloten. § 3. Indien bevoegde buitenlandse autoriteiten in het kader van het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen daarom verzoeken overeenkomstig de richtlijn, verifieert de Controledienst ter plaatse de informatie betreffende een in België gevestigde onderneming, die een verbonden verzekeringsonderneming, een dochteronderneming, een moederonderneming of een dochteronderneming van een moederonderneming van de verzekeringsonderneming is, of geeft hij de toestemming aan die autoriteiten om die verificatie zelf te verrichten of door een deskundige te laten verrichten. Afdeling III. - Verrichtingen binnen een groep

Art. 91octies.De Controledienst oefent een algemeen toezicht uit op verrichtingen tussen : a) een Belgische verzekeringsonderneming en : - een met de verzekeringsonderneming verbonden onderneming; - een in de verzekeringsonderneming deelnemende onderneming; - een met een in de verzekeringsonderneming deelnemende onderneming verbonden onderneming; b) een Belgische verzekeringsonderneming en een natuurlijke persoon die een deelneming bezit in : - de verzekeringsonderneming of een met die verzekeringsonderneming verbonden onderneming; - een in de verzekeringsonderneming deelnemende onderneming; - een met een in de verzekeringsonderneming deelnemende onderneming verbonden onderneming; - Verrichtingen binnen een groep hebben onder meer betrekking op : 1° leningen en kredieten;2° borgstellingen, garanties en posten buiten de balans;3° vermogensbestanddelen die in aanmerking mogen worden genomen voor de solvabiliteitsmarge;4° beleggingen;5° herverzekeringsverrichtingen;6° overeenkomsten met betrekking tot kostentoedeling. De Belgische verzekeringsondernemingen verstrekken, binnen één maand nadat de verrichting binnen de groep heeft plaatsgevonden, daarover aan de Controledienst informatie.

Wanneer uit de verstrekte informatie blijkt dat een verrichting de solvabiliteit van een Belgische verzekeringsonderneming ondermijnt of dreigt te ondermijnen, kan de Controledienst ten aanzien van die verzekeringsonderneming de maatregelen voorzien in artikel 26 van de wet nemen of eisen dat de modaliteiten van de verrichting worden gewijzigd of zich tegen de realisatie ervan verzetten. Afdeling IV. - Aangepaste solvabiliteit voor de Belgische

verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 91ter, § 1, 1°

Art. 91nonies.§ 1. De deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 91ter, § 1, 1°, moeten op geaggregeerde basis een voldoende aangepaste solvabiliteitsmarge samenstellen met betrekking tot het geheel van hun activiteiten en van de activiteiten van de met hen verbonden ondernemingen.

Ze moeten geen aangepaste solvabiliteitsmarge samenstellen wanneer ze verbonden ondernemingen zijn van een andere deelnemende Belgische verzekeringsonderneming en in aanmerking worden genomen voor de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge van die verzekeringsonderneming.

De bestanddelen van de solvabiliteitsmarge van de bij de berekening van de aangepaste solvabiliteitsmarge betrokken verzekeringsondernemingen moeten evenwel, ten genoegen van de Controledienst, adequaat over voornoemde ondernemingen verdeeld zijn. § 2. De Koning bepaalt de wijze van berekening van de vereiste aangepaste solvabiliteitsmarge in verhouding tot de verbintenissen van de deelnemende Belgische onderneming en van de met haar verbonden ondernemingen evenals de bestanddelen die in aanmerking worden genomen. § 3. De deelnemende Belgische verzekeringsondernemingen berekenen de aangepaste solvabiliteitsmarge minstens eenmaal per jaar, bij het opstellen van de jaarrekening en maken die minstens drie weken vóór de algemene vergadering tijdens dewelke de jaarrekening wordt goedgekeurd, over aan de Controledienst.

Zij passen deze berekening voor de eerste maal toe bij het opstellen van de jaarrekening voor het boekjaar dat op 1 januari 2001 begint of gedurende dat kalenderjaar.

Art. 91decies.§ 1. Met het oog op het berekenen van de aangepaste solvabiliteitsmarge gelden voor het opstellen van de geconsolideerde jaarrekening van een deelnemende Belgische verzekeringsonderneming de in dit artikel vastgestelde regels. § 2. De vrijstelling van sub-consolidatie als bepaald in artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996 is, naast de voorwaarden bedoeld in dat artikel, onderworpen aan de voorwaarde dat de moederonderneming van de vrijgestelde verzekeringsonderneming een verzekeringsonderneming naar Belgisch recht is. § 3. Zo hij dit voor de uitoefening van het aanvullend toezicht nodig acht, kan de Controledienst eisen dat : a) een onderneming die geen dochteronderneming is, maar waarin een deelneming wordt gehouden of waarmee een andere vorm van kapitaalbinding bestaat, eveneens wordt opgenomen in de geconsolideerde positie of wordt verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode;b) een onderneming waarin een invloed van betekenis op de oriëntatie van het beleid wordt uitgeoefend, buiten elke deelneming of andere vorm van kapitaalbinding, naar evenredigheid in de geconsolideerde positie wordt opgenomen of wordt verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. Voor de toepassing van het eerste lid houdt de Controledienst bij zijn beoordeling rekening met het risico dat voor de consoliderende onderneming voortvloeit uit haar relatie met de betrokken onderneming en in het bijzonder met de aansprakelijkheid die de consoliderende onderneming draagt ingevolge haar deelneming, kapitaalbinding, of de invloed van betekenis die zij uitoefent; § 4. De niet-opneming van een dochteronderneming in de geconsolideerde positie is onderworpen aan de voorafgaande toestemming van de Controledienst in de gevallen bedoeld in de artikelen 13, 14 en 15 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996.

Voor de toepassing van artikel 13, eerste lid, 1°, van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, worden een of meer ondernemingen geacht van verwaarloosbare betekenis te zijn indien hun balanstotaal of hun gezamenlijk balanstotaal kleiner is dan 10 miljoen euro en minder dan 1 % van het balanstotaal van de consoliderende onderneming vertegenwoordigt.

Wanneer een kredietinstelling een dochteronderneming van een verzekeringsonderneming is en zelf de moederonderneming van een verzekeringsonderneming is, wordt deze kredietinstelling in de geconsolideerde positie opgenomen.

Art. 91undecies.Onverminderd de toepassing van andere maatregelen voorzien in artikel 26 van de wet, kan de Controledienst met het oog op het herstel van de financiële toestand op geaggregeerde basis van een deelnemende verzekeringsonderneming waarvan de aangepaste solvabiliteitsmarge niet meer het in artikel 91nonies, §§ 1 en 2 voorgeschreven peil bereikt, eisen dat de onderneming hem binnen de door hem vastgestelde termijn een herstelplan voorlegt.

Zo nodig legt hij een plan op; dit kan onder andere, naast de elementen voorzien in artikel 26, § 2, tweede lid, een verhoging van de herverzekering of een gehele of gedeeltelijke afstand van een of meer deelnemingen van de deelnemende onderneming inhouden.

Art. 91duodecies.Met het oog op de uitoefening van het aanvullende toezicht, bedoeld in deze afdeling, is de bedrijfsrevisor of zijn de bedrijfsrevisoren, aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996, de door de consoliderende onderneming krachtens artikel 38 aangestelde erkende commissaris of commissarissen. Afdeling V. - Methode van aanvullend toezicht op de Belgische

verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 91ter, § 1, 2° Art. 91ter decies. § 1. De Belgische verzekeringsondernemingen die zich in het geval bevinden bedoeld in artikel 91ter, § 1, 2°, worden onderworpen aan een methode van aanvullend toezicht waarvan de modaliteiten door de Koning worden vastgesteld.

In geval van opeenvolgende deelnemingen wordt de methode van aanvullend toezicht slechts toegepast ten aanzien van de uiteindelijke moederonderneming naar Belgisch recht van de Belgische verzekeringsonderneming. § 2. De Belgische verzekeringsondernemingen worden niet onderworpen aan de methode van aanvullend toezicht indien ze zich bevinden in één van de volgende gevallen : 1° de Belgische verzekeringsonderneming is een met een andere Belgische verzekeringsonderneming verbonden onderneming en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig deze afdeling op die andere onderneming uitgevoerde methode van aanvullend toezicht;2° de Belgische verzekeringsonderneming heeft samen met één of meer andere Belgische verzekeringsondernemingen als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land en wordt in aanmerking genomen bij de overeenkomstig deze afdeling op één van die andere Belgische ondernemingen uitgevoerde methode van aanvullend toezicht;3° de Belgische verzekeringsonderneming heeft samen met één of meer in andere lidstaten toegelaten verzekeringsondernemingen als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land en er is overeenkomstig artikel 91sexies decies een overeenkomst gesloten waarbij de uitoefening van het aanvullend toezicht als bedoeld in deze afdeling aan de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat is toegewezen. § 3. De verbonden Belgische verzekeringsondernemingen passen de methode van aanvullend toezicht minstens eenmaal per jaar toe, bij het opstellen van de jaarrekening en maken de berekening ervan minstens drie weken vóór de algemene vergadering tijdens dewelke de jaarrekening wordt goedgekeurd, over aan de Controledienst.

Zij passen deze methode voor de eerste maal toe bij het opstellen van de jaarrekening voor het boekjaar dat op 1 januari 2001 begint of gedurende dat kalenderjaar.

Art. 91quater decies. Indien de Controledienst op grond van de methode van aanvullend toezicht van mening is dat de solvabiliteit van een Belgische verzekeringsonderneming in gevaar is of zou kunnen komen, kan hij ten aanzien van die verzekeringsonderneming de maatregelen nemen die in artikelen 23bis, § 3, en 26 van de wet zijn bepaald.

Art. 91quinquies decies. Met het oog op de uitoefening van het aanvullend toezicht bedoeld in deze afdeling, is de bedrijfsrevisor of zijn de bedrijfsrevisoren, aangesteld voor de controle van de geconsolideerde jaarrekening overeenkomstig artikel 73 van het voornoemde koninklijk besluit van 6 maart 1990, zoals van toepassing verklaard op de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door het koninklijk besluit van 13 februari 1996, een door de Controledienst erkende commissaris of door die dienst erkende commissarissen.

Wanneer een Belgische verzekeringsonderneming als moederonderneming een buiten België gelegen verzekeringsholding, herverzekeringsonderneming of verzekeringsonderneming van een derde land heeft en het aanvullend toezicht bedoeld in deze afdeling door de Controledienst wordt uitgeoefend, worden de controle- en verificatieopdrachten op overeenkomstige wijze uitgeoefend door de erkende commissaris of commissarissen die bij de Belgische verzekeringsonderneming is of zijn aangesteld. Afdeling VI. - Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

Art. 91sexies decies. Indien verzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, als moederonderneming dezelfde verzekeringsholding, herverzekeringsonderneming, verzekeringsonderneming van een derde land of gemengde verzekeringsholding hebben, kan de Controledienst een overeenkomst sluiten met de bevoegde autoriteiten van die lidstaten voor een zo efficiënt mogelijke afbakening van de respectieve verantwoordelijkheden op het vlak van het aanvullend toezicht op de verzekeringsondernemingen.

Art. 91septies decies. Indien verzekeringsondernemingen die in verschillende lidstaten zijn gevestigd, rechtstreeks of middellijk verbonden zijn of een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, verstrekt de Controledienst aan de bevoegde autoriteiten van iedere lidstaat die erom verzoekt alle dienstige informatie die de uitoefening van het aanvullend toezicht mogelijk maakt of kan vergemakkelijken en doet hij uit eigen beweging mededeling van alle informatie die hem essentieel lijkt voor de andere bevoegde autoriteiten.

Indien een Belgische verzekeringsonderneming en hetzij een kredietinstelling, hetzij een beursvennootschap of een buitenlandse beleggingsonderneming, hetzij beide, rechtstreeks of middellijk verbonden zijn dan wel een gemeenschappelijke deelnemende onderneming hebben, werkt de Controledienst nauw samen met de autoriteiten die van overheidswege belast zijn met het toezicht op die andere ondernemingen. Onverminderd hun respectieve bevoegdheden verstrekken de Controledienst en deze autoriteiten elkaar alle informatie die de vervulling van hun taak kan vergemakkelijken in het bijzonder in het kader van het aanvullend toezicht.

De Controledienst werkt nauw samen met de autoriteiten die in België belast zijn met het toezicht op de wetgeving inzake arbeidsongevallen.

Deze autoriteiten delen de Controledienst alle informatie mee die de vervulling van zijn taak in het kader van het aanvullend toezicht kan vergemakkelijken.

De in dit artikel bedoelde uitwisseling van informatie kan op basis van het wederkerigheidsbeginsel worden uitgebreid tot de autoriteiten van een Staat die geen lid is van de Gemeenschap.

De Controledienst kan met het oog op de toepassing van de bepalingen van dit artikel samenwerkingsovereenkomsten met die overheden sluiten. »

Art. 4.Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 maart 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^