Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 maart 2006
gepubliceerd op 30 maart 2006

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 44/1, lid 5, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met het oog op de doorzending van bepaalde gegevens aan DE POST en houdende de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen voorgesteld door de politiediensten

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2006009242
pub.
30/03/2006
prom.
14/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/14/2006009242/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 44/1, lid 5, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met het oog op de doorzending van bepaalde gegevens aan DE POST en houdende de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen voorgesteld door de politiediensten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Algemeen Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, is er enerzijds op gericht om geautomatiseerde informatieoverdracht tussen de politiediensten en DE POST, naamloze vennootschap van publiek recht, mogelijk te maken en dus uitvoering te geven aan artikel 44/1, lid 5, van de wet op het politieambt, zoals ingevoegd door artikel 10 van de wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen.

Deze informatieoverdrachten moeten mogelijk gemaakt worden omdat de regering de intentie heeft om de betaling van de onmiddellijke inningen te moderniseren.

Tot op heden dienen de door de politiediensten voorgestelde onmiddellijke inningen waarbij de inning niet ter plaatse kan geschieden, te worden betaald door middel van boetezegels.

Deze procedure is echter zeer omslachtig en zorgt voor zowel ongenoegen bij de burger als voor onnodige administratieve lasten bij de politiediensten.

De betaling door middel van boetezegels zal dan ook worden afgeschaft en worden vervangen door betaling met overschrijving.

Om zoveel mogelijk administratieve lasten weg te nemen bij de politiediensten, zal DE POST een dienstenplatform ter beschikking stellen met het oog op de administratieve behandeling van de door de diverse diensten voorgestelde onmiddellijke inningen. Dit dienstenplatform zal dienen als een zogenaamd backoffice. Dit houdt in dat DE POST enkel administratieve taken zal uitvoeren en daarbij « onzichtbaar » zal blijven voor de burger. Onder meer met dit doel zal DE POST enkel brieven met hoofdding van de politiediensten naar de burger mogen opsturen.

Artikel 44/1, lid 5, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt geeft de bevoegdheid aan de Koning om te bepalen welke gegevens en informatie zoals bedoeld in artikel 44/1 van voornoemde wet mogen worden meegedeeld aan DE POST met het oog op de administratieve behandeling van de door de politiediensten voorgestelde onmiddellijke inningen en om de modaliteiten van deze gegevensoverdracht te bepalen.

In haar advies nr. 16/2005 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 19 oktober 2005 met betrekking tot het wetsontwerp dat artikel 44/1, lid 5, heeft ingevoegd, heeft zij het principe van de gegevensoverdracht tussen politiediensten en DE POST aanvaardt.

De Commisie overwoog het volgende : « 12. De memorie van toelichting verantwoordt de overdracht van voormelde gegevens aan DE POST omdat het technisch gezien niet haalbaar is voor de politiediensten om op korte of middellange termijn een systeem met overschrijvingen met gestructureerde mededelingen te implementeren in de bestaande informaticasystemen.

De Commissie neemt er nota van dat het volgens de memorie van toelichting heden niet mogelijk zou zijn voor de politiediensten omwille van technische oorzaken om in een systeem van overschrijvingen met gestructureerde mededelingen te voorzien. 13. Gelet op deze feitelijke situatie, verzet de Commissie zich in principe niet tegen het in onderaanneming geven door de politiediensten van het systeem van overschrijvingen met gestructureerde mededelingen.De Commissie spreekt zich in dit stadium niet uit over de opportuniteit van de keuze voor DE POST als onderaannemer. 14. De Commissie brengt haar eerder advies nr.43/2001 (cfr. supra) in herinnering, waarin zij heeft gewezen op het uitzonderlijk karakter van een overdracht van persoonsgegevens afkomstig uit de politiedatabanken naar een openbare overheid. Zulks werd eveneens bevestigd in de toenmalige memorie van toelichting, welke expliciet de aandacht vestigde op het gevoelige karakter van de over te dragen gegevens.

In voormeld geval ging het over andere openbare overheden aan dewelke de informatie kon worden overgedragen, zij het in zeer uitzonderlijke gevallen. Er weze aan herinnerd dat het in dit geval persoonsgegevens betreft welke normaliter enkel en alleen ter beschikking zijn van de politie en veiligheidsdiensten en de gerechtelijke overheden. 15. Indien de beslissing tot het in onderaanneming geven evenwel moet slaan op een derde welke niet wordt geviseerd door voormeld artikel 44/1, § 4, van de wet op het politieambt, dient dit expliciet te worden voorzien door de invoeging van een bijkomende paragraaf in artikel 44/1 van de wet op het politieambt, teneinde te voldoen aan de bepaling van artikel 8, § 2, § (b) WVP (cfr.supra, punt 11), waarbij deze paragraaf de derde aan wie een dergelijke opdracht van onderaanneming wordt toevertrouwd - in voorkomend geval DE POST - expliciet moet definiëren, en tevens de finaliteiten uitdrukkelijk moet bepalen. In dit geval moeten de doeleinden derhalve uitsluitend de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen zijn. Het voorliggende wetsontwerp voldoet aan voormelde vereisten. 16. Naar analogie met artikel 44/1, § 4, van de wet op het politieambt, moet de Koning bepalen tot welke garanties inzake de bescherming van de verwerkte persoonsgegevens en aan welke verplichtingen/sancties de onderaannemer zal gehouden zijn.De Commissie onderstreept dat dit ontwerp van Koninklijk besluit voor overleg aan de Ministerraad zou moeten voorgelegd worden. In haar advies met betrekking tot het ontwerp van koninklijk besluit zal de Commissie de noodzakelijke garanties, sancties en verplichtingen dienaangaande uitwerken, aan de naleving waarvan zij haar positief advies met betrekking tot het voorliggend wetsontwerp verbindt. Deze punten betreffen bijvoorbeeld de bewaartermijn van de gegevens alsook het ogenblik waarop hun schrapping is vereist, de modaliteiten en voorwaarden voor raadpleging van de gegevens, de veiligheidsmaatregelen, en het respect van de finaliteit waarvoor de gegevens worden verkregen. » In haar advies nr. 02/2006 van 18 januari 2006 bracht de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een positief advies uit over het ontwerp-koninklijk besluit.

Tenslotte kan gewezen worden op artikel 8 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van de persoonsgegevens.

Dit artikel bepaalt in zijn eerste paragraaf dat verwerking van persoonsgegevens inzake verdenkingen, vervolgingen of veroordelingen met betrekking tot misdrijven of inzake administratieve sancties of veiligheidsmaatregelen principieel verboden is.

Dit verbod is echter niet van toepassing volgens de tweede paragraaf punt b) op de verwerkingen door andere personen, indien de verwerking noodzakelijk is voor de verwezenlijking van doeleinden die door of krachtens een wet, een decreet of ordonnantie zijn vastgesteld.

Dit koninklijk besluit vormt dan ook de wettelijke basis die DE POST toelaat bepaalde gerechtelijke gegevens te verwerken.

Gelet op het advies nr. 39.917/2 van de Raad van State, werd iedere verwijzing naar de controlediensten van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer en van de Federale Overheidsdienst Financiën niet langer weerhouden.

De Raad van State kan niet gevolgd worden wanneer in het advies nr. 39.917/2 gesteld wordt dat nergens uit zou blijken dat de Minister van Begroting ook zijn akkoord zou gegeven hebben over het huidige koninklijk besluit. In de brief van de Minister van Begroting wordt duidelijk gesteld dat de budgettaire gevolgen voortvloeiend uit de praktische toepassing van het voorontwerp van wet in verband met artikel 44/1 dienen gedragen te worden binnen het budget van de federale politie.

Daarenboven werd het ontwerp-koninklijk besluit samen het voorontwerp van wet in verband met artikel 44/1 van de wet op het politieambt voorgelegd aan de Ministerraad van 23 september 2005. Impliciet doch zeker heeft de minister van begroting dan ook op 23 september 2005 zijn akkoord verleend zowel over het voorontwerp van wet als over het huidige koninklijk besluit.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 In dit artikel wordt het principe ingeschreven dat bepaalde gegevens zoals bedoeld in artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt door de politiediensten aan DE POST kunnen worden verstrekt met het oog op de administratieve behandeling van de door de politiediensten voorgestelde onmiddellijke inningen.

Deze gegevensoverdracht zal daarenboven via het informaticasysteem van de federale politie verlopen teneinde een optimale technische beveiliging van de over te dragen gegevens te verzekeren. De gegevensoverdracht van de federale politie naar DE POST zal gebeuren via afdoende beveiligde lijnen net zoals dit nu reeds het geval is voor gegevensoverdracht van de lokale politiediensten naar de federale politie.

Artikel 2 In dit artikel wordt bepaald welke gegevens er aan DE POST kunnen worden verstrekt.

Het gaat om de gegevens die DE POST moeten toelaten om de onmiddellijke inningen administratief te behandelen en een overschrijving met gestructureerde mededeling aan te maken Het gaat om volgende gegevens : 1. Het notitienummer moet meegedeeld worden opdat DE POST een overschrijvingsformulier met een welbepaalde gestructureerde mededeling kan verbinden aan één bepaald dossier.De datum van het proces-verbaal zal het mogelijk maken voor de overtreder om de uitnodiging tot betaling te koppelen aan de ontvangst van het proces-verbaal. 2. De naam, voornaam en de woon- of verblijfplaats van de overtreder, of indien het gaat om een rechtspersoon, de benaming, rechtsvorm en maatschappelijke zetel, of desgevallend van de houder van de nummerplaat of van de burgerlijk aansprakelijke moet meegedeeld worden met het oog op de verzending naar de overtreder.Dit is naargelang het geval de overtreder zelf, de houder van de kentekenplaat (in het geval van vaststellingen door middel van automatisch werkende toestellen) of de burgerlijk aansprakelijke partij. 3. het nummer van de kentekenplaat en het type van het voertuig moeten meegedeeld worden aan DE POST omdat de leasingmaatschappijen, verhuurmaatschappijen of de garagisten deze gegevens nodig hebben om na te gaan wie op het ogenblik van de overtreding reed met het voertuig dat aan een andere persoon werd ter beschikking gesteld wanneer zij de uitnodiging tot betaling ontvangen.4. De datum waarop de overtreding werd vastgesteld moet meegedeeld worden aan DE POST omdat anders de betalingsopvolging voor DE POST onmogelijk is 5.De coördinaten van de vaststellende politiezone of van de dienst van de federale politie moeten meegedeeld worden omdat er een terugkoppeling van de gegevens moet gebeuren naar de politiezones. De politiezones moeten immers de dossiers waarvoor de onmiddellijke inning niet betaald werd, doorsturen naar de parketten. 6. het bedrag van de onmiddellijke inning De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer beschouwt de overdracht van deze gegevens naar DE POST niet als disproportioneel in de zin van artikel 4 van de wet 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Artikel 3 In dit artikel worden de bewerkingen opgesomd die door DE POST zullen mogen worden gedaan met de haar toegestuurde gegevens. Iedere andere bewerking is verboden. Zoals de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in zijn advies nr. 02/2006 heeft gevraagd, werd dit expliciet vermeldt in dit artikel.

Er wordt ook bepaald dat de gegevensoverdracht via een beveiligde lijn zal dienen te gebeuren.

Het gaat om het printen, onder omslag brengen en verzenden van een document met daaraan gehecht een overschrijvingsformulier met een gestructureerde mededeling waarbij de overtreder uitgenodigd wordt om de onmiddellijke inning te betalen.

Dit document zal daarenboven de hoofdding dragen van de desbetreffende politiezone zodat de burger zich voor informatie of verweerschriften steeds tot de politiediensten zal moeten richten.

Dit alles zal geautomatiseerd verlopen waardoor er in principe geen enkel personeelslid van DE POST kennis zal kunnen nemen van de inhoud van de door de politiediensten overgemaakte gegevens.

Wanneer om technische redenen (bijvoorbeeld bij een defect aan het machinepark van DE POST) er toch personeelsleden kennis krijgen van de inhoud van de meegedeelde gegevens, dan zijn deze personeelsleden gehouden de vertrouwelijkheid van de gegevens en de privacy te waarborgen. De artikelen 28 en 29 van de wet van 26 december 1956 op de postdienst voorzien in gevangenisstraffen voor personeelsleden die het bestaan of de inhoud van een brief bekendmaken, zendingen openen of de opening ervan vergemakkelijken of tenslotte zendingen doen verdwijnen of de verdwijning ervan vergemakkelijken. Daarenboven moeten alle personeelsleden van DE POST bij hun indiensttreding een clausule van vertrouwelijkheid ondertekenen.

Daarnaast zal het dienstenplatform van DE POST ook instaan voor de betalingsopvolging, eventuele betalingsherinnering en voor de gedetailleerde verslaggeving naar de politiediensten over de door DE POST verrichte bewerkingen.

De verslaggeving is noodzakelijk opdat er controle mogelijk is op de handelingen verricht door DE POST. Ten allen tijde moeten de bevoegde politionele en gerechtelijke autoriteiten immers kunnen weten hoe de gegevens werden verwerkt en moeten ze bijvoorbeeld kunnen controleren of weldegelijk alle voorstellen tot onmiddellijke inning verzonden zijn en of er geen manipulaties hebben plaatsgevonden.

Tenslotte zullen de verantwoordelijke voor de verwerking zoals bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer en DE POST als verwerker in de zin van artikel 1, § 5, van dezelfde wet de verplichtingen omschreven in artikelen 16 en 17 van dezelfde wet moeten naleven. De filialen van DE POST die bij de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen zullen worden betrokken, zullen aan dezelfde veiligheidsnormen moeten voldoen als DE POST zelf. Dit principe zal worden opgenomen in overeenkomst met DE POST en haar filialen zoals de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer heeft gesuggereerd in haar advies nr. 2/2006 Artikel 4 In dit artikel wordt bepaald dat DE POST alle technische en organisatorische maatregelen moet nemen om de gegevens te beschermen.

De specifieke technische en organisatorische maatregelen zullen later gepreciseerd worden in het contract dat conform artikel 16 van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dient opgesteld te worden tussen de verantwoordelijke voor de verwerking en de verwerker.

Bij het opstellen van het contract zal er rekening gehouden worden met de beveiligingsmaatregelen die gesuggereerd werden door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in haar advies nr. 2/2006.

Artikel 5 Dit artikel bepaalt de bewaringstermijn van de gegevens bij DE POST. Er werd bepaald conform artikel 4, 5° van de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer dat de gegevens niet langer mogen worden bewaard door DE POST dan dat nodig is voor de doeleinden bepaald in artikel 3 van dit koninklijk besluit. De maximale bewaringstermijn is vastgelegd op 6 maand. De aanbeveling van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer om de termijn te beperken tot 3 maand zoals in de ontwerp-uitvoeringsovereenkomst met DE POST was bepaald werd niet weerhouden. De bewaringstermijn vermeld in de ontwerp-overeenkomst zal in overeenstemming gebracht worden met de termijn bepaald in het koninklijk besluit. Gelet op het feit dat de administratieve procedure van de onmiddellijke inning maximaal 52 dagen in beslag neemt vooraleer het dossier van de controlediensten naar het openbaar ministerie wordt gestuurd, is het aangewezen om de bewaringstermijn op 6 maanden vast te leggen zodat het openbaar ministerie over de mogelijkheid beschikt om de werking van het administratieve platform van DE POST te controleren.

Voor wat betreft de financiële gegevens, dit zijn de gegevens die zullen voorkomen op het overschrijvingsformulier, geldt echter dat zij dienen bewaard te worden conform artikel 7 van de witwaswet. In concreto betekent dit dat deze ten minste vijf jaar dienen bewaard te worden.

Artikel 6 Dit artikel bepaalt wie de verantwoordelijken voor de verwerking zullen zijn voor de gegevens afkomstig van de politiediensten Artikel 7 Dit artikel hoeft geen commentaar.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

14 MAART 2006. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 44/1, lid 5, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt met het oog op de doorzending van bepaalde gegevens aan DE POST en houdende de administratieve behandeling van de onmiddellijke inningen voorgesteld door de politiediensten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, inzonderheid artikel 44/1, lid 5, ingevoegd bij wet van 27 december 2005 houdende diverse bepalingen;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens inzonderheid op artikel 8, vervangen door de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de Richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 23 september 2005;

Gelet op de adviezen van de Inspecteurs van Financiën, gegeven op 19 september 2005, 21 september 2005 en 22 september 2005;

Gelet op het advies nr. 02/2006 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van 18 januari 2006;

Overwegende dat de wet van 20 juli 2005 tot wijziging van de gecoördineerde wetten van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer in werking zal treden op 31 maart 2006.

Overwegende dat ook het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de inning en de consignatie van een som bij de vaststelling van de overtredingen van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en zijn uitvoeringsbesluiten op dezelfde dag in werking zal treden.

Overwegende dat hierdoor het bedrag van de onmiddellijke inningen die betrekking hebben op snelheidsovertredingen, vanaf die datum stijgt per kilometer per uur dat er te snel wordt gereden.

Overwegende dat hierdoor betaling door middel van boetezegels onmogelijk wordt en in een zo kort mogelijke termijn dient vervangen te worden door een andere betalingsmodaliteit.

Gelet op het advies nr. 39.917/2 van de Raad van State, gegeven op 27 februari 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De gegevens zoals bedoeld in artikel 44/1 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en opgesomd in artikel 2 van dit besluit kunnen door de politiediensten via het informaticasysteem van de federale politie worden meegedeeld aan DE POST met het oog op de administratieve behandeling van de door de politiediensten voorgestelde onmiddellijke inningen conform de modaliteiten nader bepaald door dit besluit.

Art. 2.De volgende gegevens kunnen worden meegedeeld aan DE POST : - het notitienummer en de datum van het proces-verbaal; - de naam, voornaam en de woon- of verblijfplaats van de overtreder, of indien het gaat om een rechtspersoon, de benaming, rechtsvorm en maatschappelijke zetel, of desgevallend van de houder van de kentekenplaat of van de burgerlijk aansprakelijke; - de identificatiegegevens van het voertuig met name de kentekenplaat en het type voertuig; - de datum waarop de inbreuk werd vastgesteld; - de coördinaten van de politiezone of van de dienst van de federale politie; - het bedrag van de onmiddellijke inning.

Art. 3.De in artikel 2 opgesomde gegevens mogen enkel via een beveiligde lijn worden meegedeeld aan DE POST met het oog op : 1° het aanmaken van overschrijvingsformulieren met een gestructureerde mededeling en het geautomatiseerd printen of onder omslag brengen van deze documenten die conform de procedures onmiddellijke inning moeten worden toegezonden aan de overtreder;2° het verzenden van de onder 1° bedoelde documenten;3° betalingsopvolging en betalingsherinnering van de door de politiediensten voorgestelde onmiddellijke inningen;4° de gedetailleerde verslaggeving over de door DE POST verrichte handelingen, bedoeld onder 1°, 2° en 3°, naar de politiediensten. Iedere andere bewerking is verboden.

Art. 4.DE POST dient de gepaste technische en organisatorische maatregelen te treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, tegen toevallig verlies, evenals tegen de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Art. 5.De gegevens, met uitzondering van de financiële gegevens, in het informaticasysteem van DE POST moeten gewist worden zodra ze niet meer nuttig zijn voor de in artikel 3 vermelde bewerkingen en ten laatste 6 maand na de datum waarop de inbreuk werd vastgesteld.

De financiële gegevens worden bewaard conform artikel 7 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme.

Art. 6.De verantwoordelijken voor de verwerking van de gegevens die door de politiediensten aan DE POST worden meegedeeld, zijn de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 31 maart 2006.

Gegeven te Brussel, 14 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^