Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 november 2002
gepubliceerd op 14 februari 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding en van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2003022084
pub.
14/02/2003
prom.
14/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/14/2003022084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding en van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gewijzigd bij de wet van 13 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 november 1999 en 17 februari 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 december 1999, 3 juli 2000, 14 december 2000, 10 januari 2001, 10 juni 2001 en 19 juli 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen;

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Europese Economische Gemeenschap van 25 maart 1957 bekrachtigd door de wet van 2 december 1957;

Gelet op de richtlijn 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van richtlijn 95/53/EG van de Raad tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding, alsmede van de richtlijnen 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad inzake diervoeding;

Gelet op het advies van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 13 september 2002;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen van 7 oktober 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat bovenvermelde richtlijn binnen de gestelde termijn dient omgezet te worden in nationaal recht;

Overwegende dat het nodig is om, in het kader van de controle op dierenvoeders, de meldingsplicht, die reeds werd ingevoerd via het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding, verder te verduidelijken en uit te breiden naar de hoofden van de laboratoria, evenals beroepsbeoefenaars die toezicht houden op de veehouderijen die over informatie beschikken waaruit kan worden afgeleid dat een partij voor gebruik in diervoeding bestemde producten een mogelijk risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu;

Overwegende dat, teneinde een efficiënte controle te kunnen uitvoeren op voor diervoeding bestemde producten die uit derde landen worden binnengebracht op het grondgebied van het Koninkrijk België, een voorafgaande melding moet worden gericht aan de bevoegde overheid en de plaatsen van het binnenbrengen moeten worden beperkt;

Overwegende dat dit onverwijld aan alle betrokkenen dient meegedeeld te worden;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1, § 1, punt 2° van het koninklijk besluit van 8 november 1998 betreffende de officiële controle op de stoffen bestemd voor dierlijke voeding wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° « voor diervoeding bestemd product » of « product » : diervoeder of een in de diervoeding gebruikte stof; ».

Art. 2.In artikel 1, § 1, punt 3° van hetzelfde besluit worden de woorden « het in het bezit hebben van producten » vervangen door de woorden « het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product, ».

Art. 3.In artikel 1, § 1, punt 4° van hetzelfde besluit worden de woorden « het product » vervangen door de woorden « het voor diervoeding bestemd product ».

Art. 4.Artikel 1, § 1, punt 5° van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° bevoegde overheid : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen; »

Art. 5.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « § 9. Deskundigen van de Europese Commissie kunnen, voorzover dit nodig is voor de uniforme toepassing van de bepalingen van onderhavig besluit, in samenwerking met de bevoegde overheid controles ter plaatse uitvoeren. De bevoegde overheid verleent de deskundigen van de Europese Commissie hierbij alle nodige hulp voor de uitvoering van hun taken. De Europese Commissie stelt de bevoegde overheid, de andere lidstaten en het Europees Parlement in kennis van de resultaten van de uitgevoerde controles. »

Art. 6.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 5.§ 1. Het binnenbrengen op het grondgebied van het Koninkrijk België van voor de dierlijke voeding bestemde producten afkomstig uit derde landen, is onderworpen aan een voorafgaande melding. Deze melding moet onder de volgende vorm worden ingediend : 1° De melding moet, voor elke partij, door de verantwoordelijke van het binnenbrengen op het grondgebied van het Koninkrijk België schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde overheid.2° De melding moet omvatten : a) de aard van het product en de hoeveelheid;b) het land van oorsprong van het product;c) de vervoermiddelen waarmee het product zal vervoerd worden;d) de vermoedelijke datum van binnenbrengen op het grondgebied van het Koninkrijk België;e) het douanekantoor waar de zending zal worden aangeboden bij het binnenbrengen op het Grondgebied van het Koninkrijk België;f) het adres van de bestemming waar het product zal worden geleverd.3° De verantwoordelijke van het binnenbrengen op het grondgebied van het Koninkrijk België is ertoe gehouden de datum en het vermoedelijk uur van introductie ten minste 72 uur vooraf mede te delen aan de bevoegde overheid. § 2. Bij het binnenbrengen op het grondgebied van het Koninkrijk België van producten bestemd voor de dierlijke voeding en behoudens afwijkingen toegestaan door de Minister, moet ten minste de controle van de documenten, zoals voorzien in artikel 4 van dit besluit, uitgevoerd worden op een van de volgende plaatsen : - voor het zeeverkeer : Antwerpen, Gent, Oostende, Zeebrugge; - voor het luchtverkeer : Bierset, Deurne, Gosselies, Oostende, Zaventem; - voor het postverkeer : Brussel-X. »

Art. 7.Artikel 10, § 1 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Uitsluitend indien dat nodig is voor de uitvoering van die steekproefcontroles, kan de bevoegde overheid met name marktdeelnemers verzoeken om de aankomst van de producten aan haar te melden. De bevoegde overheid stelt de Commissie ervan in kennis wanneer zij van die mogelijkheid gebruikmaakt. »

Art. 8.In artikel 11, § 1, tweede streepje van hetzelfde besluit worden de woorden « te ontsmetten » vervangen door de woorden « worden eventueel onschadelijk gemaakt ».

Art. 9.In artikel 12, eerste lid van hetzelfde besluit wordt het woord « ontsmet » vervangen door de woorden « onschadelijk gemaakt ».

Art. 10.Na artikel 13 van hetzelfde besluit wordt een afdeling ingevoegd luidend als volgt : « Afdeling 4bis. - Vrijwaringsclausule

Art. 13bis.Indien de Commissie, nadat ze door de bevoegde overheid officieel in kennis werd gesteld van de noodzaak om beschermende maatregelen te nemen ten gevolge van een probleem, toe te schrijven aan een voor gebruik in diervoeding bestemd product, dat een ernstig risico inhoudt voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, noch een schorsingsmaatregel, noch een maatregel tot vaststelling van bijzondere voorwaarden voor het in het verkeer brengen heeft genomen zoals bedoeld in artikel 15 bis van de Richtlijn 95/53/EG tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding, kan de bevoegde overheid tijdelijke beschermende maatregelen nemen ten aanzien van het gebruik of het in het verkeer brengen van genoemd product.

De bevoegde overheid deelt de genomen maatregelen onverwijld mee aan de andere lidstaten en aan de Commissie. »

Art. 11.Na artikel 13bis van hetzelfde besluit wordt een afdeling ingevoegd luidend als volgt : « Afdeling 5. - Informatiesysteem met betrekking tot aan diervoeders verbonden gevaren

Art. 13ter.§ 1. De hoofden van bedrijven moeten de bevoegde overheid onverwijld in kennis stellen indien zij over informatie beschikken waaruit kan worden geconcludeerd dat een partij voor gebruik in diervoeding bestemde producten die zij al naargelang het geval hebben binnengebracht uit derde landen, in het verkeer hebben gebracht, in het bezit hebben, of waarvan zij eigenaar zijn : - de in bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding vastgestelde maximumgehalten voor ongewenste stoffen en producten, waarboven het product niet meer in oorspronkelijke toestand aan dieren mag worden gevoederd noch met andere voor diervoeding bestemde producten mag worden vermengd, overschrijdt, of - niet voldoet aan een van de overige bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, en dientengevolge, rekening houdend met de bestemming, een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. § 2. De hoofden van de bedrijven verstrekken de bevoegde overheid de nodige inlichtingen om een nauwkeurige identificatie van het betrokken product of de betrokken partij producten mogelijk te maken, evenals een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de betrokken producten opleveren, alsmede alle beschikbare informatie die gebruikt kan worden om het product op te sporen. Zij informeren de bevoegde overheid eveneens over de acties die zijn ondernomen om risico's voor gezondheid van mens of dier of voor het milieu te voorkomen, en beschrijven daarbij die acties. § 3. Eenzelfde informatieverplichting als opgenomen in § § 1 en 2 is van toepassing op beroepsbeoefenaars die sanitaire toezicht houden op de veehouderijen, zoals bedoeld in artikel 10 van richtlijn 96/23/EG van de Raad van 26 april 1996 inzake controlemaatregelen ten aanzien van bepaalde stoffen en residuen daarvan in levende dieren en in producten daarvan, alsmede op de hoofden van de laboratoria die analyses uitvoeren.

Art. 13quater.§ 1. Indien de bevoegde overheid over informatie beschikt waaruit blijkt dat een partij voor diervoeding bestemde producten op grond van de risico-evaluatie van de beschikbare gegevens een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu, dan verifieert zij de ontvangen informatie en neemt zij, in voorkomend geval, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de partij niet in de diervoeding wordt gebruikt, waarbij zij met name de partij blokkeert en, teneinde de risico-evaluatie te verfijnen, onverwijld een onderzoek instelt naar : - de aard van het risico, en, in voorkomend geval, de hoeveelheden ongewenste stoffen, - de mogelijke oorsprong van de ongewenste stoffen of het risico.

Deze risico-evaluatie wordt in voorkomend geval uitgebreid tot andere partijen van hetzelfde product of tot andere producten van de voeder- of voedselketen die ongewenste stoffen kunnen bevatten of waartoe het gevaar zich had kunnen uitbreiden, rekening houdend met de eventuele vermenging van de ongewenste stoffen met andere voor diervoeding bestemde producten en de eventuele recyclage van gevaarlijke producten in de voederketen. § 2. Indien de in § 1 bedoelde acties bevestigen dat er een ernstig risico bestaat, dan ziet de bevoegde overheid erop toe dat de uiteindelijke bestemming van de partij die ongewenste stoffen bevat, met inbegrip van de eventuele ontsmetting, andere wijzen van onschadelijk maken, nieuwe verwerking of eventuele vernietiging ervan, geen schadelijke gevolgen kan hebben voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu en zij neemt, wanneer de ongewenste stoffen of het gevaar van de aanwezigheid van deze stoffen zich heeft kunnen uitbreiden tot andere partijen of tot de voeder- of voedselketen, onverwijld de volgende maatregelen : de andere als gevaarlijk beschouwde partijen van het product worden geïdentificeerd en geblokkeerd, totdat in voorkomend geval de levende dieren die met het gevaarlijke voeder zijn gevoederd, zijn geïdentificeerd en de maatregelen zijn toegepast die worden beoogd in richtlijn 96/23/EG van de Raad of in andere relevante communautaire bepalingen met betrekking tot de dierlijke gezondheid of de voedselveiligheid van producten van dierlijke oorsprong, waarbij gezorgd dient te worden voor coördinatie tussen de betrokken controlediensten om te voorkomen dat gevaarlijke producten in het verkeer worden gebracht en om te voorzien in de uitvoering van procedures voor het terugroepen van reeds in het verkeer gebrachte producten.

Art. 13quinquies.§ 1. De bevoegde overheid stelt onverwijld de Europese Commissie in kennis indien wordt vastgesteld dat een voor diervoeding bestemd product dat op het grondgebied van het Koninkrijk België en in andere lidstaten in het verkeer is gebracht, of dat een uit een derde land afkomstig product dat in de Gemeenschap is binnengebracht om in een of meerdere lidstaten in het verkeer te worden gebracht : - de in bijlage 1 bij het ministerieel besluit van 12 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding vastgestelde maximumgehalten voor ongewenste stoffen en producten, waarboven het product niet meer in oorspronkelijke toestand aan dieren mag worden gevoederd noch met andere voor diervoeding bestemde producten mag worden vermengd, overschrijdt, of - niet voldoet aan een van de overige bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, en dientengevolge, rekening houdend met de bestemming, een ernstig risico oplevert voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

De bevoegde overheid verstrekt hierbij de nodige gegevens voor de identificatie, tracering en blokkering van de betrokken producten en, in voorkomend geval, van de levende dieren die met het betreffende product zijn gevoederd, en somt de voorgenomen of reeds genomen vrijwaringsmaatregelen op zodat de Europese Commissie de andere lidstaten behoorlijk kan informeren. § 2. De bevoegde overheid stelt de Europese Commissie in kennis van de follow-up maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van door een andere lidstaat of de Europese Commissie meegedeelde gevaren, inclusief alle informatie betreffende de beëindiging van de risicosituatie. »

Art. 12.In artikel 1, punt 21° van het koninklijk besluit van 8 februari 1999 betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding worden de woorden « het in het bezit hebben van producten » vervangen door de woorden « het in het bezit hebben van een voor diervoeding bestemd product, ».

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 14.Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 november 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, J. TAVERNIER

^