Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 november 2008
gepubliceerd op 20 november 2008

Koninklijk besluit betreffende de samenstelling van het paritair comité bij de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten"

bron
federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister
numac
2008204009
pub.
20/11/2008
prom.
14/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/14/2008204009/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 NOVEMBER 2008. - Koninklijk besluit betreffende de samenstelling van het paritair comité bij de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten"


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, artikel 14, § 1, eerste lid, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1983 en 24 maart 1999;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, artikel 30, § 3, eerste lid, en § 8;

Gelet op de wet van 7 mei 1999 houdende oprichting van het Paleis voor Schone Kunsten in de vorm van een naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden en tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, artikel 16, § 7;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot oprichting van een paritair comité bij de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten";

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 september 2008;

Gelet op het advies nr. 45.197/4 van de Raad van State, gegeven op 13 oktober 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Samenstelling van het paritair comité bij de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten"

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° instelling : de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten" bedoeld in de wet van 7 mei 1999 houdende oprichting van het Paleis voor Schone Kunsten in de vorm van een naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden en tot wijziging van de wet van 30 maart 1995 betreffende de netten voor distributie voor omroepuitzendingen en de uitoefening van televisieomroepactiviteiten in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad;2° commissie : de commissie bedoeld in artikel 14, § 1, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Art. 2.Het paritair comité opgericht bij de instelling telt veertien leden, waarvan : 1° zeven leden die de instelling vertegenwoordigen;2° zeven leden die de representatieve vakorganisaties vertegenwoordigen.

Art. 3.Elke vakorganisatie die in het paritair comité van de instelling wenst te zetelen of te blijven zetelen, richt daartoe een verzoek, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur van de instelling uiterlijk twee maanden vóór 1 januari van het jaar waarin het paritair comité wordt vernieuwd.

De datum van de vernieuwing van het paritair comité is bepaald op 1 december volgend op elke zesjaarlijkse periode, bedoeld in artikel 30, § 5, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, waarbij de eerste periode is ingegaan op 1 december 2002.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde verzoeken zendt de voorzitter van de raad van bestuur, bij een ter post aangetekende brief, de lijst van de vakorganisaties die verzocht hebben te zetelen in het paritair comité toe aan de voorzitter van de commissie.

Na ontvangst van de lijst bedoeld in het tweede lid verzoekt de commissie, bij een ter post aangetekende brief, elke vakorganisatie die in de lijst bedoeld in het tweede lid is opgenomen, om een lijst over te maken van haar bijdrageplichtige leden die tot het personeel van de instelling behoren.

Art. 4.§ 1. Onverminderd § 2, heeft elke representatieve vakorganisatie van rechtswege recht op één zetel in het paritair comité. § 2. Voor de verdeling van de overige zetels over de representatieve vakorganisaties wordt een kiesdeler vastgesteld door het totale aantal bijdrageplichtige leden van alle representatieve vakorganisaties te delen door dit aantal zetels van de representatieve vakorganisaties in het paritair comité.

Vervolgens wordt het aantal bijdrageplichtige leden van elke representatieve vakorganisatie gedeeld door deze kiesdeler.

Het aldus verkregen quotiënt geeft voor de overige zetels het aantal vertegenwoordigers van deze vakorganisatie in het paritair comité aan.

Indien, rekening houdend met § 1, deze berekening tot een lager aantal zetels leidt dan het aantal vastgesteld in artikel 2, 2°, wordt het aantal overblijvende zetels verdeeld in verhouding tot de grootte van de rest van de in het tweede lid bedoelde breuk.

Art. 5.De voorzitter van de commissie deelt uiterlijk één maand vóór de datum van de vernieuwing van het paritair comité, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan elke representatieve vakorganisatie het aantal zetels mee waarop elke representatieve vakorganisatie, overeenkomstig artikel 4, § 2, recht heeft.

Art. 6.Uiterlijk binnen vijftien dagen na het verzenden van de in artikel 5 bedoelde brief, delen de representatieve vakorganisaties, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur de namen mee van de vertegenwoordigers die zij als leden en als plaatsvervangende leden van het paritaire comité voordragen.

Na verzending van de in het eerste lid bedoelde brief benoemt de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur de leden van het paritair comité.

Art. 7.De kosten van de verrichtingen bedoeld bij dit besluit zijn ten laste van de instelling. HOOFDSTUK II. - Overgangsbepaling

Art. 8.Voor de eerste toepassing van dit besluit richt elke vakorganisatie die in het paritair comité van de instelling wenst te zetelen of te blijven zetelen, een verzoek, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur vóór 31 december 2008.

Binnen vijftien dagen na ontvangst van de in het eerste lid bedoelde verzoeken zendt de voorzitter van de raad van bestuur, bij een ter post aangetekende brief, de lijst van de vakorganisaties die verzocht hebben te zetelen in het paritair comité toe aan de voorzitter van de commissie.

Na ontvangst van de lijst bedoeld in het tweede lid verzoekt de commissie, bij een ter post aangetekende brief, elke vakorganisatie die in de lijst bedoeld in het tweede lid is opgenomen, om een lijst over te maken van haar bijdrageplichtige leden die tot het personeel van de instelling behoren.

De voorzitter van de commissie deelt uiterlijk vóór 30 april 2009, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur en aan elke representatieve vakorganisatie het aantal zetels mee waarop elke representatieve vakorganisatie, overeenkomstig artikel 4, § 2, recht heeft.

Uiterlijk binnen vijftien dagen na het verzenden van de in het vierde lid bedoelde brief, delen de representatieve vakorganisaties, bij een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van de raad van bestuur de namen mee van de vertegenwoordigers die zij als leden en als plaatsvervangende leden van het paritaire comité voordragen.

Na verzending van de in het vijfde lid bedoelde brief benoemt de eerstvolgende vergadering van de raad van bestuur de leden van het paritair comité. HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepaling

Art. 9.Het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot oprichting van een paritair comité bij de naamloze vennootschap van publiek recht met sociale doeleinden "Paleis voor Schone Kunsten" wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Uitvoeringsbepaling

Art. 10.De Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 november 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^