Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 2005
gepubliceerd op 31 oktober 2005

Koninklijk besluit tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2005022906
pub.
31/10/2005
prom.
14/10/2005
ELI
eli/besluit/2005/10/14/2005022906/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 OKTOBER 2005. - Koninklijk besluit tot instelling van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, inzonderheid op de artikelen 6, 7, § § 1, 3 en 4, 8, § 3, 8bis en 9; gewijzigd bij wet van 17 september 2005;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 tot vaststelling van aanvullende nationale maatregelen voor de instandhouding en het beheer van visbestanden en voor controle op de visserijactiviteiten, inzonderheid op de artikelen 6 en 6bis ;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, inzonderheid artikel 3bis ; laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 17 mei 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 2001 betreffende de soortenbescherming in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België; inzonderheid op de artikelen 3, 5 en 18, bijlagen 1, 3 en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 september 2004 betreffende de voorwaarden, de geografische begrenzing en de toekenningsprocedure van concessies voor de exploratie en de exploitatie van de minerale en andere niet-levende rijkdommen in de territoriale zee en op het continentaal plat, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 oktober 2005 betreffende de voorwaarden, sluiting, uitvoering en beëindiging van gebruikersovereenkomsten en voor het opstellen van beleidsplannen voor de beschermde mariene gebieden in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, inzonderheid op de artikelen 2, 3 en 4;

Gelet op de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora, inzonderheid op de artikelen 3, 4, 6 en 7;

Gelet op de beslissing van beschikking van de Europese Commissie van 7 december 2004 tot vaststelling, op grond van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad, van de lijst van gebieden van communautair belang voor de Atlantische biogeografische regio;

Gelet op de beslissingen van de Vlaamse Regering in toepassing van de richtlijn 79/409/EEG van de raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand, inzonderheid in de kustgebieden;

Overwegende de wetenschappelijke adviezen van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee (BMM), het Instituut voor Natuurbehoud, het Onderzoekscentrum voor Zeevisserij en het Departement mariene ecologie van de Universiteit Gent, met betrekking tot het aanduiden van speciale beschermingszones en speciale zones voor natuurbehoud;

Overwegende dat de Europese vogelrichtlijn vereist dat de vogelsoorten opgenomen in de bijlage I van de Richtlijn, strikt beschermd dienen te worden en dat de meest geschikte leefgebieden qua grootte en aantal voor de bescherming van die vogelsoorten en andere trekvogels zouden aangeduid worden als Speciale Beschermingszones;

Overwegende dat in een gezamenlijke wetenschappelijke studie, het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, federaal wetenschappelijke instelling, en het Instituut voor Natuurbehoud, wetenschappelijke instelling van het Vlaamse Gewest, de selectiecriteria voor vogelsoorten bestudeerd hebben voor dewelke het beschermen ervan opportuun geacht wordt ter uitvoering van die richtlijn om speciale beschermingszones af te bakenen in de mariene gebieden van België; dat van deze soorten in bijlage I van die Richtlijn de selectie twee soorten heeft opgeleverd, met name de grote stern (Sterna sandvicensis) en de visdief (Sterna hirundo); dat van de trekvogelsoorten dewelke deze selectie heeft opgeleverd, dezelfde studie aangetoond heeft dat gedurende de onderzochte periode (1992-2002) twee soorten, met name de fuut (Podiceps cristatus) en de dwergmeeuw (Larus minutus), op een bepaald moment in aantal de één percent van hun biogeografische populatie hebben overschreden; dat ze bijkomend, in deze studie, bijkomende selectiecriteria hebben uitgewerkt om te komen tot een selectie van concentratiezones met soorten weerhouden op basis van kaarten met de verdeling van deze soorten;

Overwegende dat de veronderstelling van één enkele kaart met concentratiezones van de vier weerhouden soorten, geleid heeft tot het limiteren van drie zones die het best passend zijn in aantal en oppervlakte voor de bescherming van deze soorten, met name een zone van 110,01 km2 voor Koksijde, een zone van 144,80 km2 voor Oostende en een zone van 57,71 km2 voor Zeebrugge;

Overwegende dat deze drie beschermingszones eveneens belangrijk zijn voor andere soorten en dat hun afbakening eveneens een positieve invloed kan hebben op die andere soorten;

Overwegende dat in het kustgebied Zeebrugge-Heist' drie soorten, te weten de visdief (Sterna hirundo), de grote stern (Sterna sandvicensis) en de dwergstern (Sterna albifrons), door de Vlaamse Regering weerhouden werd;

Overwegende dat deze drie soorten in het vastgestelde kustgebied broeden en foerageren;

Overwegende verder dat deze drie soorten in de Belgische zeegebieden niet broeden maar er wel ook komen foerageren;

Overwegende dat meer bepaald de dwergstern binnen een straal van twee kilometer van de broedkolonie in de zeegebieden foerageert; dat dit gebied volledig omsloten wordt door de zone van 57,71 km2 rond de voorhaven van Zeebrugge, waarvan hierboven sprake is; dat de bescherming van de visdief (Sterna hirundo) in deze zone bijgevolg in dezelfde wijze ten goede zal komen van de dwergstern (Sterna albifrons);

Overwegende nog dat de grote stern (Sterna sandvicensis), waarvoor twee bijkomende zones, geschikt voor bescherming, in de zeegebieden afgebakend zijn, ook in de zone rond de voorhaven van Zeebrugge foerageert en er van dezelfde bescherming als de visdief (Sterna hirundo) en de dwergstern (Sterna albifrons) kan genieten;

Overwegende dat in de in te stellen speciale beschermingszones al lang vaargeulen worden gebaggerd, baggerspecie wordt gestort en kabels worden gelegd zonder de instandhouding van de hier beoogde vogelsoorten in het gedrang te brengen, en dat deze soorten in die gebieden zijn blijven voortbestaan;

Overwegende dat de zone « Trapegeer Stroombank » voorgesteld door België onder de code BEMNZ0001 om te kunnen worden opgenomen in de lijst met zones van communautair belang, 25,34 percent van de totale oppervlakte van de zandbanken minder dan zes meter diepte in de Belgische territoriale zee inhoudt;

Overwegende dat 42,87 percent van de oppervlakte van deze zone van het type natuurlijke habitat van communautair belang omvat, en dit een hoge graad van representativiteit betreft;

Overwegende dat het recent oceanografisch onderzoek de hoge graad van behoud van de structuur en de functies van dat type habitat bevestigd.

Overwegende de aanduiding van de Vlakte van de Raan als speciale zone voor natuurbehoud in het voorstel van de Projectdirectie Ontwikkelingsschets Schelde-estuarium in haar scenario 2010 en het grensoverschrijdend karakter van deze zandbank;

Overwegende dat de europese wateren onder steeds grotere druk komen te staan als gevolg van de ontwikkeling van humane activiteiten in de kustzone en dat een adequate bescherming van deze zone, globaal gezien, van grote waarde voor het behoud van deze met weinig zeewater bedekte zandbanken in haar wateren kan zijn;

Overwegende dat in de hier beoogde habitats al lang vaargeulen worden gebaggerd en kabels worden gelegd zonder de gunstige staat van instandhouding van die habitats in het gedrang te brengen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 29 juni 2005;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 1 juli 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting op 7 juli 2005;

Gelet op het advies 38.780/3 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1 °, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister, Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "de wet" : de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;2° "de vogelrichtlijn" : de richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand;3° "de habitatrichtlijn" : de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora;4° "de Minister" : de Minister of de Staatssecretaris die de bescherming van het mariene milieu onder zijn bevoegdheid heeft;5° "BMM" : de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-Estuarium, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 29 september 1997 houdende overdracht van de Beheerseenheid van het Mathematisch Model van de Noordzee en het Schelde-Estuarium naar het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen;6° « de administratie » : het Directoraat Generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;7° "de speciale beschermingszones" : de zones die als speciale beschermingszones in de zin van artikel 7, § 2, c), van de wet en van artikel 4, van de Vogelrichtlijn bij dit besluit worden aangewezen;8° "de speciale zones voor natuurbehoud" : de zones die als speciale zones voor natuurbehoud in de zin van artikel 7, § 2, c), van de wet en van artikel 3, van de Habitatrichtlijn bij dit besluit worden aangewezen;9° "de beschermingsmaatregelen" : de maatregelen die bij dit besluit worden genomen in de speciale beschermingszones;10° "de behoudsmaatregelen" : de maatregelen die bij dit besluit worden genomen in de speciale zones voor natuurbehoud;11° "hogesnelheidsvaartuig" : een vaartuig met een maximale snelheidscapaciteit gelijk aan of hoger dan; Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK II. - De speciale beschermingszones en de beschermingsmaatregelen Afdeling 1. - De speciale beschermingszones

Art. 2.In de zeegebieden worden drie speciale beschermingszones ingesteld, zijnde : 1° een zone van 110,01 km2, genaamd SBZ 1, afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 5 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51°06.72'N/002°35.84'E punt 2 : 51°07.76'N/002°32.32'E punt 3 : 51°12.56'N/002°30.84'E punt 4 : 51°13.53'N/002°39.06'E punt 5 : 51°08.92'N/002°41.93'E 2° een zone van 144,80 km2, genaamd SBZ 2, afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 8 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51°12.61'N/002°51.43'E punt 2 : 51°14.28'N/002°51.31'E punt 3 : 51°14.80'N/002°45.28'E punt 4 : 51°21.30'N/002°49.44'E punt 5 : 51°20.03'N/002°57.40'E punt 6 : 51°17.74'N/002°59.39'E punt 7 : 51°16.18'N/002°55.12'E punt 8 : 51°14.76'N/002°56.48'E 3° een zone van 57,71 km2, genaamd SBZ 3, afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 6 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51°19.47'N/003°08.63'E punt 2 : 51°20.67'N/003°04.79'E punt 3 : 51°21.73'N/003°04.00'E punt 4 : 51°23.85'N/003°10.38'E punt 5 : 51°22.70'N/003°15.08'E punt 6 : 51°21.09'N/003°16.33'E Afdeling 2. - De beschermingsmaatregelen

Onderafdeling 1. - Doel

Art. 3.Het doel van de beschermingsmaatregelen is : 1° de bescherming en de instandhouding van biotopen en leefgebieden van de beschermde vogelsoorten;2° de instandhouding of brengen van de beschermde vogelsoorten op een niveau dat beantwoordt aan de ecologische, wetenschappelijke en culturele eisen, waarbij tevens rekening wordt gehouden met economische en recreatieve eisen;3° het instandhouden of brengen van een voldoende gevarieerdheid en omvang van leefgebieden voor de beschermde vogelsoorten.

Art. 4.De beschermde vogelsoorten vermeld in artikel 3 zijn de fuut, de grote stern, de visdief en de dwergmeeuw.

Onderafdeling 2. - De algemene beschermingsmaatregelen

Art. 5.In de speciale beschermingszones zijn de volgende activiteiten verboden : 1° activiteiten van burgerlijke bouwkunde;2° industriële activiteiten;3° activiteiten van publicitaire en commerciële ondernemingen, Art.6. § 1. In de speciale beschermingszones wordt voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied volgens de procedure, ingesteld bij het KB van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheden van België. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 van dit artikel wordt het geheel van de activiteiten en verwezenlijkingen die door het plan, programma of project beoogd worden, beschouwd als een activiteit in de zin van artikel 5 van het bedoelde koninklijke besluit. Het maakt het voorwerp uit van de passende beoordeling, zonder afbreuk te doen aan de specifieke beoordelingen waaraan de effecten van de aan een vergunning of machtiging onderworpen activiteiten, onderworpen blijven. § 3. De beoordeling houdt rekening met de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in § 4, geeft de Minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. § 4. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, geeft de Minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk, zoals ingesteld bij de habitatrichtlijn, bewaard blijft. Hij stelt de Europese Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen.

Onderafdeling 3. - De soortenspecifieke beschermingsmaatregelen

Art. 7.§ 1. In "SBZ 1" en « SBZ 2 » zijn de volgende activiteiten verboden in de periode van 1 december tot en met 15 maart, overeenkomstig art. 8, § 3, van de wet : 1° het oefenen met helikopters op een hoogte minder dan 500 ft;2° de doorvaart van hogesnelheidsvaartuigen behoudens in uitzonderlijke omstandigheden;3° de watersportwedstrijden. § 2. De minister pleegt overleg met de minister die defensie onder zijn bevoegdheid heeft, betreffende de programmatie van de schietoefeningen en andere militaire activiteiten voor de kust van Lombardsijde, overeenkomstig artikel 7, § 4, van de wet. HOOFDSTUK III. - De speciale zones voor natuurbehoud en de behoudsmaatregelen Afdeling 1. - De speciale zone voor natuurbehoud

Art. 8.In de zeegebieden worden twee speciale zones voor natuurbehoud ingesteld, zijnde : 1° Een zone van 181 km2, genaamd « Trapegeer Stroombank gebied », afgebakend door de basislijn en een lijn die de punten 1 tot 4 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51°05.62' N/ 002° 32.62' E, punt 2 : 51°08.25' N/ 002° 30.32' E, punt 3 : 51°16.75' N/ 002° 52.54' E, punt 4 : 51°14.36' N/ 002° 55.11' E. 2° Een zone van 19,17 km2, genaamd « Vlakte van de Raan », afgebakend door een lijn die de punten 1 tot 5 verbindt, waarvan de coördinaten de volgende zijn : punt 1 : 51° 26.182' N/003° 18.456' E punt 2 : 51° 25.494' N /003° 12.006' E punt 3 : 51° 26.567' N /003° 10.716' E punt 4 : 51° 27.495' N/003° 16.539' E punt 5 : 51° 27.000' N/003° 17.783' E Afdeling 2. - De algemene behoudsmaatregelen

Onderafdeling 1. - Doel

Art. 9.Het doel van de behoudsmaatregelen is de natuurlijke habitats in de speciale zones voor natuurbehoud in een gunstige staat van instandhouding te behouden.

Er zal voor gezorgd worden dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale zones voor natuurbehoud niet verslechtert en dat er geen storende factoren optreden voor de beschermde soorten die in de speciale zones voor natuurbehoud voorkomen, voor zover die factoren een significant effect op deze beschermde soorten zouden kunnen hebben.

Onderafdeling 2. - Algemene behoudsmaatregelen

Art. 10.In de speciale zones voor natuurbehoud zijn de volgende activiteiten verboden : 1° activiteiten van burgerlijke bouwkunde;2° industriële activiteiten;3° activiteiten van publicitaire en commerciële ondernemingen;4° het storten van baggerspecie en inerte materialen van natuurlijke oorsprong.

Art. 11.§ 1. In de speciale zones voor natuurbehoud wordt voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied volgens de procedure, ingesteld bij het KB van 9 september 2003 houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheden van België. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 van dit artikel wordt het geheel van de activiteiten en verwezenlijkingen die door het plan, programma of project beoogd worden, beschouwd als een activiteit in de zin van artikel 5 van het bedoelde koninklijke besluit. Het maakt het voorwerp uit van de passende beoordeling, zonder afbreuk te doen aan de specifieke beoordelingen waaraan de effecten van de aan een vergunning of machtiging onderworpen activiteiten, onderworpen blijven. § 3. De beoordeling houdt rekening met de instandhoudingsdoelstellingen van het betrokken gebied. Gelet op de conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied en onder voorbehoud van het bepaalde in § 4, geeft de Minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat het de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied niet zal aantasten. § 4. Indien een plan of project, ondanks negatieve conclusies van de beoordeling van de gevolgen voor het gebied, bij ontstentenis van alternatieve oplossingen, om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, toch moet worden gerealiseerd, geeft de Minister slechts toestemming voor dat plan of project nadat hij de zekerheid heeft verkregen dat alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk, zoals ingesteld bij de habitatrichtlijn, bewaard blijft. Hij stelt de Europese Commissie op de hoogte van de genomen compenserende maatregelen. HOOFDSTUK IV. - De gebruikersovereenkomsten

Art. 12.De Minister sluit voor de in artikel 2 ingestelde speciale beschermingszones en de in artikel 8 ingestelde speciale zones voor natuurbehoud, gebruikersovereenkomsten af. HOOFDSTUK V. - De monitoring

Art. 13.De BMM is belast met de permanente monitoring van de toestand van het mariene milieu en in het bijzonder van de hydrodynamica en de samenstelling van de zeebodem, het benthos en de vis - en vogelstand in de in artikel 2 ingestelde speciale beschermingszones en de in artikel 8 ingestelde speciale zones voor natuurbehoud. HOOFDSTUK VI. - De beleidsplannen

Art. 14.Binnen de drie jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit, stelt de minister de eerste beleidsplannen op. HOOFDSTUK VII. - Diverse bepalingen

Art. 15.De Minister informeert de overheden, die bevoegd zijn voor de aanmaak van zeekaarten, over de ligging van de speciale beschermingszones of speciale zones voor natuurbehoud met het oog op hun aanduiding op deze kaarten. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 16.Onze Vice-Eerste Minister, de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven en Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister, de Minister van Begroting en Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN

^