Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 oktober 2018
gepubliceerd op 29 oktober 2018

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2018, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de flexibiliteit en de variabele tewerkstelling>

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2018204855
pub.
29/10/2018
prom.
14/10/2018
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 OKTOBER 2018. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2018, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de flexibiliteit en de variabele tewerkstelling> (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2018, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap, betreffende de flexibiliteit en de variabele tewerkstelling.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 oktober 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2018 Flexibiliteit en variabele tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 6 juli 2018 onder het nummer 146659/CO/318.02) I. Algemene bepalingen

Art. 3.Toepassingsgebied Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en de werkgevers van de diensten voor gezinszorg (gezins- en bejaardenhulp) van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder "werknemers" wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werknemers die worden tewerkgesteld als verzorgende, oppasser, poetshulp/huishoudhulp in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg, inbegrepen de werknemers betaald uit de middelen Sociale Maribel en de werknemers tewerkgesteld in een GESCO-statuut.

Art. 4.Doelstelling Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel een flexibele werkregeling te organiseren.

Door flexibel werk kunnen werknemers beter regelen wanneer ze meer en wanneer ze minder willen werken. Wendbaar werk en een werkbare combinatie van het werk- en privéleven dragen bovendien bij tot de aantrekkelijkheid van het beroep.

Van werkgeverszijde ervaart men een noodzaak om te kunnen beantwoorden aan de specifieke zorgbehoeften van cliënten en te kunnen inspelen op actuele zorgvragen. Op deze manier wordt de zorgverlening gebaseerd op de zorgnood van de cliënt op momenten dat cliënten deze zorg nodig hebben en kan worden afgestapt van het standaard zorgaanbod.

Ook vanuit organisatorische redenen dringt een flexibele arbeidsregeling zich op.

De collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2018 (registratienummer : in aanvraag) betreffende de continue dienstverlening blijft onverminderd van toepassing.

Art. 5.Vrijwilligheid § 1. Alle werknemers - zowel bestaande werknemers als werknemers die nieuw in dienst treden - hebben de keuze tussen enerzijds de flexibele werkregeling en anderzijds de werkregeling die binnen het algemeen wettelijk kader kan worden toegepast. § 2. De werknemer die in het flexibel werksysteem wil stappen, geeft dit te kennen : - bij de indiensttreding, door het ondertekenen van een addendum als bijlage bij de nieuwe arbeidsovereenkomst; - indien de werknemer reeds in dienst is, door het ondertekenen van een addendum aan de lopende arbeidsovereenkomst. § 3. De vrijwilligheid wordt gegarandeerd door de mogelijkheid voor de werknemers om uit het flexibele werksysteem te stappen conform het deel IV - Terugkeermogelijkheid van deze regeling.

II. Verzorgenden en oppassers HOOFDSTUK I. - Principes van flexibel werken

Art. 6.§ 1. De werknemers worden tewerkgesteld door middel van een variabel uurrooster met een variabel arbeidsritme met annualisering. § 2. Om de voorspelbaarheid van dit werkregime te verhogen, wordt dit flexibel werkregime gebaseerd op een referentie-uurrooster dat in onderling overleg wordt overeengekomen en door de dienst dient nageleefd te worden. § 3. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur wordt in de individuele arbeidsovereenkomst vastgelegd. § 4. De grenzen van de arbeidsduur in de artikelen 19, 20, 20bis en 27 van de arbeidswet mogen overschreden worden op voorwaarde dat : - de dagelijkse arbeidstijd 9 uren niet overschrijdt; - de wekelijkse arbeidstijd 45 uren niet overschrijdt; - de wekelijkse arbeidsduur over een periode van één jaar (52 weken) de grenzen van de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde wekelijkse arbeidsduur niet overschrijdt.

Over een periode van één jaar (52 weken) bedraagt het maximum aantal te presteren arbeidsuren aldus 52 weken x de voltijdse arbeidsduur van toepassing in de onderneming. § 5. De referteperiode van 1 jaar waarover de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur gemiddeld moet nageleefd worden, wordt vastgelegd van 1 oktober tot 30 september, tenzij hiervan op ondernemingsniveau wordt afgeweken. Afhankelijk van de effectieve ingangsdatum van de collectieve arbeidsovereenkomst, wordt een beginreferteperiode vastgelegd die eveneens kan afwijken van de algemene referteperiode van 1 oktober tot en met 30 september. § 6. Uren die meer gepresteerd worden dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zijn plusuren. Uren die minder gepresteerd worden dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur zijn minuren. § 7. Werknemers in het flexibel werksysteem kunnen de ene week meer uren (opbouw plusuren of afbouw minuren) en een andere week minder uren (afbouw plusuren of opbouw minuren) presteren dan de in hun arbeidsovereenkomst opgenomen gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, voor zover de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur over de referteperiode wordt gerespecteerd. § 8. Indien een werknemer na het overschrijden van de jaargrens getroffen wordt door een gerechtvaardigde afwezigheid tot het einde van de referteperiode, blijven de gepresteerde plusuren verworven en worden zij vergoed a rato van 100 pct.. § 9. Wanneer de werkgever de nieuwe arbeidsregeling invoert, moet hij voorafgaandelijk aan de werknemers schriftelijk informatie verstrekken omtrent het soort van arbeidssysteem en omtrent de factoren die de invoering ervan rechtvaardigen. De ondernemingsraad ontvangt deze informatie, bij ontstentenis het comité voor preventie en bescherming op het werk, bij ontstentenis de vakbondsafvaardiging. Bij ontstentenis van vakbondsafvaardiging wordt de informatie aan elke werknemer individueel verstrekt. § 10. Overeenkomstig artikel 5 van de wet van 17 maart 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/03/1987 pub. 18/03/2010 numac 2010000131 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten wordt het arbeidsreglement automatisch in overeenstemming gebracht met de nieuwe arbeidsregeling. HOOFDSTUK II. - Schommelingen in de arbeidstijd

Art. 7.§ 1. De ondernemingen stellen een nieuw arbeidsregime in met een arbeidsduur van maximum 9 uur per dag en 45 uur per week. § 2. Per werknemer zijn het aantal minuren en het aantal plusuren begrensd, waarbij de opvolging van de grenzen op een administratief eenvoudige manier wordt geregeld. Voor werknemers die meer dan halftijds werken, wordt de grens vastgelegd op 16 minuren en 48 plusuren. Voor werknemers die halftijds of minder werken, wordt de grens vastgelegd op 8 minuren en 24 plusuren. § 3. Wanneer deze grens bereikt wordt, moeten de min- of plusuren eerst worden weggewerkt vooraleer bijkomende min- of plusuren op de teller kunnen worden opgenomen. HOOFDSTUK III. - Referentieuurrooster

Art. 8.§ 1. Elke werknemer heeft een referentie-uurrooster dat als uitgangspunt dient voor zijn/haar werkregeling. De flexibiliteit zorgt ervoor dat er wekelijks wijzigingen kunnen zijn ten opzichte van het referentie-uurrooster. § 2. Bij werknemers met een voltijds arbeidsritme in dit flexibel werksysteem zal het referentie-uurrooster verspreid worden over 5 werkdagen. § 3. Werknemers in dit flexibel werksysteem hebben de mogelijkheid om een vast vrij dagdeel (voormiddag, namiddag, avond) aan te duiden waarop zij niet tewerkgesteld willen worden. Dit vast vrij dagdeel wordt vermeld in de individuele arbeidsovereenkomst. Het referentie-uurrooster zal over de overige dagdelen verspreid worden. § 4. In overleg met en na goedkeuring van de directe leidinggevende zal de werknemer in het flexibel werksysteem bij zijn/haar aanvraag tot tijdskrediet of thematisch verlof (ouderschapsverlof, medische bijstand, palliatief verlof) zijn/haar vrije dag(en) in het kader van tijdskrediet of thematisch verlof kunnen vastleggen. Het referentie-uurrooster zal over de overige werkdagen verspreid worden. HOOFDSTUK IV. - Loon, bijkomende prestaties voor deeltijdse werknemers, overwerk, overloon en inhaalrust

Art. 9.Loon § 1. De werknemers krijgen op het einde van de maand een loon uitbetaald volgens de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur. § 2. Indien een werknemer meer of minder werkt ten opzichte van het referentie-uurrooster, heeft dit geen invloed op het maandelijks loon.

Ook afwezigheden waarvoor gewaarborgd loon verschuldigd is, hebben geen invloed op het maandelijks loon. § 3. Als een werknemer afwezig is, worden de uren tijdens sommige periodes van afwezigheid wel als gepresteerd in aanmerking genomen voor de opbouw of afbouw van het aantal plusuren of minuren : - Klein verlet : de uren afwezigheid tijdens een volledige dag onvoorzien klein verlet worden als gepresteerd beschouwd ten belope van het bekendgemaakt uurrooster en tijdens voorzienbaar klein verlet ten belope van het referentie-uurrooster; - Feestdag : de uren afwezigheid tijdens een feestdag worden als gepresteerd beschouwd ten belope van het bekendgemaakt uurrooster, met een minimum van 1/5de van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur; - Arbeidsongeschiktheid : de uren afwezigheid tijdens een dag arbeidsongeschiktheid worden als gepresteerd beschouwd ten belope van het bekendgemaakt uurrooster. Indien de ziekteperiode langer loopt dan het bekendgemaakt uurrooster, worden de uren afwezigheid : - voor voltijdse werknemers als gepresteerd beschouwd ten belope van 1/5de van de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur per volledige dag ziekte; - voor deeltijdse werknemers als gepresteerd beschouwd ten belope van het referentie-uurrooster.

Art. 10.Bijkomende prestaties voor deeltijdse werknemers § 1. Bijkomende prestaties zijn uren die de contractuele arbeidsduur van de deeltijdse werknemer overschrijden zonder de normale arbeidsduur van de voltijdse werknemers te overschrijden. Bij een variabel arbeidsritme en variabel uurrooster is er sprake van bijkomende prestaties wanneer : - de werknemer werkt buiten het bekendgemaakte uurrooster; - de werknemer heeft gewerkt bovenop de contractuele arbeidsduur. § 2. Het urenkrediet voor bijkomende prestaties waarvoor de werkgevers geen toeslag voor overloon verschuldigd zijn, wordt voor deeltijdse werknemers met een variabel uurrooster vastgesteld op 4 uren x het aantal weken begrepen in de referteperiode (met een maximum van 208 uren). § 3. De omwisseling van uurroosters tussen werknemers onderling of de verschuiving van uurroosters op verzoek van de werknemer, blijven uit het krediet van bijkomende prestaties. Op het niveau van de organisatie wordt aantoonbaar gemaakt van wie de vraag tot omwisseling of verschuiving van uurroosters afkomstig is.

Art. 11.Overwerk, overloon en inhaalrust § 1. Er is sprake van overwerk : - wanneer men meer werkt dan 9 uur per dag of 45 uur per week; - wanneer men de contractuele arbeidsduur na afloop van de referteperiode overschrijdt, met uitzondering van het eventuele over te dragen urenkrediet zoals vermeld in artikel 9, § 4; - wanneer men de interne grens van plusuren zoals vermeld in artikel 5 overschrijdt; - wanneer het urenkrediet bijkomende prestaties zoals vermeld in artikel 8, § 2 overschreden wordt. § 2. Werknemers in het flexibel werksysteem hebben de keuze om het overwerk te compenseren door : - opname in 100 pct. inhaalrust en 50 pct. toeslag in geld; - 150 pct. inhaalrust. § 3. Bij de instap in het flexibel werksysteem maakt de werknemer zijn/haar keuze schriftelijk kenbaar. Deze keuze kan nadien 3 maanden vóór het einde van de jaarlijkse referteperiode gewijzigd worden op eenvoudig schriftelijk verzoek. § 4. Werknemers die meer dan halftijds werken, kunnen een krediet van 24 uren overdragen op het einde van de referteperiode naar een volgende referteperiode zonder dat hier enige toeslag voor verschuldigd is.

Werknemers die halftijds of minder werken, kunnen een krediet van 16 uren overdragen op het einde van de referteperiode naar een volgende referteperiode zonder dat hier enige toeslag voor verschuldigd is.

Minuren op het einde van de referteperiode zijn verworven voor de medewerker. Dit saldo wordt niet overgedragen naar een volgende referteperiode. HOOFDSTUK V. - Opname plus- en minuren

Art. 12.§ 1. De werknemer in het flexibel werksysteem heeft de mogelijkheid om wekelijks op donderdag van week X aan de leidinggevende te laten weten op welk tijdstip zij/hij in de tweede daaropvolgende week (week X + 2) plusuren wenst te recupereren of bij gebrek aan plusuren toch minder wil werken dan de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur en zo minuren wenst te realiseren. De leidinggevende zal bij de opmaak van de uurroosters van de daaropvolgende week met deze aanvraag rekening houden en kan enkel omwille van de continuïteit van de dienstverlening deze aanvraag weigeren.

In geval van dringende noodzakelijkheid zal door de leidinggevende de nodige welwillendheid aan de dag gelegd worden in verband met het respecteren van de termijn voor het indienen van de aanvragen zoals hierboven uiteengezet wordt. § 2. Compensatie van plusuren of het realiseren van minuren die na overleg minimum 6 weken op voorhand worden aangevraagd en goedgekeurd door de leidinggevende, kunnen vastgeklikt worden. De werknemer kan zeker zijn - behoudens overmacht - dat hij/zij tijdens de vastgeklikte periode ook effectief inhaalrust (recuperatie plusuren) of realisatie van minuren heeft. Het vastklikken van plus- of minuren kan de referteperiode zoals bepaald in huidige collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijden. § 3. De werknemer krijgt een overzicht van de min- en plusuren via zijn loonfiche of via een ander volwaardig alternatief (bijvoorbeeld online toepassing). § 4. De regeling van de realisatie en opname van plusuren en het realiseren van minuren is het voorwerp van een voortdurende dialoog tussen leidinggevende en werknemer.

III. Schoonmaakhulpen HOOFDSTUK I. - Principes van flexibel werken

Art. 13.De schoonmaakhulpen die onder het toepassingsgebied van deze regeling vallen, worden tewerkgesteld door middel van een vast arbeidsritme met een variabel uurrooster. Deze regeling is enkel mogelijk voor deeltijdse schoonmaakhulpen. Voor voltijdse schoonmaakhulpen wordt geen flexibele werkregeling voorzien in onderhavige tekst. HOOFDSTUK II. - Bijkomende prestaties

Art. 14.§ 1. Het urenkrediet voor bijkomende prestaties waarvoor de werkgevers geen toeslag voor overloon verschuldigd zijn, wordt voor deeltijdse werknemers met een variabel uurrooster vastgesteld op 4 uren x het aantal weken begrepen in de referteperiode (met een maximum van 208 uren). § 2. De omwisseling van uurroosters tussen werknemers onderling of de verschuiving van uurrooster op verzoek van de werknemer, blijven uit het krediet van bijkomende prestaties. § 3. Werknemers in dit flexibel werksysteem hebben de mogelijkheid om een vast vrij dagdeel (voormiddag, namiddag, avond) aan te duiden waarop zij niet tewerkgesteld willen worden. Dit vast vrij dagdeel wordt vermeld in de individuele arbeidsovereenkomst. Het referentie-uurrooster zal over de overige dagdelen verspreid worden IV. Terugkeermogelijkheid HOOFDSTUK I. - Voor onbepaalde tijd

Art. 15.§ 1. Indien de werknemer niet langer wenst tewerkgesteld te worden in het flexibel werksysteem, kan hij/zij mits een opzeggingsperiode van 3 maanden een aanvraag richten om over te schakelen naar het systeem waarin hij/zij werkte vóór de overstap naar het flexibel systeem of voor nieuwe werknemers om over te schakelen naar een overeen te komen vast arbeidsritme. Deze aanvraag dient schriftelijk te gebeuren. § 2. De werkgever zal zo snel als mogelijk deze aanvraag beantwoorden en uiterlijk binnen de maand na de verzending van de aanvraag. In geval van weigering, dient de werkgever op de vraag van de werknemer in te gaan binnen de 6 maanden na diens aanvraag. HOOFDSTUK II. - Voor bepaalde duur

Art. 16.§ 1. Een tijdelijke terugkeer naar het basisuurrooster is eveneens voor alle werknemers mogelijk omwille van dwingende familiale en persoonlijke redenen. Deze aanvraag dient schriftelijk te gebeuren. § 2. De werkgever zal zo snel als mogelijk antwoord geven aan deze aanvraag en uiterlijk binnen de 2 weken na de verzending van de aanvraag. De werkgever kan enkel weigeren bij manifeste ongegrondheid van de aangehaalde redenen. § 3. De werknemer kan bij positief antwoord van de werkgever gedurende 6 maanden volgens het basisuurrooster werken. Indien de onverwachte familiale of persoonlijke redenen dan nog bestaan, kan die periode met maximaal 6 maanden verlengd worden. Daarna werkt de werknemer terug volgens de flexibele werkregeling.

V. Mogelijkheid om een deeltijdse arbeidsovereenkomst om te zetten in een voltijdse arbeidsovereenkomst

Art. 17.§ 1. De flexibele arbeidsregeling heeft geenszins het opzet om het aantal deeltijds tewerkgestelde werknemers te verhogen. § 2. Een deeltijdse werknemer die voltijds wenst te werken, krijgt conform artikel 4 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, gewijzigd door collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35bis van 9 februari 2000, voorrang op een voltijdse vacature.

VI. Bevoegdheid van de sociale overlegorganen

Art. 18.De werknemersdelegatie krijgt in de diverse sociale overlegorganen het recht om informatie in te winnen over flexibele contracten en het ziektecijfer. Een overzicht van het aantal werknemers die werken volgens deze flexibele werkregeling en een overzicht van de min- en plusuren wordt standaard aangeboden.

VII. Overgangsmaatregel en inwerkingtreding

Art. 19.§ 1. De ondernemingen hebben vanaf de datum van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst zoals bepaald in artikel 18, de tijd om overgangsmaatregelen af te spreken op ondernemingsniveau waarbij de overgangsperiode maximaal 9 maanden kan duren. § 2. De overgangsperiode dient ervoor om zich in regel te stellen met de bepalingen van deze sectorale collectieve arbeidsovereenkomst. Na deze overgangsperiode van maximaal 9 maanden zullen de flexibele regelingen zoals opgenomen in de bestaande ondernemings-collectieve arbeidsovereenkomsten niet meer worden toegepast. § 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van de sectorale maatregelen kwaliteit en uitbreidingsbeleid, zoals afgesproken in het 5de Vlaams intersectoraal akkoord. § 4. De hierboven vermelde bepalingen kunnen enkel toegepast worden onder voorbehoud dat de financiering is opgenomen in de betoelagingsreglementering van de subsidiërende overheid. § 5. Partijen evalueren deze collectieve arbeidsovereenkomst tussen 1 januari 2021 en 30 september 2021.

Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur van 3 jaar. Zij treedt in werking op 1 oktober 2018 en eindigt van rechtswege op 30 september 2021.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 oktober 2018.

De Minister van Werk, K. PEETERS

^