Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 14 september 2007
gepubliceerd op 16 oktober 2007

Koninklijk besluit betreffende de minimumnormen, de inplanting en de aanwending van de door de politiediensten gebruikte opsluitingsplaatsen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2007000147
pub.
16/10/2007
prom.
14/09/2007
ELI
eli/besluit/2007/09/14/2007000147/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 SEPTEMBER 2007. - Koninklijk besluit betreffende de minimumnormen, de inplanting en de aanwending van de door de politiediensten gebruikte opsluitingsplaatsen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de aanbevelingen van 17 oktober 2002 van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen;

Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies van de Inspecteur van financiën, gegeven op 2 september 2005;

Gelet op het advies van de Minister van Justitie, gegeven op 23 januari 2007;

Gelet op het advies 40.604/2 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « politiecel » : de infrastructuur voor de opsluiting van één persoon voor een maximale duur van in principe 24 uren;2° « wachtcel » : de infrastructuur voor de opsluiting van één persoon voor een duur van maximaal 3 uren;3° « mobiele cel » : de verplaatsbare infrastructuur voor de opsluiting van één of meerdere personen;4° « collectieve cel » : infrastructuur voor de opsluiting van meerdere personen;5° « cellencomplex » : een geheel van meer dan vijf politiecellen die in éénzelfde gebouw gegroepeerd zijn;6° « toezichtslokaal » : een infrastructuur die speciaal ingericht is voor het onder toezicht houden van één of meerdere minderjarigen;7° « opsluitingsplaats » : één van de infrastructuren bedoeld in 1° tot 6° die wordt gebruikt door de politiediensten om één of meerdere personen op te sluiten die het voorwerp uitmaken van een bestuurlijke of gerechtelijke vrijheidsberoving;8° « sas » : systeem dat het ongecontroleerd binnen- of buitengaan van personen verhindert;9° « fouilleringsruimte » : een ruimte ingericht voor het discreet uitvoeren van fouilleringen in de zin van de wet op het politieambt;10° « opbergruimte » : de ruimte bestemd voor het tijdelijk bewaren van de persoonlijke voorwerpen van een persoon tijdens zijn vrijheidsberoving;11° « beheerder » : het personeelslid van de federale of lokale politie belast met de organisatie van de opsluitingsplaats. HOOFDSTUK II. - Inplanting

Art. 2.De opsluitingsplaatsen mogen niet waarneembaar zijn vanuit een voor het publiek toegankelijke zone.

Art. 3.Een cellencomplex en een collectieve cel omvatten een sas, een fouilleringsruimte, een opbergruimte en een sanitaire ruimte met minimaal één douche. Een cellencomplex en een collectieve cel kunnen enkel worden ingericht in de infrastructuur en onder toezicht van een permanent bezette politiedienst.

Art. 4.Een toezichtslokaal wordt steeds afgescheiden van andere opsluitingsplaatsen.

Art. 5.Elke politiecel omvat een toilet. De personen opgesloten in de andere opsluitingsplaatsen moeten de mogelijkheid krijgen om hun natuurlijke behoeften te doen. HOOFDSTUK III. - Technische normen Afdeling 1. - Gemeenschappelijke normen

Art. 6.Een opsluitingsplaats, vast of mobiel, voldoet aan de volgende technische normen : 1° minimaal en overal een vrije hoogte van 2,5 m hebben;2° een verlichtingsniveau hebben dat het permanent toezicht, al dan niet elektronisch, verzekert en het lezen en schrijven mogelijk maakt;3° een verluchting hebben die het verversen van het luchtvolume met minimaal 30 m3 per uur toelaat;4° een verwarming hebben die, tijdens het gebruik van de opsluitingsplaats, een temperatuur van minimaal 18°C verzekert. Afdeling 2. - Specifieke normen

Art. 7.Elke opsluitingsplaats wordt opgebouwd uit gemakkelijk te desinfecteren materialen, bestand tegen fysiek geweld. De deuren hebben minimaal 3 verankeringspunten die niet via de binnenzijde toegankelijk zijn. De deuren draaien steeds naar buiten open. De inrichting van de opsluitingsplaats is zodanig opgevat dat verwondingen, zelfverminking en suïcidaal gedrag worden bemoeilijkt.

De leidingen alsmede de bediening van de verlichting en de verwarming evenals het spoelmechanisme van het toilet zijn niet via de binnenzijde van de opsluitingsplaats bereikbaar.

Art. 8.De materialen gebruikt in de opsluitingsplaatsen zijn minimaal brandwerend of brandvertragend (klasse 2), behoudens strengere normen opgelegd door de bevoegde overheden.

Een branddetectiesyteem en een evacuatieplan, goedgekeurd door de plaatselijke brandweercommandant overeenkomstig de ter zake geldende normen, zijn aanwezig in elk cellencomplex.

De beheerder van een cellencomplex voorziet in de nodige inwendige reglementen voor de controle op de toepassing van de bepalingen van dit besluit en is verantwoordelijk voor het welzijn van de van hun vrijheid beroofde personen.

Art. 9.De opsluitingsplaatsen moeten van buiten uit geobserveerd kunnen worden zonder de deur te moeten openen. Zij worden uitgerust met een communicatiesysteem, waarvan het signaal op een permanent bezette dienst moet toekomen.

Art. 10.In opsluitingsplaatsen mogen camera's de bewaking helpen verzekeren op voorwaarde dat de opgesloten personen minimum de privacy genieten bij het gebruik van het toilet.

De aanwezigheid van camera's moet aan alle opgesloten personen uitdrukkelijk worden gemeld, behoudens andersluidende beslissing van de gerechtelijke overheid.

Art. 11.Een politiecel : 1° heeft minimaal 4,5 m2 vloeroppervlakte;2° heeft een verankerde rustbank van 200 cm bij 90 cm om een verblijf in menswaardige omstandigheden te kunnen doorbrengen met minstens een deken, een matras en een drinkbeker;3° heeft, in geval van een verblijfsduur van meer dan 24 uur, een minimale oppervlakte van 7 m2 en omvat een verankerde tafel en zitmogelijkheid.

Art. 12.Een wachtcel heeft minimaal 4 m2 vloeroppervlakte en is minimaal met een verankerde zitmogelijkheid uitgerust.

Art. 13.Een toezichtslokaal heeft minimaal 5 m2 vloeroppervlakte en is minimaal uitgerust met een verankerde tafel en zitmogelijkheid.

De toezichtslokalen zijn met een agressiebestendige deur uitgerust, zonder het uitzicht te hebben van een celdeur. Traliewerk is niet toegelaten. Deze lokalen omvatten agressiebestendig meubilair.

Art. 14.In een collectieve cel is voor elke persoon minimaal 2 m2 beschikbaar. Binnen deze minimale oppervlakte beschikt elke opgeslotene over een verankerde zitmogelijkheid.

Art. 15.De collectieve cellen en cellencomplexen beschikken over de nodige infrastructuur om de maaltijden op een hygiënische manier te kunnen bewaren en verdelen. HOOFDSTUK IV. - Bijzondere omstandigheden

Art. 16.Andere opsluitingsplaatsen dan de collectieve cellen kunnen uitzonderlijk voor meerdere personen van hetzelfde geslacht gebruikt worden voor zover de opsluiting niet langer dan 3 uren duurt en er per persoon een vrije oppervlakte van 2 m2 in acht wordt genomen. HOOFDSTUK V. - Overgangsbepaling

Art. 17.De bestaande opsluitingsplaatsen alsmede de nog niet bestaande opsluitingsplaatsen waarvan de aanbesteding der werken dateert van vóór de inwerkingtreding van dit besluit, moeten uiterlijk binnen de 20 jaar na die inwerkingtreding aan de minimale normen van dit besluit zijn aangepast, met uitzondering van de bepalingen van artikel 11 waaraan uiterlijk, naar gelang van het geval, binnen de drie jaar na oplevering of na inwerkingtreding van dit besluit moet zijn voldaan.

Art. 18.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 19.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 14 september 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^