Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 april 2002
gepubliceerd op 28 juni 2002

Koninklijk besluit betreffende de erkenning als kinesitherapeut en de erkenning van bijzondere beroepstitels en bijzondere bekwaamheden

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022343
pub.
28/06/2002
prom.
15/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/15/2002022343/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 APRIL 2002. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning als kinesitherapeut en de erkenning van bijzondere beroepstitels en bijzondere bekwaamheden


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat ik de eer heb voor ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de procedure te bepalen betreffende de erkenning als kinesitherapeut en betreffende de erkenning voor het voeren van een bijzondere beroepstitel of het zich beroepen op een bijzondere bekwaamheid.

De ontworpen regeling vindt zijn rechtsgrond in respectievelijk artikel 21bis, § 2 en artikel 35sexies van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Artikel 21bis, § 2, bepaalt dat de Koning voorwaarden en de regels kan bepalen voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de erkenning voor het voeren van de titel van kinesitherapeut en voor het uitoefenen van de kinesitherapie.

Artikel 35sexies, bepaalt dat de erkenning voor het voeren van een bijzondere beroepstitel of het zich beroepen op een bijzondere beroepsbekwaamheid, toegekend wordt overeenkomstig de door de Koning bepaalde procedure.

Artikel 47, § 1, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 78 voorziet dat de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 21bis in Ministerraad overlegd worden. Ze worden genomen na raadpleging door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie en van de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde.

Paragraaf 2 van hetzelfde artikel bepaalt : « Indien een in § 1, bedoeld koninklijk besluit afwijkt van het advies verstrekt door de Nationale Raad voor de Kinesitherapie, moet dit advies samen met het verslag aan de Koning dat de afwijking tussen het koninklijk besluit en het advies rechtvaardigt, en met de tekst ervan, worden bekendgemaakt. » Het advies van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie voorziet in artikel 4, § 1, 3°, dat de kamers van de erkenningscommissie ermee belast zijn de Nationale Raad op diens verzoek een met redenen omkleed advies te verstrekken over de voorwaarden voor de erkenning van de kinesitherapeuten en over de voorwaarden tot erkenning waarbij de kinesitherapeuten ertoe gemachtigd worden een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaamheid te beroepen.

Deze bevoegdheid wordt in deze zin uitgebreid dat de kamers van de erkenningscommissie ook op eigen initiatief advies kunnen uitbrengen aan de Nationale Raad. Het is immers logisch dat de kamers van de erkenningscommissie, indien zij op grond van hun bevindingen het noodzakelijk vinden een met redenen omkleed advies te verstrekken aan de Nationale Raad, zonder hierom verzocht te zijn, in de mogelijkheid moeten zijn dit - op grond van dit besluit - op eigen initiatief te kunnen doen.

Met toepassing van respectievelijk artikel 27 en artikel 49 van de wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, wordt het opschrift van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies vervangen door « Koninklijk besluit nr. 78 betreffende de gezondheidszorgberoepen » en worden in de Nederlandse tekst de woorden « beroepsbekwaming » en « bekwamingen » vervangen door de woorden « beroepsbekwaamheid » en « bekwaamheden ».

De Raad van State heeft zijn advies 31.852/1/V uitgebracht op 26 juli 2001. Waar de Raad van State tekstvoorstellen doet worden deze in het ontwerp overgenomen, waar de Raad van State geen tekstvoorstellen doet wordt het ontwerp met respect voor het advies van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie aan het advies van de Raad van State aangepast. Tot slot wordt afgeweken van het advies van de Raad van State wat betreft het weglaten van het ontworpen artikel 23 dat bepaalt dat het besluit inwerking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De Raad van State is van mening dat er geen bijzondere rede lijkt te zijn om af te wijken van de normale regeling inzake de inwerkingtreding van koninklijke besluiten en dat het ontworpen artikel 23 dan ook dient weggelaten.

Het behouden van het artikel enerzijds en het weglaten van het artikel anderzijds heeft tot gevolg dat het koninklijk besluit of wel bij publicatie of tien dagen na publicatie inwerking treedt.

Om twee redenen wordt het artikel in gewijzigde vorm toch weerhouden.

De overgangsperiode van één jaar voor het aanvragen van de erkenning, door de personen die op dit ogenblik reeds de kinesitherapie beoefenen, gaat immers in bij de inwerkingtreding van het besluit. Bij ongewijzigd behouden of weglaten van het artikel zouden deze aanvragen en het behandelen ervan grotendeels samenvallen met de aanvragen van de afgestudeerden van dit academiejaar.

Deze samenloop moet voorkomen worden aangezien deze laatste in voorkomend geval niet van de overgangsmaatregelen kunnen genieten en zonder erkenning door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort het beroep van kinesitherapeut niet kunnen uitoefenen en geen erkenning kunnen aanvragen bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

De inwerkingtreding na het lopende academiejaar waarborgt aan alle afgestudeerden in de kinesitherapie dezelfde rechten uit de overgangsmaatregelen.

Het is tevens wenselijk dat alle betrokken instanties tijdig op de hoogte gebracht worden van de bepalingen van dit besluit om alzo de nodige maatregelen te kunnen treffen voor de toepassing ervan.

Om die redenen voorziet het gewijzigde artikel 23 in de inwerkingtreding van het besluit op 1 oktober 2002.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET

Advies 31.852/1/V VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste vakantiekamer, op 19 juni 2001 door de Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu verzocht haar van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de erkenning voor de uitoefening van de kinesitherapie », heeft op 26 juli 2001 het volgende advies gegeven : STREKKING VAN ONTWERP Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe de nadere regels vast te stellen i.v.m. de procedure voor het verkrijgen, het behoud en de intrekking van de erkenning als kinesitherapeut (erkenning bedoeld in artikel 21bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies), en van de erkenning die vereist is om als kinesitherapeut een bijzondere beroepstitel te mogen dragen of om zich te mogen beroepen op een bijzondere beroepsbekwaming (erkenning bedoeld in artikel 35quater van het koninklijk besluit nr. 78).

Daartoe voorziet het ontwerp in de oprichting van twee organen : een erkenningscommissie van kinesitherapeuten en een commissie van beroep.

Deze commissies zijn ermee belast, respectievelijk in eerste aanleg en in beroep, aan de minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort advies te geven over de aanvragen tot het verkrijgen van de hiervóór genoemde erkenningen en over de eventuele intrekking ervan.

Het ontwerp bevat bepalingen i.v.m. de organisatie, de samenstelling, de opdracht en de werking van de genoemde commissies, en regelt de procedure die door de aanvrager, de commissies en de minister moet worden gevolgd.

Het ontwerp blijkt in grote mate afgestemd op hetgeen, i.v.m. de erkenning van geneesheren-specialisten en huisartsen, is bepaald in het koninklijk besluit van 21 april 1983 tot vaststelling van de nadere regelen voor erkenning van geneesherenspecialisten en van huisartsen.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift Het opschrift dekt niet de volledige inhoud van het ontwerp. Er wordt met name niet verwezen naar de erkenning die vereist is om een bijzondere beroepstitel te dragen of om zich op een bijzondere beroepsbekwaming te beroepen.

Aanhef 1. In het eerste lid van de aanhef dient enkel te worden verwezen naar de bepalingen die de rechtsgrond vormen voor het ontworpen besluit, zijnde de artikelen 21bis, § 2, en 35sexies van het koninklijk besluit nr.78. De verwijzingen naar de artikelen 21ter, § 2, en 35quater kunnen m.a.w. beter weggelaten worden. 2. Ermee rekening houdend dat de voorliggende adviesaanvraag is ingediend met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, dient het zevende lid van de aanhef te worden vervangen door twee leden, luidend als volgt : « Gelet op de beslissing van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; Gelet op het advies 31.852/1/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; ».

Artikel 1 In de Nederlandse tekst van 3° kan de term « erkenningscommissie van kinesitherapeuten » misschien beter vervangen worden door « commissie voor de erkenning van kinesitherapeuten » of « erkenningscommissie voor kinesitherapeuten ».

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 2, 1°.

Artikel 3 1. Gelet op de definitie van het begrip « erkenningscommissie » in artikel 1, 3°, dienen in artikel 3, § 1, de woorden « erkenningscommissie van kinesitherapeuten » te worden vervangen door « erkenningscommissie ».2. In de Franse tekst van paragraaf 5 vervange men de woorden « des commissions d'agrément » door « de la commission d'agrément ». Deze opmerking geldt eveneens voor de artikelen 3, § 6, en 4, § 1, inleidende zin. 3. De Nederlandse en de Franse tekst van de laatste volzin van paragraaf 5 stemmen niet helemaal overeen (« volgens de in § 2 van dit artikel bepaalde procedure »/« selon la procédure déterminée dans le présent article »).4. De Nederlandse en de Franse tekst van het laatste zinsdeel van paragraaf 6 stemmen evenmin helemaal overeen (« niet meer daadwerkelijk onderwijs verstrekken »/« ne dispensent plus aucun enseignement »). Artikel 4 Om het toepassingsgebied van de ontworpen regeling duidelijker aan te geven, zou in paragraaf 1, 1° en 2°, telkens verwezen kunnen worden naar de wetsbepalingen die de respectieve erkenningen vereisen. Men verwijze dan in paragraaf 1, 1°, naar artikel 21bis, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78, en in paragraaf 1, 2°, naar artikel 35quater.

De gemachtigde ambtenaar is het hiermee eens.

Artikel 5 In de Franse tekst van paragraaf 1 schrijve men : « ... est formée d'une chambre d'expression française et d'une chambre d'expression néerlandaise,... ».

Artikel 6 In de Franse tekst van paragraaf 2, tweede lid, schrijve men : « En cas de parité des voix, ... ».

Artikel 7 De Nederlandse en de Franse tekst van de inleidende zin van het eerste lid stemmen niet helemaal overeen (« De voorzitters, de ondervoorzitters,... »/« Le président, le vice-président,... » ).

Artikel 9 Paragraaf 2 heeft betrekking op de personen die in het bezit zijn van een diploma als bedoeld in artikel 21bis, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 78, en die bovendien reeds erkend zijn door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeits-verzekering. Uit paragraaf 2, tweede lid, blijkt dat die personen de kinesitherapie verder mogen blijven uitoefenen zolang niet over hun aanvraag tot de in het ontwerp bedoelde erkenning als kinesitherapeut is beslist.

De bepaling van paragraaf 2, tweede lid, eerste volzin, wekt echter de indruk dat de betrokken personen hun aanvraag tot erkenning hoe dan ook moeten indienen binnen het jaar na de inwerkingtreding van het ontworpen besluit. Dit is allicht niet de bedoeling; het kan trouwens betwijfeld worden of de Koning, bij stilzwijgen van de wet, een dergelijke vervaltermijn voor de uitoefening van de rechten verbonden aan het diploma van kinesitherapeut zou kunnen opleggen. De bedoeling lijkt veeleer te zijn dat, als de bestaande houders van een dergelijk diploma hun aanvraag tot erkenning niet binnen het jaar indienen, zij zich niet kunnen beroepen op het voordeel van de ontworpen overgangsbepaling. Zij zullen dan m.a.w. moeten wachten, overeenkomstig de algemene regel, totdat zij de gevraagde erkenning verkregen hebben, alvorens de kinesitherapie te mogen uitoefenen.

Die draagwijdte van paragraaf 2 zou beter tot uiting moeten komen.

De Raad van State doet het volgende tekstvoorstel : « § 2. De personen die voldoen aan de voorwaarde bepaald bij artikel 21bis, § 2, tweede lid, van hetzelfde koninklijk besluit nr. 78, en die bovendien erkend zijn door de Dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, overeenkomstig artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, mogen de kinesitherapie blijven uitoefenen zolang niet over hun aanvraag tot erkenning is beslist, op voorwaarde dat die aanvraag wordt ingediend binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De personen die binnen de bedoelde termijn een aanvraag tot erkenning indienen, voegen bij hun aanvraag een document waaruit blijkt dat zij door de Dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliteits-verzekering erkend zijn. » Artikel 10 1. In de Franse tekst van het eerste lid schrijve men : « l'article 21bis, § 2, alinéa 2 ». 2. In de Franse tekst van het tweede lid, schrijve men : « A défaut des données requises,... ».

Artikel 11 1. Volgens paragraaf 1 doet de kamer over elke aanvraag tot erkenning uitspraak binnen een termijn van dertig dagen. Het is niet uitgesloten dat die termijn te kort zal blijken voor het behandelen van alle aanvragen die kort na de inwerkingtreding van het ontworpen besluit ingediend zullen worden.

Hierop gewezen, heeft de gemachtigde van de regering verklaard dat in het ontwerp best een overgangsbepaling wordt opgenomen, die voor de aanvragen die worden ingediend gedurende een nader te bepalen overgangsperiode in een langere termijn voor de behandeling ervan zou voorzien, of die minstens de mogelijkheid zou creëren om voor die aanvragen de termijn van één maand te verlengen. 2. De Franse tekst van paragraaf 2 zou beter worden gesteld als volgt : « La chambre statue sur pièces.Si les conditions prévues à l'article 21bis, § 2, alinéa 2, ou à l'article 54quater de l'arrêté royal n° 78 précité, ou celles fixées par Nous ne sont pas remplies, elle sursoit au prononcé de l'avis. » Artikel 12 In het tweede lid schrijve men : « ... geschiedt de kennisgeving aan de aanvrager bij een aangetekend schrijven, tegen afgiftebewijs ».

Artikel 13 Er is een gebrek aan overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst van paragraaf 1 (« hetzij op initiatief van de bevoegde kamer »/« soit suite à l'avis émis par la chambre compétente »). Dit moet worden weggewerkt.

Artikel 17 In het vierde lid wordt verwezen naar « de procedurevoorschriften » vervat in een aantal artikelen van het ontworpen besluit.

Die artikelen blijken echter niet louter procedurevoorschriften te bevatten. Het is dan ook beter om te bepalen dat « de bepalingen » van de bedoelde artikelen mutatis mutandis van toepassing zijn.

Artikel 18 In de Franse tekst schrijve men, in fine : « ..., il soumet le dossier à l'avis de la chambre compétente de la commission d'appel ».

Artikel 20 1. In paragraaf 1, eerste lid, dient de verwijzing naar artikel 16 te worden vervangen door een verwijzing naar artikel 18.2. De Nederlandse en de Franse tekst van paragraaf 1, vierde lid, stemmen niet helemaal overeen (« de bevoegde kamer van de commissie van beroep »/« la chambre »). Artikel 21 1. Volgens deze bepaling spreekt de kamer van de commissie van beroep zich uit binnen een termijn van dertig dagen. De stellers van het ontwerp dienen zich af te vragen of het aangewezen is om ook voor de commissie van beroep in een overgangsregeling te voorzien als die welke, i.v.m. de erkennings-commissie, door de gemachtigde van de regering wordt voorgesteld (zie de opmerking bij artikel 11). 2. In de Nederlandse tekst van de tweede volzin schrijve men : « ...en de conclusie (1) beantwoorden die door de verzoeker werd neergelegd ». 3. In de Franse tekst van de derde volzin schrijve men « <6;46>chambre compétente<6;46> » in plaats van « chambre ».

Artikel 23 Er lijkt geen bijzondere reden te zijn om af te wijken van de normale regeling inzake de inwerkingtreding van koninklijke besluiten. Artikel 23 dient dan ook weggelaten te worden De gemachtigde van de regering is het hiermee eens.

Artikel 24 In een uitvoeringsbepaling dient de minister vermeld te worden, niet met de titel die hem of haar is toegekend, maar door een verwijzing naar de aangelegenheid waarvoor hij of zij bevoegd is.

Men stelt dit artikel dan ook op als volgt : «

Art. 24.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit. » _______ Nota (1) In het enkelvoud. De vakantiekamer was samengesteld uit de Heren : W. Deroover, eerste voorzitter, P. Lemmens en L. Hellin, staatsraden, A. Spruyt, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. P. Lemmens.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. R. Thielemans, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de H. L. Van Calenbergh, adjunct-referendaris.

De griffier, De eerste voorzitter, A. Beckers. W. Deroover.

Advies van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie van 6 juli 1999 met betrekking tot een ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de erkenning voor de uitoefening van de kinesitherapie HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;2° De Nationale Raad : de Nationale Raad voor de Kinesitherapie;3° De erkenningscommissie : de erkenningscommissie van kinesitherapeuten. HOOFDSTUK II. - De organen, hun samenstelling en opdrachten

Art. 2.Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu worden opgericht : 1° een erkenningscommissie van kinesitherapeuten;2° een commissie van beroep.

Art. 3.§ 1. De erkenningscommissie van kinesitherapeuten bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer. § 2. Elke kamer van de erkenningscommissie is samengesteld uit : 1° vier leden, kinesitherapeuten, die de kinesitherapie uitoefenen en die een minimale ervaring van tien jaar bezitten, voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door hun representatieve beroepsverenigingen.2° vier leden, kinesitherapeuten, die sedert ten minste tien jaar daadwerkelijk onderwijs verstrekken in het universitair onderwijs in de kinesitherapie of in het hoger onderwijs buiten de universiteit in de kinesitherapie. Deze leden, waarvan twee uit de universiteiten en twee uit de hogescholen, worden voorgedragen op een lijst van dubbeltallen, voor wat de nederlandstalige kamer betreft, door respectievelijk de Vlaamse Interuniversitaire Raad enerzijds en de nederlandstalige leden van de « Belgische Federatie van Hogescholen voor Kinesitherapie anderzijds, en voor wat de franstalige kamer betreft, door de « Conseil interuniversitaire de la Communauté française » enerzijds en de Franstalige leden van de « Fédérarion belge des Hautes Ecoles en Kinésithérapie » anderzijds. § 3. Bij de eerste samenstelling van de kamers van de erkenningscommissie kunnen beschouwd worden als kinesitherapeuten de personen erkend door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op voorstel van de Erkenningsraad voor de kinesitherapeuten van dit instituut. § 4. Er is onverenigbaarheid tussen een mandaat in de erkenningscommissie en een mandaat in de Nationale Raad. § 5. De leden van de erkenningscommissie worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Zij blijven hun functie waarnemen tot de Minister over de hernieuwing van hun mandaat een beslissing heeft genomen of, in voorkomend geval, tot in hun vervanging is voorzien. In geval van overlijden, van ontslag of van intrekking van het mandaat van een lid benoemt de Minister om het lopend mandaat te voleindigen een nieuw lid volgens de in § 2 van dit artikel bepaalde procedure. § 6. De Minister kan op advies van de Nationale Raad een einde maken aan het mandaat van de leden van de kamers van de erkenningscommissie, die duidelijk blijk zullen gegeven hebben van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hen worden toevertrouwd of niet meer daadwerkelijk de kinesitherapie beoefenen of niet meer daadwerkelijk onderwijs verstrekken in de kinesitherapie. § 7. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering van de kamer van de erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 8. Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een ambtenaar aangewezen door de Minister.

Art. 4.§ 1. De kamers van de erkenningscommissie zijn ermee belast : 1° de Minister een met reden omkleed advies te verstrekken betreffende de aanvragen tot erkenning als kinesitherapeut;2° de Minister een met reden omkleed advies te verstrekken betreffende aanvragen tot erkenning waarbij de kinesitherapeut ertoe gemachtigd wordt een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaming te beroepen;3° de Nationale Raad op diens verzoek een met redenen omkleed advies te verstrekken over de voorwaarden voor de erkenning van de kinesitherapeuten en over de voorwaarden tot erkenning waarbij de kinesitherapeuten ertoe gemachtigd worden een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaamheid te beroepen. § 2. De erkenningscommissie of elke kamer kan te allen tijde aan de Nationale Raad een nota oversturen met haar advies of aanmerkingen over algemene of bijzondere aangelegenheden betreffende de uitoefening van de kinesitherapie. § 3. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de kamer aanwezig zijn.

Indien de leden van de kamer niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.

De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.

De beraadslagingen van de kamer zijn geheim. De adviezen moeten met redenen omkleed zijn.

Art. 5.§ 1. De commissie van beroep wordt gevormd door een nederlandstalige en een Franstalige kamer samengesteld uit de respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige leden van de Nationale Raad. § 2. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering van de kamer van de commissie van beroep voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 3. Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een ambtenaar aangewezen door de Minister.

Art. 6.§ 1. De kamers van de commissie van beroep zijn ermee belast uitspraak te doen, bij een met redenen omklede beraadslaging, over de beroepen ingesteld tegen de adviezen van de erkenningscommissies. § 2. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de kamer aanwezig zijn.

Indien de leden van de kamer niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.

De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.

De beraadslagingen van de kamer zijn geheim. De adviezen moeten met redenen omkleed zijn.

Art. 7.De voorzitters, de ondervoorzitters en de leden van de erkenningscommissie en commissie van beroep hebben recht op : 1° een presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 januari 1960 tot wijziging van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die het departement van Volksgezondheid en het Gezin afhangen.De leden ambtenaren kunnen alleen aanspraak erop maken in de mate waarin hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties vergt buiten hun gewone diensturen; 2° de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;3° de terugbetaling van de verblijfskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries. Voor de toepassing van dit artikel worden de leden niet-ambtenaar van de erkenningscommissie en de commissie van beroep gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bekleden van rang 15, 16 of 17. HOOFDSTUK III. - De erkenning Afdeling I. - De erkenning als kinesitherapeut

Art. 8.De aanvraag om erkenning als kinesitherapeut wordt bij een aangetekende brief bij de Minister ingediend door de belanghebbende door middel van een formulier dat door de directie Geneeskundepraktijk wordt bezorgd en waarvan het model door de Minister wordt bepaald.

De aanvraag is vergezeld van een eensluidend verklaard afschrift van het diploma of het document waarmee de onderwijsinstelling getuigt dat de verkrijger voor het eindexamen geslaagd is dat recht geeft op het vereiste diploma waaruit blijkt dat de betrokkene aan in artikel 21bis, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies gestelde vereisten voldoet, evenals, in voorkomend geval, van de bescheiden waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de voorwaarden die door Ons, met toepassing van het eerste lid van dezelfde paragraaf, kunnen worden bepaald.

De Minister zendt het aanvraagdossier voor advies door naar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Art. 9.§ 1. Wat de personen betreft die het voordeel genieten van artikel 54quater van hetzelfde koninklijk besluit nr. 78, moet de in artikel 8 bedoelde aanvraag vergezeld zijn van de bescheiden waaruit blijkt dat de betrokkene aan de voorwaarden van 1° of 2° van dit artikel 54quater voldoet. § 2. Wat de personen betreft die voldoen aan de in artikel 21bis, § 2, tweede lid van hetzelfde koninklijke besluit nr. 78 gestelde voorwaarden en door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering erkend zijn, overeenkomstig artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994, moet de aanvraag vergezeld zijn van de bescheiden waaruit blijkt dat de betrokkene aan door bovengenoemd Rijksinstituut erkend is overeenkomstig artikel 215 van bovengenoemde wet.

Voor het indienen van de aanvraag tot erkenning beschikken zij over één jaar vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Tijdens deze overgangsperiode en zolang niet over hun aanvraag tot erkenning is beslist, mogen ze de kinesitherapie blijven uitoefenen.

Art. 10.De bevoegde kamer van de erkenningscommissie vergelijkt de verstrekte gegevens met de door artikel 21bis, § 2, tweede lid of artikel 54quater van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 gestelde vereisten en, in voorkomend geval, met de voorwaarden door Ons bepaald.

Bij gemis aan de nodige gegevens, stelt zij de uitspraak van het advies uit en verzoekt zij de kandidaat de nodige toelichting te verstrekken.

Art. 11.§ 1. De kamer spreekt zich uit over de aanvraag tot erkenning als kinesitherapeut, binnen de dertig dagen na de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. § 2. De kamer doet uitspraak op stukken. Bij gemis aan overeenstemming met de door artikel 21bis, § 2, tweede lid of artikel 54quater van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 gestelde vereisten of met de voorwaarden door Ons bepaald, wordt de uitspraak van het advies in beraad gehouden.

In dat geval wordt de aanvrager, behoudens in geval van spoed, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier opnieuw wordt onderzocht, bij een aangetekende brief tegen afgiftebewijs, opgeroepen voor de kamer te verschijnen ten einde alle nuttige toelichtingen te verstrekken. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadsleden. Indien de aanvrager, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, kan de kamer uitspraak doen op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 3. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de aanvrager of zijn raadsman : het kan er gedurende vijftien dagen voor de zitting ter plaatse worden geraadpleegd.

Art. 12.De met redenen omklede adviezen van de kamer worden aan de Minister medegedeeld en binnen 30 dagen ter kennis gebracht van de aanvrager.

Indien het advies van de kamer negatief is, dan geschiedt de mededeling aan de aanvrager tegen afgiftebewijs.

Art. 13.§ 1. Wanneer de kinesitherapeut niet meer voldoet aan de erkenningscriteria kan de Minister hetzij op eigen initiatief hetzij op initiatief van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, de erkenning intrekken.

De Minister kan enkel op eigen initiatief handelen, nadat hij zijn voornemen aan de betrokkene kenbaar heeft gemaakt en hij het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie heeft ingewonnen. De bepalingen van artikel 11 zijn mutatis mutandis in deze gevallen toepasselijk. § 2. Het met redenen omklede advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie wordt aan de Minister medegedeeld en ter kennis gebracht van de betrokkene binnen de dertig dagen bij een aangetekend schrijven tegen afgiftebewijs.

Art. 14.De kinesitherapeut die niet langer de erkenning wenst te genieten die hem overeenkomstig dit besluit is verleend, moet hiervan de Minister schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval trekt de Minister de erkenning in.

Art. 15.De kinesitherapeut wiens erkenning werd ingetrokken met toepassing van artikel 13 of 14 van dit besluit, kan te allen tijde aan de Minister een nieuwe erkenning aanvragen.

De erkenningsprocedure verloopt volgens de bepalingen van de artikels 8, 10, 11 en 12 van dit besluit.

Art. 16.Indien binnen de termijn bepaald in artikel 19 geen beroep wordt aangetekend tegen de adviezen van de erkenningscommissie, neemt de Minister een beslissing.

Indien de erkenningscommissie geen advies heeft gegeven binnen de gestelde termijnen kan de Minister een beslissing nemen zonder advies.

De beslissing van de Minister wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een aangetekend schrijven tegen afgiftebewijs. Afdeling II. - Erkenning van bijzondere titels en bijzondere

bekwamingen.

Art. 17.De kinesitherapeut die de erkenning wenst te verkrijgen waarbij hij gemachtigd wordt een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaming te beroepen, moet zijn aanvraag om erkenning bij de Minister indienen bij aangetekend schrijven en dit bij middel van het door deze laatste vastgestelde formulier.

De aanvraag dient vergezeld te zijn van elk ter zake doend voor eensluidend verklaard bewijsstuk waarbij aangetoond wordt dat de kinesitherapeut aan de erkenningscriteria bepaald door de Minister voldoet.

De Minister zendt het aanvraagdossier voor advies door naar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

De procedurevoorschriften van de artikels 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 gelden mutatis mutandis ook voor de aanvragen van in dit artikel bedoelde erkennning. HOOFDSTUK IV. - De beroepsprocedure

Art. 18.Wanneer de Minister oordeelt het advies van de kamer van de erkenningscommissie niet te kunnen volgen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis met opgave van de redenen en deelt hem mede dat hij alvorens een beslissing te treffen, het dossier voor advies voorlegt aan de bevoegde kamer van de commissie van beroep.

Art. 19.Tegen elk advies van de kamer van de erkenningscommissie, dat hem betreft, kan de betrokkene beroep aantekenen.

Om ontvankelijk te zijn moet het beroep met redenen omkleed zijn en binnen dertig dagen na de kennisgeving van het advies, bij een aangetekende brief aan de Minister toegezonden worden.

De Minister legt het dossier voor advies voor aan de bevoegde kamer van de commissie van beroep.

Art. 20.§ 1. In geval van beroep of in geval van toepassing van artikel 16, wordt de betrokkene door de bevoegde kamer van de commissie van beroep gehoord.

De betrokkene wordt, behoudens in geval van spoed, ten minste vijftien dagen vóór de vergadering waarop zijn dossier wordt onderzocht, bij een aangetekende bief tegen afgiftebewijs opgeroepen.

Hij verschijnt persoonlijk en mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.

Indien de betrokkene, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, kan de bevoegde kamer van de commissie van beroep uitspraak doen op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 2. Vanaf de dag van de oproeping wordt het dossier op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokkene of zijn raadsman, waar het ter plaatse kan worden geraadpleegd.

Art. 21.De bevoegde kamer van de commissie van beroep spreekt zich uit binnen de dertig dagen na de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. Het advies moet met redenen omkleed zijn en de conclusies die door de verzoeker werden voorgelegd beantwoorden. De bevoegde kamer spreekt zich uit over de zaak in haar geheel.

Art. 22.De bevoegde kamer van de commissie van beroep deelt haar met redenen omklede advies mede aan de Minister. Indien de bevoegde kamer geen advies heeft gegeven binnen de gestelde termijnen, kan de Minister een beslissing nemen zonder advies. De beslissing van de Minister wordt ter kennis gebracht van de verzoeker bij een aangetekende brief tegen afgiftebewijs.

Secretarissen, Aurélie Somer Antoon Van Sande

15 APRIL 2002. - Koninklijk besluit betreffende de erkenning als kinesitherapeut en de erkenning van bijzondere beroepstitels en bijzondere bekwaamheden ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, inzonderheid op artikel 21bis, § 2 ingevoegd bij de wet van 6 april 1995 en artikel 35sexies, ingevoegd bij de wet van 19 december 1990;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie, gegeven op 6 juli 1999;

Gelet op de aanvraag die op 21 oktober 1999 bij de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde is ingediend en gelet op het feit dat geen advies is verstrekt binnen de termijn voorgeschreven in artikel 47, § 1, van voornoemd koninklijk besluit nr. 78;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 februari 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 oktober 2000;

Gelet op het akkoord van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 28 juli 2000;

Gelet op de beslissing van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies 31.852/1/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° De Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;2° De Nationale Raad : de Nationale Raad voor de Kinesitherapie;3° De erkenningscommissie : erkenningscommissie voor kinestherapeuten. HOOFDSTUK II. - De organen, hun samenstelling en opdrachten

Art. 2.Bij het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu worden opgericht : 1° een erkenningscommissie voor kinesitherapeuten;2° een commissie van beroep.

Art. 3.§ 1. De erkenningscommissie bestaat uit een Nederlandstalige en een Franstalige kamer. § 2. Elke kamer van de erkenningscommissie is samengesteld uit : 1° vier leden, kinesitherapeuten, die de kinesitherapie uitoefenen en die een minimale ervaring van tien jaar bezitten, voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door hun representatieve beroepsverenigingen;2° vier leden, kinesitherapeuten, die sedert ten minste tien jaar daadwerkelijk onderwijs verstrekken in het universitair onderwijs in de kinesitherapie of in het hoger onderwijs buiten de universiteit in de kinesitherapie. Deze leden, waarvan twee uit de universiteiten en twee uit de hogescholen, worden voorgedragen op een lijst van dubbeltallen, voor wat de Nederlandstalige kamer betreft, door respectievelijk de Vlaamse Interuniversitaire Raad enerzijds en de Nederlandstalige leden van de Belgische Federatie van Hogescholen voor Kinesitherapie anderzijds, en voor wat de Franstalige kamer betreft, door de « Conseil interuniversitaire de la Communauté française » enerzijds en de Franstalige leden van de « Fédérartion belge des Hautes Ecoles en Kinésithérapie » anderzijds. § 3. Bij de eerste samenstelling van de kamers van de erkenningscommissie kunnen beschouwd worden als kinesitherapeuten de personen erkend door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op voorstel van de Erkenningsraad voor de kinesitherapeuten van dit instituut. § 4. Er is onverenigbaarheid tussen een mandaat in de erkenningscommissie en een mandaat in de Nationale Raad. § 5. De leden van de erkenningscommissie worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Zij blijven hun functie waarnemen tot de Minister over de hernieuwing van hun mandaat een beslissing heeft genomen of, in voorkomend geval, tot in hun vervanging is voorzien. In geval van overlijden, van ontslag of van intrekking van het mandaat van een lid benoemt de Minister om het lopend mandaat te voleindigen een nieuw lid volgens de in § 2 van dit artikel bepaalde procedure. § 6. De Minister kan op advies van de Nationale Raad een einde maken aan het mandaat van de leden van de kamers van de erkenningscommissie, die duidelijk blijk zullen gegeven hebben van gebrek aan regelmatigheid in het bijwonen van de vergaderingen of van gebrek aan belangstelling voor de opdrachten die hen worden toevertrouwd of niet meer daadwerkelijk de kinesitherapie beoefenen of niet meer daadwerkelijk onderwijs verstrekken in de kinesitherapie. § 7. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering van de kamer van de erkenningscommissie voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 8. Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een ambtenaar aangewezen door de Minister.

Art. 4.§ 1. De kamers van de erkenningscommissie zijn ermee belast : 1° de Minister een met reden omkleed advies te verstrekken betreffende de aanvragen tot de in artikel 21bis , § 1, van het koninklijk besluit nr.78 bedoelde erkenning als kinesitherapeut; 2° de Minister een met reden omkleed advies te verstrekken betreffende aanvragen tot de in artikel 35quater, van het koninklijk besluit nr. 78 bedoelde erkenning waarbij de kinesitherapeut ertoe gemachtigd wordt een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaamheid te beroepen; 3° de Nationale Raad op diens verzoek of op eigen initiatief een met redenen omkleed advies te verstrekken over de voorwaarden voor de erkenning van de kinesitherapeuten en over de voorwaarden tot erkenning waarbij de kinesitherapeuten ertoe gemachtigd worden een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaamheid te beroepen. § 2. De erkenningscommissie of elke kamer kan te allen tijde aan de Nationale Raad een nota versturen met haar advies of aanmerkingen over algemene of bijzondere aangelegenheden betreffende de uitoefening van de kinesitherapie. § 3. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de kamer aanwezig zijn.

Indien de leden van de kamer niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.

De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.

De beraadslagingen van de kamer zijn geheim. De adviezen moeten met redenen omkleed zijn.

Art. 5.§ 1. De commissie van beroep wordt gevormd door een Nederlandstalige en een Franstalige kamer samengesteld uit de respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige leden van de Nationale Raad. § 2. Elke kamer kiest uit haar midden een voorzitter en een ondervoorzitter.

Bij ontstentenis of afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering van de kamer van de commissie van beroep voorgezeten door het oudste lid in jaren. § 3. Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een ambtenaar aangewezen door de Minister.

Art. 6.§ 1. De kamers van de commissie van beroep zijn ermee belast uitspraak te doen, bij een met redenen omklede beraadslaging, over de beroepen ingesteld tegen de adviezen van de erkenningscommissie. § 2. Om geldig te beraadslagen moet ten minste de helft van de leden van de kamer aanwezig zijn.

Indien de leden van de kamer niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de kamer kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.

De kamer spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.

De beraadslagingen van de kamer zijn geheim. De adviezen moeten met redenen omkleed zijn.

Art. 7.De voorzitters, de ondervoorzitters en de leden van de erkenningscommissie en commissie van beroep hebben recht op : 1° een presentiegeld, overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 januari 1960 tot wijziging van het besluit van de Regent van 15 juli 1946 dat het bedrag van de presentiegelden en de kosten bepaalt, welke uitgekeerd worden aan de leden van de vaste commissies die het departement van Volksgezondheid en het Gezin afhangen.De leden ambtenaren kunnen alleen aanspraak erop maken in de mate waarin hun aanwezigheid op de vergaderingen prestaties vergt buiten hun gewone diensturen; 2° de terugbetaling van de reiskosten overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965, houdende algemene regeling inzake reiskosten;3° de terugbetaling van de verblijfskosten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 24 december 1964, tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel van de ministeries. Voor de toepassing van dit artikel worden de leden niet-ambtenaar van de erkenningscommissie en de commissie van beroep gelijkgesteld met de ambtenaren die een graad bekleden van rang 15, 16 of 17. HOOFDSTUK III. - De erkenning Afdeling I. - De erkenning als kinesitherapeut

Art. 8.De aanvraag om erkenning als kinesitherapeut wordt bij een aangetekende brief bij de Minister ingediend door de belanghebbende door middel van een formulier dat door de directie Geneeskundepraktijk wordt bezorgd en waarvan het model door de Minister wordt bepaald.

De aanvraag is vergezeld van een eensluidend verklaard afschrift van het diploma of het document waarmee de onderwijsinstelling getuigt dat de verkrijger voor het eindexamen geslaagd is dat recht geeft op het vereiste diploma waaruit blijkt dat de betrokkene aan in artikel 21bis, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen gestelde vereisten voldoet, evenals, in voorkomend geval, van de bescheiden waaruit blijkt dat de betrokkene voldoet aan de voorwaarden die door Ons, met toepassing van het eerste lid van dezelfde paragraaf, kunnen worden bepaald.

De Minister zendt het aanvraagdossier voor advies door naar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

Art. 9.§ 1. Wat de personen betreft die het voordeel genieten van artikel 54quater van hetzelfde koninklijk besluit nr. 78, moet de in artikel 8 bedoelde aanvraag vergezeld zijn van de bescheiden waaruit blijkt dat de betrokkene aan de voorwaarden van 1° of 2° van dit artikel 54quater voldoet. § 2. Wat de personen betreft die voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 21bis, § 2, tweede lid van hetzelfde koninklijke besluit nr. 78, en die bovendien erkend zijn door de Dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, overeenkomstig artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994, mogen de kinesitherapie blijven uitoefenen zolang niet over hun aanvraag tot erkenning is beslist, op voorwaarde dat die aanvraag wordt ingediend binnen een jaar na datum van inwerkingtreding van dit besluit.

De personen die binnen de bedoelde termijn een aanvraag tot erkenning indienen, voegen bij hun aanvraag een document waaruit blijkt dat zij door de Dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering erkend zijn.

Art. 10.De bevoegde kamer van de erkenningscommissie vergelijkt de verstrekte gegevens met de door artikel 21bis, § 2, tweede lid of artikel 54quater van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 gestelde vereisten en, in voorkomend geval, met de voorwaarden door Ons bepaald.

Bij gemis aan de nodige gegevens, stelt zij de uitspraak van het advies uit en verzoekt zij de kandidaat de nodige toelichting te verstrekken.

Art. 11.§ 1. De kamer spreekt zich uit over de aanvraag tot erkenning als kinesitherapeut, binnen de dertig dagen na de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. § 2. De kamer doet uitspraak op stukken. Bij gemis aan overeenstemming met de door artikel 21bis, § 2, tweede lid of artikel 54quater van voornoemd koninklijk besluit nr. 78 gestelde vereisten of met de voorwaarden door Ons bepaald, wordt de uitspraak van het advies in beraad gehouden.

In dat geval wordt de aanvrager, behoudens in geval van spoed, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier opnieuw wordt onderzocht, bij een aangetekende brief tegen afgiftebewijs, opgeroepen voor de kamer te verschijnen teneinde alle nuttige toelichtingen te verstrekken. Hij mag zich laten bijstaan door één of meer raadsleden. Indien de aanvrager, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, kan de kamer uitspraak doen op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 3. Het dossier wordt op het secretariaat ter beschikking gehouden van de aanvrager of zijn raadsman : het kan er gedurende vijftien dagen voor de zitting ter plaatse worden geraadpleegd. § 4. De bepaling van § 1, van dit artikel is niet van toepassing op de in artikel 9 bedoelde erkenningen.

Art. 12.De met redenen omklede adviezen van de kamer worden aan de Minister medegedeeld en binnen 30 dagen ter kennis gebracht van de aanvrager.

Indien het advies van de kamer negatief is, dan geschiedt de kennisgeving aan de aanvrager bij aangetekend schrijven, tegen afgiftebewijs.

Art. 13.§ 1. Wanneer de kinesitherapeut niet meer voldoet aan de erkenningscriteria kan de Minister hetzij op eigen initiatief hetzij op initiatief van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie, de erkenning intrekken.

De Minister kan enkel op eigen initiatief handelen, nadat hij zijn voornemen aan de betrokkene kenbaar heeft gemaakt en hij het advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie heeft ingewonnen. De bepalingen van artikel 11 zijn mutatis mutandis in deze gevallen toepasselijk. § 2. Het met redenen omklede advies van de bevoegde kamer van de erkenningscommissie wordt aan de Minister medegedeeld en ter kennis gebracht van de betrokkene binnen de dertig dagen bij een aangetekend schrijven tegen afgiftebewijs.

Art. 14.De kinesitherapeut die niet langer de erkenning wenst te genieten die hem overeenkomstig dit besluit is verleend, moet hiervan de Minister schriftelijk op de hoogte brengen. In dat geval trekt de Minister de erkenning in.

Art. 15.De kinesitherapeut wiens erkenning werd ingetrokken met toepassing van artikel 13 of 14 van dit besluit, kan te allen tijde aan de Minister een nieuwe erkenning aanvragen.

De erkenningsprocedure verloopt volgens de bepalingen van de artikels 8, 10, 11 en 12 van dit besluit.

Art. 16.Indien binnen de termijn bepaald in artikel 19 geen beroep wordt aangetekend tegen de adviezen van de erkenningscommissie, neemt de Minister een beslissing.

Indien de erkenningscommissie geen advies heeft gegeven binnen de gestelde termijnen kan de Minister een beslissing nemen zonder advies.

De beslissing van de Minister wordt meegedeeld aan de betrokkene bij een aangetekend schrijven tegen afgiftebewijs. Afdeling II. - Erkenning van bijzondere titels en bijzondere

bekwaamheden.

Art. 17.De kinesitherapeut die de erkenning wenst te verkrijgen waarbij hij gemachtigd wordt een bijzondere beroepstitel te dragen of zich op een bijzondere beroepsbekwaamheid te beroepen, moet zijn aanvraag om erkenning bij de Minister indienen bij aangetekend schrijven en dit bij middel van het door deze laatste vastgestelde formulier.

De aanvraag dient vergezeld te zijn van elk terzake doend voor eensluidend verklaard bewijsstuk waarbij aangetoond wordt dat de kinesitherapeut aan de erkenningscriteria bepaald door de Minister voldoet.

De Minister zendt het aanvraagdossier voor advies door naar de bevoegde kamer van de erkenningscommissie.

De bepalingen van de artikels 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16 gelden mutatis mutandis ook voor de aanvragen van in dit artikel bedoelde erkennning. HOOFDSTUK IV. - De beroepsprocedure

Art. 18.Wanneer de Minister oordeelt het advies van de kamer van de erkenningscommissie niet te kunnen volgen, geeft hij de betrokkene daarvan kennis met opgave van de redenen en deelt hem mede dat hij alvorens een beslissing te treffen, het dossier voor advies voorlegt aan de bevoegde kamer van de commissie van beroep.

Art. 19.Tegen elk advies van de kamer van de erkenningscommissie, dat hem betreft, kan de betrokkene beroep aantekenen.

Om ontvankelijk te zijn moet het beroep met redenen omkleed zijn en binnen dertig dagen na de kennisgeving van het advies, bij een aangetekende brief aan de Minister toegezonden worden.

De Minister legt het dossier voor advies voor aan de bevoegde kamer van de commissie van beroep.

Art. 20.§ 1. In geval van beroep of in geval van toepassing van artikel 18, wordt de betrokkene door de bevoegde kamer van de commissie van beroep gehoord.

De betrokkene wordt, behoudens in geval van spoed, ten minste vijftien dagen voor de vergadering waarop zijn dossier wordt onderzocht, bij een aangetekende bief tegen afgiftebewijs opgeroepen.

Hij verschijnt persoonlijk en mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.

Indien de betrokkene, behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt, kan de bevoegde kamer van de commissie van beroep uitspraak doen op stukken, behalve bij gewettigde afwezigheid. § 2. Vanaf de dag van de oproeping wordt het dossier op het secretariaat ter beschikking gehouden van de betrokkene of zijn raadsman, waar het ter plaatse kan worden geraadpleegd.

Art. 21.De bevoegde kamer van de commissie van beroep spreekt zich uit binnen de dertig dagen na de datum waarop de zaak bij haar aanhangig werd gemaakt. Het advies moet met redenen omkleed zijn en de conclusie beantwoorden die door de verzoeker werd neergelegd. De bevoegde kamer spreekt zich uit over de zaak in haar geheel.

Art. 22.De bevoegde kamer van de commissie van beroep deelt haar met redenen omklede advies mede aan de Minister. Indien de bevoegde kamer geen advies heeft gegeven binnen de gestelde termijnen, kan de Minister een beslissing nemen zonder advies. De beslissing van de Minister wordt ter kennis gebracht van de verzoeker bij een aangetekende brief tegen afgiftebewijs.

Art. 23.Dit besluit treedt inwerking op 1 oktober 2002.

Art. 24.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 april 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET

^