Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 december 2004
gepubliceerd op 10 januari 2005

Koninklijk besluit betreffende de wijze waarop de toegang tot de kansspelinrichtingen klasse I en II wordt verboden of ontzegd

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2004009793
pub.
10/01/2005
prom.
15/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/15/2004009793/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit betreffende de wijze waarop de toegang tot de kansspelinrichtingen klasse I en II wordt verboden of ontzegd


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, inzonderheid op artikel 54;

Gelet op het advies van de Kansspelcommissie, gegeven op 2 oktober 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 januari 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 8 maart 2004;

Gelet op het advies nr. 36.818/2 van de Raad van State, gegeven op 5 juli 2004;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, van Onze Minister van Financiën, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, en van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De exploitant of een persoon aangeduid door deze, controleert bij de inschrijving in het register de identiteit en de leeftijd van de speler, alvorens deze de speelzaal betreedt.

Art. 2.De Federale Overheidsdienst Justitie maakt een lijst over van de magistraten, notarissen en gerechtsdeurwaarders aan de beheerder van de databank bij de oprichting van het systeem.

De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken maakt een lijst over van de leden van de politiediensten aan de beheerder van de databank bij de oprichting van het systeem.

Wijzigingen in deze lijsten worden onverwijld doorgegeven aan de beheerder van de databank.

Art. 3.Personen die wensen te worden uitgesloten tot de kansspelinrichtingen klasse I en II, stellen de Kansspelcommissie hiervan schriftelijk in kennis. De kansspelcommissie ontzegt de toegang en bezorgt de beheerder van de databank de nodige gegevens.

Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen opgenomen in het systeem.

Personen die overeenkomstig het eerste lid zijn uitgesloten en opnieuw de toegang wensen, stellen de Kansspelcommissie hiervan in kennis door middel van een aangetekend schrijven. De kansspelcommissie heft de ontzegging van de toegang op na een termijn van minimum drie maanden en bezorgt de beheerder van de databank de bekomen gegevens.

Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen uit het systeem verwijderd.

Art. 4.De Minister van Justitie bezorgt de Kansspelcommissie een afschrift van de beslissingen waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard, de eventuele arresten van de hoven van beroep die deze beslissingen van de rechtbanken van eerste aanleg teniet doen, waarvaan sprake is in artikel 487 sexies van het Burgerlijk Wetboek, alsmede de beslissingen tot opheffing bedoeld in artikel 487septies van het Burgerlijk Wetboek en de eventuele arresten van de hoven van beroep die deze beslissingen van de rechtbanken van eerste aanleg teniet doen.

De Kansspelcommissie ontzegt de toegang en bezorgt de beheerder van de databank de bekomen gegevens. De gegevens aangaande de genoemde personen worden dan respectievelijk opgenomen in of verwijderd uit het systeem, afhankelijk van het geval dat het een beslissing tot nemen of opheffing van de maatregel waarbij iemand in staat van verlengde minderjarigheid wordt verklaard.

Art. 5.De wettelijke vertegenwoordiger of de gerechtelijke raadsman van een onbekwaamverklaarde kunnen bij eenvoudig schrijven, gericht aan de kansspelcommissie om de uitsluiting van de onbekwaamverklaarde verzoeken. De kansspelcommissie ontzegt de toegang en bezorgt de beheerder van de databank de nodige gegevens. Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen opgenomen in het systeem.

De wettelijke vertegenwoordiger of de gerechtelijke raadsman van een onbekwaamverklaarde, aan wie overeenkomstig het eerste lid de toegang is ontzegd, kunnen de opheffing van dit verbod vragen bij aangetekend schrijven, gericht aan de kansspelcommissie. De Kansspelcommissie heft de ontzegging van de toegang op een volgende zitting en bezorgt de beheerder van de databank de nodige gegevens. Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen verwijderd uit het systeem.

De wettelijke vertegenwoordiger of de gerechtelijk raadsman van een onbekwaamverklaarde, aan wie overeenkomstig het eerste lid de toegang is ontzegd, hebben de plicht om een afschrift van de beslissingen tot opheffing of vernietiging over te maken aan de Kansspelcommissie.

Art. 6.De Kansspelcommissie ontzegt de toegang bedoeld in artikel 54, § 3, 4, van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, na de ontvangst van de kennisgeving van het openbaar ministerie.

De Kansspelcommissie heft de maatregel tot ontzegging van de toegang op wanneer: 1° het vonnis van faillietverklaring wordt ingetrokken;2° de gefailleerde de homologatie verkrijgt van een gerechtelijk akkoord;3° de gefailleerde rehabilitatie verkrijgt;4° de periode gedurende welke de toegang wordt ontzegd is afgelopen; daartoe wordt de duur van de ontzegging van de toegang geregistreerd in het systeem; 5° de betrokken persoon gratie verkrijgt;6° de beslissing tot ontzegging van de toegang, na beroep, vernietigd werd.

Art. 7.De griffie van de rechtbank waar een verzoekschrift overeenkomstig artikel 487ter Burgerlijk Wetboek is ingediend, brengt de kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De Kansspelcommissie ontzegt preventief de toegang en bezorgt de beheerder van de databank de bekomen gegevens. Vervolgens worden de gegevens aangaand de genoemde personen opgenomen in het systeem.

Deze uitsluiting neemt een einde bij het vonnis dat een uitspraak doet over het verzoekschrift. Indien de rechtbank het verzoekschrift inwilligt, wordt de procedure van artikel 4 van dit besluit gevolgd.

Indien het verzoekschrift wordt verworpen, worden de gegevens betreffende de genoemde persoon uit de databank verwijderd. In dit laatste geval heeft de griffier de plicht om een afschrift van het vonnis over te maken aan de Kansspelcommissie.

Art. 8.De griffie van het vredegerecht waar een verzoekschrift overeenkomstig artikel 488bis, b), van het Burgerlijk Wetboek is ingediend, brengt de Kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De Kansspelcommissie ontzegt preventief de toegang en bezorgt de beheerder van de databank de bekomen gegevens. Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen opgenomen in het systeem.

Deze uitsluiting neemt een einde bij het vonnis dat een uitspraak doet over het verzoekschrift. De griffie heeft de plicht om een afschrift van het vonnis over te maken aan de Kansspelcommissie. De gegevens aangaande de genoemde personen worden dan verwijderd uit het systeem.

Art. 9.De griffie van het vredegerecht waar een verzoekschrift overeenkomstig artikel 5 van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke is ingediend, brengt de kansspelcommissie hiervan op de hoogte. De Commissie ontzegt preventief de toegang tot de Kansspelinrichtingen klasse I en II bezorgt de beheerder van de databank de bekomen gegevens. Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen opgenomen in het systeem.

Deze uitsluiting neemt een einde bij het vonnis dat een uitspraak doet over het verzoekschrift, of indien wordt beslist dat de observatie ten einde loopt overeenkomstig artikel 12 van voornoemde wet. Deze vonnissen zijn, niettegenstaande hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad. De griffie heeft de plicht om een afschrift van het vonnis over te maken aan de Kansspelcommissie. Vervolgens worden de gegevens aangaande de genoemde personen verwijderd uit het systeem.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking drie maanden na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

Art. 11.Onze Minister bevoegd voor Justitie, Onze Minister bevoegd voor Financiën, Onze Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, Onze Minister bevoegd voor Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, en Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL De Minister van Economie, Energie, Buitenlandse Handel en Wetenschapsbeleid, M. VERWILGHEN De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^