Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 februari 2016
gepubliceerd op 23 februari 2016

Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Nationaal Pensioencomité

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2016022065
pub.
23/02/2016
prom.
15/02/2016
ELI
eli/besluit/2016/02/15/2016022065/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2016. - Koninklijk besluit tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Nationaal Pensioencomité


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 21 mei 2015Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/05/2015 pub. 22/05/2015 numac 2015022177 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad sluiten tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad, artikel 5;

Overwegende dat het Nationaal Pensioencomité zijn huishoudelijk reglement heeft aangenomen tijdens de plenaire vergadering van 14 september 2015;

Op de voordracht van de Minister van Pensioenen en de Minister van Middenstand, Zelfstandigen, KMO's, Landbouw en Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het hierbij gevoegde huishoudelijk reglement van het Nationaal Pensioencomité wordt goedgekeurd.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 3.De minister of ministers tot wiens bevoegdheden de pensioenen behoren zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 februari 2016.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS

Huishoudelijk reglement van het Nationaal Pensioencomité

Artikel 1.Het Nationaal Pensioencomité (hierna het Comité) vergadert op uitnodiging van zijn Voorzitter.

De Voorzitter opent en sluit de vergaderingen van het Comité en leidt de debatten.

Ingeval de Voorzitter afwezig is, vervult de Ondervoorzitter de functie van Voorzitter. Ingeval de Voorzitter en de Ondervoorzitter afwezig zijn, vervult één van de vertegenwoordigers van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers de functie van Voorzitter.

In dit laatste geval, telt de stem van één van de vertegenwoordigers van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers die niet de functie van Voorzitter vervult, dubbel. De voor pensioenen bevoegde minister of ministers duiden aan van welke van hun vertegenwoordigers die niet de functie van Voorzitter vervult de stem dubbel telt.

Op aanvraag van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers of van 10 van de leden, komt het Comité binnen de vijftien dagen bijeen.

Art. 2.Het Comité kan slechts geldig beraadslagen wanneer, binnen elke groep, de helft van de vaste en plaatsvervangende leden die een vast lid vervangen aanwezig is.

Het Comité beraadslaagt evenwel geldig na een tweede bijeenroeping ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 3.Het plaatsvervangend lid woont enkel de vergaderingen van het Comité bij indien hij een vast lid vervangt.

Elk vast lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, duidt zelf zijn vervanger aan onder de plaatsvervangende leden van zijn organisatie. De Voorzitter wordt hiervan op de hoogte gebracht voor de vergadering.

Een plaatsvervangend lid mag tegelijkertijd niet meer dan één vast lid vervangen.

Art. 4.Er wordt niet gestemd over de adviezen en verslagen van het Comité.

De adviezen of verslagen die niet in hun geheel of gedeeltelijk eenparig worden aangenomen, worden gevolgd door de namen van de groepen, van de organisaties of van de leden die ze individueel onderschrijven.

Elke stemming over de procedure geschiedt bij tweederdemeerderheid.

De Voorzitter en de Ondervoorzitter zijn niet stemgerechtigd.

Art. 5.De vergaderingen van het Comité zijn niet openbaar.

Met uitzondering van de definitieve adviezen of verslagen van het Comité, zijn de documenten met betrekking tot de werkzaamheden van het Comité niet openbaar.

Art. 6.Het Comité kiest onder zijn leden een Dagelijks Bestuur dat is samengesteld uit de Voorzitter en de Ondervoorzitter van het Comité, vier vertegenwoordigers van de werknemers en de personeelsleden van de publieke sector, vier vertegenwoordigers van de werkgevers en de zelfstandigen, en vier vertegenwoordigers van de federale overheid.

Het secretariaat van het Comité woont eveneens de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur bij.

Het Dagelijks Bestuur heeft inzonderheid tot opdracht: 1° de dagorde van de vergaderingen van het Comité vast te stellen;2° de bespreking van de aan het Comité voor te leggen punten voor te bereiden;3° de werkzaamheden van het Comité met inbegrip van deze van de commissies, te coördineren;4° te zorgen voor de verzending van de adviezen en de verslagen aangenomen door het Comité;5° alle bevoegdheden uit te oefenen die nodig zijn voor de werking van het Comité en alle opdrachten te vervullen die hem door het Comité worden toevertrouwd;6° wijzigingen aan het huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor te leggen aan de Koning;7° de voorzitters van de commissies uit te nodigen teneinde uitleg te verschaffen over de werking van de commissies;8° elke opdracht tot technische ondersteuning noodzakelijk opdat het Comité zijn werkzaamheden zou kunnen vervullen, toe te vertrouwen aan het Kenniscentrum.

Art. 7.De Voorzitter van het Comité zit eveneens het Dagelijks Bestuur voor. Ingeval hij afwezig is, verzekert de Ondervoorzitter van het Comité het voorzitterschap.

Het Dagelijks Bestuur wordt samengeroepen door de Voorzitter telkens die dit nodig acht.

Art. 8.Een exemplaar van de dagordes, de ontwerpadviezen of -verslagen, evenals van de processen-verbaal van de plenaire vergaderingen van het Comité wordt in het Frans en in het Nederlands verstuurd naar de vaste en plaatsvervangende leden. De verslagen en adviezen die aangenomen zijn door de plenaire vergadering van het Comité worden gepubliceerd op de website van het Comité en verstuurd naar de leden en de voor pensioenen bevoegde ministers.

Art. 9.De Voorzitter van het Comité kan, op beslissing van het Comité of het Dagelijks Bestuur, vertegenwoordigers van de besturen, openbare instellingen of instellingen van openbaar nut, evenals andere personen met specifieke competenties voor het onderzoeken van bijzondere vraagstukken oproepen om hun advies te vernemen.

Art. 10.Op voorstel van het Dagelijks Bestuur, kan het Comité alle voorbereidende studies toevertrouwen aan één of meerdere commissies.

Het Comité beslist over het oprichten van de commissies en over hun samenstelling met meerderheid van twee derde van de vaste leden en plaatsvervangende leden die een vast lid vervangen. Het Comité kan slechts geldig beraadslagen over de oprichting van een commissie en over haar samenstelling indien ten minste de helft van de vaste leden of plaatsvervangende leden die een vast lid vervangen, aanwezig zijn.

Volgens dezelfde modaliteiten, duidt het Comité het lid aan dat belast wordt met het voorzitten van een commissie.

Het secretariaat van het Comité woont eveneens de vergaderingen van de commissies bij.

Art. 11.De voorzitter van een commissie kan, bij een beslissing van de meerderheid van haar leden, personen uitnodigen die in het Comité geen zitting hebben, om zitting te hebben in zijn commissie om er gehoord te worden.

De voorzitter van een commissie kan, bij een beslissing van de meerderheid van haar leden, vertegenwoordigers uitnodigen van de werkgevers, de zelfstandigen, de personeelsleden van de publieke sector of de werknemers van de privésector die geen zitting hebben in het Comité om zitting te hebben in zijn commissie om er gehoord te worden.

Art. 12.Er wordt niet gestemd over de adviezen en verslagen van de commissies.

De adviezen of verslagen die niet in hun geheel of gedeeltelijk eenparig worden aangenomen, worden gevolgd door de namen van de groepen, van de organisaties of van de leden die ze individueel onderschrijven.

Elke stemming over de procedure geschiedt bij meerderheid.

De voorzitters van de commissies zijn niet stemgerechtigd.

Art. 13.De vergaderingen van de commissies zijn niet openbaar.

De documenten met betrekking tot de werkzaamheden van de commissies zijn niet openbaar.

Art. 14.De commissies brengen over hun voorbereidende studies verslag uit aan het Comité.

Art. 15.Het Comité vertrouwt de voorbereidende analyse van alle vraagstukken die betrekking hebben op de pensioenen van de publieke sector toe aan een speciale commissie.

Voor de vertegenwoordiging van de lokale en provinciale besturen wordt binnen deze commissie ingestaan door de voorzitter van het Beheerscomité van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels.

Voor de vertegenwoordiging van de Gewesten en Gemeenschappen binnen deze commissie kan worden ingestaan door twee vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid, één vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap, één vertegenwoordiger van het Waals Gewest, één vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en één vertegenwoordiger van de Duitstalige Gemeenschap.

De commissie bestaat eveneens uit drie vertegenwoordigers per organisatie die de personeelsleden van de publieke sector vertegenwoordigt in het Comité, uit drie vertegenwoordigers in het Comité van de voor de pensioenen van de publieke sector bevoegde minister en uit een vertegenwoordiger van de Eerste minister, lid van het Comité, die het voorzitterschap van de commissie verzekert.

Worden uitgenodigd om deel te nemen aan de werkzaamheden van de commissie : - de vaste leden die in het Comité de federale overheid vertegenwoordigen en die noch de voor pensioenen bevoegde minister(s), noch de Eerste minister vertegenwoordigen; - de experten aangeduid door de vertegenwoordigers van de organisaties die de personeelsleden van de publieke sector in het Comité vertegenwoordigen.

^