Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 januari 2003
gepubliceerd op 05 maart 2003

Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000068
pub.
05/03/2003
prom.
15/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/15/2003000068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Overeenkomstig artikel 2, 2°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, worden landgenoten die ingeschreven zijn in de registers van onze Ambassades en Consultaten in het buitenland opgenomen in het Rijksregister.

Artikel 4, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 3 april 1984 bepaalt dat deze opname dient te gebeuren door de diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Het ontwerp van koninklijk besluit, waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe, enerzijds toegang tot de informatiegegevens te verlenen aan het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en aan de Directie Protocol, Adel en Ridderorden voor het vervullen van hun taken en anderzijds machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te verlenen aan de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie.

De rechtsgrond van het ontworpen besluit wordt gevormd door de artikelen 5, eerste lid, en 8, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is onder meer belast met de bescherming, in de brede zin van het woord, van onze onderdanen in het buitenland. Om deze bescherming op optimale wijze en efficiënt te kunnen uitoefenen is het nodig snel over juiste gegevens betreffende deze personen te kunnen beschikken. Deze informatie is bijvoorbeeld nodig wanneer aan familieleden een ongeval moet gemeld worden waarbij een Belg verblijvend in het buitenland betrokken is, wanneer aan een landgenoot die zijn paspoort verloor in het buitenland, door de diplomatieke en consulaire posten, een nieuw paspoort moet afgegeven worden, wanneer aan een in het buitenland wonende landgenoot een attest (bijvoorbeeld van domicilie of nationaliteit) moet worden afgegeven, wanneer een onderzoek noodzakelijk is naar de nationaliteit of familierechtelijke problemen van in het buitenlands verblijvende personen.

De Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is onder meer belast met het beheer van een aantal personeelsleden van vreemde nationaliteit van de buitenlandse Ambassades en Consultaten en de internationale instellingen die hun zetel in België hebben. Deze dienst vervult mutatis mutandis de rol van de bevolkingsdienst van een Belgische gemeente voor bovengenoemde personen. Toegang tot de gegevens van het Rijksregister laat een rationeel en efficiënt beheer toe wat het imago van ons land nog zal verbeteren.

Bijgevolg vragen het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en de Directie Protocol, Adel en Ridderorden de toegang tot de in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 bedoelde gegevens. Daarbij kan gepreciseerd worden dat de gegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats) en 6° (plaats en datum van overlijden) basisgegevens zijn, die minimaal noodzakelijk zijn om een dossier betreffende een natuurlijke persoon samen te stellen.Verder kan worden gesteld dat ook de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 7° (het beroep), 8° (de burgerlijke staat) en 9° (de samenstelling van het gezin) voor de vervulling van de hiervoor vermelde dienstopdrachten van respectievelijk het Directoraat-generaal Consulaire Zaken de de Directie Protocol, Adel en Ridderorden, noodzakelijk zijn.

Ook de toegang tot artikel 3, tweede lid, (historiek van de gegevens) van voormelde wet van 8 augustus 1983 is voor deze diensten noodzakelijk, bijvoorbeeld om de eventuele wijzigingen aan de hiervoor vermelde informatiegegevens (nationaliteit, verblijfplaats, gezinssamenstelling) te kennen.

De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen in de tijd, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 wordt, voor wat de taken betreft vermeld in de artikelen 1, eerste lid, en 2, eerste lid, beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de betrokken informatiegegevens voorafgaat.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken vraagt eveneens voor het Directoraat-generaal Administratie (Directie buitenlands personeel en Directie personeel hoofdbestuur), machtiging om het identificatienummer van de natuurlijke personen, ingeschreven in het Rijksregister, te gebruiken.

De personeelsdiensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken die zowel de personeelsleden van het hoofdbestuur als in de posten in het buitenland beheren, staan in permanent contact met een groot aantal Belgische openbare instellingen. Deze instellingen gebruiken, gelet op de toestemming die hen daartoe verleend werd, het identificatienummer van het Rijksregister. Een goed en doeltreffend beheer van deze personeelsleden veronderstelt bijgevolg het gebruik van dit nummer binnen de administratie.

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer verleende advies op 23 december 1997 en de Raad van State op 12 juli 1999.

Het ontwerp van besluit houdt rekening met de zowel door deze Commissie als door dit Hoge Rechtscollege gemaakte opmerkingen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van state, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 18 november 1998 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken", heeft op 12 juli 1999 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Opschrift Uit de lezing van het verslag aan de Koning blijkt dat de ontworpen tekst « ... (ertoe strekt), enerzijds toegang tot de informatiegegevens te verlenen aan het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en aan de Directie Protocol, Adel en Ridderorden voor het vervullen van hun taken en anderzijds machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te verlenen aan de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie. » Het is geenszins de bedoeling dat één van deze diensten tegelijkertijd gemachtigd wordt om de informatie van het Rijksregister in te zien en om het identificatienummer ervan te gebruiken.

Om iedere verwarring omtrent de strekking van de machtiging te voorkomen, wordt voorgesteld in het opschrift van de ontworpen regeling de woorden "en van het gebruik van het identificatienummer" te vervangen door de woorden "of van het gebruik van het identificatienummer".

Aanhef Tweede en derde lid 1. De verwijzing naar de regelgevende teksten waarvan de vermelding nuttig wordt geacht om de draagwijdte van het besluit te bepalen, moet beginnen met het woord "Gezien" en niet met de woorden "Gelet op". Dat is het geval voor deze twee leden. 2. Indien de wet van 11 december 1998 tot omzetting van de richtlijn 95/46/EG van 24 oktober 1995 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrij verkeer van die gegevens uitwerking krijgt voordat het voorliggende ontwerp door de Koning ondertekend is, behoort het tweede lid te worden aangepast. Vijfde lid (nieuw) Het ontwerp van koninklijk besluit is, overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en be grotingscontrole, voor voorafgaand advies voorgelegd aan de Inspecteur van Financiën. Bijgevolg dient een nieuw lid te worden ingevoegd, luidend als volgt « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 mei 1998;" Dispositief Artikelen 3 en 5 In de artikelen 3, tweede lid, 3°, en 5, tweede lid, 3°, behoort een soortgelijk voorbehoud te worden ingevoegd als het voorbehoud dat is gemaakt in onderdeel 2° van dezelfde bepalingen ten aanzien van de openbare overheden en van de instellingen die krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 zijn aangewezen. De toevoeging van dat voorbehoud belemmert geenszins de toepassing van het koninklijk besluit van 3 april 1984, waarvan de werkingssfeer ratione personae en de doeleinden verschillen van het ontworpen besluit.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, staatsraad, voorzitter;

P. Lienardy en P. Quertainmont, staatsraden;

P. Gothot en J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coórdinatiebureau werd opgesteld door Mevr. F. Carlier, referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

ADVIES Nr. 41/1997 VAN 23 DECEMBER 1997 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op het verslag van de heer C. Voet, verslaggever, Brengt op 23 december 1997 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG : Het ontwerp van koninklijk besluit strekt tot : a) toegang tot de informatiegegevens (hoofdstuk 1 van het ontwerp van koninklijk besluit) aan : - het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; - de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

In beide gevallen wordt de toegang gevraagd tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid 1° tot en met 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983; b) gebruik van het identificatienummer (hoofdstuk 2 van het ontwerp van koninklijk besluit) door : - de Directie buitenlands personeel; - de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

II. VERANTWOORDING VAN HET VERZOEK TOT TOEGANG EN GEBRUIK : In het verslag aan de Koning wordt het verzoek tot toegang en gebruik als volgt gemotiveerd : « Het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is onder meer belast met de bescherming, in de brede zin van het woord, van onze onderdanen in het buitenland. Om deze bescherming op optimale wijze en efficiént te kunnen uitoefenen is het nodig snel over juiste gegevens betreffende deze personen te kunnen beschikken. Deze informatie is bijvoorbeeld nodig wanneer aan familieleden een ongeval moet gemeld worden waarbij een Belg verblijvend in het buitenland betrokken is, wanneer aan een landgenoot die zijn paspoort verloor in het buitenland, door de diplomatieke en consulaire posten, een nieuw paspoort moet afgegeven worden, wanneer aan een in het buitenland wonende landgenoot een attest (bijvoorbeeld van domicilie of nationaliteit) moet worden afgegeven, wanneer een onderzoek noodzakelijk is naar de nationaliteit of familierechtelijke problemen van in het buitenland verblijvende personen.

De Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is onder meer belast met het beheer van een aantal vreemde personeelsleden van de buitenlandse Ambassades en Consulaten en de internationale instellingen die hun zetel in België hebben. Deze dienst vervult mutatis mutandis de rol van de bevolkingsdienst van een Belgische gemeente voor bovengenoemde personen. Toegang tot de gegevens van het Rijksregister laat een rationeel en efficiënt beheer toe dat het imago van ons land nog zal verbeteren. (...) De Personeelsdiensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken die zowel de personeelsleden in Brussel als in de posten in het buitenland beheren, zijn in permanent contact met een groot aantal Belgische openbare instellingen. Deze instellingen gebruiken, gelet op de toestemming die hen daartoe verleend werd, het identificatienummer van het Rijksregister. Een goed en doeltreffend beheer van deze personeelsleden veronderstelt bijgevolg het gebruik van dit nummer binnen de administratie. » II. BESPREKING : 1° De Commissie is van oordeel dat het verzoek tot toegang en gebruik voldoende gemotiveerd is.2° De toegang wordt gevraagd voor respectievelijk de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal, het Hoofd van de Directie Protocol, Adel en Ridderorden en aan de Adviseurs-generaal van laatstgenoemde Directie, maar ook voor de personeelsleden, die door voornoemde ambtenaren worden aangewezen "binnen hun diensten bij name en schriftelijk en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.» Een soortgelijke bepaling vindt men eveneens terug voor het gebruik van het identificatienummer.

Artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit bepaalt inderdaad dat de machtiging tot het gebruik is voorbehouden : aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Administratie, aan de leidende ambtenaren van de Directie buitenlands personeel en de directie personeel hoofdbestuur van het directoraat-generaal Administratie, maar ook aan "de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden".

Dit verzoek tot toegang en gebruik is inderdaad in overeenstemming met de heersende actuele opvatting binnen de Commissie. Vanaf december 1994 heeft de Commissie gesteld dat de machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister zou moeten worden toegekend op basis van een systeem van functionele werkverdeling (zie advies nr. 31/94 van 23 december 1994 inzake een ontwerp van koninklijk besluit tot machtiging van bepaalde personeelsleden van het Bestuur Geneeskundepraktijk van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen - zie ook verslag over de werkzaamheden 1994-95, Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, blz. 84.). 3° De ontwerptekst houdt rekening met de heersende opvatting van de Commissie dat de titularis van een machtiging tot toegang zich dient te houden aan de regel, die de mededeling verbiedt van informatiegegevens aan derden, tenzij die derden zelf gemachtigd werden tot toegang tot het Rijksregister.4° De Commissie legt er de nadruk op dat het verzoek tot toegang en gebruik van het Rijksregisternummer beperkt dient te worden tot de personen met betrekking tot dewelke zich taken opdringen.Er kan geen sprake zijn van een ongebreidelde toegang tot alle personen die in het Rijksregister zijn ingeschreven. Er moet steeds een band zijn met de onderdanen in het buitenland, of met de vreemde personeelsleden van de buitenlandse Ambassades en Consulaten en de internationale instellingen die hun zetel in België hebben. In die zin zouden in de tekst sterkere garanties dienen te worden ingebouwd.

Om deze redenen, Verleent de Commissie, onder verwijzing naar punt 4° van het motiverend gedeelte, een gunstig advies.

De secretaris, J. Paul.

De voorzitter, P. Thomas.

15 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor sommige diensten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, gewijzigd bij de wet van 30 maart 1995, en artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Overwegende de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 4;

Overwegende het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties, inzonderheid op de artikelen 1, § 2, en 4, § 2, 2° en 3°;

Gelet op het advies nr 41/97 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 23 december 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 mei 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan het Directoraat-generaal Consulaire Zaken van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt, voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot haar bevoegdheid behoren, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Consulaire Zaken;2° aan de personeelsleden die de onder 1° vermelde ambtenaar binnen zijn dienst bij name en schriftelijk aanwijst, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatigegevens worden aangebracht, wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.

Art. 2.Aan de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot haar bevoegdheid behoren, toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. De toegang tot de informatiegegevens is toegestaan : 1° aan het hoofd van de Directie Protocol, Adel en Ridderorden;2° aan de Adviseurs-generaal van de voormelde Directie;3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens worden aangebracht, wordt beperkt tot een periode van dertig jaar die aan de datum van opvraging van de gegevens voorafgaat.

Art. 3.De met toepassing van artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in deze leden vermelde doeleinder en dienen een band te bezitten respectievelijk met de Belgische onderdanen in het buitenland of met de personeelsleden van vreemde nationaliteit van de buitenlandse Ambassades en Consultaten die gevestigd zijn in België alsmede van de internationale instellingen die hun zetel hebben in België. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, en 2, eerste lid, vermelde doeleinden met het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden;3° de Belgische Ambassades en Consultaten in het buitenland, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens artikel 1, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de toegang door sommige openbare overheden tot het Rijksregister van de natuurlijke personen, alsmede betreffende het bijhouden en de controle van de informaties en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, en artikel 2, eerste lid, vermelde doeleinden met het Directoraat-generaal Consulaire Zaken en de Directie Protocol, Adel en Ridderorden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken onderhouden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 4.Aan de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt, voor het vervullen van de taken van intern beheer die tot hun bevoegdheid behoren, machtiging verleend om het identificatienummer te gebruiken van de personen die inschreven zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen voor zover deze personen behoren tot het personeel van de Belgische Ambassades en Consultaten in het buitenland of van het hoofdbestuur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

De machtiging tot het gebruik van het identificatienummer bedoeld in het eerste lid is voorbehouden : 1° aan de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Administratie;2° aan de leidende ambtenaren van de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie;3° aan de personeelsleden die de onder 1° en 2° vermelde ambtenaren binnen hun diensten bij name en schriftelijk aanwijzen, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.

Art. 5.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de repertoria en bestanden die door de Directie buitenlands personeel en de Directie personeel hoofdbestuur van het Directoraat-generaal Administratie worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 4, eerste lid, bedoelde taken noodzakelijk zijn, met : 1° de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de openbare overheden en instellingen die overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 zelf machtiging hebben verkregen om het identificatienummer te gebruiken in hun optreden tot uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden;3° de Belgische Ambassades en Consultaten in het buitenland overeenkomstig artikel 6, § 1, 6°, van het voormeld koninklijk besluit van 3 april 1984 en in het kader van de betrekkingen die zij met de in het eerste lid opgenoemde Directies onderhouden. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 6.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, tweede lid, artikel 2, tweede lid, en artikel 4, tweede lid, aangewezen ambtenaren en personeelsleden wordt, met vermelding van hun ambt of functie, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde regelmaat aan de Commissie van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.

Art. 7.Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^