Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juli 2004
gepubliceerd op 10 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004202350
pub.
10/09/2004
prom.
15/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/15/2004202350/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JULI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2003, gesloten in het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de cementfabrieken Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 april 2003 Sectoraal akkoord 2003-2004 (Overeenkomst geregistreerdop 4 augustus 2003 onder het nummer 67071/CO/106.01) I. Inleiding Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die afhangen van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken (PSC 106.01).

Met "arbeiders" worden zowel arbeiders als arbeidsters geviseerd.

Betreft

Art. 2.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst werd afgesloten in toepassing van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 en de uitvoeringsbesluiten voor de jaren 2003-2004.

Zij sluit aan op een verontrustende economische context voor de cementsector die verbonden is aan : - de vermindering van volumes en aan de blootstelling aan de risico's van invoer die belangrijker zijn dan die van onze concurrenten; - de maatregelen die te wijten zijn aan de overcapaciteit van nabijliggende landen en aan de sterke druk op de prijzen; - de bijkomende investerings- en exploitatielasten te wijten aan milieuzorg.

Looptijd

Art. 3.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten voor een duur van twee jaar, op 1 januari 2003 tot 31 december 2004, behalve voor de beschikkingen betreffende het conventionele brugpensioen die in werking treedt op 1 januari 2003 en eindigt op 30 juni 2005.

Bindende kracht

Art. 4.Alle ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeidsovereenkomst verbindend verklaard wordt via koninklijk besluit.

II. Gezondheid en milieuzorg

Art. 5.De ondernemingen in de cementsector bevestigen dat de gezondheid, de bescherming van de werknemers en preventie uiterst belangrijk zijn.

Inzake de gezondheid en bescherming van de werknemers die aan de valorisatie van brandstoffen en vervangingsstoffen deelnemen verbinden de vennootschappen van de sector zich ertoe om hun inspanningen op het gebied van preventie en opleiding voort te zetten door aan de sectoriële werknemers- en ondernemingsvertegenwoordigers, al de gevraagde informatie op een begrijpelijke wijze voor de werknemers ter beschikking te stellen.

De cementfabrieken hebben de taak op zich genomen in hun "mission statement" om proactief te zijn in het kader van een duurzame ontwikkeling. Daartoe moet de valorisatie van de brandstoffen en vervangingsstoffen op betrouwbare wijze plaatsvinden, zowel op het niveau van de gezondheid van de werknemers en de buurtbewoners als van de kwaliteit van het cement en de impact op het leefmilieu.

Sommige van onze fabrieken valoriseren alternatieve stoffen of brandstoffen.

Deze kunnen variëren van een fabriek tot de andere in functie van hun productieprocessen.

Reeds sinds verschillende jaren, analyseren zij de weerslag van deze vervangingsbrandstoffen en grondstoffen op het leefmilieu en op de gezondheid van de werknemers in samenwerking met de wetenschappelijke en medische autoriteiten met de leraren van de universiteiten met inachtneming van de vormen en wetgevingen van kracht.

Het betreft onder andere de volgende informatie : - aard en oorsprong van de afvalstoffen/betrokken en behandelde stoffen; - de resultaten van de maatregelen uitgevoerd door de externe en interne preventie- en beveiligingsdiensten of door elk laboratorium van de onderneming dat bevoegd is om kwaliteitsanalyses op verschillende werkposten uit te voeren; - onderzoeken met betrekking tot deze thema's, uitgevoerd of nog in gang zijnde, zowel in binnenland als in het buitenland; - alle werknemers die op één of andere manier in aanraking komen met vervangingsbrandstoffen, onder meer tijdens het aanvoeren van dergelijke afvalstoffen en het onderhoud van de ovens, dienen intensiever medisch gevolgd te worden. Deze opvolging zal gedaan worden door middel van methodes die, gelet op de huidige beschikbare kennis van de geneeskunde, de beste resultaten waarborgen; - door middel van de samenwerking tussen interne en externe preventie- en beschermingsdiensten worden de risico's geanalyseerd en geëvalueerd. De ondernemingen in de sector verbindend zich ertoe de doeltreffendheid van de preventie-, collectieve of persoonlijke beschermingsmaatregelen regelmatig te toetsen.

Alle blootgestelde werknemers krijgen niet alleen de noodzakelijke informatie maar daarenboven een veiligheidsopleiding met betrekking tot het correct gebruik van de voorgedragen preventie- en beschermingsmaatregelen.

III. Verlenging van vorige akkoorden Recuperatieuren

Art. 6.Het continu productieproces en de conjuncturele schommelingen die voor de cementsector kenmerkend zijn, rechtvaardigen het behoud van uurroosters die recuperatieuren met zich meebrengen. De ondernemingen in de sector bevestigen nogmaals hun wil om het aantal recuperatieuren te verminderen en alles in het werk te stellen om de volgende doelstellingen te bereiken : 1) De fabrieken verbinden zich ertoe door te gaan met het objectief van een saldo van te recupereren uren van ongeveer vijftig uur per arbeider, globaal te evalueren over de gehele duur van de overeenkomst.2) Het plannen van het recupereren van deze uren zal uitgevoerd worden in functie van de vereisten van de organisatie van het werk. Werk aan derden

Art. 7.Alle partijen bevestigen opnieuw hun wil tot het voortzetten van hun inspanningen en het nauwkeurig respecteren van artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst 1997-1998 : « De sociale gesprekspartners willen de tewerkstelling van de cementarbeiders verder vooropstellen.

Permanente cementbanen worden niet uitbesteed (referentie : hoofdstuk I, afdeling 2, van het Reglement van Industriële Relaties).

De fabrieksdirecties, verantwoordelijk voor het beheer en het terugvallen op ondernemingen erkennen het recht op informatie van het personeel en haar vertegenwoordigers.

Ze verbinden zich tot het verbeteren, ieder in hun eigen fabriek, van de dialoog met de personeelsafgevaardigden, door de respectievelijke rol van de vakbondsafvaardiging en/of de afgevaardigden van de ondernemingsraad te bevoordelen.

De lokale directies gaan over tot het geven van voorafgaande informatie van alle belangrijke werken, die gekend en gepland zijn.

De specifieke modaliteiten van het informatieproces en van de inhoudelijke informatie en haar periodiciteit zullen per fabriek nader bepaald worden door toe te zien op het naleven van de al bestaande gebruiken. » Brugpensioen

Art. 8.De bestaande overeenkomsten inzake brugpensioen worden verlengd ingaande 1 januari 2003 tot 30 juni 2005, conform de bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 en de koninklijke uitvoeringsbesluiten. § 1. Voltijds brugpensioen 1.1. Toegangsvoorwaarden a) Voor de arbeiders die de leeftijd van 58 jaar of meer bereikt hebben, ten laatste op 30 juni 2005 en voldoen aan de voorwaarden gesteld in het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen (Belgisch Staatsblad van 11 december 1992).b) Voor de arbeiders die 55 jaar zijn en kunnen bewijzen 38 jaar in loondienst gewerkt te hebben, als gesalarieerde werknemer door toepassing van afdeling 2, artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen, herbevestigd en gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 juni 1997, dat deze leeftijdsgrens voorziet, krachtens een collectieve arbeidsovereenkomst die ten laatste op 31 mei 1986 ter Griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen neergelegd werd en die van kracht was zonder onderbreking tot 30 juni 2005.c) Voor de arbeiders die 56 jaar of meer zijn, die in ploegen werken en die op het einde van hun arbeidsovereenkomst, kunnen aantonen dat zij 20 jaar werk in de ploegenstelsel, met nachtwerk, gewerkt hebben zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 10 mei 1990 (Belgisch Staatsblad van 13 juni 1990), en ook 33 beroepsjaren in loondienst hebben gepresteerd. 1.2. Fianciële voorwaarden Gedurende de gewaarborgde periode (van 1 januari 2003 tot 30 juni 2005), krijgen de arbeiders, die binnentreden in het systeem, een jaarlijks gewaarborgd bruto inkomen met de werkloosheidsvergoeding erbij inbegrepen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De jaarlijkse herziening, zoals bepaald in de bundel van de collectieve arbeidsovereenkomst van de NPCC blijft behouden, en toegepast aan het begin van elk jaar. § 2. Halftijds brugpensioen Het halftijds brugpensioen is van toepassing op het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken conform de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juni 1994 en wordt verlengd tot 30 juni 2005 door toepassing van de bepalingen van het interprofessioneel akkoord en zijn uitvoeringsbesluiten. 2.1. Toegangsvoorwaarden De toegangsleeftijd tot het halftijds brugpensioen wordt bepaald door de wet van 26 juli 1996 (artikel 26), het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 en zijn uitvoeringsbesluiten en wordt vastgesteld op 55 jaar en 25 werkjaren in loondienst. 2.2. Financiële voorwaarden De bijkomende vergoeding ten laste van de werkgever wordt berekend volgens de bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993 en volgens de sectoriële collectieve arbeidsovereenkomst "Ondernemingsplan" van 15 juni 1994.

De loonstructuur en de vertrekmodaliteiten worden bepaald conform het sectoriele collectieve arbeidsovereenkomst "Ondernemingsplan" van 15 juni 1994. 2.3. Vervangingsmodaliteiten De vervanging van de bruggepensioneerde arbeiders gebeurt conform de wettelijke bepalingen. Wanneer de werknemer overgaat naar het halftijds brugpensioen moet er rekening gehouden worden met de organisatievereisten en met de halftijdse vervangingsmogelijkheden.

Risicogroepen

Art. 9.Alle ondertekenende partijen van de huidige overeenkomst zijn het erover eens hun acties voort te zetten, conform aan de bestaande akkoorden in de sub-sector aangaande de aanwending van 0,10 pct. van de aangegeven loonmassa aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gedurende de periode van 1 januari 2003 tot 31 december 2004.

IV. Beroepsopleiding

Art. 10.In het kader van de verbintenissen van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 inzake beroepsopleiding, verbindend de ondernemingen van de sub-sector zich ertoe, tot het leveren van inspanningen ten gunste opleidingen tot een bedrag van minimum van 1,8 pct. van de, aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aangegeven brutolonen voor de periode 2003-2004.

Informatie en een dialoog omtrent de opleidingsprogramma's en de naleving hiervan gebeurt binnen de ondernemingsraad.

De reeds bestaande initiatieven voor beroepsopleiding voor arbeiders binnen de ondernemingen worden meegeteld voor het berekenen van het bovenvermelde percentage.

V. Toenadering van de statuten arbeiders-bedienden Ziekte

Art. 11.De dagelijkse vergoeding van ziekte toegestaan tussen de 91e en de 365e dag wordt verhoogd tot 3 EUR (regeling van 5 dagen) en tot 2,5 EUR (regeling van 6 dagen).

Baremisatie

Art. 12.Om een eventueel baremasysteem van de betalingsvoorwaarden van het arbeiderspersoneel te analyseren zullen de partijen die een werkgroep vormen, de taak hebben om de uitvoerbaarheid ervan te bestuderen. Zij zullen rekening moeten houden met name met de noodzaak om de nieuwe technische bevoegdheden van de werknemers van de sector te valoriseren, rekening houdend met de verplichtingen aangaande het in toom houden van de arbeidskosten.

De werkgroep zal samengesteld zijn als volgt : - de secretaris van NPPC; - vier vertegenwoordigers van de werkgevers; - maximum acht vakbondsvertegenwoordigers.

Hij zal een syntheseverslag aan de leden van de beperkte commissie voor 30 juni 2004 uiterlijk overhandigen.

VI. Koopkracht Basisloon

Art. 13.Op 1 januari 2003, worden de bruto uurlonen met 0,34 EUR verhoogd.

VII. Diverse vergoedingen Maaltijdcheques

Art. 14.In het kader van de uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2003-2004 wordt de werkgeverstussenkomst van 4,46 EUR opgetrokken naar 4,91 EUR per cheque. Het persoonlijke aandeel van de arbeider bedraagt 1,09 EUR, wat de nominale cheque waarde geeft van 6 EUR. Speciale productiviteitspremie (vakbondspremie)

Art. 15.De vakbondspremie voor de actieve arbeiders en de brugpensioengerechtigden wordt opgetrokken van 116,51 EUR naar 123,95 EUR ingaande het jaar 2003.

De premie zal verhoogd worden naar 124 EUR zodra de wettelijke bepalingen het toelaten.

Verplaatsingskosten

Art. 16.De vergoeding voor verplaatsingsonkosten tussen de woonplaats en de werkplaats wordt opgetrokken van 1,49 EUR naar 1,60 EUR per werkdag ingaande op 1 januari 2003.

Vergoeding bestaanszekerheid in geval van tijdelijke werkloosheid

Art. 17.De ondernemingen garanderen aan de arbeiders 100 pct. van het belastbaar loon zoals berekend bij de betaling van de feestdagen, de eerste maand van tijdelijke werkloosheid om economische en/of technische redenen. Vervolgens mag het totaal van de wettelijke werkloosheidsvergoeding en de dagelijkse conventionele vergoeding niet meer bedragen dan 80 pct. van het belastbare loon berekend zoals voor de betaling van een feestdag.

De conventionele dagelijkse bedragen zijn vastgesteld op 11,20 EUR (stelsel van 5 dagen) en 9,34 EUR (stelsel van 6 dagen).

De toekenningsprocedure blijft onveranderd.

VIII. Plaatselijke toelage

Art. 18.De partijen verbinden zich ertoe om noch een plaatselijke toelage te eisen noch toe te staan.

IX. Verlenging van de overeenkomst en opzegging

Art. 19.De voorafgaande overeenkomsten afgesloten in het kader van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken worden verlengd. De opzegging door één van de partijen wordt gedaan door middel van een opzeggingstermijn van drie maanden, gestuurd per aangetekende brief per post, naar de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de cementfabrieken en aan elk der ondertekenende partijen.

X. Sociale vrede

Art. 20.Zoals gebruikelijk in de sector, garandeert de huidige overeenkomst de sociale vrede in de sector gedurende haar looptijd. De syndicale organisaties verbinden zich ertoe geen bijkomende collectieve verzoeken in te dienen die een verhoging van de kosten van deze regeling met zich mee zouden brengen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^