Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juli 2009
gepubliceerd op 28 juli 2009

Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd spoorvervoer van intermodale transporteenheden voor de periode 2009-2012

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2009014189
pub.
28/07/2009
prom.
15/07/2009
ELI
eli/besluit/2009/07/15/2009014189/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 2009. - Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd spoorvervoer van intermodale transporteenheden voor de periode 2009-2012


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Wij hebben de eer aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de bevordering van intermodale transporteenheden (ITE) voor de periode 2009-2012.

In de meeste Europese landen kan het gecombineerd vervoer rekenen op een min of meer belangrijke steun van de overheid. In het bijzonder voor afstanden van minder dan 300 km liggen de kosten hoger dan de markttarieven, met name door de overslagkosten die eigen zijn aan dit soort vervoer.

Sinds 2005 geniet het gecombineerd vervoer per spoor in België van een financiële steun goedgekeurd door de Europese Commissie en die eindigde op 31 december 2008. Deze steun vond zijn oorsprong in het feit dat er een reëel risico was op de volledige verdwijning van dit aanbod. In de praktijk hebben deze vier jaren van consolidatie niet enkel toegelaten het aanbod te bewaren maar ook om enkele diensten te doen heropleven.

Na een evaluatie van de periode 2005-2007 blijkt dat het gecombineerd vervoer op korte afstand op Belgische schaal nog steeds zeer duur blijft, meer bepaald omwille van zijn organisatie via het spoor.

Hierbij komen nog de kosten van de overslag waardoor de broosheid van dit vervoer blijft bestaan en het beroep moet doen op steun, tenminste voor de diensten waarvoor de rentabiliteitsdrempel niet is bereikt.

De steunregeling stopzetten zou een groot aantal ITE doen terugvloeien naar het wegvervoer. Daarom werd beslist om de steunregeling verder te zetten, op een wijze aangepast aan de opgedane ervaringen en de huidige werkelijkheid.

Naar het voorbeeld van het Marco Polo-Programma van de Europese Commissie, is de doelstelling de nieuwe trafieken die voortkomen uit de groei van het goederenvervoer te oriënteren naar de meest milieuvriendelijke modi. Het behoud van de gepaste modal shift voor het transport van ITE blijft actueel.

In het kader van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, heeft de Regering het kader van een nieuw steunstelsel voor de periode 2009-2012 vorm gegeven.

De nieuwe steunregel steunt op twee elementen : enerzijds op de positieve ervaring van de toepassing van het vorige regime 2005 -2007/2008, waarvan de maatschappelijke effecten positief waren, de concurrentieverstoring zeer begrensd was maar de efficiëntie beperkt gezien de globale kost en anderzijds op de resultaten van een evaluatie uitgevoerd door een externe consultant die een gedetailleerde diagnostiek over de impact van het vorige regime heeft opgesteld en adviezen heeft gegeven voor de oriëntatie van het nieuwe steunstelsel.

In deze volgende fase 2009-2012 worden de inspanningen en het beschikbare budget gebruikt om : - enerzijds op een andere wijze de binnenlandse en tussenhavenlijke relaties die bijzonder broos blijven te consolideren en hen toe te laten geleidelijk onafhankelijk te worden van de overheidssteun door een mindere en degressieve steun; de steun voor de tussenhavenlijke relaties bedraagt de helft van de steun voor het binnenlandse vervoer; - anderzijds, als nieuwigheid, de opstart van nieuwe internationale verbindingen steunen; het aandeel van deze diensten is in het bijzonder interessant op het economische, ecologische en maatschappelijke vlak aangezien zij bijdragen aan de daling van de wegtrajecten op het Belgische grondgebied.

Een andere nieuwigheid bestaat uit het gegeven dat de verschillende subsidies op voorhand vastgelegd zijn, met degressieve bedragen van het ene jaar naar het andere.

De waakzaamheid aangaande het bestaan van gelijkwaardige diensten via het spoor en/of de binnenvaart zal versterkt worden om concurrentieverstoring te vermijden. Indien er parallelle diensten bestaan wordt een gedifferentieerde behandeling van het spooraanbod voorzien en steun wordt geweigerd of stopgezet indien de verstoring naar behoren is vastgesteld.

Daarnaast zal het nieuwe stelsel in het kader van de duurzame ontwikkeling en het genomen engagement in Kyoto, via de teweeggebrachte modal shift, bijdragen aan het verminderen van het exclusieve gebruik van de weg. Uitgedrukt in vermeden externe kosten leveren de maatregelen over vier jaar een maatschappelijke winst op van 160 miljoen euro, dit in vergelijking met de verbintenis van de Staat om over dezelfde periode een totaal bedrag van 100 miljoen euro aan steun te verstrekken. De maatregel zou moeten resulteren in een vermindering van de CO2-emissies met 11 kton per jaar.

Bovendien zijn de teksten het voorwerp geweest van een notificatie aan de Europese Commissie krachtens de bepalingen van de artikelen 73 en 87 van het Verdrag. De beschikking N 571/08 België is uitgebracht op 10 maart 2009. De Commissie beschouwde het Belgische steunstelsel compatibel met de concurrentieregels en het draagt volgens haar bij aan het gemeenschappelijk transportbeleid dat het gecombineerd goederentransport per spoor wenst te stimuleren.

De steunregeling aan het gecombineerd vervoer heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 en eindigt op 31 december 2012. Deze regeling vormt een kost van 100 miljoen euro, ten laste en binnen de grenzen van het krediet ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer op AB 51 14 31 00 01 voor de begroting 2009 en op AB 51 20 31 00 01 voor de begroting vanaf 2010.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 definieert de actoren en de elementen betreffende de in aanmerking komende verrichtingen.

Het gecombineerd vervoer per spoor dat in aanmerking komt voor de subsidie beschreven in hoofdstuk II bestaat volgens artikel 2 uit twee categorieën van binnenlandse relaties : ofwel een relatie die enkel plaatsvindt binnen België voor een traject dat in aanmerking komt vanaf 51 km, ofwel de ophaling en distributie van ITE komende of gaande naar een internationale vervoersdienst van ITE per spoor, over zee of via binnenvaart. De betreffende bloktreinen dienen minstens over een capaciteit van 40 TEU te beschikken; in dit geval is er geen minimale afstand vereist.

Artikel 3 preciseert de berekeningswijze van de subsidie voorzien in artikel 2. Per ITE is er een combinatie van een bedrag dat afhangt van het aantal kilometers en een forfait voor de overslag.

Het gecombineerd vervoer per spoor dat in aanmerking komt voor de subsidie beschreven in hoofdstuk III vindt volgens artikel 4 enkel plaats binnen België. Een traject tussen twee overslagcentra gelegen in twee havengebieden komt in aanmerking vanaf 51 km.

Artikel 5 preciseert de berekeningswijze van de subsidie voorzien in artikel 4. Per ITE is er een combinatie van een bedrag dat afhangt van het aantal kilometers en een forfait voor de overslag. Gezien het volume en de betere kostendekking, wordt de subsidie hier gehalveerd ten opzichte van de subsidie voorzien in hoofdstuk II. Het gecombineerd vervoer per spoor dat in aanmerking komt voor de maatregel beschreven in hoofdstuk IV bestaat volgens artikel 6 uit een nieuwe regelmatige internationale spoorrelatie die minstens voldoet aan volgende voorwaarden : een afstand van ten minste 120 km, een wekelijkse frequentie en een capaciteit van minstens 50 TEU per trein.

Het gaat hier over een opstartsteun uitsluitend voor nieuwe internationale relaties.

Artikel 7 preciseert de berekeningswijze van de subsidie voorzien in artikel 6.

Artikel 8 behoeft geen commentaar.

Artikel 9 beschrijft de informatie-elementen die de kandidaten dienen voor te leggen. Het heeft onder andere tot doel zich te vergewissen van de betrouwbaarheid van de kandidaat aan de hand van de kennisname van het vervoer dat de 12 voorgaande maanden door deze uitgevoerd werd.

Artikel 10 beschrijft het ontvankelijkheidsproces gebruikt door de administratie voor de kandidaturen. Het heeft onder andere tot doel zich te vergewissen dat er geen concurrentie is met reeds bestaande diensten via het spoor en/of de binnenvaart.

Wanneer er reeds een regelmatig aanbod bestaat op de relatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd, kan volgens artikel 11 beslist worden om geen steun te geven of om de helft van de normaal voorziene steun toe te kennen.

Artikel 12 beschrijft de modaliteiten voor het indienen van een klacht die een operator of publieke overheid op elk moment bij de administratie kan neerleggen.

In geval van risico op concurrentie met de binnenvaart wordt een beroep gedaan op een adviescomité om advies te geven aan de minister over het bestaan van dit risico. Dit adviescomité, voorzien in artikel 13 is samengesteld uit vertegenwoordigers van de federale en gewestelijke administraties, bevoegd voor deze materie.

De artikelen 14 en 15 behoeven geen commentaar.

Artikel 16 beschrijft de minimale gegevens voor de gevraagde lijsten.

Deze maken het onderwerp uit van vier bijlagen aan dit besluit.

Artikel 17 beschrijft de modaliteiten van directe en indirecte controles van de administratie.

Artikel 18 beschrijft de betalingsmodaliteiten en de toekenningsmodaliteiten in geval van overschrijding van het budget.

Het herinnert de operatoren aan de strikte noodzaak de termijn voor het verzenden van de informatie te respecteren.

In artikel 19 wordt er aan herinnerd dat conform aan de Europese regels de subsidie niet hoger kan zijn dan 30% van de totale vervoerskosten.

De artikelen 20 en 21 behoeven geen commentaar.

Volgens artikel 22 kunnen de beslissingen voorzien in de artikelen 2, 4 en 6 die genomen worden tot en met 31 december 2012 een toepassing van dit besluit tot 31 december 2015 tot gevolg hebben. In de praktijk beheert de administratie dit steunstelsel tot in juni 2017 omdat de operatoren tot eind juni 2012 een aanvraagdossier mogen indienen, de steun aan de internationale relaties wordt toegekend voor drie jaar en deze na het einde van de subsidiëring ten minste twee jaar dienen te worden in stand gehouden.

De artikelen 23 en 24 behoeven geen commentaar.

In de bijlagen I, II, III en IV worden de modellen weergegeven van de lijsten die door de operatoren conform aan de artikelen 9, 16 en 18 dienen worden ingevuld.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van uw Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

15 JULI 2009. - Koninklijk besluit betreffende de bevordering van het gecombineerd spoorvervoer van intermodale transporteenheden voor de periode 2009-2012 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten, de artikelen 22 en 23, eerste en tweede lid;

Gelet op de beschikking N 571/08 - België van de Europese Commissie, genomen op 10 maart 2009;

Gelet op het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 april 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 28 april 2009;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies 46.675/4 van de Raad van State gegeven op 8 juni 2009 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Eerste Minister en de Staatssecretaris voor Mobiliteit en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister of de Staatssecretaris die bevoegd is voor mobiliteit;2° administratie : het Directoraat-generaal Vervoer te Land van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;3° vrachtbrief : ieder document dat wordt opgesteld overeenkomstig de artikelen 12 en 13 van de Uniforme Regelen betreffende de overeenkomst van internationaal spoorwegvervoer van goederen (CIM), bijlage B bij het Verdrag betreffende het internationaal spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980, zoals gewijzigd bij het Protocol 1990, goedgekeurd bij de wet van 29 augustus 1997Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/08/1997 pub. 13/02/1998 numac 1997015223 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol 1990 houdende wijziging van het Verdrag betreffende het Internationale Spoorwegvervoer van 9 mei 1980, gedaan te Bern op 20 december 1990 (1) type wet prom. 29/08/1997 pub. 19/03/1999 numac 1999015000 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van volgende internationale akten : 1. Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland met betrekking tot het treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding; 2. Protocol inzake het doorgaand treinverkeer tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding; 3. Bijzondere Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België, de Regering van de Franse Republiek en de Regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake veiligheidsvraagstukken met betrekking tot de treinen tussen België en het Verenigd Koninkrijk via de vaste kanaalverbinding; 4. Protocol inzake de oprichting van een tripartiet intergouvernementeel comité, ondertekend te Brussel op 15 december 1993 type wet prom. 29/08/1997 pub. 28/07/1998 numac 1998015064 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met het Protocol bij de Overeenkomst van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, aangenomen te Madrid op 27 juni 1989 sluiten;4° havengebied : havenzone van Antwerpen of Brugge-Zeebrugge, zoals omschreven door de Koning in uitvoering van de artikelen 35 en 37 van de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;5° bloktrein : spoortransport uitsluitend bestemd voor het vervoer van ITE (Intermodale Transport Eenheid) met een capaciteit van minstens 40 TEU, het voorwerp uitmakend van een treinpad per reis geregistreerd;6° TEU (Twenty feet Equivalent Unit) : maateenheid voor een container met een hoogte van 2,591 meter, een breedte van 2,438 meter en een lengte van 6,058 meter;7° ITE km : afstand uitgedrukt in kilometer, waarover een ITE per spoor wordt vervoerd;8° spoorkosten : de kosten voor het rijden van de trein (inclusief de vergoeding voor het gebruik van de spoorweginfrastructuur, de kosten voor energie, voor de locomotief en voor de vorming van de treinen), de wagonkosten en de administratiekosten van de operator voor het organiseren van het vervoer van ITE per spoor;9° overslagkosten : de kosten met betrekking tot de overslagbewegingen van ITE tussen het transportmaterieel van de verschillende modi;10° relatie : regelmatige dienst van bloktreinen. HOOFDSTUK II Ondersteuning van het binnenlands ITE vervoer per spoor

Art. 2.Elke operator, die per spoor ITE vervoert tussen twee overslagcentra of knooppunten op het Belgische grondgebied over een minimale afstand van 51 kilometer, geniet onder de voorwaarden bepaald in dit besluit een subsidie, ten laste en binnen de grenzen van het krediet ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer op AB 51 14 31 00 01 voor de begroting 2009 en op AB 51 20 31 00 01 voor de begroting vanaf 2010.

In geval van ophaling van ITE teneinde ze te groeperen en te verzenden naar andere landen of de distributie van uit andere landen afkomstige ITE naar verschillende opslagcentra op Belgisch grondgebied, valt elke georganiseerde relatie onder het toekennen van subsidie voorzien in dit hoofdstuk.

In het geval de twee overslagcentra of knooppunten tussen dewelke het spoorvervoer plaatsvindt zich in twee verschillende havengebieden bevinden, vallen deze transporten onder het toekennen van de subsidie voorzien in hoofdstuk III.

Art. 3.De in het eerste en tweede lid van artikel 2 bedoelde subsidie wordt toegekend voor elke vervoerde ITE volgens de voorwaarden van dit besluit en wordt berekend volgens volgende formule : (A x ITE Km) + B « A » staat voor een jaarlijks degressieve factor, uitgedrukt in euro per kilometer; « ITE km » staat voor het aantal per spoor afgelegde kilometer op het traject; « B » staat voor een forfait met betrekking tot de overslag, jaarlijks degressief, uitgedrukt in euro.

De elementen « A » en « B » zijn het onderwerp van een waarde bepaald in functie van het toekenningsjaar.

De waardentabel is als volgt vastgelegd :

2009

2010

2011

2012

A ( euro /km)

0,20

0,18

0,16

0,14

B ( euro )

40

34

28

22


HOOFDSTUK III. - Ondersteuning van het tussenhavenlijke ITE vervoer per spoor

Art. 4.Elke operator die door middel van een bloktrein ITE vervoert tussen overslagcentra gelegen in twee havengebieden in België en over een minimale afstand van 51 km geniet onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden een subsidie, ten laste en binnen de grenzen van het krediet ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer op AB 51 14 31 00 01 voor de begroting 2009 en op AB 51 20 31 00 01 voor de begroting vanaf 2010.

Art. 5.De in artikel 4 bedoelde subsidie wordt toegekend voor elke vervoerde ITE volgens volgende formule : (C x ITE Km) + D « C » staat voor een jaarlijks degressieve factor, uitgedrukt in euro per kilometer; « ITE Km » staat voor het aantal per spoor afgelegde kilometer van het traject; « D » staat voor een forfait met betrekking tot de overslag, jaarlijks degressief, uitgedrukt in euro.

De elementen « C » en « D » zijn het onderwerp van een waarde bepaald in functie van het toekenningsjaar, respectievelijk de helft van de waarden « A » en « B ».

De waardentabel is als volgt vastgelegd :

2009

2010

2011

2012

C ( euro /km)

0,10

0,09

0,08

0,07

D ( euro )

20

17

14

11


HOOFDSTUK IV Ondersteuning van nieuwe regelmatige internationale spoorrelaties voor het vervoer van ITE

Art. 6.Elke operator die een nieuw georganiseerde internationale spoorrelatie voor het vervoer van ITE aanbiedt over een totale afstand van minstens 120 kilometer, met een wekelijkse frequentie en een vervoerscapaciteit van minimaal 50 TEU per trein geniet onder de voorwaarden bepaald in dit besluit een subsidie ten laste en binnen de grenzen van het krediet ingeschreven op de begroting van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer op AB 51 14 31 00 01 voor de begroting 2009 en op AB 51 20 31 00 01 voor de begroting vanaf 2010.

De relatie dient gedurende minstens 40 weken per jaar georganiseerd te worden.

De relatie dient bij te dragen aan de modal shift van de weg naar het spoor en te bestaan uit een nieuw aanbod.

Een spoorrelatie wordt als nieuw beschouwd : 1° hetzij wanneer, in de loop van de zes maanden voorafgaand aan de vraag tot toekenning van subsidie, geen enkele rechtstreekse spoorrelatie aangeboden werd tussen twee overslagcentra en/of knooppunten gelegen in een straal van 25 kilometer rond het vertrek- en aankomstpunt van de spoorrelatie waarvoor een subsidie wordt aangevraagd;2° hetzij wanneer het aanbod nieuwe karakteristieken vertoont, met name met betrekking tot volgende elementen : de reisweg, de snelheid, de technische modaliteiten, de capaciteit in volumes of de aard van de goederen. De steun bestaat uit een opstartsteun gedurende een periode van drie jaar met een verbintenis van de operator om de relatie te behouden gedurende tenminste twee jaar na de steun, op straffe van toepassing van artikel 21 van dit besluit.

Art. 7.De in het eerste lid van artikel 6 bedoelde subsidie wordt toegekend volgens de volgende formule : E + (F x aantal ITE) « E » staat voor een jaarlijks degressieve factor, toegekend per trein aan de basisorganisatie van de relatie en uitgedrukt in euro; « F » staat voor een jaarlijks degressieve factor, uitgedrukt in euro per vervoerde ITE. Het resultaat van het product « F x aantal ITE » kan maximum 1.000 euro per trein bedragen.

De waardentabel is per periode van 12 maanden als volgt vastgelegd :

Année 1 Jaar 1

Année 2 Jaar 2

Année 3 Jaar 3

E ( euro )

1000

660

330

F ( euro /UTI)

20

15

10


HOOFDSTUK V. - Selectieprocedure

Art. 8.De operatoren kunnen op elk ogenblik een aanvraagdossier indienen voor een subsidie met betrekking tot één van de maatregelen beschreven in hoofdstukken II, III en IV en dit tot en met 30 juni 2012.

Art. 9.Met het oog hierop dienen de operatoren een dossier in bij de administratie, bestaande uit een deel algemene informatie en een deel met betrekking tot het spoorvervoer van ITE waarvoor steun wordt gevraagd.

Het deel algemene informatie dient te bevatten : 1° het door de Kruispuntbank van Ondernemingen toegekende ondernemingsnummer of vestigingseenheidsnummer of, bij gebrek hieraan, een afschrift van de statuten;2° de gegevens en de handtekening van de gemachtigde persoon die de aanvraag beheert, alsook een bankrekeningnummer waarop de eventuele financiële steun mag worden gestort;3° het aantal per spoor vervoerde ITE in de voorafgaande twaalf maanden per transportrelatie en per maand.Indien, voor bepaalde maanden, het precieze aantal ITE nog niet gekend is, wordt voor deze maanden een schatting gegeven.

Het deel informatie met betrekking tot het spoorvervoer dient overeenkomstig de gekozen maatregel te bestaan uit : 1° hetzij een prognose van het aantal binnenlandse en tussenhavenlijke ITE dat zij verwachten te vervoeren in de loop van de volledige periode waarvoor subsidies worden gevraagd. De operator gebruikt hiervoor de tabel waarvan het model is opgenomen in bijlage II aan dit besluit; 2° hetzij een precieze beschrijving van, en een prognose voor, de nieuwe regelmatige internationale spoorrelaties die zij in de periode waarvoor subsidies worden gevraagd, voorzien te organiseren. De operator gebruikt hiervoor de tabel waarvan het model is opgenomen in bijlage IV aan dit besluit.

Art. 10.De aanvraagdossiers worden onderworpen aan een ontvankelijkheidsproces met volgende etappes : 1° ontvangst van de vereiste gegevens en eventuele bijkomende gegevens die gevraagd worden aan de operator;2° onderzoek van de relatie : a) studie van het aanbod waarvoor men subsidie vraagt;b) onderzoek naar het eventuele bestaan van regelmatige dienst(en) via het spoor en/of via de binnenvaart op dezelfde relatie en/of in een straal van 25 km rond de overslagcentra;c) analyse en bepaling van de karakteristieken van het aanbod waarvoor men subsidie vraagt in vergelijking met andere aanbiedingen met vaststelling of niet van een risico op concurrentieverstoring;3° beslissing van de minister of zijn gemachtigde over het al dan niet toekennen van een subsidie, binnen de drie maanden na indiening van het volledige dossier kenbaar gemaakt aan de operator via aangetekend schrijven.

Art. 11.In het geval er reeds een regelmatig aanbod van diensten bestaat, zowel via het spoor als via de binnenvaart, kunnen zich twee mogelijkheden van toekenning voordoen : 1° indien het aanbod waarvoor subsidie wordt gevraagd parallel is, dit wil zeggen zonder verstoring van de bestaande trafiek, wordt de helft van de normaal voor dit aanbod voorziene steun toegekend;2° indien het aanbod waarvoor subsidie wordt gevraagd een verstoring van de bestaande trafiek teweegbrengt, wordt er geen steun verleend.

Art. 12.Op elk moment kan een operator en/of een publieke overheid via aangetekend schrijven een klacht voor concurrentieverstoring indienen bij de administratie.

Dit dossier dient alle precieze informatie te bevatten met betrekking tot de eigenschappen en gegevens van zowel de trafiek als de relaties, de klanten en de kosten.

De administratie hoort de betrokken partijen en gaat over tot onderzoek van de klacht.

Indien het dossier een verbinding via binnenvaart bevat wordt het adviescomité, voorzien in het artikel 13, geconsulteerd.

De minister neemt een beslissing op basis van het door de administratie opgestelde verslag van het onderzoek en deelt deze via aangetekend schrijven mee aan de indiener van de klacht binnen de drie maanden na het indienen van de klacht.

Art. 13.Om de minister bij te staan in de beslissing voor toekenning van steun in geval van een risico op concurrentie met de binnenvaart, wordt een adviescomité samengesteld. Hierin zetelen op gelijke basis drie vertegenwoordigers van de administratie, waarvan er één voorzitter is, evenals een vertegenwoordiger per gewestelijke administratie bevoegd in deze materie. Het comité brengt een gemotiveerd advies uit dat het standpunt van de deelnemers vermeldt.

Het adviescomité maakt zijn huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring aan de minister wordt voorgelegd.

De leden van het adviescomité zijn gehouden aan de vertrouwelijkheid. HOOFDSTUK VI. - Toekenningsprocedure van de subsidies

Art. 14.De vervoerde ITE dienen gedekt te worden door een vrachtbrief, om in aanmerking te komen voor subsidie.

Art. 15.Het aantal aangerekende spoorkilometers voor de bepaling van « ITE km » komt overeen met de afstand opgegeven door de infrastructuurbeheerder van het Belgische spoornet tussen de overslagcentra of knooppunten op het spoortraject of, indien deze afstand niet beschikbaar is, tussen het eerste en het laatste station gelegen op het spoortraject.

Voor het rijden van een trein op een andere spoorinfrastructuur, is een officieel document vereist dat de toekenning van een of meerdere treinpad(en) bewijst of elk equivalent ter vaststelling van het bestaan van de betrokken spoorrelatie.

Voor de berekening van « ITE km », worden de door de ITE afgelegde afstanden in gevolge de sorteerverrichtingen, het samenstellen of het splitsen van de treinen niet in aanmerking genomen.

Art. 16.§ 1. Voor de maatregelen beschreven in hoofdstukken II en III stelt de operator per spoorrelatie en per maand een lijst op van de tijdens het voorgaande trimester vervoerde ITE die recht geven op een subsidie. Hiervoor gebruikt hij de twee tabellen waarvan de modellen zijn opgenomen in bijlage I aan dit besluit.

De operator actualiseert jaarlijks de prognose voorzien in artikel 9.

Hij gebruikt hiervoor de tabel waarvan het model is opgenomen in bijlage II aan dit besluit. Deze tabel wordt uiterlijk eind oktober aan de administratie geleverd. § 2. Voor de maatregel opgenomen in hoofdstuk IV stelt de operator per maand een lijst op met de gegevens van de nieuwe regelmatige internationale spoorrelaties die recht geven op een subsidie. Hiervoor gebruikt hij de twee tabellen waarvan de modellen zijn opgenomen in bijlage III aan dit besluit.

De operator actualiseert jaarlijks de prognose voorzien in artikel 9.

Hij gebruikt hiervoor de tabel waarvan het model is opgenomen in bijlage IV aan dit besluit. Deze tabel wordt uiterlijk eind oktober aan de administratie geleverd. § 3. De operator levert binnen de maand volgend op het einde van elk trimester de tabellen bedoeld in bijlage I en III.

Art. 17.De administratie controleert de juistheid van de in artikel 16 bedoelde lijsten. Zij steunt hierbij, voor wat de lijsten bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 16 aangaat, op de vrachtbrieven waartoe de operator haar inzage dient te verschaffen.

Art. 18.Na controle en goedkeuring van de in artikel 16 bedoelde tabellen en voor zover de uit te betalen sommen binnen de grenzen van het voorziene jaarlijkse budget blijven, informeert de administratie de operator van het toegekende bedrag voor het betrokken trimester. De betaling van het bedrag van de subsidie wordt ten laatste uitgevoerd binnen de termijn van 3 maanden na het opsturen van de voornoemde tabellen. De operator die de tabellen aan de administratie levert na de in artikel 16 vermelde termijn verliest het recht op subsidie voor het betreffende trimester.

Bij overschrijding van het jaarlijks voorziene budget wordt het beschikbare bedrag pro rata toegekend aan het in aanmerking komende en gerealiseerde vervoer.

Art. 19.De administratie controleert de naleving van de grens van 30 % die wordt toegepast per operator en per spoorrelatie.

Onder vervoerskosten dient te worden begrepen, de spoorkosten, de kosten van overslag van de ITE tussen het transportmaterieel van de verschillende modi en de eventuele kosten voor het wegvervoer tussen het vertrekpunt en het overslagcentrum en tussen het overslagcentrum en de bestemming.

Voor dezelfde ITE en dezelfde relatie, kan de toekenning van de subsidie krachtens de maatregelen beschreven in hoofdstukken II, III en IV niet gecumuleerd worden, noch onderling noch met de steun voorzien in de Verordening (EG) nr. 1692/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot instelling van het tweede Marco Polo-programma voor de toekenning van communautaire financiële bijstand om de milieuprestaties van het vrachtvervoerssysteem te verbeteren (« Marco Polo II ») en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1382/2003.

Art. 20.Iedere subsidie die te veel of ten onrechte werd ontvangen dient nadat de administratie daartoe het verzoek bij aangetekende brief heeft gedaan, onmiddellijk op een rekening van de administratie te worden teruggestort.

In geval van steun aan nieuwe internationale spoorrelaties, voorzien in hoofdstuk IV, leidt elke stopzetting in de tijdspanne van twee jaar volgend op de toekenning van steun tot een terugbetaling van een derde van de ontvangen steun voor die relatie. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 21.Bij niet-naleving van de verplichting opgenomen in artikel 22 van de programmawet van 22 december 2008Relevante gevonden documenten type programmawet prom. 22/12/2008 pub. 29/12/2008 numac 2008021120 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Programmawet sluiten sluit de minister de operator uit van verdere subsidies voor een door hem vastgestelde termijn die drie jaar niet mag overschrijden.

Bovendien moet de operator de ontvangen subsidies terugstorten voor de periode van zes maanden die aan de datum waarop de niet-naleving werd vastgesteld, voorafgaat.

Art. 22.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009.

De beslissingen voor het toekennen van steun voorzien in de artikelen 2, 4 en 6 worden genomen tot en met 31 december 2012.

Art. 23.Met uitzondering van het jaar 2009 hebben de aanvraagdossiers betrekking op het vervoer van ITE dat ten vroegste plaatsvindt op de datum van indiening van het dossier.

Art. 24.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juli 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, H. VAN ROMPUY De Staatssecretaris voor Mobiliteit, E. SCHOUPPE

Bijlage I Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage II Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage III Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bijlage IV Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^