Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juni 2005
gepubliceerd op 29 juni 2005

Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende de stelsels van onderbreking van de beroepsloopbaan en van tijdskrediet in het kader van het eenvormig maken van de regels inzake woonplaats

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst personeel en organisatie en federale overheidsdienst justitie
numac
2005201699
pub.
29/06/2005
prom.
15/06/2005
ELI
eli/besluit/2005/06/15/2005201699/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JUNI 2005. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige koninklijke besluiten betreffende de stelsels van onderbreking van de beroepsloopbaan en van tijdskrediet in het kader van het eenvormig maken van de regels inzake woonplaats (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, l, bij de wet van 22 januari 1985 ingevoegd;

Gelet op de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, inzonderheid op artikel 17;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 10, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen, inzonderheid op artikel 26;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, inzonderheid op artikel 127;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan, inzonderheid op artikel 75;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 november 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meesters- vak- en dienstpersoneel van de universitaire instellingen, inzonderheid op artikel 4, § 4;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut van sociale zekerheid en sociale voorzorg, inzonderheid op artikel 15;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de Belgische Staat op 7 september 2004 veroordeeld werd door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap betreffende het feit dat de voorwaarde, voorzien bij verschillende koninklijke besluiten, dat de werknemers in loopbaanonderbreking hun domicilie of verblijfplaats in België dienen te behouden,in strijd is met de Europese regelgeving betreffende het vrij verkeer van werknemers en beschouwd dient te worden als een indirecte discriminatie volgens de nationaliteit; dat het dus aangewezen is zonder verwijl de betrokken reglementeringen te wijzigen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 juni 2003;

Gelet op het protocol nr 142/1 van 20 juli 2004 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Ambtenarenzaken, Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 10 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, worden de woorden "Europese unie" vervangen door de woorden "Europese Economische Ruimte".

Art. 2.Artikel 17 van het koninklijk besluit van 2 januari 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 17.Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken werknemer over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien het personeelslid geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar het personeelslid tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 3.Artikel 10 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 juni 1999, wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 10.Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient het betrokken personeelslid over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien het personeelslid geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar het personeelslid tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 4.Artikel 26 van het koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 26.Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien de ambtenaar geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar de ambtenaar tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 5.Artikel 127 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 127.Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien de ambtenaar geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar de ambtenaar tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 6.Artikel 75 van het koninklijk besluit van 16 maart 2001 betreffende de verloven en de afwezigheden toegestaan aan sommige personeelsleden van de diensten die de rechterlijke macht terzijde staan wordt vervangen door de volgende bepalingen : "Art. 75.- Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien de ambtenaar geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar de ambtenaar tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 7.Artikel 4, § 4, van het koninklijk besluit van 27 november 1985 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan voor de leden van het administratief, gespecialiseerd, meesters- vak- en dienst personeel van de universitaire instellingen wordt vervangen door de volgende bepalingen : "

Art. 4.§ 4. Om te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische Ruimte.

Indien de ambtenaar geen verblijfplaats heeft in België dient de aanvraag ingediend te worden bij het werkloosheidsbureau van het ambtsgebied bevoegd voor de administratieve standplaats waar de ambtenaar tewerkgesteld is.

De onderbrekingsuitkeringen worden echter slechts in België uitbetaald. De artikelen 161 en 162 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering zijn naar analogie van toepassing. »

Art. 8.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002.

Art. 9.Onze Minister van Werkgelegenheid, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX

^