Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 juni 2006
gepubliceerd op 14 augustus 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord van sociale vrede 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006201787
pub.
14/08/2006
prom.
15/06/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 JUNI 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord van sociale vrede 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende akkoord van sociale vrede 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 15 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005 Akkoord van sociale vrede 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 28 juli 2005 onder het nummer 75835/CO/215) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en op de bedienden die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Duur

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006, behalve artikel 14, dat ingang vindt op 1 juli 2005 en bevat de nieuwe afspraken geldend gedurende deze periode. HOOFDSTUK III. - Arbeidsvoorwaarden

Art. 3.De minimummaandwedden evenals de effectief uitbetaalde wedden worden verhoogd met 15 EUR op 1 januari 2006.

Voor de bedienden die zijn tewerkgesteld met een deeltijdse arbeidsovereenkomst worden de miniummaandlonen evenals de effectief uitbetaalde lonen verhoogd pro rata van hun arbeidstijdregeling.

Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 1999 betreffende de aanvulling van het dubbel vakantiegeld zal worden herzien derwijze dat aan bedienden waarvan het loon een commissieloon omvat welke volgens het bedrag van de handelsomzet wordt vastgesteld bij volledige prestaties in het beschouwde kalenderjaar een jaarloon gegarandeerd wordt dat overeen komt met het toepasselijke baremaloon, verhoogd met 7,5 pct. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel voltijds brugpensioen

Art. 5.Het stelsel van het conventioneel voltijds brugpensioen, destijds ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 en sedertdien verlengd, voor het laatst tot 30 juni 2005 bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, wordt verder gezet gedurende de periode van 1 juli 2005 tot 30 juni 2007, volgens de voorwaarden bepaald in de artikelen 6 en 7 van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en in de specifieke collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005 betreffende het conventioneel brugpensioen.

Art. 6.§ 1. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2 van het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen ingeval van conventioneel brugpensioen, is sedert 31 december 1999 de minimumleeftijd vastgesteld op 58 jaar. § 2. Naast de anciënniteitvoorwaarden, vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 7 december 1992, dienen de bedienden, om te kunnen genieten van het conventioneel brugpensioen, bovendien te voldoen aan één van volgende anciënniteitsvoorwaarden : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 5 jaar onmiddellijk voor het ontslag, dat het recht op brugpensioen opent, in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een loopbaan van minstens 10 jaar tewerkstelling in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, na beëindiging van de arbeidsovereenkomst in een onderneming ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.

Art. 7.De aanvullende vergoeding, bedoeld in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005 betreffende het conventioneel brugpensioen, die toegekend wordt aan de bedienden die een recht uitoefenen op tijdskrediet, zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter van de Nationale Arbeidsraad, zal berekend worden overeenkomstig het loon verdiend door een voltijdse werknemer en niet overeenkomstig het loon van de deeltijdse tewerkstelling. HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen

Art. 8.De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1997 betreffende het haltijds brugpensioen wordt verlengd tot 31 december 2006. HOOFDSTUK VI. - Sociaal waarborgfonds

Art. 9.In artikel 13 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2004, wordt de datum van 30 juni 2005 vervangen door de datum van 30 juni 2007.

Art. 10.Artikel 14 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst van 23 april 1979 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2004, wordt vervangen door volgende bepaling : "Van 1 januari 2001 tot 30 juni 2007 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,83 pct. van de brutowedden der bedienden." HOOFDSTUK VII. - Vorming en tewerkstelling

Art. 11.De collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003 betreffende vorming en tewerkstelling wordt ongewijzigd voortgezet tot 31 december 2006. HOOFDSTUK VIII. - Sectorale toepassing van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter

Art. 12.Dit hoofdstuk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking.

Het bevat de sectorale invulling van verschillende bepalingen van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter voor de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 13.§ 1. De maximumperiode van één jaar voor de uitoefening van het recht, bedoelt in artikel 3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter wordt op vijf jaar behouden voor alle bedienden. § 2. De bedienden die in toepassing van voornoemd artikel 3 tijdskrediet opnemen voor een langere periode dan één jaar, kunnen dit vanaf het tweede jaar slechts doen per minimumperiode van één jaar.

Art. 14.De grens van 5 pct., bedoeld in artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis ten ter wordt gebracht op 8 pct.

Voor de berekening van deze grens worden alle vormen van tijdskrediet in het kader van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis en ter meegeteld, behalve het tijdskrediet van arbeid(st)ers die de leeftijd van 54 jaar of ouder hebben bereikt.

Op ondernemingsvlak kan deze grens worden verhoogd mits akkoord van de werkgever en rekening houdend met de mogelijkheden op het vlak van de arbeidsorganisatie.

De toepassing van de nieuwe modaliteiten van dit artikel kan, in ondernemingen waar reeds een bedrijfsakkoord bestaat, onderhandeld worden. HOOFDSTUK IX. - Bijkomende uitkering bestaanszekerheid

Art. 15.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, worden de vierde paragrafen vervangen door de volgende bepalingen en wordt een zesde paragraaf toegevoegd : "§ 4. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 4 500 EUR voor bedienden die minstens 50 jaar en nog geen 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor het brugpensioen overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005.

Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaand aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 5. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 5.500 EUR voor bedienden die minstens 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor het brugpensioen overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005.

Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaand aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 6. Het forfaitaire bedrag per uitbetaling bedraagt 82,63 EUR per maand gedurende de eerste 3 maanden van ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid.

Per bewezen bijkomende periode van 3 maanden ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid wordt een forfaitaire uitbetaling van 247,89 EUR toegekend tot het recht uitgeput is.

Er worden geen andere dan de forfaitaire bedragen van 82,63 EUR en van 247,89 EUR toegekend; dit wil zeggen dat een ontslagen bediende die een langere werkloosheidsperiode dan de vereiste minimumduur kan bewijzen doch een niet voldoende lange periode voor een hoger bedrag, geen recht zal hebben op een bijkomend bedrag."

Art. 16.In artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, wordt de einddatum vervangen door de datum van 31 december 2006. HOOFDSTUK X. - Aanvullende sociale toelage

Art. 17.Overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", wordt het bedrag van de aanvullende sociale toelage, die elk jaar aan de rechthebbenden moet worden toegekend, vastgesteld als volgt : - in 2005 en 2006 : 127,90 EUR voor bedienden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, § 1, § 2 en § 3 van de hoger vermelde statuten; - in 2005 en 2006 : 37,18 EUR voor de volledig en ononderbroken werkloos gebleven bedienden zoals bepaald bij artikel 6, § 4 van de hoger vermelde statuten. HOOFDSTUK XI. - Niet-cumulatie van voordelen

Art. 18.In ondernemingen die reeds tussen 1 januari 2005 en de datum van afsluiten van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst voordelen hebben toegekend die minstens gelijk zijn aan de in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen voordelen, dienen deze laatste niet meer te worden toegekend. Ondernemingen die deze laatste bepaling niet hebben toegepast, dienen hun bedrijfspraktijken verder aan te houden. HOOFDSTUK XII. - Sociale vrede

Art. 19.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekenende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1° alle bepalingen betreffende de wedden en arbeidsvoorwaarden worden stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers- of de werkgeversorganisaties, noch door de bedienden of de werkgevers;2° de werknemersoganisaties en de bedienden verbinden er zich toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming aangezien alle individuele normatieve bepalingen geregeld zijn door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 15 juni 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^