Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 15 september 2006
gepubliceerd op 21 september 2006

Koninklijk besluit betreffende veiligheid van aanstekers

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2006011402
pub.
21/09/2006
prom.
15/09/2006
ELI
eli/besluit/2006/09/15/2006011402/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende veiligheid van aanstekers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten, inzonderheid op artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 4 april 2001 en 18 december 2002;

Gelet op de beschikking van de Europese Commissie van 11 mei 2006 waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van novelty lighters wordt verboden;

Overwegende dat aan aanstekers inherente gevaren verbonden zijn omdat zij een vlam of warmte produceren en een brandbare vloeistof bevatten.

Zij vormen een ernstig risico wanneer zij door kinderen verkeerd worden gebruikt, wat tot brand, letsels en zelfs de dood kan leiden.

Gezien de inherente gevaren van aanstekers, het zeer grote aantal ervan op de markt en de te verwachten gebruiksomstandigheden, dient de ernst van het risico van aanstekers voor de veiligheid van kinderen te worden gerelateerd aan het mogelijk gebruik als speelgoed van deze aanstekers door kinderen;

Overwegende dat bij het aannemen van voornoemde Europese beschikking de producenten van aanstekers gehoord werden en dat het bijgevolg niet noodzakelijk is de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten te raadplegen;

Gelet op de hoogdringendheid, gemotiveerd door de verplichting om de beschikking van de Europese Commissie van 11 mei 2006, waarbij de lidstaten worden verplicht maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht en dat het op de markt brengen van « novelty lighters » wordt verboden, om te zetten in nationale wetgeving ten laatste tegen 11 september 2006;

Gelet op het advies 41.259/1/V van de Raad van State, gegeven op 5 september 2006,met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Consumentenzaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° aansteker : een reeds met brandstof gevuld, al dan niet navulbaar, met de hand bedienbaar apparaat dat een vlam produceert met gebruikmaking van een brandstof, normaliter gebruikt voor het aansteken van sigaretten, sigaren en pijpen en dat naar verwachting kan worden gebruikt voor het aansteken van materialen zoals papier, lampenkousjes, kaarsen en lantaarns. Onverminderd het krachtens artikel 2, § 2, vastgestelde verbod voor het op de markt brengen van novelty lighters is deze definitie niet van toepassing op navulbare aanstekers waarvoor de producenten de bevoegde autoriteiten op verzoek de vereiste documentatie voorleggen waarmee wordt gestaafd dat de aanstekers zodanig zijn ontworpen, vervaardigd en op de markt gebracht dat zij worden geacht gedurende een periode van minstens vijf jaar een veilig gebruik te waarborgen, dat zij kunnen worden gerepareerd en dat zij in het bijzonder aan de volgende eisen voldoen : a) een schriftelijke garantie hebben van de producent van ten minste twee jaar voor iedere aansteker, overeenkomstig artikel 1649septies, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;b) in de praktijk kunnen worden gerepareerd en gedurende de hele levensduur veilig kunnen worden nagevuld en met name een herstelbaar ontstekingsmechanisme hebben;c) de duurzame onderdelen die bij een voortgezet gebruik na de garantieperiode geneigd zijn te verslijten of kapot te gaan, kunnen worden vervangen of gerepareerd door een erkende of gespecialiseerde dienst na verkoop in de Europese Unie; 2° novelty lighter : een aansteker als gedefinieerd in punt 3.2 van de norm NBN EN 13869 :2002; 3° kinderveilige aansteker : een aansteker die op zodanige wijze is ontworpen en geproduceerd dat deze, onder normale en redelijkerwijs te verwachten gebruiksomstandigheden, niet kan worden gebruikt door kinderen jonger dan 51 maanden, bijvoorbeeld vanwege de kracht die nodig is om hem te bedienen, vanwege het ontwerp of de bescherming van zijn ontstekingsmechanisme of de complexiteit van de achtereenvolgende handelingen die voor de ontsteking nodig zijn. De volgende aanstekers worden geacht kinderveilig te zijn : a) aanstekers die in overeenstemming zijn met de norm NBN EN 13869 :2002, voor zover het andere specificaties betreft dan die van de punten 3.1, 3.4 en 5.2.3 van deze norm; b) aanstekers die voldoen aan de relevante reglementeringen van derde landen waar kinderveiligheidseisen gelden die vergelijkbaar zijn met de bij dit besluit vastgestelde eisen;4° model aansteker : aanstekers van dezelfde producent die wat ontwerp of andere kenmerken betreft niet afwijken op het stuk van de kinderveiligheid; 5° kinderveiligheidstest : een systematische test van de kinderveiligheid van een bepaald model aansteker, op een monster van de betreffende aanstekers, in specifieke tests die worden uitgevoerd in overeenstemming met de norm NBN EN 13869 :2002, voor zover het andere specificaties betreft dan die van de punten 3.1, 3.4 en 5.2.3 van deze norm, of in overeenstemming met de testcriteria van de relevante reglementeringen van derde landen waar kinderveiligheidseisen gelden die vergelijkbaar zijn met de eisen van dit besluit; 6° producent : een producent in de zin van artikel 1, punt 3, van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten;7° distributeur : een distributeur in de zin van artikel 1, punt 4, van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten;8° bevoegde ambtenaren : de ambtenaren aangeduid in uitvoering van artikel 19 van de wet van 9 februari 1994 betreffende veiligheid van producten en diensten.

Art. 2.§ 1. Er mogen uitsluitend kinderveilige aanstekers op de markt worden gebracht. § 2. Het op de markt brengen van novelty lighters is verboden.

Art. 3.§ 1. De producenten mogen nog slechts aanstekers op de markt brengen indien zij : 1° voor elk model aanstekers ter certificatie van de kinderveiligheid van het op de markt gebrachte model, een rapport bewaren van een kinderveiligheidstest, tezamen met monsters van de aanstekers van het geteste model, dat zij op verzoek onverwijld voorleggen aan de bevoegde ambtenaren;2° op verzoek van de bevoegde ambtenaren een attest afgeven dat alle aanstekers in elk van de op de markt gebrachte partijen conform zijn aan het geteste model en deze ambtenaren op verzoek de documentatie verschaffen inzake het test- en controleprogramma waarop dat attest gebaseerd is;3° met behulp van passende testmethoden voortdurend controleren of de geproduceerde aanstekers in overeenstemming zijn met de vastgestelde technische oplossingen om de kinderveiligheid te garanderen, en dat zij de productiedocumenten waaruit blijkt dat alle geproduceerde aanstekers in overeenstemming zijn met het geteste model, ter beschikking stellen van de bevoegde ambtenaren;4° een nieuw rapport van een kinderveiligheidstest bewaren en dit op verzoek onmiddellijk aan de bevoegde ambtenaren voorleggen wanneer er veranderingen aan een model aansteker zijn aangebracht die een negatieve invloed kunnen hebben op het beantwoorden van dit model aan de eisen van dit besluit. § 2. De distributeurs leggen de documentatie die nodig is voor de identificatie van de leveranciers van de door hen in de handel gebrachte aanstekers op verzoek onverwijld voor aan de bevoegde ambtenaren teneinde de traceerbaarheid van de producent van de aanstekers in de gehele toeleveringsketen te waarborgen. § 3. Aanstekers waarvoor de producent en distributeur de in §§ 1 en 2 genoemde documentatie niet binnen de door de bevoegde ambtenaren vastgestelde termijn voorleggen, worden uit de handel genomen.

Art. 4.§ 1. De in artikel 3 genoemde rapporten van een kinderveiligheidstest bevatten met name : 1° de naam, het adres en de plaats waar de producent, en voor het geval de aanstekers zijn ingevoerd, de invoerder, zijn hoofdzetel heeft;2° een volledige beschrijving van de aanstekers, inclusief de afmeting, de vorm, het gewicht, de brandstof, de brandstofcapaciteit, het ontstekingsmechanisme, alsmede de kinderveiligheidsmechanismen, het design, de technische oplossingen en de andere kenmerken die de aansteker kinderveilig maken overeenkomstig de definities en eisen van dit besluit.Dit omvat in het bijzonder een gedetailleerde beschrijving van alle afmetingen, de benodigde kracht of andere kenmerken die van invloed kunnen zijn op de kinderveiligheid van de aansteker, met inbegrip van de fabricagetoleranties voor elk van deze kenmerken; 3° een gedetailleerde beschrijving van de tests en de verkregen resultaten, de data van de tests, de plaats waar deze zijn uitgevoerd, de identiteit van het organisme dat de tests heeft verricht en gedetailleerde informatie over de kwalificaties en bevoegdheden van dit organisme om de betreffende tests uit te voeren;4° de identificatie van de plaats waar de aanstekers zijn gefabriceerd;5° de plaats waar de voor dit besluit vereiste documentatie wordt bewaard;6° de referenties van de accreditatie of erkenning van het organisme dat de tests heeft uitgevoerd. § 2. De in artikel 3 genoemde rapporten van een kinderveiligheidstest worden opgesteld : 1° door testinstellingen die werden geaccrediteerd als zijnde organismen die voldoen aan de eisen van de norm NBN EN ISO/IEC 17025 :2005 « Algemene eisen voor de competentie van beproevings- en kalibratielaboratoria", door een lid van de International Laboratory Accreditation Cooperation (ILAC) voor de uitvoering van kinderveiligheidstests op aanstekers of op een andere wijze voor dit doel door de bevoegde autoriteit van een lidstaat erkende instanties; of 2° door testinstellingen waarvan de verslagen inzake kinderveiligsheidstests worden aanvaard door één van de landen waarin eisen inzake de kinderveiligheid worden toegepast die vergelijkbaar zijn met de in dit besluit vastgestelde eisen.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 11 maart 2007.

Art. 6.Onze minister bevoegd voor Consumentenzaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 15 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^