Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 december 2005
gepubliceerd op 23 januari 2006

Koninklijk besluit inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van de Belgische luchthavens

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2006014001
pub.
23/01/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006014001/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van de Belgische luchthavens


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1937 houdende herziening van de wet van 16 november 1919, betreffende de regeling der luchtvaart, inzonderheid op artikel 5 gewijzigd bij de wet van 2 januari 2001;

Gelet op de omstandigheid dat de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit betrokken zijn;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 38.875/4, gegeven op 19 oktober 2005;

Op de voordracht van Onze Minister van Mobiliteit, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Voorwerp en toepassingsgebied

Artikel 1.Het voorwerp van dit besluit is de tenuitvoerlegging van de Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap.

Dit besluit voert de door de richtlijn geharmoniseerde aanpak in van de doeltreffende handhaving van de internationale veiligheidsnormen binnen de Gemeenschap door middel van harmonisering van de regels en procedures voor platforminspecties van luchtvaartuigen uit derde landen die op in de lidstaten gelegen luchthavens landen.

Art. 2.Dit besluit is van toepassing op de luchtvaartuigen uit derde landen, die gebruik maken van de Belgische luchthavens.

Het doet geen afbreuk aan het recht van de Belgische burgerluchtvaartoverheden om inspecties te verrichten die niet onder dit besluit vallen en om overeenkomstig de toepasselijke reglementering een vliegverbod, een exploitatieverbod of voorwaarden op te leggen aan luchtvaartuigen, die landen op de Belgische luchthavens.

Art. 3.De Staatsluchtvaartuigen en de luchtvaartuigen met een maximum opstijgmassa van minder dan 5 700 kg die niet gebruikt worden voor commercieel luchtvervoer vallen buiten het toepassingsgebied van dit besluit.

Definities

Art. 4.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : Vliegverbod : een formeel verbod voor een luchtvaartuig om een luchthaven te verlaten, en de nodige maatregelen om het aan de grond te houden.

Internationale veiligheidsnormen : de op het ogenblik van de inspectie geldende veiligheidsnormen van het Verdrag van Chicago en zijn bijlagen.

Platforminspectie : onderzoek volgens de bepalingen van bijlage II van luchtvaartuigen uit derde landen.

Luchtvaartuig uit derde landen : luchtvaartuig dat niet wordt gebruikt of geëxploiteerd onder toezicht van een bevoegde overheid van een Lidstaat.

Staatsluchtvaartuig : luchtvaartuig dat gebruikt wordt in de diensten van het leger, de douane of de politie.

Directeur-generaal : directeur-generaal van het Directoraat-generaal Luchtvaart van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Commissie : Europese Commissie.

Inwinning van informatie

Art. 5.De directeur-generaal wint alle informatie in teneinde het in artikel 1 vermelde doel te bereiken. Deze informatie omvat : 1° belangrijke informatie over de veiligheid, die met name verkregen kan worden uit : a) rapporten van piloten;b) rapporten van onderhoudsorganisaties;c) rapporten over incidenten;d) gegevens van andere organisaties die onafhankelijk zijn van de bevoegde overheden van de lidstaten;e) klachten;2° informatie over ingevolge een platforminspectie genomen maatregelen, zoals : a) een vliegverbod;b) de ontzegging van de toegang tot het Belgisch grondgebied aan een luchtvaartuig of aan een exploitant om er activiteiten uit te oefenen;c) de vereiste corrigerende maatregelen;d) de contacten met de bevoegde overheid van het land waar de exploitant gevestigd is;3° nadere informatie over de exploitant zoals : a) de uitvoering van corrigerende maatregelen;b) de herhaling van gebreken. Deze informatie wordt opgenomen in een standaardrapport dat de in het modelformulier van bijlage I vermelde punten bevat.

Platforminspectie

Art. 6.De directeur-generaal treft de nodige voorzieningen om platforminspecties te kunnen uitvoeren op luchtvaartuigen uit derde landen, die ervan verdacht worden niet aan de internationale veiligheidsnormen te voldoen, wanneer zij landen op een Belgische luchthaven, die opengesteld is voor het internationaal luchtverkeer.

Bij de uitvoering van dergelijke procedures besteedt de directeur-generaal speciale aandacht aan het luchtvaartuig : 1° dat volgens de ontvangen informatie slecht onderhouden is of zichtbare schade of gebreken vertoont;2° dat volgens de meldingen abnormaal vlieggedrag vertoont sinds het binnenvliegen in het luchtruim van een lidstaat, waardoor ernstige bezorgdheid over de veiligheid is ontstaan;3° wanneer bij een vorige platforminspectie gebreken aan het licht zijn gekomen die aanleiding geven tot ernstige bezorgdheid dat het luchtvaartuig niet voldoet aan de internationale veiligheidsnormen, en waarbij de directeur-generaal vreest dat de gebreken niet zijn hersteld;4° wanneer er bewijzen zijn dat de bevoegde overheden van het land van inschrijving geen behoorlijk toezicht op de veiligheid uitoefenen, of 5° wanneer krachtens artikel 5 ingewonnen informatie aanleiding geeft tot bezorgdheid over de exploitant, of wanneer bij een vorige platforminspectie van een door dezelfde exploitant gebruikt luchtvaartuig gebreken aan het licht zijn gekomen.

Art. 7.De directeur-generaal kan regels opstellen om steekproefsgewijs platforminspecties uit te voeren, ook wanneer er geen directe verdenking bestaat, mits deze regels stroken met het communautaire en internationale recht.

Deze procedure wordt op niet-discriminerende wijze toegepast.

Art. 8.De directeur-generaal zorgt ervoor dat passende platforminspecties en andere controlemaatregelen, beslist door de Commissie, worden uitgevoerd.

Art. 9.De platforminspectie wordt uitgevoerd volgens de in bijlage II beschreven procedure, met behulp van een inspectierapportformulier, dat tenminste de punten bevat uit het aan bijlage II gehechte model.

Na de voltooiing van de platforminspectie worden de bevindingen van de platforminspectie aan de gezagvoerder of een vertegenwoordiger van de exploitant van het luchtvaartuig medegedeeld en, indien er belangrijke gebreken aan het licht zijn gekomen, wordt het rapport verstuurd naar de exploitant van het luchtvaartuig en naar de betrokken bevoegde overheden.

Art. 10.De dienst die belast is met de uitvoering van een platforminspectie in toepassing van dit besluit doet al het mogelijke om te voorkomen dat het geïnspecteerde luchtvaartuig onredelijke vertraging oploopt.

Uitwisseling van informatie

Art. 11.Op verzoek van een bevoegde overheid van een andere Lidstaat stuurt de directeur-generaal haar informatie, die een lijst omvat van voor internationaal luchtverkeer opengestelde Belgische luchthavens, met de vermelding, per kalenderjaar, van het aantal verrichte platforminspecties, en van het aantal vliegbewegingen van luchtvaartuigen uit derde landen voor elke op de lijst vermelde luchthaven.

Art. 12.De directeur-generaal stelt de standaardrapporten, voorzien in artikel 5, en de platforminspectierapporten, voorzien in artikel 9, onverwijld ter beschikking van de Commissie en, op hun verzoek, van de bevoegde overheden van de lidstaten en van het Europees agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA).

Art. 13.Wanneer uit een standaardrapport blijkt dat er een potentieel gevaar voor de veiligheid bestaat, of indien uit een platforminspectierapport blijkt dat een luchtvaartuig niet aan de internationale veiligheidsnormen voldoet en een potentieel gevaar voor de veiligheid kan vormen, stuurt de directeur-generaal het rapport onverwijld toe aan elke bevoegde overheid van de lidstaten en aan de Commissie.

Bescherming en verspreiding van informatie

Art. 14.De directeur-generaal neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de vertrouwelijkheid van de informatie die hij overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 13 ontvangt, op passende wijze wordt beschermd. Hij gebruikt de informatie uitsluitend voor de doeleinden van dit besluit.

Art. 15.Wanneer informatie over de gebreken van een luchtvaartuig vrijwillig is verstrekt, wordt de bron ervan in de in artikel 9 bedoelde platforminspectierapporten geanonimiseerd.

Vliegverbod voor een luchtvaartuig

Art. 16.Wanneer niet-naleving van internationale veiligheidsnormen duidelijk de vliegveiligheid in gevaar brengt, zou de exploitant van het luchtvaartuig maatregelen moeten nemen om vóór het vertrek van de vlucht de gebreken te herstellen. Indien de dienst die de platforminspectie uitvoert er niet van overtuigd is dat de gebreken vóór de vlucht zullen worden hersteld, houdt de directeur-generaal of zijn gemachtigde het luchtvaartuig aan de grond totdat het gevaar is weggenomen en stelt hij de bevoegde overheden van de betrokken exploitant en van de Staat waar het luchtvaartuig ingeschreven is daarvan onmiddellijk in kennis.

Art. 17.Tijdens de uitvoering van de platforminspectie, kan de directeur-generaal of zijn gemachtigde in overleg met de Staat die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het betrokken luchtvaartuig of met de Staat waar het luchtvaartuig ingeschreven is, bepalen onder welke voorwaarden het luchtvaartuig mag doorvliegen naar een luchthaven waar de gebreken kunnen worden hersteld. Indien de gebreken de geldigheid van het bewijs van luchtwaardigheid in gevaar brengen, wordt het vliegverbod opgeheven indien de exploitant de toestemming krijgt van de Staat of Staten waar het luchtvaartuig overheen zal vliegen.

Verhoging van de veiligheid en uitvoeringsmaatregelen

Art. 18.De directeur-generaal deelt de Commissie mee welke operationele maatregelen werden getroffen voor de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 5 tot 13.

Oplegging van een verbod of operationele voorwaarden

Art. 19.Indien de directeur-generaal besluit om de activiteit van een bepaalde exploitant of exploitanten uit een bepaald derde land te verbieden op de Belgische luchthavens of te onderwerpen aan voorwaarden, totdat de bevoegde overheid van dat derde land de nodige herstellingsmaatregelen heeft genomen, stelt hij de Commissie in kennis van de genomen maatregelen.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 30 april 2006.

Art. 21.De Minister die de Luchtvaart in zijn bevoegdheid heeft is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 december 2005 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van de Belgische luchthavens.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

BIJLAGE II I. De platforminspectie moet, afhankelijk van de beschikbare tijd, alle of een aantal van onderstaande punten omvatten. 1. Controle van de aanwezigheid en geldigheid van de voor internationale vluchten vereiste bescheiden zoals : bewijs van inschrijving, reisdagboek, bewijs van luchtwaardigheid, vergunningen van de bemanning, vergunning radiotelefonie, lijst van passagiers en lading.2. Controleren of de samenstelling en de kwalificaties van het stuurpersoneel voldoen aan de voorschriften van de bijlagen 1 en 6 bij het Verdrag van Chicago (ICAO-bijlagen).3. Controle van de exploitatiedocumenten (vluchtgegevens, operationeel vliegplan, technisch journaal van het vliegtuig) en van de voorbereiding van de vlucht, die moet aantonen dat de vlucht overeenkomstig de voorschriften van ICAO-bijlage 6 is voorbereid.4. Controle van de aanwezigheid en de toestand van de volgens ICAO-bijlage 6 voor internationale luchtvaart vereiste zaken : - Bewijs luchtvaartexploitant (AOC) - Geluids- en emissiecertificaat - Vluchthandboek (inclusief minimumuitrustingslijst) en vlieghandboek - Veiligheidsapparatuur - Cabineveiligheidsapparatuur - Voor de betreffende vlucht benodigde apparatuur, met inbegrip van radiocommunicatie- en radionavigatieapparatuur - Vluchtrecorders.5. Controleren of het luchtvaartuig en zijn uitrusting permanent verkeren (met inbegrip van beschadigingen en herstellingen) in een staat die aan de normen van ICAO-bijlage 8 beantwoordt. II. Na de platforminspectie moet een inspectierapport worden opgesteld, dat bovenstaande algemene gegevens moet bevatten, alsmede een lijst van gecontroleerde punten, met voor elk punt vermelding van de eventueel geconstateerde gebreken, en eventuele specifieke opmerkingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 december 2005 inzake de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van de Belgische luchthavens.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, R. LANDUYT

^