Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 december 2008
gepubliceerd op 03 maart 2009

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008204487
pub.
03/03/2009
prom.
16/12/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2008, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 december 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2008 Vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008 (Overeenkomst geregistreerd op 7 juli 2008 onder het nummer 88693/CO/215) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf en op de bedienden die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Duur

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing vanaf 1 september 2007 tot en met 31 december 2008 en bevat de nieuwe afspraken geldend gedurende deze periode.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt met ingang van 1 september 2007 de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008.

De collectieve arbeidsovereenkomst van 10 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008 houdt derhalve op uitwerking te hebben op 31 augustus 2007. HOOFDSTUK III. - Arbeidsvoorwaarden

Art. 4.Tijdens de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst verbinden de werkgevers zich ertoe aan de bedienden een koopkrachtverhoging toe te kennen voor een waarde van een bruto weddenverhoging van 24 EUR per maand.

Deze koopkrachtverhoging kan worden gerealiseerd volgens één van de volgende vier formules : - een equivalente werkgeverstoelage, te storten in het kader van een ondernemingspolis "groepsverzekering" of "extralegaal pensioen"; - een equivalente werkgeverstoelage, te storten in het kader van een ondernemingspolis "hospitalisatieverzekering"; - een equivalent werkgeversaandeel in een stelsel van maaltijdcheques; - een bruto weddenverhoging van 12 EUR per maand op 1 november 2007 en een bruto weddenverhoging van 12 EUR per maand op 1 mei 2008.

Wanneer geopteerd wordt een andere formulier dan deze van de bruto weddenverhogingen, dan dient het gekozen stelsel een aanvang te nemen ten laat-ste op 1 januari 2008.

Wordt de koopkrachtverhoging gerekend pro rata hun arbeidstijdregeling.

De verdere modaliteiten van deze verschillende formules van koopkrachtverhoging worden bepaald in de hierna volgende artikelen.

Art. 5.De mogelijke keuze voor een andere formule dan deze van de bruto weddenverhogingen gebeurt hetzij per collectieve arbeidsovereenkomst op het niveau van de onderneming, hetzij per "toetredingsakte", waarbij de werkgever aan het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf een aantal inlichtingen overmaakt, volgens een door het paritair comité vastgesteld model.

Indien de werkgever op 1 november 2007 geen keuze heeft betekend aan het paritair comité, dan wordt de formule van de bruto weddenverhoging, bedoeld in artikel 3, automatisch toepasselijk.

De formule van bruto weddenverhoging is eveneens automatisch toepasselijk wanneer in een onderneming op 1 november 2007 niet alle bedienden een maandwedde genieten die minimaal 24 EUR hoger is dan het minimum, voorzien volgens de baremieke minimum weddenschalen van kracht op 1 oktober 2007, gelet op de sectoriele collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de functieclassificatie en betreffende de koppeling van de lonen aan het indexcijfer der consumptieprijzen.

Commentaar De werkgever kan dus slechts kiezen voor een andere formule dan deze van de bruto weddenverhogingen indien de bruto wedden van de tewerkgestelde bedienden minstens overeenstemmen met de baremieke wedden, fictief verhoogd met 24 EUR op 1 oktober 2007. De bruto maandwedden zullen immers nooit lager kunnen zijn dan de minimum maandwedden, voorzien in de sectoriele collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de functieclassificatie.

Art. 6.Wanneer de onderneming overeenkomstig artikel 3 en 4 gekozen voor de équivalente werkgeverstoelage, te storten in het kader van een ondernemingspolis "groepsverzekering" of "extralegaal pensioen", dan wordt voor elke bediende met ingang van 1 januari 2008 een extra jaarlijkse som van 395,35 EUR gestort in het kader van de door de werkgever afgesloten ondernemingspolis met een daartoe erkende instelling.

Art. 7.Wanneer de onderneming overeenkomstig artikel 3 en 4 heeft gekozen voor de équivalente werkgeverstoelage, voor elke bediende te storten in het kader van een ondernemingspolis "hospitalisatieverzekering", ingaand op 1 januari 2008, dan wordt op ondernemingsvlak het bedrag bepaald dat voor de dekking van elke bediende wordt gestort aan de gekozen erkende verzekeringsinstelling in het kader van de door de onderneming afgesloten collectieve polis.

Indien dit bedrag kleiner is dan 447,77 EUR per jaar, dan wordt vervolgens op ondernemingsvlak het bedrag berekend dat nog aan de bedienden moet worden toegekend onder de vorm van een bruto weddenverhoging op 1 mei 2008.

Het bedrag dat in voorkomend geval nog moet worden toegekend in de vorm van een bruto weddenverhoging op 1 mei 2008 wordt berekend als volgt : 1. het bedrag van 447,77 EUR wordt verminderd met het bedrag dat voor elke bediende contractueel moet worden gestort in het kader van de hospitalisatieverzekering;2. het overblijvende saldo wordt gedeeld door de factor 18,66;3. de wedde van de individuele bediende wordt op 1 mei 2008 verhoogd met het resultaat (het quotient) van de hiervoor bedoelde deling, afgerond op twee cijfers na de komma.

Art. 8.Wanneer de onderneming overeenkomstig artikel 3 en 4 heeft gekozen voor de equivalente werkgeverstoelage in de vorm van maaltijdcheques, dan wordt voor elke bediende de extra bijdrage van de werkgever in de maaltijdcheque met ingang van 1 januari 2008 vastgesteld op 1,47 EUR per dag, derwijze dat de totale waarde van de maaltijdcheque minimaal 2,56 EUR per dag bedraagt.

Overeenkomstig artikel 19bis, § 2, 2°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders kunnen de ondernemingen ook gebruik maken van de mogelijkheid om het aantal toe te kennen maaltijdcheques te berekenen op basis van een breuk in uren, zoals bedoeld in voornoemd artikel.

Art. 9.De minimum weddenschalen worden verhoogt met 12 EUR op 1 november 2007 en met 12 EUR op 1 mei 2008.

Voor de bedienden die zijn tewerkgesteld met een deeltijdse arbeidsovereenkomst gelden deze weddenschalen pro rata van hun arbeidstijdregeling.

Art. 10.In het jaar 2008 zal aan de bedienden die in de loop van het beschouwde jaar bij hun werkgever een anciënniteit van 25 jaar of meer bereiken, één betaalde vrije dag worden toegekend ten titel van anciënniteitsverlof. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel voltijds brugpensioen

Art. 11.Het stelsel van het conventioneel voltijds brugpensioen, destijds ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 1981 en sedertdien verlengd, wordt verder gezet gedurende de periode van 1 juli 2007 tot 30 juni 2009, volgens de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2007 betreffende het conventioneel brugpensioen.

Art. 12.In geval er overeenkomstig bijlage II van het interprofessioneel akkoord voor de periode 2007-2008, meer bepaald het hoofdstuk III, eerste punt, met betrekking tot personen na een loopbaan van 40 effectief gewerkte jaren een interprofessionele collectieve arbeidsovereenkomst in de Nationale Arbeidsraad wordt gesloten die voor de bedoelde de mogelijkheid opent op vanaf de leeftijd van 56 jaar aanspraak te maken op brugpensioen, dan zal op sectorniveau een bijkomende collectieve arbeidsovereenkomst worden afgesloten teneinde de in dergelijk geval door de werkgever verschuldigde aanvullende vergoeding, zoals bedoeld in artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, te solidariseren. HOOFDSTUK V. - Halftijds brugpensioen

Art. 13.De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1997 betreffende het halftijds brugpensioen wordt verlengd tot 31 december 2008. HOOFDSTUK VI. - Sociaal waarborgfonds

Art. 14.Artikel 2 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1979, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, houdende coördinatie van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 december 1979, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 10 mei 2005, wordt gewijzigd als volgt : "

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te Zellik, Leliegaarde 22.

Hij kan, bij beslissing van het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.".

Art. 15.Artikel 3 van dezelfde statuten wordt gewijzigd als volgt : "

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1° het innen van de bijdragen nodig voor de werking van het fonds;2° aan de bij artikel 6 bedoelde bedienden een aanvullende sociale uitkering toe te kennen en te vereffenen;3° het verrichten van de betaling van de aanvullende vergoeding in het kader van het conventioneel brugpensioen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2007, evenals van de bijzondere werkgeversbijdragen, bepaald bij artikel 268 van de programmawet van 22 december 1989 en bij artikel 141 van de programmawet van 29 december 1990;4° het uitkeren van de bijdrage, bedoeld bij artikel 13, § 3, van deze statuten, tot stijving van het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 april 1981, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf, tot oprichting van een "Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf" en vaststelling van zijn statuten;5° de uitkering te verzekeren van de vergoeding voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd door hoofdstuk IX van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 houdende akkoord van sociale vrede 2007-2008;6° het financieren van de initiatieven te nemen door de in het paritair comité vertegenwoordigde organisaties, met het oog op de sociale- en beroepsopleiding zoals zij door de raad van bestuur van het fonds werden omschreven;7° de uitkering van de bijdrage betaald overeenkomstig artikel 13, § 4, van deze statuten, ter financiering van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie en ter uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 4 september 2007 betreffende vorming en tewerkstelling; 8° het financieren van de codex houdende de collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf.".

Art. 16.In artikel 13 van dezelfde statuten wordt de datum van 30 juni 2007 vervangen door de datum van 30 juni 2009.

Art. 17.Artikel 14 van dezelfde statuten wordt vervangen door volgende bepaling : "Van 1 januari 2001 tot 30 juni 2009 worden de werkgeversbijdragen bepaald op 0,83 pct. van de bruto wedden der bedienden.". HOOFDSTUK VII. - Vorming en tewerkstelling

Art. 18.De collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005 betreffende de vorming en tewerkstelling wordt voortgezet tot 31 december 2008.

In de schoot van het Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) zullen de maatregelen worden overlegd die nodig zijn om een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens 5 procentpunten te realiseren. Hiertoe zal onder meer het sectoriele stelsel van collectieve opleidingsplanning in de ondernemingen worden aangewend en verstrekt met bijkomende aandacht voor de inbreng van de betrokken werknemers. HOOFDSTUK VIII. - Sectorale toepassing van collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater

Art. 19.Dit hoofdstuk verwijst naar de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. Het bevat de sectorale invulling van verschillende bepalingen van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater voor de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 20.§ 1. De maximumperiode van één jaar voor de uitoefening van het recht, bedoeld in artikel 3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater wordt op vijf jaar behouden voor alle bedienden. § 2. De bedienden die in toepassing van voornoemd artikel 3 tijdskrediet opnemen voor een langere periode dan één jaar, kunnen dit vanaf het tweede jaar slechts doen per minimumperiode van één jaar.

Art. 21.De grens van 5 pct., bedoeld in artikel 15 van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater wordt gebracht op 8 pct.

Voor de berekening van deze grens worden alle vormen van tijdskrediet in het kader van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater meegeteld, behalve het tijdskrediet van arbeid(st)ers die de leeftijd van 54 jaar of ouder hebben bereikt.

Op ondernemingsvlak kan deze grens worden verhoogd mits akkoord van de werkgever en rekening houdend met de mogelijkheden op het vlak van de arbeidsorganisatie.

De toepassing van de modaliteiten van onderhavig artikel kan, in ondernemingen waar reeds een bedrijfsakkoord bestaat, onderhandeld worden.

Art. 22.Gelet op artikel 14bis van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis, ter en quater van de Nationale Arbeidsraad wordt overeengekomen dat op het niveau van het paritair comité tijdens de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst inspanningen zullen worden gedaan teneinde te vermijden dat het inroepen van het begrip "sleutelfunctie" systematisch zou leiden tot het ontzeggen van het recht van toegang tot het tijdskrediet voor bedienden van 55 jaar of ouder die een sleutelfunctie uitoefenen. HOOFDSTUK IX. - Bijkomende uitkering bestaanszekerheid

Art. 23.In artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, wordt de datum van 11 mei 1994 vervangen door de datum van 26 juni 2007.

Art. 24.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, worden de vierde en de vijfde paragrafen vervangen door de volgende bepalingen en wordt een zesde paragraaf toegevoegd : "§ 4. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 4.500 EUR voor bedienden die minstens 50 jaar en nog geen 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor het brugpensioen overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2007.

Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaan aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 5. De maximale bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid bedraagt 5.500 EUR voor bedienden die minstens 55 jaar oud zijn op de eerste vergoede werkloosheidsdag en die niet in aanmerking komen voor het brugpensioen overeenkomstig de in het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2007.

Om recht te hebben op deze bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid dienen zij het bewijs te kunnen voorleggen van : - hetzij een ononderbroken tewerkstelling van minstens 2 jaar onmiddellijk voor het ontslag in één of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf; - hetzij een tewerkstelling van minstens 5 jaar tijdens de laatste 10 jaar voorafgaand aan het ontslag in ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf. § 6. Het forfaitaire bedrag per uitbetaling bedraagt 82,63 EUR per maand gedurende de eerste drie maanden van ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid.

Per bewezen bijkomende periode van 3 maanden ononderbroken uitkeringsgerechtigde werkloosheid wordt een forfaitaire uitbetaling van 247,89 EUR toegekend tot het recht uitgeput is.

Er worden geen andere dan de forfaitaire bedragen van 82,63 EUR en van 247,89 EUR toegekend; dit wil zeggen dat een ontslagen bedienden die een langere werkloosheidsperiode dan de vereiste minimumduur kan bewijzen doch een niet voldoende lange periode voor een hoger bedrag, geen recht zal hebben op een bijkomend bedrag.".

Art. 25.In artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 1994 betreffende de bijkomende uitkering voor bestaanszekerheid, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 20 juni 2005, wordt de einddatum vervangen door de datum van 31 december 2008. HOOFDSTUK X. - Aanvullende sociale toelage

Art. 26.Artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005 tot vaststelling van het bedrag van de aanvullende sociale toelage wordt vervangen door volgende bepalingen : "Overeenkomstig de bepalingen van artikel 7 van de statuten van het "Sociaal Waarborgfonds voor de bedienden van het kleding- en confectiebedrijf", laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005, wordt het bedrag van de aanvullende sociale toelage, welke elk jaar aan de rechthebbenden wordt toegekend, vastgesteld als volgt : - in 2007 en 2008 : 127,90 EUR voor bedienden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 6, § 1, § 2 en § 3 van de hoger vermelde statuten; - in 2007 en 2008 : 37,18 EUR voor de volledig en ononderbroken werkloos gebleven bedienden zoals bepaald bij artikel 6, § 4, van de hoger vermelde statuten.".

Art. 27.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005 tot vaststelling van het bedrag van de aanvullende sociale toelage wordt de datum van 31 december 2006 vervangen door de datum van 31 december 2008. HOOFDSTUK XI. - Actualisatie functieclassificatie

Art. 28.Er wordt overeengekomen om tijdens de duurtijd van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst de hierna volgende functies bijkomend te beschrijven en in te schalen : "bediende voor het opstellen van complexe facturen" en "bediende in de boekhouding".

Tevens zal onderzoek worden verricht met het oog op een beschrijving en inschaling van volgende functies : "bediende in het magazijn", "bediende belast met de inbreng van orders", "bediende belast met informatica bijstand", "ontwerper", "bediende magazijn", "bediende productievoorbereiding" en "afdelingsverantwoordelijke" voor afdelingen zoals aankoop, planning, inning, verkoop, kwaliteit, informatica. Er zal worden onderzocht in welke mate hiervoor een beroep kan worden gedaan op externe deskundigheid.

Art. 29.Partijen komen uitdrukkelijk overeen om voor het einde van het jaar 2007 te komen tot een herformulering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffende de functieclassificatie, laatst gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2005.

Het doel van deze herformulering is het wegnemen van elke twijfel aangaande het eventueel discriminerend karakter van het in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorkomende systeem van baremalonen die verwijzen naar de leeftijd van de bedienden.

Art. 30.In de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de functieclassificatie zal rekening worden gehouden met de aanbeveling, geformuleerd in punt 5.b. van het interprofessioneel akkoord, derwijze dat anciënniteit van een werknemer bij dezelfde werkgever, na afloop van een contract van bepaalde duur of van een vervangingsovereenkomst, bij aanwerving met een contract van onbepaalde duur mee in rekening wordt genomen voor de vaststelling van het loon. HOOFDSTUK XII. - Proefperiodes

Art. 31.Een nieuwe proefperiode kan niet voorzien worden in arbeidsovereenkomsten van onbepaalde duur die onmiddellijk volgen op een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd of een vervangingsovereenkomst van minstens zes maanden die betrekking had op hetzelfde werk. HOOFDSTUK XIII. - Niet-cumulatie van voordelen

Art. 32.In ondernemingen die reeds tussen 1 januari 2007 en de datum van afsluiten van deze collectieve arbeidsovereenkomst voordelen hebben toegekend die minstens gelijk zijn aan de in deze collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen voordelen, dienen deze laatste niet meer te worden toegekend. Ondernemingen die deze laatste bepaling niet hebben toegepast, dienen hun bedrijfspraktijken verder aan te houden. HOOFDSTUK XIV. - Sociale vrede

Art. 33.Tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst waarborgen de ondertekenende partijen de inachtneming van de sociale vrede, hetgeen het volgende inhoudt : 1) alle bepalingen betreffende de wedden en arbeidsvoorwaarden worden stipt nageleefd en kunnen niet in betwisting worden gebracht door de werknemers- of de werkgeversorganisaties, noch door de bedienden of de werkgevers;2) de werknemersorganisaties en de bedienden verbinden er zich toe geen eisen te stellen op nationaal noch op gewestelijk vlak, noch op dat van de onderneming aangezien alle individuele normatieve bepalingen geregeld zijn door onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 december 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^