Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 februari 2011
gepubliceerd op 25 februari 2011

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2011024023
pub.
25/02/2011
prom.
16/02/2011
ELI
eli/besluit/2011/02/16/2011024023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 FEBRUARI 2011. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, artikel 4 en Hoofdstuk III, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1994 en 28 maart 2003 en artikel 15, 1° et 2°, gewijzigd bij de wet van 1 maart 2007 en artikel 18;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis;

Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 18 maart 2010;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 juni 2010;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen en de Federale Overheid van 5 juli 2010;

Gelet op het advies 33-2010 van het Wetenschappelijk Comité van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 15 oktober 2010;

Gelet op advies 49.003/3 van de Raad van State, gegeven op 14 december 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de noodzaak om de IBR-bestrijding te stimuleren en doelstellingen vast te leggen met het oog op een verplichte bestrijding;

Op de voordracht van de Minister van Volksgezondheid en de Minister van Landbouw, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten wordt de volgende zin ingevoegd vóór de bestaande tekst : « De bedrijfsdierenarts maakt de einddatum van de klinische symptomen over aan het Agentschap. ».

Art. 2.In artikel 11 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 5, b), wordt het woord « afzonderlijk » opgeheven en wordt de laatste zin opgeheven;2° paragraaf 5, c), wordt aangevuld met de volgende woorden « en vult, in geval de vaccinatie door hem wordt uitgevoerd, het register aan »;3° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : « § 6.De bedrijfsdierenarts houdt per beslag de gegevens van alle toegediende en/of verschafte vaccins ter beschikking van de erkende vereniging. De gegevens worden overgemaakt aan de erkende vereniging volgens de voorwaarden en modaliteiten vastgelegd in bijlage III, punt 2. ».4° paragraaf 7 wordt aangevuld met de bepaling onder e) luidende : « e) vult het register aan met de gegevens zoals bepaald in bijlage III, punt 1.».

Art. 3.In artikel 12, § 6, van hetzelfde besluit worden de woorden « of individuele melkstalen » ingevoegd tussen de woorden « tankmelkstalen » en « aangeleverd ».

Art. 4.Artikel 18 van hetzelfde besluit waarvan de bestaande tekst paragraaf 3 zal vormen, wordt aangevuld met paragrafen 1 en 2, luidende : « § 1. Afvoer van runderen vanuit beslagen met een I1-statuut is alleen toegelaten naar het slachthuis. § 2. In afwijking van § 1 is de afvoer van runderen vanuit I1-beslagen toegelaten tot de datum vastgelegd in art.12, § 2. ».

Art. 5.De bijlagen van hetzelfde besluit worden vervangen door de bijlagen van dit besluit.

Art. 6.De Minister bevoegd voor Volksgezondheid en de Minister bevoegd voor de Veiligheid van de Voedselketen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 februari 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage I bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage I Lijst van de erkende laboratoria 1. Nationaal referentielaboratorium : Centrum voor Onderzoek in Diergeneeskunde en Agrochemie Groeselenberg 99, 1180 Ukkel 2.Erkende laboratoria voor serologische en virologische diagnose : Laboratoria erkend door het Agentschap in toepassing van het koninklijk besluit van 15 april 2005Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/04/2005 pub. 04/05/2005 numac 2005022355 bron federale agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria, tot bepaling van de procedure en de erkenningsvoorwaarden van laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productie-stimulerende werking sluiten betreffende de aanduiding van de officiële laboratoria die analyses uitvoeren in het kader van de controleopdracht van het Federaal Voedselagentschap en tot uitvoering van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, antihormonale en beta-adrenergische of productiestimulerende werking.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage II bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage II De biologische proeven a. Serologische onderzoeken op het serum 1.Seroneutralisatie 2. ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E 3.ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoprotëine B b. Serologische onderzoeken op tankmelk, individuele melkstalen en pools van individuele melkstalen 1.ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E 2. ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B c.Virologische onderzoeken op respiratoire of vaginale excreties, organen, een preputiaal monster of sperma 1. Virus cultuur 2.Polymerase kettingreactie 3. Elke test die toelaat om de virale antigenen aan te tonen Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis. ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage III bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage III Vaccinatie 1. Register Alle vaccinaties, uitgevoerd in het kader van dit besluit, dienen vermeld te worden in het register binnen de 7 dagen na vaccinatie. Dit register moet minimaal de volgende informatie bevatten : - de gegevens van het beslag - beslagnummer, beslagadres - naam, adres verantwoordelijke - het Sanitel-identificatienummer van elk gevaccineerd dier - de datum van vaccinatie van elk dier - de naam van het gebruikte vaccin - de identiteit en de handtekening van de persoon die de vaccinatie heeft uitgevoerd, ofwel de bedrijfsdierenarts, ofwel de verantwoordelijke - het/de nummer(s) van het/de T.V.D Het register dient ten minste 5 jaar bewaard te worden op het beslag en kan ten allen tijde worden opgevraagd door de erkende vereniging.

Dit register kan op papier of op een geïnformatiseerde wijze gehouden worden. 2. Vaccinatierapport 2.1 Wanneer de vaccinatie uitgevoerd werd door de bedrijfsdierenarts of door de plaatsvervangende dierenarts worden, binnen de 7 maanden, minimaal de volgende gegevens door de bedrijfsdierenarts overgemaakt aan de erkende vereniging : - aantal primo vaccinaties 1e enting en naam van het vaccin - aantal primo vaccinaties 2e enting en naam van het vaccin - aantal herhalingsvaccinaties en naam van het vaccin 2.2 Wanneer de vaccinatie uitgevoerd werd door de veehouder in het kader van een overeenkomst van diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding, worden op zijn verzoek en op basis van de gegevens die voorkomen in het vaccinatieregister aanwezig op het bedrijf, minimaal de volgende gegevens overgemaakt, binnen de 7 maanden, door de bedrijfsdierenarts aan de erkende vereniging : - aantal primo vaccinaties 1e enting en naam van het vaccin - aantal primo vaccinaties 2e enting en naam van het vaccin - aantal herhalingsvaccinaties en naam van het vaccin In geval de vaccinatie werd uitgevoerd door de veehouder in het kader van de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding wordt bij de overdracht van de gegevens de volgende zin vermeld : « De vaccinatie werd uitgevoerd door de veehouder » 3. Protocols 3.1. Een primo-gevaccineerd rund is een rund dat, volgens de aanbevelingen van de fabrikant, ofwel een enkele dosis ofwel een dubbele dosis vaccin tegen I.B.R. heeft toegediend gekregen met een interval van minimum 21 en maximum 35 dagen. De leeftijd van het rund op het moment van de eerste injectie moet voldoen om, volgens de aanbevelingen van de fabrikant, geen herhalingsvaccinatie te moeten toedienen binnen de 6 maanden die volgen op de laatste injectie. 3.2. Een hyper-geïmmuniseerd rund is een reeds primo-gevaccineerd rund dat minimum 1 dosis herhalingsvaccin tegen I.B.R. heeft toegediend gekregen binnen een interval van minimum 1 en maximum 8 maanden die volgen op de voorgaande toediening en dat de voorgeschreven herhalingsvaccins tegen IBR krijgt toegediend.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage IV bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage IV Kwalificatie van het beslag A. Modaliteiten voor het verwerven en het behoud van het I2-statuut A.1. Verwerven Het statuut I2 wordt verworven indien alle runderen ouder dan 10 volledige maanden en ten minste 35 dagen op het beslag aanwezig zijn geprimovaccineerd en indien alle runderen ouder dan 16 volledige maanden en ten minste 7 maanden op het beslag aanwezig zijn gehyperimmuniseerd.

A.2. Behoud Het statuut I2 blijft behouden zolang dat alle runderen ouder dan 10 volledige maanden en ten minste 35 dagen op het beslag aanwezig worden geprimovaccineerd en indien alle runderen ouder dan 16 volledige maanden en ten minste 7 maanden op het beslag aanwezig worden gehyperimmuniseerd.

A.3. Derogatie van de vaccinatie Een derogatie van de vaccinatie voor het volledige beslag kan voor een maximumduur van 12 maanden worden toegekend, indien a. een serologische balans opgemaakt voor alle runderen aanwezig in het beslag en ouder dan 12 volledige maanden, uitwijst dat het percentage seropositieve dieren met betrekking tot het glycoproteïne E niet hoger ligt dan 10 %; en b. alle runderen, seropositief ten opzicht van het glycoproteïne E, gehyperimmuniseerd zijn of verwijderd van het beslag. Deze derogatie kan éénmalig met 8 maanden worden verlengd indien kan aangetoond worden dat er geen gE-positieve dieren op het beslag aanwezig zijn.

B. Modaliteiten voor het verwerven en het behoud van het I3-statuut B.1. Verwerven Het statuut I3 kan worden verworven aan de hand van twee serologische onderzoeken uitgevoerd met een interval van minimum 4 en maximum 8 maanden en uitgevoerd op alle runderen van het beslag ouder dan 12 volledige maanden.

Indien echter het aantal runderen ouder dan 12 volledige maanden minder dan 25 % van het totaal aantal runderen van het beslag uitmaakt dient een serologische balans te worden opgemaakt van alle runderen van het beslag.

Alle ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E uitgevoerd op individuele sera of op pools van sera moeten negatief zijn. Het referentielaboratorium legt het maximum aantal sera vast waaruit de pools kunnen zijn opgebouwd.

Aan een beslag waar nog nooit runderen gehouden werden, wordt het statuut I3 toegekend op voorwaarde dat : - het bedrijf grondig gereinigd en ontsmet wordt volgens de instructies van de officiële dierenarts - de aangevoerde runderen afkomstig zijn van een bedrijf met een I3 of I4-statuut - alle serologische testen uitgevoerd bij introductie, overeenkomstig de modaliteiten gedefinieerd in bijlage VI, punt 2 zijn negatief.

In afwachting van de resultaten van het aankooponderzoek is de afvoer van runderen verboden met uitzondering van rechtstreekse afvoer naar het slachthuis.

B.2. Behoud Het statuut I3 kan worden behouden indien één van de twee volgende opsporingsprogramma's wordt toegepast : a. Jaarlijks met een interval van maximum 13 maanden : 1 ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E uitgevoerd op een bepaald aantal stalen, steekproefsgewijs genomen, bij de dieren ouder dan 12 volledige maanden;b. Jaarlijks met een interval van maximum 13 maanden : 6 ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E op tankmelk, uitgevoerd met een interval van minimum 7 en maximum 9 weken en vervolledigd met 1 ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E uitgevoerd op een bepaald aantal stalen, steekproefsgewijs genomen, bij de dieren ouder dan 12 volledige maanden niet in melkproductie of waarbij de melkproductie niet wordt gemengd met deze van de rest van het beslag. In geval van een steekproefsgewijze bemonstering zoals voorzien in punten a en b, - is het aantal te nemen stalen afhankelijk van het totaal aantal runderen op het beslag aanwezig zoals bepaald in de tabel onderaan - wordt de identiteit van de dieren die moeten worden bemonsterd bepaald door de erkende vereniging.

Alle ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E uitgevoerd op individuele sera of op pools van sera moeten negatief zijn. Het referentielaboratorium legt het maximum aantal sera vast waaruit de pools kunnen zijn opgebouwd.

C. Modaliteiten voor het verwerven en het behoud van het I4-statuut : C.1. Verwerven Het statuut I4 kan worden verworven aan de hand van twee serologische onderzoeken uitgevoerd met een interval van minimum 4 en maximum 8 maanden en uitgevoerd op alle runderen van het beslag ouder dan 12 volledige maanden.

Indien echter het aantal runderen ouder dan 12 volledige maanden minder dan 25 % van het totaal aantal runderen van het beslag uitmaakt dient een serologische balans te worden opgemaakt van alle runderen van het beslag.

Een beslag met een I3 kwalificatie kan een I4 kwalificatie verwerven aan de hand van één serologisch onderzoek uitgevoerd op alle runderen van het beslag ouder dan 12 volledige maanden.

Alle ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd op individuele sera of op pools van sera moeten negatief zijn. Het referentielaboratorium legt het maximum aantal sera vast waaruit de pools kunnen zijn opgebouwd.

Aan een beslag waar nog nooit runderen gehouden werden, wordt het statuut I4 toegekend op voorwaarde dat : - het bedrijf grondig gereinigd en ontsmet wordt volgens de instructies van de officiële dierenarts - de aangevoerde runderen afkomstig zijn van een bedrijf met een I4-statuut - alle serologische testen uitgevoerd bij introductie, overeenkomstig de modaliteiten gedefinieerd in bijlage VI, punt 3 zijn negatief.

In afwachting van de resultaten van het aankooponderzoek is de afvoer van runderen verboden met uitzondering van rechtstreekse afvoer naar het slachthuis.

C.2. Behoud Het statuut I4 kan worden behouden indien één van de twee volgende opsporingsprogramma's wordt toegepast : a. jaarlijks met een interval van maximum 13 maanden : 1 ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen glycoproteïne B uitgevoerd op een bepaald aantal stalen, steekproefsgewijs genomen, bij de dieren ouder dan 12 volledige maanden;b. jaarlijks met een interval van maximum 13 maanden : 6 ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen glycoproteïne B op tankmelk, uitgevoerd met een interval van minimum 7 en maximum 9 weken, en 1 ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd op een bepaald aantal stalen, steekproefsgewijs genomen, bij de dieren ouder dan 12 volledige maanden en niet in melkproductie of waarbij de melkproductie niet wordt gemengd met deze van de rest van het beslag. In geval van een steekproefsgewijze bemonstering op een gegeven aantal zoals voorzien in punten a en b, - is het aantal te nemen stalen afhankelijk van het totaal aantal runderen op het beslag aanwezig zoals bepaald in de tabel onderaan; - wordt de identiteit van de dieren die moeten worden bemonsterd bepaald door de erkende vereniging.

Alle ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd op individuele sera of op pools van sera moeten negatief zijn. Het referentielaboratorium legt het maximum aantal sera vast waaruit de pools kunnen zijn opgebouwd.

STAALNAMETABEL

Staalname tabel

I3 statuut

I4 statuut

Totaal aantal runderen in het beslag aanwezig

ELISA voor de detectie van antistoffen gericht tegen het glycoproteïne E

ELISA voor de detectie van antistoffen gericht tegen het glycoproteïne B

>= 200

26

21

[70-199[

25

19

[50-69]

23

18

[30-49]

22

17

[20-29]

18

16

[17-19]

allen

16

[1-16]

allen

allen


Prevalentie 15 % Betrouwbaarheidsinterval 95 % Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage V bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage V Voorwaarden en modaliteiten voor het toelaten van de runderen op de weide A. Voorwaarden en modaliteiten voor het toelaten van runderen afkomstig van I2, I3 en I4 gekwalificeerde beslagen op de weide : 1. De verantwoordelijke van een gekwalificeerde I2 beslag die zijn dieren op de weide plaatst dient, volgens de aanwijzingen van de erkende verenigingen, de nodige maatregelen te nemen om contact tussen zijn runderen en die van beslagen met een hoger statuut te vermijden.2. De verantwoordelijke van een gekwalificeerde I3 en I4 beslag die zijn dieren op de weide plaatst dient, volgens de aanwijzingen van de erkende verenigingen, de nodige maatregelen te nemen om contact tussen zijn runderen en die van beslagen met een lager statuut te vermijden. 3. Met het oog hierop kunnen de verantwoordelijken van gekwalificeerde I2, I3 of I4 beslagen, op basis van de gegevens en de ligging van de contact- en buurbeslagen, via de P.C.E. of via de erkende verenigingen het I.B.R.-statuut opvragen van het beslag waartoe de runderen, die grazen in de weide grenzend aan hun weiden, behoren.

B. Voorwaarden en modaliteiten voor het toelaten van runderen afkomstig van I1 gekwalificeerde beslagen op de weide : Tot de datum vermeldt in artikel 12, § 2, dient de verantwoordelijke van een I1 beslag die zijn dieren op de weide plaatst, volgens de aanwijzingen van de erkende verenigingen, de nodige maatregelen te nemen om contact tussen zijn runderen en die van beslagen met een hoger statuut te vermijden.

Na de datum vermeldt in artikel 12, § 2, is het verboden runderen behorend tot een beslag met I 1-statuut op de weide toe te laten.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage VI bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage VI Voorwaarden voor introductie en herintroductie van runder(en) in een gekwalificeerd beslag 1. Modaliteiten voor de introductie van runder(en) in een I2 gekwalificeerd beslag 1.1. Bij introductie van één of meerdere runderen ouder dan 3 volledige maanden, moeten deze een protocol van primo-vaccinatie toegediend krijgen. 1.2. Voor een I2 gekwalificeerd beslag met derogatie voor vaccinatie zijn de modaliteiten, zoals voorgeschreven voor de I3 gekwalificeerde beslagen, van toepassing. 2. Modaliteiten voor introductie van runder(en) in een I3 gekwalificeerd beslag 2.1. Bij de introductie van één of meerdere runderen afkomstig van I3 of I4 gekwalificeerde beslagen en welke geen contact hebben gehad met runderen afkomstig van beslagen met een lagere gezondheidsstatus, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen binnen de 5 dagen na zijn introductie;b. in afwachting van het resultaat van het serologisch onderzoek mag (mogen) het (de) aangekochte rund(eren) niet in contact komen met de rest van het beslag. 2.2. In andere gevallen van introductie van één of meerdere runderen, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen binnen de 5 dagen na zijn introductie;b. dient de bedrijfsdierenarts een tweede bloedstaal af te nemen minimum 28 dagen en maximum 40 dagen na de introductie;c. in afwachting van de resultaten van de twee serologische onderzoeken mag (mogen) het (de) aangekochte rund(eren) niet in contact komen met de rest van het beslag. 2.3. Het /De bloedstaal(stalen) dient (dienen) binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria.

Deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert. 2.4. De ELISA's voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E wordt uitgevoerd op de individuele sera of een pool van sera. Het referentielaboratorium bepaalt het maximum aantal stalen waaruit de pools bestaan. 2.5. Alleen de runderen die seronegatief reageren ten opzichte van het glycoproteïne E van het I.B.R.-virus mogen in het beslag worden binnengebracht. 3. Modaliteiten voor introductie van runder(en) in een I4 gekwalificeerd beslag 3.1. Bij de introductie van één of meerdere runderen afkomstig van I3 of I4 gekwalificeerde beslagen en welke geen contact hebben gehad met runderen afkomstig van beslagen met een lagere gezondheidsstatus, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen binnen de 5 dagen na zijn introductie;b. in afwachting van het resultaat van het serologisch onderzoek mag (mogen) het (de) aangekochte rund(eren) niet in contact komen met de rest van het beslag. 3.2. In andere gevallen van introductie van één of meerdere runderen, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen binnen de 5 dagen na zijn introductie;b. dient de bedrijfsdierenarts een tweede bloedstaal af te nemen minimum 28 dagen en maximum 40 dagen na de introductie;c. in afwachting van de resultaten van de twee serologische onderzoeken mag (mogen) het (de) aangekochte rund(eren) niet in contact komen met de rest van het beslag. 3.3. Een test die een serologische reactie vertoont tegen het glycoproteïne B wordt uitgevoerd op de individuele sera of de pools met sera. Het referentielaboratorium bepaalt het maximum aantal stalen waaruit de pools bestaan. 3.4. Alleen de runderen die seronegatief reageren op deze test mogen in het beslag worden binnengebracht. 4. Modaliteiten voor de herintroductie van runder(en) in een gekwalificeerd I2 beslag 4.1. Voor een gekwalificeerd I2-beslag met derogatie voor vaccinatie zijn de modaliteiten, zoals voorgeschreven voor de I3 gekwalificeerde beslagen, van toepassing. 5. Modaliteiten voor herintroductie van runder(en) in een gekwalificeerd I3 beslag 5.1. Bij de herintroductie van één of meerdere runderen, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen minimum 28 dagen en maximum 40 dagen na de introductie;b. de bloedstalen dienen binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria;deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert; c. men voert een test uit voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E. 5.2. In afwachting van de resultaten van de serologische onderzoeken mogen de runderen voor herintroductie niet in contact komen met de rest van het beslag. 5.3. Alleen de runderen die seronegatief reageren op deze test mogen in het beslag worden geherintroduceerd. 6. Modaliteiten voor herintroductie van runder(en) in een gekwalificeerd I4 beslag 6.1. Bij de herintroductie van één of meerdere runderen, a. dient de bedrijfsdierenarts een bloedstaal af te nemen minimum 28 dagen en maximum 40 dagen na de herintroductie;b. de bloedstalen dienen binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria;deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert. c. men voert een test uit de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B. 6.2. In afwachting van de resultaten van de serologische onderzoeken mogen de runderen voor herintroductie niet in contact komen met de rest van het beslag. 6.3. Alleen de runderen die seronegatief reageren op deze test mogen in het beslag worden geherintroduceerd.

De punten 5 en 6 van deze bijlage zijn niet van toepassing voor geherintroduceerde runderen die hebben deelgenomen aan een verzameling waaraan alleen runderen deelnamen die afkomstig zijn van I3 of I4 gekwalificeerde beslagen, conform bijlage VII.A. Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage VII bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage VII Modaliteiten voor deelname aan verzamelingen A. Deelname van runderen aan alle verzamelingen met uitzondering van erkende rundveemarkten, verzamelcentra voor vleeskalveren en handelaarstallen 1. Alleen runderen afkomstig van I3 of I4 gekwalificeerde beslagen mogen deelnemen.2. Alleen runderen die vergezeld zijn van een individueel IBR-getuigschrift, zoals vastgelegd in bijlage IX en afgeleverd door de bedrijfsdierenarts mogen deelnemen.De verantwoordelijke van de verzameling bewaart per deelnemend rund een kopie van het individueel IBR-getuigschrift gedurende 1 jaar. 3. De volgende voorwaarden voor deelname van runderen afkomstig van I4 gekwalificeerde beslagen zijn van toepassing : a.de bedrijfsdierenarts dient een bloedstaal te nemen in de 60 dagen voor de verzameling; b. het (de) bloedstaal(stalen) dient (dienen) binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria; deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert; c. het erkend laboratorium voert een ELISA uit voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B;d. alleen runderen met een negatieve reactie op de test mogen deelnemen aan de verzameling.4. De volgende voorwaarden voor deelname van runderen afkomstig van I3 gekwalificeerde beslagen zijn van toepassing : a.de bedrijfsdierenarts dient een bloedstaal te nemen in de 60 dagen voor de verzameling; b. het (de) bloedstaal(stalen) dient (dienen) binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria; deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert; c. het erkend laboratorium voert op vraag van de bedrijfsdierenarts ofwel een ELISA uit voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteine E ofwel een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B;d. alleen runderen met een negatieve reactie op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteine E of op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteine B mogen deelnemen aan de verzameling.5. In afwijking van punt 1 en tot de datum bepaalt in artikel 12§ 2 is deelname aan verzamelingen toegelaten voor runderen behorend tot gekwalificeerde I2-beslagen, indien de voorwaarden in volgende punten vervuld zijn : a.de bedrijfsdierenarts dient een bloedstaal te nemen in de 60 dagen voor de verzameling; b. het (de) bloedstaal(stalen) dient (dienen) binnen maximum 8 dagen volgend op de afname toe te komen in één van de erkende laboratoria; deze stalen dienen te worden bewaard in ideale omstandigheden zoals vastgelegd door het erkende laboratorium dat de analyse uitvoert; c. het erkend laboratorium voert een ELISA uit voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B en een voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E;d. Alleen runderen met een seronegatieve reactie op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne E mogen deelnemen aan de verzameling; e. Runderen die niet serologisch negatief reageren op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen glycoproteïne B dienen door de bedrijfsdierenarts gehervaccineerd te worden tegen I.B.R. De termijn tussen het toedienen van de vaccinatie en de deelname aan de verzameling mag niet kleiner zijn dan 10 dagen en niet groter dan 90 dagen.

B. Deelname van runderen aan andere verzamelingen dan deze vermeld onder A Voorwaarden vast te stellen overeenkomstig de procedure van artikel 16, § 3.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage VIII bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage VIII Procedure voor introductie van een rund afkomstig van een I2 of I3 beslag in een runderselectiecentrum (R.S.C.) of een centrum voor kunstmatige inseminatie (C.K.I.) 1. Procedure voor introductie van een rund afkomstig van een I3-beslag in een runderselectiecentrum In toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/12/1992 pub. 05/09/2016 numac 2016000506 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de productie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van rundersperma is de introductie van een rund in een erkend runderselectiecentrum afkomstig van een I3 beslag toegelaten mits de volgende bijkomende garanties worden gerespecteerd : de dieren moeten een negatieve reactie vertonen op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd op een bloedstaal genomen binnen de 30 dagen voorafgaand aan de introductie in het runderselectiecentrum.2. Procedure voor introductie van een rund afkomstig van een I2-beslag in een runderselectiecentrum In toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/12/1992 pub. 05/09/2016 numac 2016000506 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de productie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van rundersperma is de introductie van een rund afkomstig van een I2 beslag in een erkend runderselectiecentrum toegelaten mits de volgende bijkomende garanties worden gerespecteerd : a.de dieren moeten een negatieve reactie vertonen op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd op een bloedstaal genomen tussen de 3de en 28ste dag van hun leven; b. na afloop van de quarantaineperiode van minimum 21 dagen en maximum 30 dagen dienen de dieren nog geïsoleerd te blijven van de rest van het beslag in de post-quarantaine lokalen voor een periode van minimum 21 en maximum 30 dagen;c. na afloop van deze post-quarantaine periode moeten de dieren een negatieve reactie vertonen op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B alvorens geïntroduceerd te worden in het beslag.3. Procedure voor introductie van een rund afkomstig van een I2-beslag in een centrum voor kunstmatige inseminatie. In toepassing van artikel 3 van het koninklijk besluit van 9 december 1992Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/12/1992 pub. 05/09/2016 numac 2016000506 bron federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de productie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer van rundersperma is de introductie van een rund afkomstig van een I2 beslag in een erkend centrum voor kunstmatige inseminatie toegelaten mits de volgende bijkomende garanties worden gerespecteerd : a. de dieren moeten een negatieve reactie vertonen op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B uitgevoerd in het beslag van herkomst uitgevoerd in de 30 dagen voorafgaand aan de introductie in het erkend centrum voor kunstmatige inseminatie;b. na afloop van de quarantaine periode van min.21 dagen en maximum 30 dagen dienen de dieren nog geïsoleerd te blijven van de rest van het beslag in de post-quarantaine lokalen voor een periode van min. 21 en maximum 30 dagen; c. na afloop van deze post-quarantaine periode moeten de dieren een negatieve reactie vertonen op een ELISA voor de detectie van antilichamen gericht tegen het glycoproteïne B alvorens geïntroduceerd te worden in het beslag. Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

Bijlage IX bij het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis Bijlage IX I.B.R.- getuigschrift Individueel I.B.R. getuigschrift Het I.B.R.-getuigschrift dient minimaal de volgende gegevens te bevatten : - gegevens van de dierenarts die het certificaat ondertekent - naam en adres - nummer toegekend door de Orde der Dierenartsen - hoedanigheid van de dierenarts (bedrijfsdierenarts of plaatsvervangend) - beslagnummer en I.B.R.-statuut van het beslag waartoe het rund behoort - identificatienummer van het rund - de identiteit van de persoon die de vaccinatie heeft uitgevoerd - datum van de laatste vaccinatie tegen I.B.R. - datum van opmaak van het I.B.R.-getuigschrift (het getuigschrift blijft 60 dagen na opmaak geldig) In geval het rund deelneemt aan een verzameling, zoals bepaald in bijlage VII van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis dienen ook de volgende gegevens vermeld te worden : - datum en plaats van de verzameling(en) waaraan wordt deelgenomen - datum van bloedname, referentie en het resultaat van de bloedanalyse zoals bepaald in punten 3 en 4 van bovenvernoemde bijlage.

Gezien om te worden gevoegd bij ons besluit van 16 februari 2011 tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 november 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/11/2006 pub. 04/01/2007 numac 2006023238 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis sluiten betreffende de bestrijding van infectieuze boviene rhinotracheïtis.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Landbouw, Mevr. S. LARUELLE

^