Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 januari 2001
gepubliceerd op 05 april 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende de lonen en de arbeidsvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012021
pub.
05/04/2001
prom.
16/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/16/2001012021/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende de lonen en de arbeidsvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters, betreffende de lonen en de arbeidsvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Lonen en arbeidsvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 26 juli 1999 onder het nummer 51580/CO/107) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, de werklieden en werksters van de ondernemingen ressorterend onder het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1997 gesloten in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters betreffende de lonen en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 juni 1999. HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.A. Jongeren van 16 tot 18 jaar.

De minderjarigen en de leerlingen verbonden met een arbeidsovereenkomst hebben recht op loon volgens de percentages opgenomen in de navolgende tabel en schommelend volgens de leeftijd op basis van loonniveau 1.

B. Jongeren van 18 tot 21 jaar.

Vanaf de leeftijd van 18 jaar ontvangt de jonge werknemer en de leerling verbonden met een arbeidsovereenkomst gedurende een aanloopstage van 1 jaar (uitgedrukt in voltijdse equivalenten) het percentage van het functieloon, opgenomen in onderstaande tabel.

Nadien krijgt hij/zij het volledig functieloon voorzien in artikel 4.

Tabel jongerenbarema's.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Vanaf de leeftijd van 18 jaar wordt een aanloopstage van minstens 12 maanden, verworven in andere bij deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde ondernemingen, in aanmerking genomen voor het verwerven van het volledige functieloon.

Zij wordt bewezen door verklaringen afgeleverd door de werkgevers en overhandigd op het ogenblik van hun indiensttreding.

Art. 4.De minimumuurlonen van de werklieden en werksters vanaf 21 jaar en van de jongeren met bewezen aanloopstage van minstens 12 maanden worden op 1 juli 1999 met 3 BEF per uur verhoogd.

De lonen bedragen op 1 juli 1999 (indexschijf 102.08 104.11 pt.) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.De in artikel 2 en 4 vastgestelde minimumuurlonen alsook de werkelijk uitbetaalde lonen worden op 1 juli 2000 met 3 BEF per uur verhoogd. HOOFDSTUK III. - Huisarbeid

Art. 6.Het maakloon wordt berekend door het aantal uren vereist voor de uitvoering van elk stuk te vermenigvuldigden met het uurloon overeenstemmend met één van de functies vermeld in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Het globale loon van de huisarbeiders en arbeidsters wordt bij elke uitbetaling met 10 pct. verhoogd als schadeloosstelling voor de algemene kosten die te hunnen laste vallen (verwarming, verlichting, enz.).

Deze vergoeding wordt op 15 pct. gebracht wanneer de huisarbeiders en arbeidsters zelf de kleine benodigdheden (garen, koorzijden, enz.) leveren.

Art. 8.Onverminderd de bepalingen van de wet van 26 januari 1951 en 4 augustus 1978 betreffende het bijhouden van de sociale documenten worden de in artikel 7 bedoelde vergoedingen bij elke uitbetaling afzonderlijk in het loonboekje ingeschreven.

De in artikel 6 bepaalde uren voor uitvoering van elk kledingstuk moeten schriftelijk worden vastgelegd bij het afsluiten van de arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsduur

Art. 9.De maximumgrens van de wekelijkse arbeidsduur is vastgesteld op negendertig uren.

Art. 10.De wekelijkse arbeidsduur wordt over vijf dagen van de week verdeeld. De dag van inactiviteit wordt bij overeenkomst tussen de werkgever en de meerderheid van zijn werklieden en werksters, hetzij op maandag of op zaterdag, hetzij beurtelings op maandag en op zaterdag bepaald.

Art. 11.In afwijking van de bepalingen van artikel 10, mag de werkgever, in overeenstemming van de meerderheid van de werklieden en werksters, het werk over zes dag verdelen, op voorwaarde dat per week aan elke werknemer individueel, hetzij op zaterdag, hetzij op maandag een dag van inactiviteit wordt toegekend volgens een tussen de partijen overeengekomen beurtstelsel.

Art. 12.De werkgevers delen aan de voorzitter van het paritair comité de krachtens artikel 10, tweede lid, of artikel 11 in hun onderneming ingevoerde arbeidsregeling mee.

De voorzitter geeft kennis van deze arbeidsregeling aan de in het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters vertegenwoordigde organisaties. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 13.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2000.

Zij wordt van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd, indien zij voor de jaarlijkse vervaldag niet door één van de ondertekenende partijen wordt opgezegd, met een opzegging van drie maanden, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de meester-kleermakers, de kleermaaksters en naaisters en aan de daarin vertegenwoordigde organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 16 januari 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^