Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 januari 2002
gepubliceerd op 14 februari 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

bron
ministerie van economische zaken
numac
2002011032
pub.
14/02/2002
prom.
16/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/16/2002011032/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van koninklijk besluit heeft tot voornaamste doel, de Belgische reglementering inzake automobielverzekeringen in overeenstemming te brengen met het Europees recht en in het bijzonder met de Derde richtlijn niet-leven 92/49/EEG van 11 augustus 1992.

Volgens de recente interpretatieve Mededeling van de Europese Commissie, met als titel Vrij verrichten van diensten en algemeen belang in het verzekeringsbedrijf, heeft deze richtlijn "niet alleen de vrijheid van tarieven ingesteld alsmede de opheffing van voorgaande of systematische controle van tarieven en overeenkomsten, maar ook de uitsluitende bevoegdheid van de Lidstaat van herkomst inzake financiëletoezicht op de verzekeringsonderneming. De handhaving van een verplicht tariferingsmechanisme lijkt daarom in strijd met de geest en de letter van de Derde Richtlijnen".

Twee reeksen van reglementaire bepalingen worden hier beoogd : enerzijds het minimumtarief toepasbaar op de verplichte verzekering van burgerlijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen (koninklijk besluit van 3 februari 1992) en anderzijds het a posteriori personalisatiestelsel, beter bekend onder de naam bonus-malus (koninklijk besluit van 14 december 1992).

In het eerste geval wordt het in overeenstemming brengen met het Belgisch recht verwezenlijkt door de opheffing van het koninklijk besluit van 3 februari 1992 tot vaststelling van de tariefnormen die van toepassing zijn op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

In het tweede geval is het de bedoeling de bepalingen met betrekking tot de bonus-malus op te heffen, vervat in het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.

In dit laatste geval betekent de opheffing van voormeld koninklijk besluit van 14 december 1992 evenwel niet dat de ondernemingen de premies niet meer zullen kunnen differentiëren in functie van de werkelijke schadefrequentie van hun verzekerden. Het betekent integendeel dat een grotere vrijheid aan de ondernemingen wordt verleend om deze differentiatie tot stand te brengen.

Het positieve effect van de bonus-malus op het gebied van verkeersveiligheid zal derhalve niet verdwijnen en het zou zelfs nog versterkt kunnen worden, voor zover sommige systemen die door de verzekeringsondernemingen worden opgezet, strenger zouden kunnen zijn dan het systeem dat nu van kracht is.

De opheffing van het reglementair bonus-malussysteem moet dus gepaard gaan met maatregelen om de verzekeringnemer in te lichten over het door de verzekeringsonderneming aangewende mechanisme waarmee de verzekering werd afgesloten. Het is ook raadzaam een minimuminformatie te voorzien in de gevallen dat de verzekeringnemer van verzekeraar wenst te veranderen, vermits het huidige bonus-malusattest inderdaad niet meer kan volstaan.

De nieuwe maatregelen in verband met de informatie worden in het besluit van 14 december 1992 doorgevoerd. Zij worden evenwel ingegeven door eerdere bepalingen die grotendeels in het voornoemd koninklijk besluit van 3 februari 1992 zijn vervat.

Artikelsgewijze toelichting HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen Artikel 1 De verzekeraars zijn verplicht het bonus-malusmechanisme dat zij aanwenden te beschrijven. De overeenkomsten zullen, bijvoorbeeld, een schaal in graden, zoals tegenwoordig, in percentage of zelfs in premiebedragen uitgedrukt, kunnen gebruiken.

Het 3°) verplicht de verzekeraars het niveau of het minimum en maximum bedrag van de premie aan te duiden, naar gelang van de evolutie van de verzekerde in hun personalisatiesysteem a posteriori, indien dergelijke minima en maxima bestaan.

In het geval van een niveauschaal, moet de verzekeraar aanduiden (4°) hoe deze in een schaal met premiebedragen kan worden omgezet of desgevallend, in een schaal met eigen risicobedragen.

Artikel 2 Dit artikel komt uit artikel 8, tweede lid, van voormeld koninklijk besluit van 3 februari 1992 en uit artikel 38, zevende lid van de bijlage bij voormeld koninklijk besluit van 14 december 1992. Men heeft eenvoudig de uitdrukking "personalisatiegraad" door "gepersonaliseerde premie of niveau" vervangen.

Artikel 3 Dit artikel organiseert de overdracht van de informatie over de schadefrequentie van een autoverzekeringsovereenkomst. Evenzeer als het huidige bonus-malusattest, moet die informatie binnen vijftien dagen die volgen op het einde van de overeenkomst, worden overgemaakt.

Vermits iedere verzekeringsonderneming haar eigen personalisatiecriteria mag gebruiken, is het van belang een vrij uitgebreide informatie te organiseren. Deze informatie valt ten laste van de verzekeringsondernemingen.

Punten 1°) tot 7°) betreffen informatie over de verzekeringsovereenkomst, terwijl het punt 8°) op ieder ongeval slaat dat tijdens de periode van dekking is voorgekomen, te weten de periode gedurende dewelke de verzekerde gedekt was door dezelfde verzekeraar.

Omwille van de eenvoudigheid, is deze informatie beperkt tot een maximale periode van vijf jaar. Indien éénzelfde persoon gedurende tien jaar klant blijft bij éénzelfde verzekeraar, zal deze laatste bijgevolg slechts de inlichtingen over de afgelopen vijf jaar moeten verstrekken.

Om rekening te houden met de overgang van het huidige systeem naar het nieuwe regime, wordt eveneens voorzien dat de verzekeraars vrijgesteld zijn van het verstrekken van inlichtingen over de schadegevallen die zich vóór 1 augustus 2002 hebben voorgedaan. De informatie over de periode voorafgaand aan die datum wordt inderdaad gecondenseerd in de bonus-malusgraad die aan de nieuwe verzekeraar zal worden meegedeeld.

De tekst werd vereenvoudigd in vergelijking met de versie die aan de Raad van State werd voorgelegd. De nieuwe opstelling heft de indeling in paragrafen op. Aldus toont men beter aan dat er slechts één enkel schadefrequentieattest aan de verzekeraar moet worden overgemaakt. De datum waarvan sprake onder punt 9°) betreft derhalve het geheel van de informatie die in bovengenoemd attest voorkomt en niet alleen maar de inlichtingen beoogd door de punten 1°) tot 7°) (de vroegere § 1 van het artikel). HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 22 februari 1991, houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen Artikel 4 Dit artikel brengt artikel 15 van het voormeld koninklijk besluit in overeenstemming met de nieuwe bepalingen op het gebied van bonus-malus. HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen Artikel 5 Hoofdstuk IX van voormelde typeovereenkomst is niet meer in overeenstemming met de prijzenreglementering, in die zin dat geen enkele indexering van de premie mogelijk is. Bovendien heeft een dergelijke indexering weinig zin voor overeenkomsten met een looptijd van één jaar. Dit hoofdstuk wordt bijgevolg opgeheven.

Artikel 6 Dit artikel heft de bepalingen omtrent de bonus-malus van voormelde typeovereenkomst op, onder voorbehoud van de overgangsmaatregelen van artikel 8.

Artikel 7 Dit artikel heft de nog van toepassing zijnde tariefbepalingen inzake de B.A. autoverzekering op. Vermits de enkele bepalingen die nog toegepast kunnen worden, in het huidig ontwerp worden overgenomen, kan het koninklijk besluit van 3 februari 1992 helemaal worden opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Overgangsmaatregelen en inwerkingtreding Artikel 8 De inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen zal in twee fases plaats hebben.

Enerzijds zullen vanaf 1 februari 2002 de tarifaire bepalingen vervat in het huidige besluit van 14 december 1992 worden opgeheven. België stemt aldus zijn reglementering af op het Europees recht zoals het daaraan werd herinnerd door de ingebrekestelling door de Europese Commissie van 31 oktober 2001.

Aangezien de ondernemingen de huidige bepalingen kunnen blijven toepassen op het gebied van bonus-malus (hoewel zij daartoe niet meer verplicht zijn), volstaat deze korte periode van inwerkingtreding.

Gedurende deze eerste periode zal de gradenschaal van het huidige bonus-malussysteem zonder verwijzing naar de premie blijven bestaan.

Deze wijziging wordt weergegeven door de tweede alinea van artikel 8 van het ontwerp.

Dit lid wijzigt artikel 38, 2° van de modelovereenkomst. Het gaat er inderdaad om de premieniveaus af te schaffen, die met de bonus-malusschaal overeenstemmen. De verzekeraars zullen dus de verlagingen en de verhogingen die zij wensen, kunnen toepassen.

Anderzijds zal het schadefrequentieattest bepaald bij artikel 3 op 1 januari 2004 van kracht worden. Op die datum zal de bonus-malus-gradenschaal kunnen worden opgeheven (cf. artikel 6 van het ontwerp).

Inderdaad vereist deze bepaling een langere termijn. De ondernemingen beschikken niet over het geheel van inlichtingen die zij aan hun verzekerden zullen moeten meedelen. Daarom zullen zij gedurende een overgangsperiode van 23 maand de huidige bonus-malus blijven toepassen, met uitzondering van de tarifaire bepalingen. Zij die het wensen kunnen evenwel voor wat de informatie betreft die door artikel 3 van het ontwerp wordt bedoeld, op het einde van die termijn vooruitlopen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige, en zeer getrouwe dienaar.

De Minister van Economie, Ch. PICQUE

Advies 32.359/1 van de afdeling wetgeving van de Raad van State De Raad van State, afdeling wetgeving, eerste kamer, op 12 oktober 2001 door de Minister van Economie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "wijzigend het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen en opheffend het koninklijk besluit van 3 februari 1992 tot vaststelling van de tariefnormen die van toepassing zijn op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen", heeft op 29 november 2001 het volgende advies gegeven : Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt in hoofdzaak ertoe de Belgische reglementering betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen in overeenstemming te brengen met de richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en houdende wijziging van de richtlijnen 73/239/EEG en 88/357/EEG (derde richtlijn schadeverzekering). In een met redenen omkleed advies van de Europese Commissie van 23 oktober 2001 komt deze tot de conclusie dat het Koninkrijk België "de uit hoofde van de artikelen 6, lid 3, 29 en 39 van Richtlijn 92/49/EEG op hem rustende verplichtingen niet is nagekomen door een bonus/malusstelsel te hebben ingevoerd en gehandhaafd dat automatische en verplichte gevolgen heeft voor de tarieven van toepassing op alle contracten voor motorrijtuigenverzekeringen welke worden gesloten op Belgisch grondgebied, zonder onderscheid te maken tussen verzekeringsondernemingen die hun hoofdkantoor in België hebben en verzekeringsondernemingen die er actief zijn door middel van bijkantoren of in de vorm van dienstverrichting, in strijd met het beginsel van de vrijheid van tarieven en de afschaffing van de voorafgaande of systematische controles op de tarieven en de contracten".

Teneinde aar de bezwaren van de Europese Commissie tegemoet te komen brengt het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit een aantal wijzigingen aan in het "a posteriori personalisatiestelsel", gemeenzaam "bonus malusstelsel" genoemd. Die wijzigingen houden in dat het stelsel - in een aangepaste vorm - blijft bestaan tot 1 januari 2004, en dat het vanaf die datum definitief wordt opgeheven.

In een eerste stadium wordt het stelsel losgekoppeld van de vaststelling van de tarieven (artikel 5 van het ontwerp) en wordt in een aangepaste regeling voorzien met betrekking tot, enerzijds, de informatieplicht van de verzekeraar ten aanzien van de verzekeringsnemer, wat de elementen betreft die bepalend zijn voor het gehanteerde personalisatiemechanisme (artikelen 2 en 6) en, anderzijds, de verplichting voor de verzekeraar om, in geval van een verkeerde toepassing van het a posteriori personalisatiemechanisme, tot correcties over te gaan (artikel 3).

Aan het a posterion personalisatiemechanisme wordt met ingang van 1 januari 2004 een einde gemaakt (artikelen 8 en 10, eerste lid) en wordt vanaf dezelfde datum een verplicht informatiestelsel ingevoerd waarbij de verzekeraar enkel bij het einde van de overeenkomst bepaalde inlichtingen dient door te geven aan de verzekeringsnemer die een nieuwe overeenkomst sluit (artikelen 4 en 10, eerste lid).

Het ontwerp heft, tot slot, de indexatieregeling op die is vervat in hoofdstuk IX van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (artikel 7). Ook het koninklijk besluit van 3 februari 1992 tot vaststelling van de tariefnormen die van toepassing zijn op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen wordt opgeheven, aangezien dat besluit overbodig is geworden in het licht van de ontworpen regeling (artikel 9). 2. Benevens in de wetsartikelen die worden vermeld in de aanhef van het ontwerp, vindt de ontworpen regeling tevens rechtsgrond in artikel 96 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.Dat is in het bijzonder het geval voor wat betreft de wijzigingen die het ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen (artikel 6 van het ontwerp).

Onderzoek van de tekst Opschrift Het ontwerp beoogt niet enkel wijzigingen aan te brengen in het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, doch ook in het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen. Derhalve dient in het opschrift van het ontwerp ook van dat laatste koninklijk besluit melding te worden gemaakt.

Aan de andere kant is het niet gebruikelijk om in het opschrift van een wijzigend besluit melding te maken van een besluit dat wordt opgeheven.

Rekening houdend met wat voorafgaat, wordt het opschrift van het ontwerp beter aangepast als volgt : « Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen ».

Aanhef 1. Op het einde van het eerste lid van de aanhef schrijve men : ".... inzonderheid op artikel 19. vervangen bij de wet van 19 juli 1991, en op artikel 96, gewijzigd bij de wet van 24 maart 1978;". 2. De koninklijke besluiten die worden vermeld in het derde tot het vijfde lid van de aanhef dienen in chronologische volgorde te worden weergegeven. 3. Afgezien van de opmerking onder 2, dient op het einde van het derde lid van de aanhef - waarin wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 3 februari 1992 - te worden geschreven : "... inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1992;'. 4. In het vierde lid van de aanhef van het ontwerp zoals het om advies is voorgelegd, kan worden gespecificeerd dat de wijzigingen die het ontwerp beoogt aan te brengen in het koninklijk besluit van 22 februari 1991, betrekking hebben op artikel 15 van dat besluit. Daartoe volstaat het om het betrokken lid van de aanhef aan te vullen als volgt : "..., inzonderheid op artikel 15, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 1999;". 5. In de Nederlandse tekst van het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar het koninklijk besluit van 14 december 1992 schrijve men : "... voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;". 6. Ermee rekening houdend dat de Raad van State, afdeling wetgeving, om een advies is verzocht binnen een termijn van ten hoogste een maand, dient het lid van de aanhef waarin wordt verwezen naar dat advies te worden vervangen door de twee volgende leden : « Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand; Gelet op advies 32.359/1 van de Raad van State, gegeven op 29 november 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;" Artikel 1 1. De vermelding van het opschrift van hoofdstuk I, die voorafgaat aan artikel 1 van het ontwerp.dient te worden aangepast als volgt : « Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen" 2. Een wijzigingsbepaling mag niet tot doel hebben artikelen te verplaatsen of te vernummeren Dat kan immers grote moeilijkheden opleveren wanneer in andere regelingen naar die artikelen wordt verwezen. Het verdient derhalve aanbeveling om artikel 1 van het ontwerp te schrappen en om de ontworpen bepalingen onder de artikelen 2 tot 4 van het ontwerp - met eerbiediging van de bestaande nummering van de artikelen van het te wijzigen koninklijk besluit van 14 december 1992 - in dat besluit in te voegen als respectievelijk de nieuwe artikelen 1bis, 1ter en 1quater. Dat heeft dan tot gevolg dat niet enkel de nummering van de ontworpen artikelen dient te worden aangepast, doch telkens ook de redactie van de inleidende zin van de artikelen 2 tot 4 van het ontwerp, die bovendien - rekening houdend met het schrappen van artikel 1 van het ontwerp - moeten worden vernummerd tot respectievelijk de artikelen 1, 2 en 3.

Artikel 2 1. De inleidende zin van het ontworpen artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 december 1992 dient in de Nederlandse tekst aan te vangen als volgt : "Indien de overeenkomst in een personalisatiemechanisme voorziet...". 2. De indeling in a), b).enzovoort, die voorkomt in het ontworpen artikel 2, wordt beter vervangen door een indeling in "1°", "2°, enzovoort (2). Op die wijze wordt beter aangesloten op de wetgevingstechnische voorschriften.

Dezelfde opmerking kan worden gemaakt bij de indeling van de artikelen 4 en 6 van het ontwerp. 3. In de ontworpen artikelen 2, b) en d), wordt in de Nederlandse tekst melding gemaakt van "tariefelementen";het ontworpen artikel 2, c), heeft het over "tarifaire elementen". In de Franse tekst wordt telkens van "éléments tarifaires" gewag gemaakt. Het spreekt voor zich dat de terminologische eenvormigheid die in de Franse tekst wordt gehuldigd, ook in de Nederlandse tekst tot stand moet worden gebracht.

Artikel 3 1. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 3, eerste lid, schrijve men "zijn a posteriori personalisatiemechanisme" in plaats van "haar a posteriori personalisatiemechanisme" en "betaalt hij aan de verzekeringsnemer" in plaats van "betaalt hij aan verzekeringsnemer". 2. Op het einde van de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 3, eerste lid, wordt beter geschreven "... of vordert hij van deze laatste dit verschil terug" in plaats van " of eist hij van deze laatste dit verschil op". 3. In een normatieve tekst worden in beginsel geen woorden als "moeten" of "dienen te" gebruikt omdat de verplichting reeds voortvloeit uit de tekst zelf.Men late derhalve de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 3, tweede lid, aanvangen als volgt : "Het door de verzekeraar terugbetaalde bedrag wordt verhoogd met... " in plaats van "Het door de verzekeraar terugbetaalde bedrag dient verhoogd te worden met.. ".

Waar nodig dient de redactie van nog andere bepalingen van het ontwerp in die zin te worden aangepast. 4. Om taalkundige redenen wordt in de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 3 tweede lid, beter geschreven dat de verbetering heeft "plaats gevonden" of is "gebeurd", dan dat zij werd "toegepast".5. In de Franse tekst van het ontworpen artikel 3 worden de termen "correction" en "rectification" door elkaar gebruikt, terwijl in de Nederlandse tekst uitsluitend de term "verbetering" wordt gehanteerd. Het verdient aanbeveling om ook in de Franse tekst een meer uniforme terminologie te gebruiken.

Artikel 4 1. Men schrijve in de Nederlandse tekst van de inleidende zin van het ontworpen artikel 4, §§ 1 en 2, "binnen vijftien dagen" in plaats van "binnen de vijftien dagen".2. Indien er geen specifieke bedoeling ten grondslag ligt aan het gebruik van twee verschillende termen in de Franse tekst van het ontworpen artikel 4, § 1, a) en b) ("l'identification";"l'identité"), wordt - zoals in de Nederlandse tekst - beter één enkele term gebruikt. 3. In het ontworpen artikel 4, § 1, g), lijken de woorden "vastgesteld op 31 december 2003" te moeten worden vervangen door de woorden "vastgesteld tot uiterlijk 31 december 2003".In de Nederlandse tekst van dezelfde bepaling moet bovendien worden verwezen naar "de bijlage bij dit besluit" in plaats van naar "de bijlagen bij dit besluit". 4. In het ontworpen artikel 4, § 1, h), worden de inlichtingen beoogd "bedoeld in deze paragraaf" in plaats van de inlichtingen "bedoeld in dit artikel".De redactie van de betrokken bepaling dient derhalve te worden aangepast op dat punt. 5. Uit het verslag aan de Koning valt af te leiden dat met de maximumperiode van vijf jaar, die wordt vermeld in de inleidende zin van het ontworpen artikel 4, § 2, de "afgelopen vijf jaar" worden bedoeld.Teneinde daarover geen onduidelijkheid te laten bestaan, schrijve men op het einde van de inleidende zin van het ontworpen artikel 4, § 2 : "... met een maximum van vijfjaar die onmiddellijk voorafgaan aan het einde van de overeenkomst, de volgende inlichtingen mee :". 6. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 4, § 2, b), schrijve men "de bestuurder die" in plaats van "de bestuurder dit".7. Na het ontworpen artikel 4, § 2, f), dienen de aanhalingstekens te worden geschrapt.Zij dienen integendeel te worden toegevoegd na het ontworpen artikel 4, § 3.

Artikel 5 Het is slechts uit de samenhang die bestaat tussen artikel 5 van het ontwerp, enerzijds, en de artikelen 8 en 10 ervan, anderzijds, dat kan worden afgeleid dat het te wijzigen artikel 38, 2°, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 ophoudt gelding te hebben vanaf 1 januari 2004.

De toegankelijkheid van de ontworpen regeling zou ermee zijn gebaat indien zulks uitdrukkelijk zou worden vermeld in artikel 10 van het ontwerp, dat de inwerkingtreding van de bepalingen van het ontwerp regelt.

Artikel 6 In de inleidende zin van artikel 6 van het ontwerp dienen de teksten te worden vermeld die wijzigingen hebben aangebracht in artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991.

Men schrijve derhalve : « In artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : ».

Artikel 9 Op het einde van artikel 9 van het ontwerp dient te worden geschreven : "... inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1992, wordt opgeheven"..

Artikel 10 1. Dat de informatie, bedoeld in artikel 4 van het ontwerp, reeds vanaf 1 januari 2002 op vrijwillige basis kan worden verstrekt door de verzekeringsondernemingen, wordt in het verslag aan de Koning vermeld en hoeft niet te worden hernomen in de tekst van het ontwerp die beperkt dient te blijven tot bepalingen met een normatieve draagwijdte.Artikel 10, tweede lid, zoals het thans voorligt, kan dus uit het ontwerp worden weggelaten. 2. Met verwijzing naar de opmerking die in dit advies is gemaakt bij artikel 5 van het ontwerp, wordt in artikel 10 bij voorkeur een lid ingeschreven met betrekking tot de geldingsduur van artikel 38, 2°, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992. De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en J. Smets, staatsraden;

G. Schrans en A. Spruyt, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

De overeenstemming tussen de Nederlandse en de Franse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer M. Van Damme.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur.

De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer L. Van Calenbergh, adjunct-referendaris.

De griffier, De voorzitter, A. Beckers. M. Van Damme. _______ Nota's (1) Aangezien de bijlage kan worden geacht integrerend deel uit te maken van het bepalend gedeelte van een besluit, zijn de woorden "en aan zijn bijlage" overbodig.(2) Om praktische redenen wordt verder in het advies telkens nog verwezen naar de in het ontwerp gebruikte indeling. 16 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid artikel 19, vervangen bij de wet van 19 juli 1991, en op artikel 96, gewijzigd bij de wet van 24 maart 1978;

Gelet op de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 15, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 februari 1992 tot vastelling van de tariefnormen die van toepassing zijn op de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;

Gelet op de raadpleging van de Commissie voor Verzekeringen van 30 augustus 2000;

Gelet op het advies van de Controledienst voor de Verzekeringen van 25 september 2000;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet het advies 32.359/1 van de Raad van State gegeven op 29 november 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.- Indien de overeenkomst in een personalisatiemechanisme voorziet dat gebaseerd is op de schadegevallen die zich hebben voorgedaan, omvat zij, in afzonderlijke clausules : 1°) het geheel van de elementen waarmee rekening wordt gehouden bij de intrede in het mechanisme; 2°) het geheel van de elementen waarmee gedurende de hele duur van de overeenkomst rekening wordt gehouden voor de veranderingen van de tariefelementen; 3°) in voorkomend geval, minimum of maximum bedragen of niveaus van de tariefelementen; 4°) in voorkomend geval, de methode die het mogelijk maakt de bedragen van de tariefelementen te bekomen, vanuit de veranderingen van het mechanisme dat de verzekeraar toepast. »

Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidende : «

Art. 1ter.- In geval van een verkeerde toepassing van zijn a posteriori personalisatiemechanisme, voert de verzekeraar de vereiste verbeteringen uit en desgevallend betaalt hij aan de verzekeringsnemer het premieverschil terug dat uit die verbetering voortvloeit, of vordert hij van deze laatste dit verschil terug.

Het door de verzekeraar terugbetaalde bedrag wordt verhoogd met de wettelijke intrest indien de verbetering meer dan één jaar na de toekenning van de verkeerde premie heeft plaats gevonden. Deze intrest loopt van het ogenblik af dat de verkeerde premie werd geïnd. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1quater ingevoegd, luidende : «

Art. 1quater.- De verzekeringsonderneming deelt binnen vijftien dagen die volgen op het einde van de overeenkomst, aan de verzekeringsnemer, de volgende inlichtingen mee: 1°) de identificatie van de verzekeraar, 2°) de identificatie van de verzekeringsnemer, 3°) de categorie en het gebruik van het voertuig, 4°) het nummer van de overeenkomst, 5°) de jaarlijkse vervaldatum van de overeenkomst, 6°) de begin- en einddatum van de overeenkomst, 7°) in voorkomend geval, de a posteriori personalisatiegraad vastgesteld tot uiterlijk 31 december 2003, in overeenstemming met hoofdstuk X van de bijlage bij dit besluit. 8°) voor ieder schadegeval dat zich tijdens de periode van dekking heeft voorgedaan, met een maximum van vijf jaar, die onmiddellijk voorafgaan aan het einde van de overeenkomst : a) de datum van voorval;b) de naam, voornaam en geboortedatum van de bestuurder die het ongeval heeft veroorzaakt;c) het bedrag van de werkelijke schadevergoeding die door de verzekeraar werd betaald;d) de vermelding of het schadedossier al dan niet afgesloten is;e) de vermelding van het feit dat de aansprakelijkheid van de bestuurder aangetoond, verdeeld, niet aangetoond of nog niet werd bepaald;f) in voorkomend geval, de vermelding dat de bedragen werden uitbetaald op grond van artikel 29bis van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. Deze inlichtingen moeten niet verstrekt worden voor schadegevallen die zich vóór 1 augustus 2002 hebben voorgedaan. 9°) de datum waarop de inlichtingen, bedoeld in dit artikel, werden vastgesteld. » HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen

Art. 4.In artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 februari 1991, vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1994 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 november 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 4, eerste lid, 2°, wordt vervangen als volgt : « in voorkomend geval, de inlichtingen bedoeld in artikel 1bis van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen; » 2°) § 4, tweede lid, 1°, wordt vervangen als volgt: « in voorkomend geval, de wijzigingen die zich sinds de vorige vervaldag als gevolg van de toepassing van het a posteriori personalisatiemechanisme hebben voorgedaan » HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen

Art. 5.Hoofdstuk IX van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen wordt opgeheven.

Art. 6.Hoofdstuk X van dezelfde bijlage wordt opgeheven.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 3 februari 1992 tot vastelling van de tariefnormen die van toepassing zijn op de verplichte aanprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 december 1992, wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepalingen en inwerkingtreding

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 2002, met uitzondering van de artikelen 3 en 6 die op 1 januari 2004 in werking treden.

Tot zijn opheffing in toepassing van het vorige lid, wordt artikel 38, 2° van de bijlage van het voornoemde koninklijk besluit van 14 december 1992, vervangen door de volgende bepaling : « 2° Schaal van de graden : Het mechanisme bestaat uit een schaal van drieëntwintig graden, genummerd van 0 tot 22. De verzekeraar bepaalt, in de bijzondere voorwaarden, de premieniveaus die overeenkomen met iedere graad van de schaal. »

Art. 9.Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, Ch. PICQUE

^