Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 januari 2003
gepubliceerd op 13 februari 2003

Koninklijk besluit tot toekenning van een Copernicuspremie aan bepaalde personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000079
pub.
13/02/2003
prom.
16/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/16/2003000079/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot toekenning van een Copernicuspremie aan bepaalde personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 14;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op de artikelen 119 en 121, gewijzigd bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 juni 2002, Overwegende dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is, dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 11 september 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 30 september 2002;

Gelet op het protocol Nr 132/3 van 27 mei 2002 van het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat deze Copernicuspremie aan de betrokken personeelsleden al uitbetaald had moeten zijn tussen mei en juni 2002;

Overwegende dat bijgevolg zonder uitstel de nodige maatregelen moeten getroffen worden om de uitbetaling binnen de gestelde termijnen te waarborgen;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Met inbegrip van degenen die voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling hebben geopteerd, zijn aan dit besluit onderworpen de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten die behoren tot : 1° niveau D (3 of 4) of C (2);2° niveau B (2+). Zijn evenwel niet onderworpen aan dit besluit de personeelsleden van het administratief en logistiek kader die hebben geopteerd voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling van militair, zoals bedoeld in artikel 4, §2, van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.

Voor de personeelsleden die in een graad van een niveau dat hoger ligt dan dit waartoe zij behoren zijn aangesteld, wordt dit besluit toegepast rekening houdend met het oorspronkelijke niveau.

Art. 2.De in artikel 1 vermelde personeelsleden verkrijgen elk jaar een Copernicuspremie waarvan het bedrag gelijk is aan het verschil tussen : a) het brutobedrag van het vakantiegeld betaald in het jaar van de uitbetaling van de premie, overeenkomstig artikel 4 van het koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur;b) een bedrag gelijk aan 92 % van een twaalfde van de jaarwedde(n), verbonden aan de index der consumptieprijzen, die de wedde(n) bepaalt (bepalen) die voor de maand maart van het jaar van de uitbetaling van de premie verschuldigd is (zijn). Dit percentage wordt berekend op de wedde(n) die verschuldigd zou(den) zijn geweest voor de beschouwde maand, wanneer het personeelslid voor die maand geen enkele wedde of slechts een beperkte wedde heeft genoten.

Onder jaarwedde verstaat men de wedde, loon, de gewaarborgde bezoldiging, met inbegrip, in voorkomend geval, van de eventuele haard- of standplaatstoelage en de weddebijslag voor de uitoefening van een mandaat.

De personeelsleden bevorderd door overgang naar een hoger niveau, tijdens de referentieperiode, krijgen eveneens de premie berekend op de laatste verschuldigde wedde in het oorspronkelijk niveau, overeenkomstig de prestaties geleverd in dit niveau.

Art. 3.§ 1. De Copernicuspremie geldt als volledig wanneer volledige prestaties verricht werden, gedurende het gehele kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van de uitbetaling van de premie, of het referentiejaar. § 2. Wanneer niet gedurende het gehele referentiejaar volledige prestaties verricht werden, wordt het bedrag van de premie als volgt vastgesteld : a) een twaalfde van het jaarbedrag voor elke periode van prestaties die een gehele maand bestrijkt;b) een dertigste van het maandbedrag per kalenderdag wanneer de prestaties niet een gehele maand bestrijken. § 3. De toekenning van een partiële wedde die betrekking heeft op de uitoefening van verminderde prestaties brengt een proportionele vermindering van het bedrag van de premie mee. § 4. Het personeelslid dat geniet van de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 maart 2001 tot invoering van een verlof voorafgaand aan de pensionering ten gunste van ambtenaren van het federaal administratief Openbaar Ambt die titularis zijn van de graden die gerangschikt zijn in niveau D, krijgt een premie ten belope van 70% van het bedrag van een volledige premie.

Het personeelslid dat geniet van de bepalingen van artikel 42 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, krijgt een premie ten belope van 80 % van het bedrag van een volledige premie.

Art. 4.§ 1. In afwijking van artikel 3, § 2, worden voor de berekening van de premie in aanmerking genomen de periodes waarin het personeelslid gedurende het referentiejaar : a) zijn functies opgeschort heeft wegens de verplichtingen die hem opgelegd zijn krachtens de wet van 16 mei 2001 houdende het statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht;b) een ouderschapsverlof genoten heeft;c) afwezig geweest is ten gevolge van één van de verloven bedoeld in deel VIII, titel V, RPPol. § 2. Voor de berekening van de premie wordt eveneens in aanmerking genomen de periode gaande van 1 januari van het referentiejaar tot de dag welke de datum voorafgaat waarop het personeelslid die hoedanigheid heeft verkregen, op voorwaarde : 1° minder dan 25 jaar oud te zijn op het einde van het referentiejaar;2° uiterlijk in dienst te zijn getreden op de laatste werkdag van de vier maanden volgend op : a) hetzij de datum waarop het personeelslid de inrichting heeft verlaten waarin het zijn studiën heeft gedaan onder de voorwaarden bepaald in artikel 62 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;b) hetzij de datum waarop de leerovereenkomst een einde heeft genomen. Het personeelslid moet het bewijs leveren dat hij aan de gestelde voorwaarden voldoet. Bedoeld bewijs kan door alle rechtsmiddelen worden geleverd, getuigen inbegrepen.

Art. 5.De Copernicuspremie wordt uitbetaald tussen 1 mei en 30 juni, samen met het vakantiegeld.

In afwijking van de in het vorige lid omschreven regel, wordt de premie uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum waarop het personeelslid de leeftijdsgrens bereikt of op de datum van overlijden, van definitieve ambtsontheffing, van ontslagneming, van afdanking of van afzetting van de belanghebbende.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt de premie berekend rekening houdend met het percentage en de eventuele inhouding welke op de beschouwde datum gelden; het percentage wordt toegepast op de jaarwedde die als basis dient voor de berekening van de wedde welke het personeelslid op die datum geniet.

Wanneer het personeelslid functies heeft uitgeoefend in twee of meerdere korpsen van de lokale politie of in een van deze korpsen en bij de federale politie, tijdens de referentieperiode, dan valt de betaling van de premie ten laste van elk van deze partijen, overeenkomstig de prestaties die aldus zijn geleverd.

Art. 6.Voor de toepassing van artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, dient de premie niet als loon te worden beschouwd.

Op het bedrag van de premie wordt een inhouding van 13,07 % verricht. HOOFDSTUK II. - Bijzondere bepalingen eigen aan de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de geïntegreerde politie die voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling van militair die naar de rijkswacht overgeplaatst werd

Art. 7.In afwijking van artikel 1, genieten de personeelsleden van het administratief en logistiek kader van de politiediensten die voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling van naar de rijkswacht overgeplaatste militair hebben geopteerd, bij overeenkomstige toepassing en indien zij de voorwaarden vervullen, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 juli 2002 tot toekenning van een herstructureringspremie aan sommige militairen, in plaats van de bepalingen van dit besluit.

Voor de toepassing van het eerste lid zijn gelijkgesteld aan de militairen bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit bedoeld in het eerste lid, de personeelsleden die voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling van naar de rijkswacht overgeplaatste militair hebben geopteerd en die krachtens bijlage 12 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten ingeschaald werden in de niveaus B, C en D van het administratief en logistiek kader van de politiediensten. HOOFDSTUK III. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 8.§ 1. Voor de eerste betaling van de premie aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°, worden de prestaties geleverd gedurende het jaar 2001 in aanmerking genomen in de niveaus D (3 en 4) of C (2) of in een gelijkgesteld niveau zoals bepaald krachtens bijlage 12 van het RPPol, in de hoedanigheid van vastbenoemd ambtenaar, stagiair en/of contractueel personeelslid, van de federale politie, van een gemeente of van een korps van de gemeentepolitie. § 2. Voor de eerste betaling van de premie aan de personeelsleden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, worden de prestaties geleverd gedurende het jaar 2002 in aanmerking genomen in niveau B (2+) of in een gelijkgesteld niveau zoals bepaald krachtens bijlage 12 van het RPPol, in de hoedanigheid van vastbenoemd ambtenaar, stagiair en/of contractueel personeelslid, van de federale politie, van een gemeente of van een korps van de lokale politie.

De verwijzing naar bijlage 12 van hetzelfde besluit wordt, desgevallend, ook gebruikt voor de toepassing in 2002 van de bepalingen van artikel 3, § 4, eerste lid.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van : 1° 1 mei 2002 voor het personeel bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1° en in artikel 7;2° 1 mei 2003 voor het personeel bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°.

Art. 10.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 16 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^