Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 juni 1999
gepubliceerd op 28 september 1999

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012556
pub.
28/09/1999
prom.
16/06/1999
ELI
eli/besluit/1999/06/16/1999012556/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JUNI 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 123;

Gelet op het samenwerkingsakkoord 1999-2000 van 3 mei 1999 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het begeleidingsplan voor de werklozen;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 juni 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het begeleidingsplan voor werklozen van start is gegaan op 1 januari 1999; dat voor de Duitstalige Gemeenschap reeds werd voorzien dat de tussenkomst voor de intensieve opleiding ook kan verkregen worden voor een intensieve opleiding van laaggeschoolde 25-45-jarige werklozen, op voorwaarde dat alle jongeren, die enkel een diploma lager onderwijs bezitten een intensieve vorming kunnen krijgen; dat gezien de gunstige economische situatie en vooruitzichten, het arbeidsintensiever worden van de economische groei, de verminderde instroom van laaggeschoolde jonge werkzoekenden, de andere Gewesten en Gemeenschappen met dezelfde problematiek zullen geconfronteerd worden; is het bijgevolg passend onverwijld de nodige maatregelen te nemen teneinde dezelfde mogelijkheden te bieden aan de andere Gewesten en Gemeenschappen, en hen hiervan onverwijld in kennis te brengen.

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het opschrift van de afdeling 6 van het Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 25 mei 1999 tot financiering van het begeleidingsplan, worden de woorden « georganiseerd in de Duitstalige Gemeenschap » geschrapt.

Art. 2.In artikel 13 van hetzelfde besluit, worden de woorden « Titel III » vervangen door de woorden « artikel 20 ».

Art. 3.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1°) § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1. Indien het Evaluatiecomité vaststelt dat er een budgettaire marge bestaat, binnen het kader van de verdeling van de middelen voorzien in de afdeling 3 van dit hoofdstuk voor de intensieve opleiding en indien alle jongeren bedoeld in voornoemde afdeling een intensieve opleiding genoten hebben volgens de artikelen 10 en 11 van het Samenwerkingsakkoord, kan deze marge toegewezen worden aan de financiering van een intensieve opleiding zoals voorzien in de artikelen 10 en 11 van het Samenwerkingsakkoord, voor de werklozen van 25 tot 45 jaar. » 2°) in de inleidende zin van § 2, worden de woorden « in de Duitstalige Gemeenschap » geschrapt. 3°) § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4. Het totaal toegekend jaarbedrag voor de intensieve opleidingen heeft geen betrekking op de periode doorgebracht in de werkervaring van de jongeren bedoeld in artikel 10, 2e lid, van het Samenwerkingsakkoord en is begrensd, per Gemeenschap en per Gewest, tot : - maximum 263,25 miljoen BEF voor de VDAB, na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor de actie bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk voor de intensieve opleiding; - maximum 222,75 miljoen BEF voor de FOREM, waarvan maximum 9,342 miljoen BEF voor de intensieve opleiding in de Duitstalige Gemeenschap, na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor de actie bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk voor de intensieve opleiding; - maximum 54,00 miljoen BEF voor het IBFFP na aftrek van het bedrag dat werd aangewend voor de actie bedoeld in afdeling 3 van dit hoofdstuk voor de intensieve opleiding. »

Art. 4.In artikel 18, van hetzelfde besluit, worden de woorden « en 22 » geschrapt.

Art. 5.In artikel 19, § 1, punt d) van hetzelfde besluit, worden de woorden « in de Duitstalige Gemeenschap » geschrapt.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang op 1 januari 1999.

Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 juni 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wet van 26 maart 1999, Belgisch Staatsblad van 1 april 1999.

Samenwerkingsakkoord van 3 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 7 september 1999.

Koninklijk besluit van 25 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 25 september 1999.

^