Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 mei 2001
gepubliceerd op 01 juni 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022303
pub.
01/06/2001
prom.
16/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/16/2001022303/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 15 april 1965 en 27 mei 1997, en op artikel 14, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 13 juli 1981, 27 mei 1997 en 17 november 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 oktober 1997, 22 december 1997 en 6 november 1999;

Gelet op de Beschikking 2000/418/EG van de Commissie van 29 juni 2000 houdende vaststelling van voorschriften inzake het gebruik van materiaal dat risico's inhoudt ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën en tot wijziging van beschikking 94/474/EG, gewijzigd bij Beschikking 2001/2/EG van 27 december 2000;

Gelet op de adviezen van de Raad voor veterinaire keuring, gegeven op 7 september 2000 en 8 februari 2001;

Gelet op het advies van het wetenschappelijk comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op 21 maart 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de reglementering inzake boviene spongiforme encefalopathie onverwijld in overeenstemming moet worden gebracht met de bepalingen van de Beschikking 2000/418/EG, gewijzigd bij Beschikking 2001/2/EG, die reeds in werking is getreden;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, wordt punt 4bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, vervangen door de volgende bepaling : « 4bis. Gespecificeerd risicomateriaal : a) de schedel, met inbegrip van de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van runderen van meer dan twaalf maanden, alsmede de ingewanden van de twaalfvingerige darm tot en met het rectum van runderen ongeacht de leeftijd;b) de schedel, met inbegrip van de hersenen en de ogen, de tonsillen en het ruggenmerg van schapen en geiten van meer dan twaalf maanden oud of waarbij één van de blijvende snijtanden door het tandvlees is gebroken, evenals de milt van schapen en geiten ongeacht de leeftijd. »

Art. 2.In artikel 15, § 1, van hetzelfde besluit, wordt tussen het eerste en het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Het is verboden bij runderen, schapen en geiten gebruik te maken van een methode waarbij, na de bedwelming van het dier, het weefsel van het centraal zenuwstelsel wordt beschadigd met een lang en staafvormig, in de schedelholte ingebracht instrument. »

Art. 3.§ 1. In artikel 15, § 3, van hetzelfde besluit, worden tussen de woorden « voor besmetting of verontreiniging » en de woorden « van het voor menselijke voeding geschikt vlees », de woorden « of substitutie » ingevoegd. § 2. In dezelfde paragraaf, worden tussen de woorden « elke besmetting of verontreiniging » en de woorden « van het geschikt vlees » de woorden « of substitutie » ingevoegd.

Art. 4.In artikel 16, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt de eerste zin aangevuld met de volgende woorden « evenals de inwendige en uitwendige kauwspieren van dieren die een particuliere slachting hebben ondergaan ».

Art. 5.In artikel 16 van hetzelfde besluit, wordt § 5, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, vervangen door de volgende bepaling : « § 5. Het is verboden de als gespecificeerd risicomateriaal gedefinieerde hersenen en ogen te verwijderen uit koppen van geslachte dieren. Evenwel kan de keurder het verwijderen van het gespecificeerd risicomateriaal toch toestaan of bevelen voor reglementair toegelaten doeleinden, voor zover het in zijn aanwezigheid gebeurt of hij het zelf uitvoert. »

Art. 6.Artikel 17bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 17bis.§ 1. Tenzij ze rechtstreeks en in hun geheel naar het destructiebedrijf worden verzonden of tenzij toepassing wordt gemaakt van § 2, mogen koppen die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, uitsluitend worden verzonden naar uitsnijderijen die voor het uitsnijden ervan expliciet zijn erkend. § 2. Het gespecificeerd risicomateriaal of de karkassen, delen of stukken van karkassen of slachtafval die het bevatten, mogen worden verzonden naar een andere bestemming dan het destructiebedrijf voor andere reglementair toegelaten doeleinden dan menselijke voeding. Deze mogelijkheid is onderworpen aan de voorlegging voor de verzending van de ministeriële toelating die is vereist voor dit ander gebruik en die is afgeleverd overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 mei 2001 waarbij sommige producten van dierlijke oorsprong in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën schadelijk worden verklaard. § 3. In de slachthuizen voor slachtdieren dient de exploitant een register bij te houden met vermelding van de hoeveelheid en de aard van het gespecificeerd risiscomateriaal dat is opgehaald door het destructiebedrijf, het aantal en de bestemming van koppen bedoeld in § 1, evenals de hoeveelheid, de aard en de bestemming van de materialen bedoeld in § 2. Tevens dient de exploitant op vraag van de keurder steeds documenten ter staving van de vermeldingen in dit register te kunnen overleggen. »

Art. 7.In artikel 20, § 1, van hetzelfde besluit, wordt punt 6°, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, vervangen door de volgende bepaling : « 6° gespecificeerd risicomateriaal of karkassen, delen of stukken van karkassen of slachtafval die het bevatten, tenzij het gaat om koppen die gespecificeerd risicomateriaal bevatten en die zich bevinden in een inrichting die expliciet is erkend voor het uitsnijden ervan. »

Art. 8.In artikel 23, § 2, van hetzelfde besluit, wordt in het tweede lid, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, de eerste volzin vervangen door de volgende volzin : « Het uitsnijden van koppen die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, is alleen toegestaan voor zover deze activiteit expliciet in de erkenning is opgenomen. »

Art. 9.In de Bijlage II, Hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, wordt punt 9bis, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, vervangen door de volgende bepaling : « 9bis. Als gespecificeerd risicomateriaal gedefiniëerde tonsillen, ruggenmerg, ingewanden van de twaalfvingerige darm tot en met het rectum en milten dienen bij of na de keuring te worden verwijderd en afgezonderd verzameld met het oog op een passende destructie of op een ander toegelaten gebruik. Met hetzelfde doel worden aan dit materiaal de gehele koppen toegevoegd die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, tenzij ze worden verzonden naar een uitsnijderij die voor het uitsnijden ervan expliciet is erkend. »

Art. 10.In bijlage II, Hoofdstuk III, van hetzelfde besluit, wordt punt 7, ingevoegd bij koninklijk besluit van 22 december 1997, vervangen door de volgende bepaling : « 7. In de uitsnijderijen die expliciet zijn erkend voor het uitsnijden van koppen die gespecificeerd risicomateriaal bevatten, dienen de schedels, met inbegrip van de hersenen en de ogen, na het uitsnijden van het vlees afgezonderd verzameld met het oog op de passende destructie of op een ander reglementair toegelaten gebruik.

Deze laatste mogelijkheid is onderworpen aan de voorlegging voor de verzending van de ministeriële toelating die is vereist voor dit ander gebruik en die is afgeleverd overeenkomstig het koninklijk besluit van 16 mei 2001 waarbij sommige producten van dierlijke oorsprong in verband met overdraagbare spongiforme encefalopathieën schadelijk worden verklaard. »

Art. 11.Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2001.

Voor wat evenwel het ileum betreft, treedt dit besluit in werking met ingang van 1 juli 2000.

Art. 12.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Mevr. M. AELVOET

^