Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 mei 2003
gepubliceerd op 05 juni 2003

Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2003003297
pub.
05/06/2003
prom.
16/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/16/2003003297/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ter ondertekening aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, strekt er essentieel toe de bepalingen van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92) te actualiseren met betrekking tot de volledige of gedeeltelijke verzaking van de inning van de roerende voorheffing, als gevolg van de wijzigingen die de laatste jaren zijn opgetreden in de bancaire en financiële wetgevingen en reglementeringen. Bovendien wordt de formulering van sommige bepalingen herzien teneinde de draagwijdte ervan te verduidelijken.

Artikel 1, van dit besluit strekt ertoe de lijst van de financiële instellingen en ermede gelijkgestelde ondernemingen vermeld in artikel 105, 1°, KB/WIB 92 te actualiseren, als essentieel gevolg van de opheffing van de bepalingen die samen titel I van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten vormen (opschrift gewijzigd door artikel 111 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, in "koninklijk besluit op de Commissie voor het Bank- en financiewezen" - hierna KB 185) door artikel 153, 1°, a, van de voornoemde wet van 22 maart 1993.

Naast de Nationale Bank van België en het Herdisconterings- en Waarborginstituut, beoogt het nieuwe artikel 105, 1°, a, KB/WIB 92 (artikel 1, 1°, van dit ontwerp) de in België gevestigde kredietinstellingen onderworpen aan de voornoemde wet van 22 maart 1993. Het betreft Belgische ondernemingen of Belgische filialen van buitenlandse ondernemingen waarvan de werkzaamheid bestaat in het van het publiek in ontvangst nemen van gelddeposito's of van andere terugbetaalbare gelden en het verlenen van kredieten voor eigen rekening, en die krachtens dezelfde wet van 22 maart 1993 zijn onderworpen aan het toezicht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.Een lijst van de instellingen terzake wordt opgesteld en bijgewerkt door bovengenoemde Commissie.

Deze nieuwe categorie hergroepeert enerzijds de entiteiten die tot hiertoe werden vermeld in artikel 105, 1°, a, d, h, ten dele en m, die voortaan als « kredietinstellingen » worden gekwalificeerd, en anderzijds de Nationale Bank van België en het Herdisconterings- en Waarborginstituut die werden vermeld in artikel 105, 1°, b, KB/WIB 92, door middel van artikel 1, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit 185 en die momenteel worden vermeld in artikel 2, 1°, van dezelfde wet van 22 maart 1993.

De aandacht wordt gevestigd op de aanwezigheid in deze groep van de kredietinstellingen die kunnen opereren als verrekeningsinstelling in de zin van artikel 22, § 1, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten (bepaling waarvan de inwerkingtreding nog door de Koning moet worden vastgesteld).

De aanpassing van artikel 105, 1°, a, KB/WIB 92 in de zin zoals hiervoor vermeld, heeft als logisch gevolg dat de voornoemde littera d en m (cf. artikel 1, 4° en 9° van dit besluit) worden opgeheven en dat de littera b en h worden vervangen (cf. artikel 1, 2° en 6°, van dit besluit).

Het nieuwe artikel 105, 1°, b, KB/WIB 92, strekt ertoe de vennootschappen die actief zijn op het vlak van portefeuillebeheer, waarvan de aandelen genoteerd zijn of die hoofdzakelijk afhangen van een vennootschap die op een gereglementeerde markt is genoteerd, onder de financiële instellingen op te nemen. Deze wijziging stemt overeen met de wijziging van artikel 56, § 2, 2°, b, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), door artikel 10, 2°, van de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen, daarbij evenwel rekening houdende met de opheffing van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen, door artikel 134 van de voornoemde wet van 2 augustus 2002, hetgeen een generische definitie impliceert van de ondernemingen die in deze nieuwe categorie zijn bedoeld.

Deze maatregel strekt ertoe de voorwaarden inzake toegang tot de internationale kapitaalmarkt van dergelijke ondernemingen te vrijwaren.

Aldus wordt als een financiële instelling aangemerkt, een onderneming die : - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap is; - voor het belastbaar tijdperk dat de toekenning of de betaalbaarstelling van de inkomsten voorafgaat aandelen bezat die de aard van financiële vaste activa hebben waarvan de aanschaffingswaarde gemiddeld ten minste 50 pct. vertegenwoordigde van haar balanstotaal bij het afsluiten van het boekjaar dat met dat belastbaar tijdperk is verbonden (dat wil zeggen het belastbaar tijdperk dat in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van de vennootschapsbelasting of van de belasting van niet-inwoners vennootschappen ten name van de financiële instelling); - en waarvan de aandelen zijn genoteerd op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 264, eerste lid, 2°bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of die rechtstreeks of onrechtstreeks voor ten minste 50 pct. in het bezit zijn van een vennootschap die aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard is onderworpen, die niet een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht of die niet een aanzienlijk gunstigere regeling geniet dan de Belgische vennootschapsbelasting en waarvan de aandelen genoteerd zijn op een gereglementeerde markt als bedoeld in hetzelfde artikel.

Het nieuw artikel 105, 1°, c, KB/WIB 92, strekt ertoe op generische wijze en mits enkele aanpassingen, de definitie van het begrip « financiële onderneming » te herstellen zoals voorheen vermeld in artikel 1, tweede lid, 2°, KB 185, (ondernemingen « die zich ertoe beperken de liquide middelen van hun filialen in ontvangst te nemen om de belegging ervan te centraliseren en onder de voorwaarde dat ervan gewoonlijk geen gebruik wordt gemaakt voor bank- of kredietverrichtingen afgesloten met andere derden dan hun filialen »), hetwelk bij artikel 153, 1°, a, van de voornoemde wet van 22 maart 1993 is opgeheven.

In hoofdzaak beoogde dit begrip van financieel recht (waarnaar artikel 105, 1°, c, KB/WIB 92, nog steeds verwijst niettegenstaande de opheffing van artikel 1 van het KB 185) de ondernemingen die uitsluitend ten bate van de vennootschappen van de groep als thesaurievennootschap werkzaam zijn. Het betrof hier in zekere zin de vennootschappen die een werkzaamheid als intragroep-« bank » uitoefenen.

Op algemeen vlak werden dan ook de volgende criteria vastgesteld die voortaan voor de toepassing van de artikelen 105 tot 119bis , KB/WIB 92 de categorie « financiële ondernemingen » vastleggen : - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap zijn; - welke behoort tot een groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk artikel 11 of 12 van het Wetboek van vennootschappen.

Krachtens artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen, wordt verstaan onder « met een vennootschap verbonden vennootschappen » : - de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent; - de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen; - de vennootschappen waarmee zij een consortium vormt; - de andere vennootschappen die, bij weten van haar bestuursorgaan, onder de controle staan van de vennootschappen bedoeld onder de voorgaande streepjes.

Artikel 12 van hetzelfde wetboek definieert een « geassocieerde vennootschap » als elke andere vennootschap dan een dochtervennootschap of een gemeenschappelijke dochtervennootschap waarin een andere vennootschap een deelneming bezit en waarin zij een invloed van betekenis uitoefent op de oriëntatie van het beleid. - welke haar activiteiten uitsluitend uitoefent in het voordeel van de vennootschappen van de groep; - welke zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard (uitgifte van leningen, verstrekken van leningen, factoring, enz.). Rekening houdende met de analogie met de bankinstellingen dat de basis vormt van de erkenning van het statuut als « financiële onderneming », is het gepast onder zich « hoofdzakelijk bezighouden met » de activiteit te begrijpen die de essentie zelf is (core business) van de vennootschap of de instelling. De andere eventueel uitgeoefende werkzaamheden - steeds uitsluitend in het voordeel van de vennootschappen van de groep - moeten van bijkomstige aard zijn. De essentiële aard van de financiële activiteit zal worden beoordeeld op basis van een vastgestelde hoeveelheid van activiteiten. Een quasi-equivalentie tussen de financiële werkzaamheden en de andere eventuele werkzaamheden van een entiteit, zal haar concreet niet de mogelijkheid bieden als « financiële onderneming » te worden aangemerkt; - welke zich uitsluitend financiert, ter zake van opeisbaar passief, bij binnenlandse vennootschappen (onderworpen aan de vennootschapsbelasting) of rechtspersonen als bedoeld in artikel 220 (belastingplichtigen onderworpen aan de rechtspersonenbelasting) of in artikel 227 (belastingplichtigen onderworpen aan de belasting van niet-inwoners), WIB 92, met als enig doel eigen verrichtingen of verrichtingen van verbonden of geassocieerde vennootschappen te financieren; - en welke geen aandelen bezit waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 10 pct. van de fiscale nettowaarde van de financiële onderneming. (terzake kan worden verwezen naar het nr. 211/37 van de administratieve commentaar op het WIB 1992).

Naar de grond kan worden vermeld dat de wijziging van artikel 105, 1°, c, KB/WIB 92, wanneer zij van die aard is dat zij op coördinatiecentra van toepassing is, er voor alles toe strekt door middel van een bepaling met een algemene toepassingssfeer gedefinieerd aan de hand van fiscale criteria die te dien einde werden aangepast, het statuut van financiële instelling of ermede gelijkgestelde onderneming te bevestigen ten name van de ondernemingen die een financieringsactiviteit of een activiteit als intragroep « bank » uitoefenen.

Het betreft dan ook een algemene maatregel die ertoe strekt een bestaande bepaling van het fiscaal recht in overeenstemming te brengen met de evolutie van het financieel recht. De opmerking van de Raad van State die een bijzonder toepassingsgeval van deze nieuwe bepaling beoogt, lijkt dus niet gegrond, en er is geen reden om er gevolg aan te geven.

Overigens moet het advies van de Raad van State worden genuanceerd en verbeterd als het stelt dat het ontwerp de categorie van financiële instellingen vermeld in artikel 105, 1°, c, vervangt door de categorie gedefinieerd in het nieuw littera b, van artikel 105, 1° door er volledig nieuwe voorwaarden aan toe te voegen.

In feite heeft het nieuwe artikel 105, 1°, b, KB/WIB 92 als enig oogmerk een reglementaire basis te verschaffen aan de administratieve toleranties opgesomd in nr. 261/199 van de administratieve commentaar op het WIB 1992, die enerzijds, de vennootschappen vermeld in artikel 215, derde lid, 1°, WIB 92 en anderzijds de « portefeuillemaatschappijen » beogen. Het door deze administratieve toleranties gedekte gebied wordt dus aan de hand van regelgeving bevestigd, mits rekening wordt gehouden met de opheffing van het voormelde KB nr. 64 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen en inderdaad, de bekrachtiging van preciezere en striktere generische criteria gelet op het nagestreefde oogmerk, te weten de categorieën definiëren welke zo nauwkeurig mogelijk aansluiten op het algemeen begrip « financiële instelling en ermede gelijkgestelde ondernemingen ».

Deze criteria werden op gedetailleerde wijze beschreven in het kader van de verantwoording van littera b, nieuw. Zij moeten het mogelijk maken een strikte toepassing van de uitzonderingen op de algemene regel tot inhouding van RV te verzekeren door passende voorwaarden vast te stellen die voldoende precies en objectief zijn. Immers, naast de afwezigheid van een juridische basis welke door de vorenbedoelde administratieve toleranties naar voren is gekomen, diende dringend een oplossing te worden gevonden voor het gebrek aan gelijkvormigheid van de criteria waarop deze toleranties zijn gebaseerd met betrekking tot de beginselen welke artikel 105, 1°, KB/WIB 92 beheersen, hetgeen door dit besluit wordt gerealiseerd.

Het nieuwe artikel 105, 1°, b, KB/WIB 92 houdt dus strikt genomen geen aanpassing in van het huidig littera c, maar heeft uitsluitend betrekking op de administratieve praktijken die eruit voortvloeien. De wijziging van littera c, daarentegen strekt er specifiek toe het bestaande regelgevende dispositief te actualiseren, met uitsluiting van de situaties die bedoeld zijn door de bovenvermelde administratieve toleranties.

Nu deze verduidelijkingen zijn aangebracht, is het van belang er aan toe te voegen dat de administratieve toleranties geen enkele bestaansreden meer hebben wetende dat het nieuwe artikel 105, 1°, b, KB/ WIB 92, een reglementaire basis verschaft aan deze situaties.

Indien dienaangaande twijfel zou blijven bestaan, wordt dus bevestigd dat het niet meer is toegestaan de administratieve richtlijnen in kwestie in te roepen.

De nieuwe formulering van artikel 105, 1°, f en k, KB/WIB 92 (cf. artikel 1, 5° en 7°, van dit besluit), is het gevolg van een loutere actualisering van de begrippen die er in zijn vermeld.

De wijziging van artikel 105, 1°, l, KB/WIB 92, strekt ertoe, vanuit het oogpunt van een grotere eenvormigheid van het statuut tussen de entiteiten die als « financiële instellingen of ermede gelijkgestelde ondernemingen » zijn gekwalificeerd, de toepassingssfeer van deze bepaling te beperken tot de instellingen (rechtspersonen naar Belgisch recht of Belgische inrichting van een rechtspersoon naar buitenlands recht) welke zich uitsluitend bezighouden met het verstrekken van kredieten en leningen.

In de praktijk zal de kwalificatie als financiële instelling in de zin van artikel 105, 1°, b, c of l, KB/WIB 92 restrictief, geval per geval, moeten worden geïnterpreteerd, niet alleen ten opzichte van de statuten (maatschappelijk doel) van de binnenlandse vennootschap of de Belgische inrichting, maar eveneens van de werkelijk uitgeoefende werkzaamheden. Indien nodig zal het statuut van financiële instelling kunnen worden bevestigd door middel van een voorafgaande beslissing, bij toepassing van artikel 20 van de wet van 24 december 2002 tot wijziging van de vennootschapsregeling inzake inkomstenbelastingen en tot instelling van een systeem van voorafgaande beslissingen in fiscale zaken.

De wijzigingen die aan artikel 107, KB/WIB 92 zijn aangebracht (cf. artikel 2 van dit ontwerp), zijn formeel van aard aangezien ze betrekking hebben op de uitbreiding van het begrip « Staat » naar de gefederaliseerde entiteiten, met name gelet op artikel 1 van de Grondwet (zoals gewijzigd door de grondwetsherziening van 5 mei 1993) die het gelijkheidsbeginsel tussen de gefederaliseerde entiteiten onderling maar eveneens tussen hen en de Federale Staat bekrachtigt.

In dat verband werd de opmerking van de Raad van State gevolgd volgens dewelke de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie eveneens moeten worden vermeld. Anderzijds heeft de actualisering van het begrip banken en kredietinstellingen, door een verwijzing naar het nieuwe artikel 105, 1°, a, KB/WIB 92, weerslag op artikel 107, KB/WIB 92.

Artikel 107, § 1, KB/WIB 92, werd gewijzigd met het oog op het aanwenden op de vastgoedcertificaten van hetzelfde stelsel als datgene dat van toepassing is op de kapitalisatiebons bedoeld in artikel 266, tweede lid, WIB 92, aangezien zulke vastgoedcertificaten op de vervaldag van de overeenkomst een inkomen kunnen genereren dat als kenmerk heeft niet recurrent te zijn (gedeelte van het inkomen uit de meerwaarde die op het onroerend goed is verwezenlijkt).

Met deze principiële uitsluiting van de vrijstelling van roerende voorheffing, worden inzonderheid de vastgoedcertificaten beoogd, gedefinieerd in artikel 106 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.

Gelijklopend hiermee, werd tot alle nuttige doeleinden dezelfde aanpassing aangebracht in artikel 113, § 1, KB/WIB 92 (cf. artikel 4, 1° van dit ontwerp). De invoeging van een nieuw artikel 107, § 2, 5°, b, vierde streepje, KB/WIB 92, heeft als oogmerk een duidelijk onderscheid te maken tussen de schuldenaars van de inkomsten die hetzij de aard hebben van financiële instelling vermeld in artikel 105, 1°, a, hetzij de aard hebben van financiële instelling die voldoen aan de criteria die nieuw worden gedefinieerd in artikel 105, 1°, b of c, KB/WIB 92. In dit opzicht wordt de permanentievoorwaarde van het statuut van financiële instelling, welke intrinsiek wordt geacht aanwezig te zijn voor de andere vermelde rechtspersonen in hun hoedanigheid van schuldenaar van de inkomsten in artikel 107, § 2, KB/WIB 92, formeel vertaald door de invoering van een uitdrukkelijke voorwaarde tot naleving van de in artikel 105, 1°, b of c, vermelde criteria gedurende de gehele verlopen duur van de overeenkomst ter uitvoering waarvan de inkomsten worden verleend of toegekend.

Tenslotte wordt artikel 107, § 2, 5°, b, en 11°, KB/WIB 92, eveneens gewijzigd in die zin dat het artikel voortaan uitdrukkelijk bepaalt dat met het begrip « schuldvorderingen en leningen » op strikte wijze de schuldvorderingen en leningen zijn beoogd welke niet zijn vertegenwoordigd door effecten. Aldus zijn uitsluitend de schuldvorderingen en leningen betrokken die kunnen worden gekwalificeerd als « inter-persoonlijk » en waarvan, krachtens de geldende regels, de verkrijger noodzakelijkerwijs is geïdentificeerd, overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 266, WIB 92, en 117, KB/WIB 92.

Met betrekking tot artikel 107, § 2, 9°, KB/WIB 92 werd een bijzonderheid aangehouden waarbij een verzaking aan de inning van de roerende voorheffing blijft behouden voor de schuldvorderingen en leningen welke zijn vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier.

Artikel 3 van dit besluit wijzigt artikel 110, KB/WIB 92, met name in dezelfde zin als artikel 107, § 2, KB/WIB 92, voor wat de actualisering betreft die is doorgevoerd op het vlak van de definitie van de schuldenaars van de inkomsten (begrip « Staat » uitgebreid naar de gefederaliseerde entiteiten; invoering van de begrippen « financiële instellingen bedoeld in artikel 105, 1°, a » en « ondernemingen bedoeld in artikel 105, 1°, b of c, KB/WIB 92 », overeenkomstig de wijzigingen aangebracht in artikel 105, 1°).

Zoals inzake de toekenning van interest uit obligaties, kasbons, andere soortgelijke effecten of van niet door effecten vertegenwoordigde schuldvorderingen en leningen, wordt bovendien eveneens bepaald in artikel 110, 4°, b en c, KB/WIB 92 (zoals vervangen door artikel 3, 3° van dit besluit), dat de hoedanigheid van « financiële instelling in de zin van artikel 105, 1°, b of c, KB/WIB 92 », ten name van de schuldenaar van de inkomsten van deposito's, een permanent karakter inhoudt tijdens de gehele verlopen duur van de overeenkomst.

Tenslotte zijn twee formele aanpassingen noodzakelijk met betrekking tot, enerzijds, artikel 110, 1°, KB/WIB 92 (verwijzing naar het oude artikel 479 van boek III, van titel I, van het Wetboek van koophandel, vervangen door de verwijzing naar artikel 51 van de faillissementswet van 8 augustus 1997) en, anderzijds, artikel 110, 3°, KB/WIB 92, dat werd gewijzigd rekening houdende met de invoering van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten en de nakende inwerkingtreding van het artikel 22 daarvan, teneinde de verzaking van de inning van de roerende voorheffing te behouden voor de inkomsten verleend of toegekend door verrekeningsinstellingen aan hun leden uit hoofde van deposito's die als dekking worden neergelegd voor de transacties geregistreerd overeenkomstig het marktreglement (cf. artikel 3, 1° en 2° van dit ontwerp).

Omwille van de coherentie en alhoewel deze bepalingen oude overeenkomsten beogen, werd de terminologie van de artikelen 113 en 114, KB/WIB 92 eveneens aangepast met betrekking tot het begrip « banken, Belgische openbare kredietinstellingen en spaarkassen », dat werd vervangen door financiële instellingen vermeld in artikel 105, 1°, a, KB/WIB 92 (cf. artikelen 4, 2° en 5 van dit ontwerp).

Als gevolg van de opmerkingen van de Raad van State, regelt artikel 6 van dit besluit de inwerkingtreding voor de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en zulks voor alle bepalingen.

Het past immers onverwijld een einde te stellen aan de bestaande anomalieën en juridische onzekerheid. Artikel 6 van dit besluit werd aldus aangepast rekening houdend met de dringende noodzakelijkheid zoals ze gemotiveerd is in het verzoek tot advies gericht aan de Raad van State.

In een overgangsperiode voor een eventuele aanpassing met de nieuw gedefinieerde criteria met betrekking tot het statuut van financiële instelling (cf. artikel 105, 1°, b en c, KB/WIB 92) werd voorzien wanneer deze ondernemingen optreden als schuldenaar van inkomsten in het kader van overeenkomsten gesloten vóór de dag waarop dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. In dit geval moeten de voorwaarden vermeld in artikel 105, 1°, b of c, KB/WIB 92, uiterlijk vervuld zijn op de dag van de eerste toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten gedaan vanaf de dag van deze bekendmaking (cf. artikel 7 van dit besluit).

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

6 MEI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92 betreffende de roerende voorheffing (1) ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op Titel I van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten;

Gelet op artikel 153 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid artikel 266, aangevuld door de wet van 6 juli 1994 en gewijzigd bij de wet van 4 april 1995;

Gelet op het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (KB/WIB 92), inzonderheid op : - artikel 105 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 7 april 1995 en 23 december 1996; - artikel 107 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996 en 4 december 2000; - de artikelen 110, 113 en 114;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 april 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 mei 2003;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit : - dat bepalingen van Titel I van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, naar de welke de definitie van financiële instellingen bedoeld in dit besluit op bepaalde plaatsen steeds verwijst, werden vervangen door deze van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen; - dat de aanpassingen welke noodzakelijk waren ingevolge hetgeen voorafgaat, eveneens rekening dienden te houden met de eventuele gevolgen van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, waarvan de bepalingen effectief een invloed hebben op het begrip financiële instelling bedoeld in artikel 105, 1°, KB/WIB 92; - dat bij gebrek vormaanpassingen aan te brengen voorzien bij de artikelen 105 tot 114, KB/WIB 92, de toepassing van deze bepalingen problemen stelt inzake interpretatie en juridische onzekerheid welke met name verbonden zijn met het gebrek aan verwijzing naar de Gemeenschappen en naar de Gewesten, alsmede naar de Franse Gemeenschapscommissie en naar de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, ten zelfde titel als naar de Staat, of met het bestaan van de hoedanigheid van financiële instelling ten name van bepaalde ondernemingen of van bepaalde instellingen; - dat het derhalve past om deze moeilijkheden zo spoedig mogelijk te verhelpen door onmiddellijk het geheel van de vereiste wijzigingen overeenkomstig de evolutie van de financiële wetgeving aan de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling III, van het KB/WIB 92 aan te brengen, en sommige lacunes en incoherenties te dichten welke ingevolge de toepassing van deze bepalingen aan het licht werden gebracht; - dat het bovendien noodzakelijk is zo spoedig mogelijk de verzaking van de inning van roerende voorheffing op de inkomsten uit vastgoedcertificaten uit te sluiten, op dezelfde wijze als op de inkomsten uit kapitalisatiebons, teneinde een einde te maken aan de terzake vastgestelde pogingen tot ontwijking van belasting ;

Gelet op het advies nr 35.278/2 van de Raad van State, gegeven op 9 april 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 105, 1°, van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 augustus 1994, 7 april 1995 en 23 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° littera a wordt vervangen door de volgende bepaling : " a) de in België gevestigde kredietinstellingen onderworpen aan de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen evenals de Nationale Bank van België en het Herdisconterings- en Waarborginstituut;"; 2° littera b wordt vervangen door de volgende bepaling : " b) de ondernemingen die voldoen aan de volgende voorwaarden : - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap zijn; - die, voor het belastbaar tijdperk dat de toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten voorafgaat, aandelen bezat die de aard van financiële vaste activa hebben waarvan de aanschaffingswaarde gemiddeld ten minste 50 pct. vertegenwoordigde van haar balanstotaal bij het afsluiten van het boekjaar dat met dat belastbaar tijdperk is verbonden; - en waarvan de aandelen zijn genoteerd op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 264, eerste lid, 2°bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 of die voor ten minste 50 pct., rechtstreeks of onrechtstreeks in het bezit zijn van een vennootschap die aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard is onderworpen, die niet een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht of die niet een aanzienlijk gunstigere regeling geniet dan de Belgische vennootschapsbelasting, en waarvan de aandelen genoteerd zijn op een gereglementeerde markt als bedoeld in hetzelfde artikel;"; 3° littera c wordt vervangen door de volgende bepaling : " c) de financiële ondernemingen die voldoen aan de volgende voorwaarden : - een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap zijn; - welke behoort tot een groep van verbonden of geassocieerde vennootschappen in de zin van respectievelijk de artikelen 11 en 12 van het Wetboek van vennootschappen; - welke haar activiteiten uitsluitend uitoefent in het voordeel van de vennootschappen van de groep; - welke zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard; - welke zich uitsluitend financiert bij binnenlandse vennootschappen of rechtspersonen als bedoeld in de artikelen 220 en 227 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met als enig doel eigen verrichtingen of verrichtingen van verbonden of geassocieerde vennootschappen te financieren; - en welke geen aandelen bezit waarvan de aanschaffingswaarde meer bedraagt dan 10 pct. van de fiscale nettowaarde van de financiële onderneming;"; 4° littera d wordt opgeheven;5° littera f wordt vervangen door de volgende bepaling : " f) de in België gevestigde hypotheekbanken die onder de toepassing vallen van het koninklijk besluit nr.225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;"; 6° littera h wordt vervangen door de volgende bepaling : " h) de plaatselijke handelsvennootschappen en de gewestelijke of beroepsverenigingen van deze vennootschappen, die tot uitvoering van het statuut van de Nationale Kas voor Beroepskrediet krediet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken;"; 7° littera k wordt vervangen door de volgende bepaling : " k) de vennootschappen voor huisvestingskrediet zijnde de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Société régionale Wallonne du logement, de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij en de door hen erkende maatschappijen, de coöperatieve vennootschappen " Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen ", " Woningfonds van de Bond der kroostrijke gezinnen van België ", " Fonds du Logement des familles nombreuses de Wallonie " en " Woningfonds van de gezinnen van het Brusselse Gewest ", zomede de door het Vlaamse Gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of het Waalse Gewest erkende vennootschappen die uitsluitend ten doel hebben leningen toe te staan voor het bouwen, het aankopen of het inrichten van sociale woningen, kleine landeigendommen of daarmede gelijkgestelde woningen, of voor de uitrusting daarvan met geschikt meubilair;"; 8° in littera l, worden de woorden " of hoofdzakelijk " geschrapt;9° littera m wordt opgeheven.

Art. 2.In artikel 107 van het KB/WIB 92, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 mei 1994, 11 december 1996 en 4 december 2000, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden "inkomsten vermeld in artikel 266, laatste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 uitgezonderd, "vervangen door de woorden " met uitzondering van de inkomsten vermeld in artikel 266, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 en van de inkomsten uit vastgoedcertificaten,";2° in § 2, 1°, worden de woorden "de Gewesten, de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie," ingevoegd tussen de woorden " door de Staat, " en de woorden " de provincies";3° in het § 2, 5°, worden de littera a en b vervangen door de volgende bepalingen : " a) inkomsten van schuldvorderingen en leningen die aan in het buitenland gevestigde banken worden verleend of toegekend door de in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen;b) inkomsten van obligaties, kasbons of andere soortgelijke effecten die het voorwerp zijn van een inschrijving op naam bij de uitgever en de inkomsten van niet door effecten vertegenwoordigde schuldvorderingen en leningen die aan spaarders niet-inwoners worden verleend of toegekend door : - de Staat, de Gewesten, de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de provincies, de agglomeraties en de gemeenten; - de Belgische openbare inrichtingen of instellingen voor zover die schuldvorderingen en leningen door de Staat, de Gewesten of de Gemeenschappen zijn gewaarborgd; - de in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen; - de in artikel 105, 1°, b of c vermelde ondernemingen die gedurende de gehele verlopen duur van de overeenkomst ter uitvoering waarvan de inkomsten worden verleend of toegekend, respectievelijk hebben voldaan aan de in artikel 105, 1°, b of c, bedoelde voorwaarden;"; 4° in § 2, 6°, worden de woorden " de Gewesten, de Gemeenschappen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie," ingevoegd tussen de woorden " de Staat, " en de woorden " de provincies ";5° in § 2, 9°, worden de woorden " welke niet zijn vertegenwoordigd door effecten of zijn vertegenwoordigd door effecten in de vorm van handelspapier " ingevoegd tussen de woorden " en leningen " en de woorden " waarvan de verkrijgers ";6° in § 2, 11°, worden de woorden " aan toonder " geschrapt.

Art. 3.In artikel 110 van het KB/WIB 92, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 1° worden de woorden " artikel 479, van boek III, van titel I, van het Wetboek van koophandel " vervangen door de woorden " artikel 51 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 "; 2° het 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : " 3° inkomsten verleend of toegekend aan haar leden door een instelling als bedoeld in artikel 22, § 1, 1° of 2° en § 2, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, uit hoofde van deposito's die als dekking worden neergelegd voor de transacties welke zij heeft geregistreerd overeenkomstig het marktreglement;"; 3° het 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : " 4° inkomsten van deposito's, zelfs als vermeld in artikel 21, 5°, van hetzelfde Wetboek, verleend of toegekend : a) aan in het buitenland gevestigde banken, door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen;b) aan spaarders niet-inwoners door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen alsmede door in artikel 105, 1°, b of c vermelde ondernemingen die gedurende de gehele verlopen duur van de overeenkomst ter uitvoering waarvan de inkomsten worden verleend of toegekend, respectievelijk hebben voldaan aan de in artikel 105, 1°, b of c, bedoelde voorwaarden; c) aan in artikel 106, § 3, vermelde beleggingsfondsen, door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen alsmede door in artikel 105, 1°, b of c vermelde ondernemingen die gedurende de gehele verlopen duur van de overeenkomst ter uitvoering waarvan de inkomsten worden verleend of toegekend, respectievelijk hebben voldaan aan de in artikel 105, 1°, b of c, bedoelde voorwaarden;". d) door beursvennootschappen aan spaarders niet-inwoners;

Art. 4.In artikel 113, van het KB/WIB 92, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, worden de woorden " en inkomsten uit vastgoedcertificaten " ingevoegd tussen de woorden " van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 " en het woord " uitgezonderd ";2° § 2, 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : " 2° a) inkomsten van schuldvorderingen en leningen die worden verleend of toegekend door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen aan in het buitenland gevestigde banken; b) inkomsten van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde schuldvorderingen en leningen die worden verleend of toegekend door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen, aan spaarders niet-inwoners;".

Art. 5.In artikel 114, § 2, worden de littera b en c, van het KB/WIB 92, vervangen door de volgende bepalingen : " b) door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen aan in het buitenland gevestigde banken; c) door in artikel 105, 1°, a, vermelde financiële instellingen, aan spaarders niet-inwoners.» .

Art. 6.Dit besluit is van toepassing op de inkomsten toegekend of betaalbaar gesteld met ingang van de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Met betrekking tot de overeenkomsten gesloten vóór de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad , en in afwijking van de artikelen 107, § 2, 5°, b, laatste streepje en 110, 4°, b en c, KB/WIB 92, zoals respectievelijk aangevuld en gewijzigd door dit besluit, moeten de voorwaarden vermeld in artikel 105, 1°, b of c, zoals gewijzigd door artikel 1 van dit besluit, uiterlijk vervuld zijn op het ogenblik van de eerste toekenning of betaalbaarstelling van de inkomsten verricht met ingang van de dag van deze bekendmaking.

Art. 8.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Koninklijk besluit nr.185 van 9 juli 1935, Belgisch Staatsblad van 10 juli 1935.

Wet van 22 maart 1993, Belgisch Staatsblad van 19 april 1993.

Wet van 2 augustus 2002, Belgisch Staatsblad van 4 september 2002.

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992.

Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.

Koninklijk besluit van 12 augustus 1994, Belgisch Staatsblad van 10 september 1994.

Koninklijk besluit van 7 april 1995, Belgisch Staatsblad van 29 april 1995.

Koninklijk besluit van 23 december 1996, Belgisch Staatsblad van 31 december 1996, 3 de editie.

Koninklijk besluit van 26 mei 1994, Belgisch Staatsblad van 9 juni 1994.

Koninklijk besluit van 11 december 1996, Belgisch Staatsblad van 14 december 1996.

Koninklijk besluit van 4 december 2000, Belgisch Staatsblad van 23 december 2000, 2 de editie.

Gecoördineerde wetten op de Raad van State, wet van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.

Wetboek van vennootschappen, wet van 7 mei 1999, Belgisch Staatsblad van 6 augustus 1999.

Koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936, Belgisch Staatsblad van 7 januari 1936.

Wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, Belgisch Staatsblad van 19 augustus 1992.

Wet van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 28 oktober 1997.

^