Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 mei 2003
gepubliceerd op 07 juli 2003

Koninklijk besluit betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie

bron
federale overheidsdienst justitie
numac
2003009464
pub.
07/07/2003
prom.
16/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/16/2003009464/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, heeft een nieuw type vergunning ingevoerd dat de uitvoerders van de voornoemde goederen moeten bekomen om hun activiteiten te mogen voortzetten.

Deze vergunning moet krachtens artikel 10 van de wet worden afgegeven door de Minister van Justitie. Een koninklijk besluit moet de modaliteiten hiervan regelen. Gelet op de nauwe samenhang van de voornoemde wet en haar uitvoeringsbesluit met de wet van 26 maart 2003 tot wijziging van dezelfde wet en het koninklijk besluit van 2 april 2003 tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 maart 1993 tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, verdient het aanbeveling de vier betrokken teksten samen te publiceren en in werking te laten treden.

Daarom is de regering van oordeel dat onderhavig besluit als laatste ontbrekende schakel in een geheel dat reeds begin 2000 begon als parlementair initiatief, als een dringende lopende zaak moet worden beschouwd.

Oorspronkelijk was het de bedoeling dit besluit ook af te stemmen op een nieuwe wet ter vervanging van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie. In het ontwerp van wet terzake, dat evenwel niet tijdig is goedgekeurd door het Parlement, was immers voorzien in een regeling van de activiteiten van de tussenpersonen in de wapenhandel.

Het is deze categorie die in het bijzonder wordt geviseerd door de voornoemde wet van 25 maart 2003.

Aangezien het Parlement tot de laatste dag van zijn zitting heeft gediscussieerd over deze nieuwe wapenwet, werd er gewacht met de opstelling van onderhavig besluit, dat nu noodzakelijk moet worden ingepast in het kader van de oude wapenwet van 1933, die niet van toepassing is op alle hier betrokken personen. Met name de fabrikanten van en de handelaars in materieel dat niet kan worden beschouwd als een wapen in de zin van de wapenwet van 1933, die vooral betrekking heeft op de « klassieke » draagbare blanke en vuurwapens, moeten geen houder zijn van de erkenning overeenkomstig die wet. Omgekeerd vallen de gewone particulieren die geen beroepsactiviteiten uitoefenen in de sector van het materieel voor militair gebruik of voor ordehandhaving niet onder de hier besproken nieuwe regeling, maar wel onder de wapenwet van 1933 als zij de daarin bedoelde wapens bezitten en eventueel tijdelijk naar het buitenland meenemen, gedekt door een Europese vuurwapenpas.

Wie op dit ogenblik reeds activiteiten van uitvoer heeft, kan genieten van een overgangsmaatregel, die erin bestaat dat de betrokkenen de nieuwe vergunning onmiddellijk moeten aanvragen om in afwachting daarvan een voorlopige vergunning te ontvangen, die geldig blijft zolang geen uitspraak ten gronde is gedaan over hun aanvraag. Op die manier kunnen zij hun activiteiten verderzetten tot de eigenlijke vergunning wordt afgegeven, of tot die bij een gemotiveerde beslissing zou worden geweigerd.

Om van de overgangsmaatregel te kunnen genieten, volstaat het een bewijs mee te leveren dat men tijdens de laatste twee jaar reeds activiteiten heeft uitgeoefend die door de wet bedoeld worden. Dit bewijs kan, bijvoorbeeld, bestaan uit een uitvoerlicentie van de FOD Economie, facturen of andere officiële documenten.

Zoals de wet voorschrijft, worden in dit besluit de volgende zaken nader geregeld : 1° aan de hand van welke stukken de vergunning moet worden aangevraagd;2° bij welke overheden de Minister advies inwint teneinde zijn beslissing met voldoende kennis van zaken te kunnen nemen;3° op welke wijze de vergunning wordt afgegeven of geweigerd, en eventueel kan worden beperkt, geschorst of ingetrokken;4° het bedrag en de wijze van betaling van de wettelijk verschuldigde waarborg en retributie. De vergunning zal enkel kunnen worden geweigerd bij gemotiveerde beslissing, bijvoorbeeld als de aanvrager niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden, als er in zijnen hoofde een gevaar voor de openbare orde bestaat of als de aanvraag klaarblijkelijk is gedaan door een stroman voor rekening van een derde.

Tenslotte voorziet het besluit in regels betreffende de informatie-uitwisseling tussen de bevoegde overheden en, in de bijlage, een model van de vergunning.

Er werd tegemoet gekomen aan de opmerkingen van de Raad van State, die van legistieke aard waren.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES 35.458/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 9 mei 2003 door de Minister van Justitie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie", heeft op 14 mei 2003 het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, dienen in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen te worden opgegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de motivering in de aanhef als volgt : « Gelet op de hoogdringendheid door het feit dat dit besluit in werking dient te treden op hetzelfde ogenblik als de wetten van 25 en 26 maart 2003 tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie; dat deze wetten goedgekeurd zijn en dat de wetgever de bedoeling heeft deze zo spoedig mogelijk van kracht te laten worden;".

De aandacht van de steller van het ontwerp wordt erop gevestigd dat krachtens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, de motivering van de dringende noodzakelijkheid in de adviesaanvraag volledig in de aanhef van het besluit dient te worden overgenomen.

De aanhef van het besluit dient derhalve te worden aangevuld om aan dit vereiste te voldoen.

De Raad van State, afdeling wetgeving, beperkt zich, overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling en van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Het advies wordt gegeven onder voorbehoud van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting.

Rechtsgrond Artikel 1 1. In het derde lid, 1°, is het beter, overeenkomstig de bewoordingen van het koninklijk besluit van 20 september 1991 tot uitvoering van de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie, gewag te maken van een kopie "van het getuigschrift van erkenning inzake wapens en munitie" dan van de "erkenning als wapenhandelaar".2. In het vierde lid, in fine, is het verkieslijk, indien dit wel degelijk de bedoeling van de steller van het ontwerp is, de woorden "elke aangestelde voor het beheer daartoe bijzonder gemachtigd door de rechtspersoon" te vervangen door de woorden "elke ter zake bevoegde bijzondere gemachtigde van de rechtspersoon". Artikel 2 In het vierde lid hoeft niet te worden gepreciseerd dat de beslissing tot weigering van de toekenning van de vergunning gemotiveerd moet zijn. Deze verplichting blijkt immers reeds uit de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen.

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 6.

Artikel 6 In het eerste lid wordt bepaald dat in geval van schorsing, beperking of intrekking van de vergunning de minister de betrokkene vooraf dient te horen, behalve indien dit risico voor de openbare orde zou meebrengen.

Ten aanzien van het algemeen rechtsbeginsel met de waarde van een wet dat de rechtspleging op tegenspraak moet worden gevoerd, stelt de rechtspraak van de Raad van State dat de overheid die overweegt een ernstige maatregel te treffen alleen in de volgende gevallen ervan kan afzien de betrokkene vooraf te horen : 1° in spoedeisende gevallen of wegens de vereisten die verband houden met de continuïteit en de goede werking van de dienst, inzonderheid wanneer de betrokken persoon niet binnen een redelijke termijn kan worden bereikt;2° wanneer de geplande maatregel overwogen wordt op grond van feiten die op eenvoudige en rechtstreekse wijze vastgesteld kunnen worden, tenminste wanneer de overheid over geen keuzemogelijkheid beschikt wat de te nemen maatregel betreft, aangezien de feiten reeds vaststaan. Het louter risico voor de openbare orde lijkt dus niet te volstaan om de overheid vrij te stellen van de naleving van dat beginsel.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. A. Lefebvre, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de H. M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J. Jaumotte.

De griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De voorzitter, Y. Kreins

16 MEI 2003. - Koninklijk besluit betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, inzonderheid op artikel 10, vervangen bij de wet van 25 maart 2003 en gewijzigd bij de wet van 26 maart 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 mei 2003;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 6 mei 2003.

Gelet op de hoogdringendheid door het feit dat dit besluit in werking dient te treden op hetzelfde ogenblik als de wetten van 25 en 26 maart 2003 tot wijziging van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie; dat deze wetten goedgekeurd zijn en dat de wetgever de bedoeling heeft deze zo spoedig mogelijk van kracht te laten worden; dat inderdaad de parlementaire hoorzittingen het belang hebben aangetoond van de menselijke en economische aspecten verbonden aan de in-, uit- en doorvoer van wapens en het dus fundamenteel is dat de regering binnen een zeer korte termijn een duidelijk en stabiel reglementair kader vastlegt;

Gelet op advies 35.458/2 van de Raad van State, gegeven op 14 mei 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Besluit :

Artikel 1.De vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie, hierna « de vergunning » genoemd, wordt bij aangetekend schrijven aangevraagd bij de Minister van Justitie.

De aanvrager moet specifiëren of zijn aanvraag betrekking heeft op een vergunning van onbepaalde duur of op een vergunning beperkt tot een nader omschreven operatie.

Hij voegt bij zijn aanvraag : 1° een kopie van zijn getuigschrift van erkenning inzake wapens en munitie overeenkomstig de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van, de handel in en het dragen van wapens en op de handel in munitie indien hij activiteiten uitoefent bedoeld door voornoemde wet;2° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, opgemaakt ten laatste een maand voor de indiening van zijn aanvraag;3° de stukken die de identificatie van de aanvrager en zijn activiteit mogelijk maken. Indien de aanvrager een rechtspersoon is, moet een getuigschrift van goed zedelijk gedrag worden bijgevoegd voor iedere bestuurder, zaakvoerder, commissaris van de rechtspersoon en elke ter zake bevoegde bijzondere gemachtigde van de rechtspersoon.

Art. 2.De minister doet uitspraak binnen vier maanden na ontvangst van de aanvraag en alle nodige stukken bedoeld in artikel 1.

De minister vraagt vooraf het gemotiveerd advies van de procureur des Konings van het arrondissement waar de aanvrager is gevestigd, van de gouverneur die de eventuele erkenning als wapenhandelaar heeft afgegeven, van de Veiligheid van de Staat, van de federale politie en van de dienst vergunningen bij de FOD Economie. Deze adviezen moeten worden gegeven binnen twee maanden.

Indien de minister van oordeel is dat de gevraagde vergunning kan worden afgegeven, nodigt hij de aanvrager uit de in artikel 3 bedoelde waarborg te storten en de in artikel 4 bedoelde retributie te betalen.

Art. 3.De waarborg bedraagt : 1° voor een vergunning van onbepaalde duur : 10.000 EUR; 2° voor een vergunning beperkt tot een nader omschreven operatie : 1 % van de waarde van deze operatie, met een minimum van 1.000 EUR. Hij moet met vermelding van het door de minister meegedeelde dossiernummer worden gestort bij de Deposito- en Consignatiekas, die een ontvangstbewijs afgeeft. De aanvrager bezorgt hiervan een afschrift aan de minister.

Art. 4.De retributie bedraagt : 1° voor een vergunning van onbepaalde duur : 1000 EUR;2° voor een vergunning beperkt tot een nader omschreven operatie : 60 EUR. Ze moet worden betaald door middel van fiscale zegels die worden aangebracht op de vergunning.

Art. 5.De vergunning wordt opgemaakt overeenkomstig het model in bijlage. Ze wordt aan de titularis toegezonden bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.

Een afschrift van de beslissing wordt toegezonden aan de adviesverlenende overheden bedoeld in artikel 2.

De vergunning moet steeds kunnen worden vertoond aan de overheden bevoegd voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de wet.

Het nummer ervan moet steeds worden vermeld in alle briefwisseling gevoerd door de houder met de overheid.

Art. 6.In geval van schorsing, beperking of intrekking van de vergunning, geeft de minister aan de houder kennis van zijn beslissing bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs.

De adviesverlenende overheden bedoeld in artikel 2 zijn verplicht de minister onverwijld in kennis te stellen van feiten die een schorsing, beperking of intrekking van de vergunning zouden kunnen rechtvaardigen. Ze worden van een dergelijke beslissing in kennis gesteld.

De beslissing brengt de verplichting mee om de vergunning terug te zenden binnen acht dagen. De minister kan de politie bevelen de vergunning bij de betrokkene terug te nemen.

Art. 7.De personen die tijdens de twee jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit reeds activiteiten hebben uitgeoefend waarvoor ze de vergunning nodig hebben en daarvan een bewijs leveren, moeten hun aanvraag binnen twee maanden indienen overeenkomstig artikel 1. Ze ontvangen binnen acht werkdagen volgend op de ontvangst van deze aanvraag een voorlopige vergunning die geldig blijft totdat over hun aanvraag is beslist.

Art. 8.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 mei 2003 ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

Bijlage bij het koninklijk besluit van 16 mei 2003 betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie Model van vergunning Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 16 mei 2003 betreffende de vergunning bedoeld in artikel 10 van de wet van 5 augustus 1991 betreffende de in-, uit- en doorvoer van en de bestrijding van illegale handel in wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^