Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 oktober 2009
gepubliceerd op 30 oktober 2009

Koninklijk besluit betreffende de gebruiksvergunningen voor niet-geijkte meetsystemen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2009011368
pub.
30/10/2009
prom.
16/10/2009
ELI
eli/besluit/2009/10/16/2009011368/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende de gebruiksvergunningen voor niet-geijkte meetsystemen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen wordt genomen in uitvoering van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen.

Bij deze wet wordt algemeen opgelegd dat de metingen die in het economisch verkeer of voor de berekening van heffingen en restituties uitgevoerd worden, met geijkte meetwerktuigen moeten worden verricht (artikel 12).

IJkverrichtingen van meetinstrumenten, voornamelijk de modelgoedkeuring, de eerste ijk en de herijk (artikel 16), mogen slechts uitgevoerd worden wanneer de Koning de voorschriften heeft gegeven omtrent de voorwaarden, de samenstelling en de meeteigenschappen van deze werktuigen (artikel 15).

Verschillende besluiten bepalen deze voorwaarden voor een aantal meetinstrumenten (stoffelijke lengtematen, meters voor gas, elektriciteit, water en vloeistoffen andere dan water, taxameters, weegwerktuigen, manometers, enz.).

De uitvoeringsbesluiten van de wet van 16 juni 1970 hebben echter enkel betrekking op de meest gebruikelijke meetwerktuigen.

Hoewel de wet van 1970 zowel betrekking heeft op de meetwerktuigen als op hun combinaties, omvatten de besluiten niet de "meetsystemen" bestaande uit niet alleen een combinatie van meetinstrumenten maar ook uit systemen voor het verzamelen, verwerken en doorsturen van gegevens, die rechtstreeks aan deze instrumenten gekoppeld zijn, en uit hun toebehoren.

Het is dus nodig om, geval per geval, het gebruik van werktuigen die niet geijkt zijn in de zin van de wet toe te staan wanneer het gaat om bijzondere meetsystemen die onder specifieke voorwaarden gebruikt worden, waarvoor het niet mogelijk of redelijk is om, vóór elke indienststelling, de gebruiksvoorwaarden of de meeteigenschappen in specifieke wettelijke bepalingen te definiëren.

Daarnaast moeten de meeteigenschappen van deze meetinstrumenten gegarandeerd worden om de doorzichtigheid en de eerlijkheid van de verrichtingen en de transacties die op deze meetsystemen gebaseerd zijn, te verzekeren.

Momenteel mogen dergelijke meetsystemen in het economisch verkeer enkel gebruikt worden op basis van een gebruiksvergunning toegekend door de Minister bevoegd voor de Metrologische Dienst en afgeleverd met toepassing van het artikel 4 van de wet van 1 oktober 1855 betreffende de Maten en Gewichten. Deze wettelijke basis is op zijn minst bedenkelijk en verouderd.

Dit besluit heeft als doel het gebruik van bijzondere meetsystemen waarvoor het onverstandig lijkt om specifieke wetsbepalingen uit te werken, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de wet van 16 juni 1970. Het strekt ertoe de reglementering betrouwbaar, duidelijk en doorzichtig te maken voor de markt, garanties te bieden voor de operatoren en voor hun klanten maar beoogt ook een snelle aanpassing aan de technologische evoluties.

Aan de hand van dit besluit zal de Metrologische Dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie bijzondere afwijkingen van de verplichting om een geijkt meetwerktuig te gebruiken kunnen toestaan en deze afwijkingen kunnen omkaderen.

Artikel 31 van de wet van 16 juni 1970 voorziet inderdaad in de mogelijkheid om bij wijze van algemene of bijzondere bepaling af te wijken van de verplichting om geijkte meetinstrumenten te gebruiken.

Dit artikel bepaalt dat de Koning de diensten, overheden en openbare instellingen die Hij aanwijst kan gelasten bijzondere afwijkingen toe te staan. Deze afwijkingen kunnen niet dan op aanvraag worden toegestaan.

Deze bevoegdheid tot bijzondere afwijking zou moeten toevertrouwd worden aan de Dienst die al belast is met de uitvoering van de metrologische prestaties bedoeld in de wet van 16 juni 1970.

Deze keuze wordt verantwoord door het feit dat deze dienst over het nodige personeel beschikt voor het onderzoek van zeer technische dossiers en over de expertise om te oordelen over de onderlinge afstemming van de metrologische kenmerken van het meetsysteem en het gebruik dat er normaliter zal van gedaan worden. Deze dienst heeft onder meer zijn expertise opgedaan in het kader van de toekenning van de modelgoedkeuringen voorzien bij de wet van 1970, en van het onderzoek van de huidige aanvragen tot gebruiksvergunningen. Deze dienst kan de eventuele controles uitvoeren, en in voorkomend geval, de vergunning binnen redelijke termijnen intrekken.

Als concreet voorbeeld van dit proces van verbruiksvergunning noemt men de tellingstations van aardgas geïnstalleerd op het transportnetwerk of op de rechtstreekse distributie aan grote verbruikers zoals een elektrische centrale. Door de liberalisering van de energiemarkt worden de voorziening, het vervoer en de distributie van aardgas uitgevoerd door verschillende partijen.

De tellingstations op het distributienetwerk zijn "meetsystemen" bestaande uit meerdere meettoestellen en uit elektronische en computersystemen voor de verzameling, de verwerking en de doorzending van de gegevens. De gebruikte instrumenten zijn, voor het grootste deel, niet betrokken bij de reglementeringen tot uitvoering van de wet van 16 juni 1970 maar de handelstransacties tussen de verschillende ondernemingen zijn gebaseerd op de uitgevoerde metingen die de betrouwbaarheid ervan moeten aantonen.

Dit ontwerpbesluit heeft ook als doel de datum vast te stellen voor de inwerkingtreding van de punten 7°, 8°, 10° en 11° van het artikel 34 van de wet van 16 juni 1970. Dit artikel heft wetgevingen op die verouderd zijn, onder andere de wet van 1855 betreffende de Maten en Gewichten.

Kortom, dit koninklijk besluit zal het mogelijk maken de laatste vigerende bepalingen van de wet van 1 oktober 1855 betreffende de Maten en Gewichten, die nu verouderd zijn, op te heffen. Het zal een snel en soepel instrument invoeren om de meeteigenschappen van de werktuigen en meetsystemen, die worden gebruikt voor handeltransacties maar waarvoor een langere ijkprocedure niet verantwoord lijkt, te garanderen.

Dit is de draagwijdte van het besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE

ADVIES 46.880/1 VAN 7 JULI 2009 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 12 juni 2009 door de Minister van Ondernemen en Vereenvoudigen verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de gebruiksvergunningen voorzien bij de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen", heeft het volgende advies gegeven : STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe een aantal regels vast te stellen met betrekking tot de aanvraag en de afgifte van een gebruiksvergunning door de Metrologische Dienst voor niet-geijkte meetsystemen die, in afwijking van artikel 12 van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, alsnog in het economisch verkeer mogen worden gebruikt. Daarnaast regelt het ontwerp de geldigheid van de gebruiksvergunningen die zijn afgegeven met toepassing van de wet van 1 oktober 1855 op de maten en gewichten, en worden sommige onderdelen van de opheffingsbepaling van artikel 34 van de voornoemde wet van 16 juni 1970 in werking gesteld.

De ontworpen regeling vindt, benevens in de artikelen 31 en 35 van de wet van 16 juni 1970 waarnaar wordt verwezen in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp, tevens rechtsgrond in artikel 30 van dezelfde wet waarin de Koning onder meer wordt opgedragen om de nadere regelen vast te stellen met betrekking tot de verrichtingen, bedoeld in artikel 30, § 1, van de wet, om het bedrag van de kosten te bepalen die zijn verbonden aan de voornoemde verrichtingen en om de wijze van inning ervan te regelen.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Opschrift De term "gebruiksvergunningen" komt niet voor in de wet van 16 juni 1970. Daarom kan worden overwogen om het opschrift van het ontwerp te redigeren als volgt : « Koninklijk besluit betreffende de gebruiksvergunningen voor niet-geijkte meetsystemen ». Aanhef 1. Mede rekening houdend met hetgeen omtrent de rechtsgrond van het ontwerp is opgemerkt, schrijve men aan het einde van het eerste lid van de aanhef : "..., en de meetwerktuigen, artikel 30, vervangen bij de wet van 21 februari 1986 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 20 juli 2006, artikel 31, gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, en artikel 35;". 2. In het tweede lid van de aanhef van het ontwerp wordt gerefereerd aan de mededeling aan de Europese Commissie die op 8 oktober 2008 heeft plaatsgevonden met toepassing van artikel 8, lid 1, van Richtlijn 98/34/EG (1).Het betrokken vormvereiste blijft evenwel niet beperkt tot louter het notificeren van het ontwerp, maar impliceert tevens de naleving van een wachttermijn die aanvangt vanaf de datum van ontvangst van de notificatie door de Europese Commissie en, in voorkomend geval, een bijkomende verslaggeving ten behoeve van de Europese Commissie. Teneinde er blijk van te geven dat aan deze onderscheiden vormvereisten is tegemoet gekomen, wordt in het tweede lid van de aanhef beter geschreven : « Overwegende dat voldaan werd aan de vormvoorschriften vervat in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (notificatie 2008/427/B); ». 3. Het ontworpen besluit dient overeenkomstig artikel 31 van de wet van 16 juni 1970 met redenen te worden omkleed.De aanhef dient derhalve met een motivering te worden aangevuld. Het gegeven dat het besluit zal worden vergezeld van een verslag aan de Koning doet geen afbreuk aan die vaststelling. De naleving van het betrokken substantieel vormvoorschrift dient immers te blijken uit de aanhef van het besluit.

Artikel 5 In de Nederlandse tekst van artikel 5 van het ontwerp schrijve men : « ... waarin gespecificeerd wordt wat de samenstelling van het meetsysteem, de gebruiksvereisten, het te verwachten gebruik zijn, alsook de eventuele controles die het moet ondergaan om na te gaan of het nog aan deze vereisten voldoet. Deze controles worden uitgevoerd volgens de nadere regels bepaald... » (2).

Artikel 7 Alhoewel in de praktijk de aanvrager volgens de gemachtigde steeds de eigenaar van het meetsysteem zal zijn, worden de woorden "aan de eigenaar van het meetsysteem", in artikel 7 van het ontwerp, volgens hem best vervangen door de woorden "aan de aanvrager". Dit standpunt kan worden bijgetreden, gelet op de wijze waarop artikel 30 van de wet van 16 juni 1970 is geconcipieerd.

Voorts verduidelijkte de gemachtigde in verband met de "prestatie van derden", waarvan melding wordt gemaakt aan het einde van artikel 7, het volgende : « les prestations visées ici peuvent être, par exemple, la location d'un appareil de mesure rare (comme un chromatographe), la constitution d'un dossier technique par un consultant ou un organisme étranger, la traduction de certains documents,... Ces prestations ne peuvent pas être fixées par le Roi car elles doivent dépendre du marché et être soumises à une libre concurrence".

Ter wille van de duidelijkheid zou het begrip "prestatie van derden" nader kunnen worden toegelicht in het verslag aan de Koning.

Artikel 8 In de Nederlandse tekst vervange men de incorrecte term "afgeleverd" door de term "afgegeven" of "uitgereikt".

Artikel 9 Men late artikel 9 van het ontwerp in de Nederlandse tekst aanvangen als volgt : « Artikel 34, 7°, 8°, 10° en 11°, van de wet van... ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en W. Van Vaerenbergh, staatsraden;

M. Rigaux en L. Denys, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer D. Van Eeckhoutte, adjunct-auditeur.

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, M. Van Damme.

Nota's (1) Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.(2) In overeenstemming met artikel 4 van het ontwerp wordt in het tekstvoorstel melding gemaakt van "het te verwachten gebruik" en niet van "het voorziene gebruik". 16 OKTOBER 2009. - Koninklijk besluit betreffende de gebruiksvergunningen voor niet-geijkte meetsystemen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, artikel 30, vervangen bij de wet van 21 februari 1986 en gewijzigd bij de wetten van 9 juli 2004 en 20 juli 2006, artikel 31 gewijzigd bij de wet van 6 mei 2009, en artikel 35;

Overwegende dat voldaan werd aan de vormvoorschriften vervat in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (notificatie 2008/0427/B);

Overwegende dat bijzondere meetsystemen, gebruikt onder specifieke voorwaarden, waarvoor het niet mogelijk of redelijk is om, vóór elke indienststelling, de gebruiksvoorwaarden of de meeteigenschappen in specifieke wettelijke bepalingen te definiëren, evenwel in het economisch verkeer worden gebruikt en daarom een metrologische kwaliteitsgarantie moeten bieden om de doorzichtigheid en de eerlijkheid van de verrichtingen en de transacties die op deze meetsystemen gebaseerd zijn, te garanderen;

Overwegende dat deze bevoegdheid tot bijzondere afwijking zou moeten toevertrouwd worden aan de Dienst die al belast is met de uitvoering van de metrologische verrichtingen bedoeld in de wet van 16 juni 1970 en dat deze keuze wordt verantwoord door het feit dat deze dienst over het nodige personeel beschikt voor het onderzoek van zeer technische dossiers en over de expertise om te oordelen over de onderlinge afstemming van de metrologische kenmerken van het meetsysteem en het gebruik dat er normaliter zal van gedaan worden;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 november 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 24 maart 2009;

Gelet op het advies 46.880/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juli 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Gebruiksvergunning : afwijking voorzien in artikel 31 van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, van de verplichting om een geijkt meetwerktuig te gebruiken, conform artikel 12 van dezelfde wet;2° Meetsysteem : geheel van één of meer meetwerktuigen en dikwijls andere inrichtingen, indien nodig uitgerust met terugkoppelingen en voeding, die samengevoegd en aangepast zijn om informatie te verstrekken teneinde waarden te bekomen die met bepaalde tussentijden gemeten worden voor grootheden van welbepaalde aard.

Art. 2.De meetsystemen die niet geijkt zijn in de zin van de voornoemde wet maar voor dewelke een gebruiksvergunning werd afgeleverd door de Metrologische Dienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie conform dit besluit mogen in het economisch verkeer gebruikt worden.

Art. 3.De aanvraag tot gebruiksvergunning moet ingediend worden bij de Metrologische Dienst samen met de nodige documenten voor het ijken van het meetsysteem waarbij aangetoond wordt dat de verwachte eisen vervuld zijn.

Art. 4.Het meetsysteem moet onder meer een metrologische kwaliteit hebben die aangepast is aan het te verwachten gebruik ervan en aan de wettelijke of contractuele eisen die gelden voor de ermee uitgevoerde metingen.

Art. 5.Voor elk meetsysteem levert de Metrologische Dienst een certificaat van gebruiksvergunning af, samen met een technische documentatie waarin onder andere de samenstelling van het meetsysteem, de gebruiksvereisten en het te verwachten gebruik gespecificeerd zijn, alsook de eventuele controles die het moet ondergaan om na te gaan of het nog aan deze vereisten voldoet. Deze controles worden uitgevoerd volgens de nadere regels bepaald door de Metrologische Dienst.

Art. 6.De meetsystemen waarvoor een gebruiksvergunning afgeleverd wordt moeten tekens van goedkeuring en verzegeling dragen volgens de regels bepaald door de Metrologische Dienst.

Art. 7.Het bedrag dat door de Metrologische Dienst aan de aanvrager wordt aangerekend, is berekend op basis van een uurtarief van 80 euro per persoon. Elke prestatie van derden valt ten laste van de aanvrager.

Art. 8.De gebruiksvergunningen afgeleverd op basis van de wet van 1 oktober 1855 betreffende de Maten en Gewichten blijven geldig tot hun vervaldag, en ten laatste tot 1 januari 2011.

Art. 9.Artikel 34, 7°, 8°, 10° en 11° van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen treedt in werking.

Art. 10.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009.

Art. 11.De Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 oktober 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen, V. VAN QUICKENBORNE

^