Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 16 september 1997
gepubliceerd op 07 oktober 1997

Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent

bron
ministerie van justitie
numac
1997009816
pub.
07/10/1997
prom.
16/09/1997
ELI
eli/besluit/1997/09/16/1997009816/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 SEPTEMBER 1997. Koninklijk besluit tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, inzonderheid op artikel 81, gewijzigd bij de wetten van 30 juni 1971, 4 augustus 1978 en 26 juli 1990, op de artikelen 82, 83 en 86, op artikel 88, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970, op de artikelen 89 en 90, en op de artikelen 93, 95 en 96;

Gelet op de adviezen van de eerste voorzitter van het hof van beroep te Gent, van de eerste voorzitter van het arbeidshof te Gent, van de procureur-generaal te Gent, van de voorzitter van de arbeidsrechtbank te Gent, van de arbeidsauditeur te Gent, van de hoofdgriffier van de arbeidsrechtbank te Gent en van de stafhouder van de Orde van advocaten te Gent;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De arbeidsrechtbank te Gent bestaat uit tien kamers.

De eerste en de derde kamer nemen kennis van de zaken bepaald in de artikelen 578, 1° tot 3° en 7°, 580, 15° en 582, 5° van het Gerechtelijk Wetboek wat de arbeiders betreft en van de zaken bepaald in de artikelen 578, 4° tot 6° en 8°, 579, 582, 3° en 4°, en 583 van hetzelfde Wetboek.

Zij nemen ook kennis van de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van arbeiders.

De tweede en de vierde kamer nemen kennis van de zaken bepaald in de artikelen 578, 1° tot 3° en 7° en 580, 15° en 582, 5° van het Gerechtelijk Wetboek, wat de bedienden betreft, en van de zaken bepaald in de artikelen 580, 1°, 12°, 14°, 16° en 17°, en 583 van hetzelfde Wetboek.

Zij nemen ook kennis van de geschillen betreffende het conventioneel brugpensioen van bedienden.

De vijfde, zesde en tiende kamer nemen kennis van de zaken bepaald in artikel 580 van het Gerechtelijk Wetboek, met uitzondering van deze bepaald in artikel 580, 1° en 12° tot 17°, en van de zaken bepaald in de artikelen 582, 1° en 2°, en 583 van hetzelfde Wetboek.

De zevende kamer neemt kennis van dezelfde geschillen als de derde, de vijfde en de zesde kamer.

De achtste en de negende kamer nemen kennis van de zaken bepaald in de artikelen 581 en 583 van hetzelfde Wetboek.

De zevende en de tiende kamer nemen kennis van de verzoeken tot oproeping in vrijwillige verzoening.

De betwistingen betreffende de toepassing van de artikelen 59, 1°, 2°, 3°, 4°, 6°, 8°, 59bis en 59ter van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen behoren tot de kennisneming van de tweede kamer.

De betwistingen waarvan sprake is in artikel 34ter, § 4, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen behoren tot de kennisneming van de vijfde, zesde of zevende kamer, zetelend zonder rechters in sociale zaken.

Daarenboven neemt elke kamer, samengesteld uit een rechter in de arbeidsrechtbank en twee rechters in sociale zaken, overeenkomstig de verdeling gedaan door de voorzitter, kennis van de andere zaken waarvan de arbeidsgerechten kennis nemen krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen betreffende aangelegenheden die niet genoemd zijn in de artikelen 578 tot 583 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art. 2.§ 1. De terechtzittingen hebben plaats op de volgende dagen : de eerste en tweede kamer : op maandag; de derde en vierde kamer : op vrijdag; de vijfde kamer : op donderdag; de zesde kamer : op dinsdag; de zevende kamer : op donderdag; de achtste kamer : op dinsdag; de negende kamer : op donderdag; de tiende kamer : op vrijdag.

De zittingen beginnen om 15 uur, behoudens in de zevende en de tiende kamer waar zij om 14 uur beginnen. § 2. De zittingen in kort geding worden gehouden op maandag, woensdag en vrijdag te 9 uur. § 3. Het bureau voor rechtsbijstand houdt zitting op dinsdag te 14 uur. § 4. De rechtsdagen waarvan sprake in de artikelen 5 en 6 van de wet van 19 maart 1991 houdende bijzondere ontslagregeling voor de personeelsafgevaardigden in de ondernemingsraden en in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen alsmede voor de kandidaat-personeelsafgevaardigden, worden gehouden op maandag, woensdag en vrijdag te 9 uur.

Art. 3.Indien de behoeften van de dienst het vergen, kan de voorzitter na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, beslissen dat één of meer kamers bijkomende zittingen zullen houden op de dagen en de uren die hij vaststelt.

Art. 4.De inleidingen geschieden voor de eerste, tweede, vijfde en achtste kamer. Evenwel worden de zaken die betrekking hebben op de uitbetaling van een derde van de waarde van de rente als kapitaal bij toepassing van de wetgeving inzake arbeidsongevallen, ingeleid voor de derde kamer.

Art. 5.Van de beschikkingen van de voorzitter op grond van de artikelen 89 en 90 of op grond van dit reglement wordt kennis gegeven aan de eerste voorzitter van het arbeidshof en aan de arbeidsauditeur en die beschikkingen worden ter griffie aangeplakt.

Art. 6.De voorzitter bepaalt, na het advies van de arbeidsauditeur te hebben ingewonnen, dag en uur van de vakantiezittingen en wijst de magistraten aan die er zitting zullen houden.

De voorzitter kan te allen tijde die lijst wijzigen volgens de behoeften van de dienst.

Art. 7.Het koninklijk besluit van 20 augustus 1985 tot vaststelling van het bijzonder reglement voor de arbeidsrechtbank te Gent wordt opgeheven.

Art. 8.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 16 september 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^