Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 17 augustus 2018
gepubliceerd op 04 september 2018

Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2018040642
pub.
04/09/2018
prom.
17/08/2018
ELI
eli/besluit/2018/08/17/2018040642/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 AUGUSTUS 2018. - Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren, de artikelen 5, § 1, 3° en 4°, en § 2, 2°, 7, § 1, 2°, en § 2, 30, § 5, 75, § 2, 76, § 8, 77 en 145, 6° ; Gelet op het koninklijk besluit van 30 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007011266 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren sluiten betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren;

Gelet op het advies van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, gegeven op 19 mei 2017;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de economische beroepen, gegeven op 29 juni 2017;

Gelet op het advies 63.466/1 van de Raad van State, gegeven op 7 juni 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat de opmerkingen geformuleerd in het advies van de Hoge Raad voor de economische beroepen van 29 juni 2017 werden gevolgd, met uitzondering van de opmerking bedoeld in punt 25 van dit advies;

Dat inderdaad de vermindering van het aantal leden van de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren die dienen te zetelen in de Stagecommissie (van vier leden naar "minimum twee") niet van die aard is dat er afbreuk wordt gedaan aan het belang van de opdracht van organisatie en omkadering van de stage toevertrouwd aan het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;

Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit koninklijk besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet : de wet van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren;2° richtlijn 2006/43/EG : de richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;3° Hoge Raad : de Hoge Raad voor de economische beroepen, opgericht bij artikel 54 van de wet van 22 april 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/1999 pub. 11/05/1999 numac 1999016119 bron ministerie van middenstand en landbouw Wet betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen sluiten betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen;4° Instituut : het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, bedoeld in artikel 64 van de wet;5° Raad : de Raad van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren;6° algemene vergadering : de algemene vergadering van het Instituut van de Bedrijfsrevisoren, bepaald in artikel 66 van de wet;7° stagiair : een natuurlijk persoon die beantwoordt aan de voorwaarden opgesomd in artikel 75, § 1, van de wet en die ingeschreven is op de lijst van stagiairs;8° stagemeester : een bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon die een stageovereenkomst heeft afgesloten goedgekeurd door de Stagecommissie overeenkomstig artikel 7, 1° ;9° voorzitter : de voorzitter van de Stagecommissie bedoeld in artikel 75 van de wet. HOOFDSTUK 2. - Stagecommissie Afdeling 1. - Samenstelling en werking

Art. 3.§ 1. Er wordt in de schoot van het Instituut een commissie opgericht die belast is met de organisatie van de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor. Deze commissie, overeenkomstig artikel 75 van de wet, wordt de Stagecommissie genoemd. § 2. De Stagecommissie telt tien leden bedrijfsrevisoren-natuurlijke personen, die niet de hoedanigheid hebben van "tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor" en waaronder minstens twee leden van de Raad zijn. § 3. De leden van de Stagecommissie worden benoemd door de Raad voor een hernieuwbaar mandaat van drie jaar uiterlijk op de eerste vergadering die volgt op de jaarlijkse algemene vergadering van het Instituut. De voorzitter en de ondervoorzitter van de Stagecommissie worden door de Raad aangeduid onder de leden van de Stagecommissie die in de Raad zetelen. § 4. De Stagecommissie is zodanig samengesteld dat zij de aanvragen van de kandidaten kan behandelen in de officiële taal van hun keuze. § 5. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt de vergadering voorgezeten door de ondervoorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de vergadering voorgezeten door het aanwezige lid met de meeste anciënniteit in het openbaar register.

Art. 4.§ 1. De Stagecommissie vergadert op uitnodiging van de voorzitter telkens het belang van het Instituut het vereist en ten minste achtmaal per jaar. De uitnodiging vermeldt de agenda van de vergadering. Behoudens in geval van hoogdringendheid wordt de uitnodiging minstens vijf dagen voorafgaand aan de vergadering verstuurd, desgevallend langs elektronische weg. § 2. In geval van hoogdringendheid kan de voorzitter de Stagecommissie bijeenroepen voor een vergadering die, in voorkomend geval, kan plaatsvinden door middel van een telefoon- of videoconferentie.

In dit geval wordt de uitnodiging minstens 24 uur voor de vergadering verstuurd, desgevallend langs elektronische weg. § 3. Op verzoek van de Raad vergadert de Stagecommissie binnen vijftien dagen nadat de Raad haar daarom heeft verzocht.

Art. 5.De Stagecommissie kan slechts geldig beraadslagen wanneer ten minste vijf leden aanwezig zijn.

De beslissingen van de Stagecommissie worden bij eenvoudige meerderheid van stemmen genomen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of het lid dat de vergadering voorzit, doorslaggevend.

Art. 6.De beraadslagingen van de Stagecommissie worden opgenomen in notulen die door de Stagecommissie goedgekeurd worden, ondertekend worden door de voorzitter van de Stagecommissie en minstens één lid die de vergadering heeft bijgewoond. Deze notulen worden op de zetel van het Instituut bewaard en een afschrift ervan wordt aan de leden van de Stagecommissie verstrekt, alsook bij uittreksel aan de belanghebbende die er om verzoekt. Afdeling 2. - Opdrachten

Art. 7.De Stagecommissie organiseert en beheert het verloop van de stage, met name : 1° zij keurt de stageovereenkomsten en de toelating tot de stage goed;2° zij stelt de lijst op van de stagiairs, actualiseert deze op regelmatige basis en maakt deze lijst bekend op de website van het Instituut;3° zij houdt toezicht op het goede verloop van de stage zowel wat de stagiair als de stagemeester betreft en kan desgevallend de nodige maatregelen treffen ten aanzien van één of beide partijen;4° zij evalueert de opleiding, alsook de diversiteit van de revisorale opdrachten gegeven door de stagemeester en geeft de nodige richtlijnen indien zij de verstrekte opleiding onvoldoende vindt of de aan de stagiair gegeven revisorale opdrachten niet genoeg gediversifieerd zijn;5° zij treedt bemiddelend op in geschillen tussen stagemeesters en stagiairs;6° zij beslist in de gevallen bepaald in dit besluit, over de verlenging of de verkorting van de stageduur, de opschorting van de stage, de herneming van de stage, de verandering van stagemeester en de stage in het buitenland;7° zij beoordeelt de stagedagboeken in functie van een voldoende diversiteit aan revisorale opdrachten tijdens de stage;8° zij organiseert stageseminaries in de vakgebieden waarin de stagiair geacht wordt zich te bekwamen alsook in aanverwante domeinen;9° zij organiseert de stage-examens bedoeld in artikel 27 alsook het bekwaamheidsexamen, bedoeld in artikel 40;10° zij beslist over de vrijstellingen voor de theoretische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 1;11° zij waakt over de opstelling en verbetering van de praktische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 2, en delibereert deze examens;12° zij kan de stagiairs bijkomende taken opleggen ter vervolmaking van hun opleiding;13° zij beslist over de toelating tot het bekwaamheidsexamen volgens de voorwaarden voorzien in artikel 38, § 2;14° zij dient de Raad, ambtshalve of op diens vraag, van advies over alle kwesties betreffende de stage;15° zij kan aan de Raad alle inlichtingen met betrekking tot een (kandidaat-)stagemeester of een stagiair vragen of meedelen voor zover zij deze nuttig acht in het kader van haar werkzaamheden;16° zij stelt aan de Raad de toelating tot de eed voor overeenkomstig de regelen voorzien in artikel 43, § 1;17° zij stelt de administratieve doorhaling vast van de stagiairs van de lijst van de stagiairs ingevolge de toepassing van de artikelen 21, 23, § 5, en 41, § 2.

Art. 8.§ 1. In de uitoefening van haar opdrachten opgesomd in artikel 7 kan de Stagecommissie alle nuttige inlichtingen opvragen bij de (kandidaat-)stagemeester of de (kandidaat-)stagiair teneinde zich ervan te vergewissen dat de stage beantwoordt aan de voorschriften die voortvloeien uit dit besluit. Zij kan eveneens aan de (kandidaat-)stagemeesters en de (kandidaat-)stagiairs verzoeken om voor haar te verschijnen. Voornoemde bevoegdheden kunnen door de Stagecommissie worden opgedragen aan één of meerdere van haar leden. § 2. De stagemeester die het voorwerp uitmaakt van één of meerdere maatregelen zoals voorzien in artikel 59, § 1, van de wet, is ertoe gehouden de Stagecommissie hiervan in kennis te stellen van zodra deze beslissing definitief is geworden.

Art. 9.De Stagecommissie brengt jaarlijks verslag uit aan de Raad over haar werkzaamheden. Zij formuleert de opmerkingen en voorstellen die zij nuttig acht.

De Stagecommissie overhandigt jaarlijks dit verslag, alsook een verslag over de vormingsactiviteiten van de stagiairs georganiseerd door het Instituut, aan de Hoge raad. Afdeling 3. - Examencommissie

Art. 10.§ 1. Er wordt een Examencommissie opgericht, samengesteld uit personen die de vakgebieden bedoeld in artikel 28, § 1, doceren aan een universiteit of aan een instelling van het hoger onderwijs van het lange type. Onder deze personen mag de meerderheid niet beschikken over de hoedanigheid van bedrijfsrevisor.

De Examencommissie is samengesteld uit minstens tien leden, die zijn benoemd door de Stagecommissie. De Examencommissie bepaalt haar huishoudelijk reglement dat door de Stagecommissie wordt goedgekeurd. § 2. De Examencommissie is belast met het opstellen van de vragen, de verbetering van de theoretische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 1, evenals met de deliberatie van deze examens.

De Stagecommissie bepaalt de kalender van de Examencommissie. HOOFDSTUK 3. - Toegang tot de stage Afdeling 1. - Diploma

Art. 11.Onverminderd de bepalingen bedoeld in artikel 75, § 1, van de wet, dienen de kandidaten om tot de stage te worden toegelaten, houder te zijn van een masterdiploma overeenkomstig de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 of het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. Afdeling 2. - Stagemeester

Art. 12.§ 1. De stage wordt verricht onder het toezicht van de Stagecommissie bij een stagemeester, bedrijfsrevisor-natuurlijk persoon die op het ogenblik van de aanvang van de stage, overeenkomstig artikel 75, § 1, 4°, van de wet, minstens vijf jaar in het openbaar register is ingeschreven en beantwoordt aan de door de Stagecommissie gestelde voorwaarden. § 2. De stagemeester zorgt, overeenkomstig de voorschriften van de Stagecommissie, voor de goede deontologische vorming en beroepsopleiding van de stagiair. Hij vertrouwt de stagiair werk toe dat binnen het kader van het beroep valt en begeleidt hem bij de uitvoering ervan. § 3. De stage kan niet vervuld worden bij een tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor als bedoeld in artikel 30 van de wet.

Art. 13.§ 1. De stagemeester mag niet meer dan drie stagiairs tegelijk opleiden.

Op basis van een gemotiveerd verzoek kan de Stagecommissie echter een afwijking toekennen die de stagemeester toelaat tot vijf stagiairs op te leiden. Het aantal toegekende afwijkingen alsook de motivatie wordt opgenomen in het verslag bedoeld in artikel 9.

De stagiair waarvan de stage werd opgeschort overeenkomstig artikel 23, wordt niet in rekening gebracht bij het bepalen van het aantal maximum toegelaten stagiairs per stagemeester. § 2. De stagemeester staat in voor de goede uitvoering van de te vervullen voorschriften inzake de stage. De stagemeester die het voorwerp is van een tijdelijk verbod van meer dan één maand om iedere beroepsmatige dienstverlening te verrichten in toepassing van artikel 59, § 1, van de wet, mag tijdens deze periode geen stagiairs opleiden. § 3. De stagiair kan van stagemeester veranderen, onder de door de Stagecommissie vastgelegde voorwaarden.

Deze voorwaarden worden bekendgemaakt op de website van het Instituut. § 4. In overleg met de Stagecommissie kan de stagiair de stage vervullen onder de begeleiding van twee stagemeesters van verschillende bedrijfsrevisorenkantoren teneinde te kunnen voldoen aan de verplichtingen bedoeld in artikel 20.

De aard van de revisorale opdrachten bij elke stagemeester wordt uitdrukkelijk opgenomen in de respectieve stageovereenkomsten. Afdeling 3. - Stageovereenkomst

Art. 14.De stageovereenkomst, bedoeld in artikel 75, § 1, 4°, van de wet, wordt in drie exemplaren ondertekend door de stagiair en de stagemeester, waarvan een exemplaar bestemd is voor de Stagecommissie.

Als het nodige werkvolume om het minimum aantal uren aan revisorale opdrachten bedoeld in artikel 20 te bereiken, wordt verschaft door het bedrijfsrevisorenkantoor of het geregistreerd auditkantoor waarin de stagemeester en de stagiair werkzaam zijn, of door één of meerdere bedrijfsrevisoren of wettelijke auditors die lid zijn van het netwerk waartoe de stagemeester behoort, wordt de stageovereenkomst medeondertekend door een persoon die het kantoor of het netwerk kan verbinden.

Art. 15.De stageovereenkomst behelst minstens : 1° een bepaling omtrent de looptijd van de stage die, behoudens het geval bedoeld in artikel 22, minstens drie jaar bedraagt;2° de verbintenis van de partijen om het stagereglement en de onderrichtingen en richtlijnen die door het Instituut worden verstrekt, na te leven;3° de verbintenis van de stagemeester om in de opleiding van de stagiair te voorzien door hem te betrekken bij ten minste duizend uren revisorale opdrachten per jaar teneinde de stagiair toe te laten om de vereiste beroepservaring te verwerven;4° de verbintenis van de stagemeester om te voorzien in een evenwichtige spreiding van de controlewerkzaamheden over de verschillende types van revisorale opdrachten;5° de verbintenis van de stagemeester, het bedrijfsrevisorenkantoor of het geregistreerd auditkantoor waarin de stagemeester werkzaam is om de stagiair de nodige tijd ter beschikking te stellen om deel te nemen aan de seminaries en de stage-examens die door de Stagecommissie georganiseerd worden bedoeld in artikel 7, 8° en 9° ;6° de verbintenis van de stagemeester, het bedrijfsrevisorenkantoor of het geregistreerd auditkantoor waarin de stagemeester werkzaam is, om de kosten die betrekking hebben op de seminaries en stage-examens bedoeld in artikel 7, 8° en 9°, georganiseerd in het kader van de stage, op zich te nemen;7° in voorkomend geval, de verbintenis van de stagemeester om persoonlijk in te staan voor de opvolging van de werkzaamheden uitgevoerd door de stagiair ten behoeve van andere vestigingen van hetzelfde bedrijfsrevisorenkantoor of geregistreerd auditkantoor en/of andere bedrijfsrevisorenkantoren of geregistreerde auditkantoren die deel uitmaken van hetzelfde netwerk;8° de verbintenis van de stagiair om zich met loyauteit aan de stage te wijden en de beroepsbelangen van de stagemeester, het bedrijfsrevisorenkantoor of geregistreerd auditkantoor waarmee hij verbonden is en in voorkomend geval het netwerk waartoe hij behoort, tijdens het verloop van de stage niet te schaden.

Art. 16.§ 1. De stage wordt verricht in het kader van een arbeidsovereenkomst of van een overeenkomst van zelfstandige dienstverlening afgesloten met de stagemeester of met het bedrijfsrevisorenkantoor waarin de stagemeester werkzaam is. § 2. De stagemeester of het bedrijfsrevisorenkantoor waarmee de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van zelfstandige dienstverlening bedoeld in paragraaf 1 werd afgesloten, verbindt zich ertoe een bezoldiging niet lager dan de minima vastgelegd door de Stagecommissie te betalen. Deze minima worden gepubliceerd op de website van het Instituut. § 3. De stageovereenkomst is ondergeschikt aan de arbeidsovereenkomst of aan de overeenkomst van zelfstandige dienstverlening. HOOFDSTUK 4. - Verloop van de stage Afdeling 1. - Algemeen

Art. 17.§ 1. De stage heeft tot doel de stagiair voor te bereiden op de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor door te voorzien in een relevante praktische beroepservaring en een gepaste theoretische opleiding, met inbegrip van een vorming met betrekking tot de plichtenleer. § 2. De stagiair leeft tijdens de volledige looptijd van de stage de voorschriften van de Stagecommissie, de regels inzake plichtenleer van de bedrijfsrevisoren alsook de bepalingen van het huishoudelijk reglement van het Instituut na.

Art. 18.§ 1. Onverminderd artikel 74, derde lid, van de wet duurt de stage minstens drie jaar.

Behoudens de gevallen waarin de stage wordt beëindigd zoals bepaald in artikel 43, § 3, blijft de stage doorlopen. § 2. Wanneer een deel van de stage buiten België verloopt, waakt de Stagecommissie erover dat de activiteit van de stagiair op doeltreffende wijze wordt opgevolgd door de stagemeester in samenwerking met een persoon die in het land waar de stagiair deze activiteiten uitoefent een hoedanigheid heeft die gelijkwaardig is met deze van bedrijfsrevisor.

Het bewijs van een gelijkwaardige hoedanigheid wordt aangetoond door een attest uitgereikt door de bevoegde autoriteit van dit land die certificeert dat de betrokken persoon in dit land beschikt over een relevante ervaring inzake de wettelijke controle van de jaarrekening en nog steeds actief is binnen dit domein.

Art. 19.De stage vangt aan op de door de Stagecommissie vastgestelde datum.

Art. 20.De stage omvat jaarlijks ten minste duizend uren revisorale opdrachten zoals gedefinieerd in artikel 3, 10°, van de wet en waarvan de aard door de Stagecommissie wordt vastgelegd en die evenwichtig gespreid zijn over de verschillende types van revisorale opdrachten.

De aard van de revisorale opdrachten bedoeld in het eerste lid staat beschreven op de website van het Instituut.

Art. 21.Wanneer de Stagecommissie de opleiding van de stagiair onvoldoende acht of wanneer zij niet beschikt over voldoende relevante en adequate informatie om het goede verloop van de stage te beoordelen, kan zij de duur van de stage meermaals verlengen voor een totale periode van maximaal drie jaar. Indien deze termijn overschreden wordt, wordt de stagiair ambtshalve doorgehaald van de lijst van stagiairs.

Art. 22.§ 1. Overeenkomstig artikel 74, derde lid, van de wet kan de Stagecommissie een vermindering van de duur van de stage toestaan aan de stagiairs waarvan zij vaststelt dat zij al beschikken over een relevante ervaring van minimum vijftien jaar met de uitoefening van het beroep van bedrijfsrevisor. § 2. Bij de beoordeling van de duur van de in aanmerking te nemen beroepswerkzaamheden van vijftien jaar, bedoeld in paragraaf 1, brengt de Stagecommissie de theoretische opleidingsjaren in rekening als die werden afgesloten met een met goed gevolg afgelegd examen, erkend door de bevoegde staatsinstantie, over de vakgebieden opgesomd in artikel 28, § 1. Deze theoretische opleidingsjaren dienen zich over ten minste één jaar uit te strekken en kunnen voor maximaal vier jaar in mindering gebracht worden van de voornoemde duur van de beroepservaring.

De duur van de beroepservaring en de stage samen mag niet korter zijn dan de duur van de theoretische opleidingsjaren en de stage samen. § 3. De beslissing tot vermindering van de duur van de stage, bedoeld in paragraaf 1, is onderworpen aan de volgende voorwaarden : 1° de indiening van een gemotiveerd verzoek van de kandidaat;2° het horen van de kandidaat door twee leden van de Stagecommissie.

Art. 23.§ 1. De Stagecommissie beslist tot het opschorten van de stage op gemotiveerd verzoek van één van de partijen betrokken bij de stageovereenkomst. § 2. De uitvoering van de stage wordt ambtshalve opgeschort indien de stagemeester het voorwerp is van een tijdelijk verbod van meer dan één maand om iedere beroepsmatige dienstverlening te verrichten in toepassing van artikel 59, § 1, van de wet. § 3. De Stagecommissie kan overgaan tot de gemotiveerde opschorting van de stage indien zij over elementen beschikt waaruit blijkt dat de stagiair niet langer zijn stageverplichtingen vervult. In dit geval wordt de stagiair per aangetekend schrijven in kennis gesteld van de intentie van de Stagecommissie om over te gaan tot de opschorting van de stage. De opschorting gaat, in voorkomend geval, in na het verstrijken van een termijn van twee maanden, te rekenen vanaf de kennisgeving van voormeld schrijven. Binnen deze termijn van twee maanden heeft de stagiair de mogelijkheid om het vervolg van zijn stage te verzoeken door elke element aan te brengen dat aantoont dat hij nooit heeft opgehouden zijn stageverplichtingen te vervullen of dat hij deze opnieuw vervult.

De Stagecommissie neemt, uiterlijk binnen de maand na ontvangst van deze elementen door de stagiair, een beslissing betreffende de opschorting of verderzetting van de stage. § 4. De Stagecommissie legt de datum van aanvang en de duur van de opschorting van de stage vast, indien deze laatste kan bepaald worden. § 5. De opschorting of de opeenvolgende opschortingen van de stage mogen niet meer dan vijf jaar bedragen. Indien deze termijn overschreden wordt, wordt de stagiair ambtshalve doorgehaald van de lijst van stagiairs. § 6. De stagiair waarvan de stage is opgeschort, is niet meer onderworpen aan de stageverplichtingen tijdens de periode van opschorting en mag niet deelnemen aan de praktische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 2.

De stagiair kan evenwel deelnemen aan de theoretische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 1. § 7. De stagiair waarvan de stage werd opgeschort kan ten allen tijde een aanvraag tot herneming van de stage indienen bij de Stagecommissie voor zover de termijn waarvan sprake in paragraaf 5 niet wordt overschreden. Afdeling 2. - Stagedagboek

Art. 24.§ 1. De stagiair houdt tot op de dag dat hij wordt toegelaten tot de eedaflegging bedoeld in artikel 43, § 1, een stagedagboek bij dat een overzicht geeft van de werkzaamheden die hij heeft verricht of waaraan hij heeft deelgenomen.

Het stagedagboek wordt bijgehouden met inachtneming van de nodige discretie. § 2. Het stagedagboek wordt jaarlijks door de Stagecommissie beoordeeld en wordt daartoe ingediend volgens de praktische modaliteiten en binnen de termijnen opgelegd door de Stagecommissie.

Deze worden meegedeeld op de website van het Instituut. § 3. De stagedagboeken kunnen enkel in aanmerking worden genomen door de Stagecommissie als zij werden ingediend overeenkomstig de voorschriften bedoeld in paragraaf 2.

Art. 25.De stagemeester houdt toezicht op het bijhouden van het stagedagboek en brengt hierin een jaarlijkse beoordeling uit over de stagiair en het verloop van de stage.

Na de bespreking van de jaarlijkse beoordeling ondertekenen de stagiair en de stagemeester het stagedagboek. Afdeling 3. - Stage-examens

Onderafdeling 1. - Inhoud van de stage-examens en vrijstellingen

Art. 26.Overeenkomstig artikel 7, 9°, organiseert de Stagecommissie de stage-examens waarin de personen die bedrijfsrevisor wensen te worden moeten slagen alvorens te kunnen deelnemen aan het bekwaamheidsexamen bedoeld in artikel 38.

Art. 27.§ 1. De stage-examens bevatten theoretische en praktische examens. § 2. De theoretische stage-examens, opgesomd in artikel 28, § 1, kunnen worden afgelegd zowel door personen die reeds het statuut van stagiair verkregen hebben als door personen die nog niet het statuut van stagiair hebben verkregen, maar die houder zijn van een diploma als bedoeld in artikel 11. § 3. De praktische stage-examens, opgesomd in artikel 28, § 2, kunnen enkel worden afgelegd door personen die reeds het statuut van stagiair verkregen hebben.

Art. 28.§ 1. De theoretische stage-examens hebben betrekking op de volgende drieëntwintig vakgebieden : 1° algemene theorie en beginselen van de boekhouding;2° wettelijke voorschriften en normen voor de opstelling van jaarrekeningen;3° wettelijke voorschriften en normen voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen;4° controleleer en beroepsvaardigheden;5° internationale standaarden voor jaarrekeningen;6° financiële analyse;7° analytische en beleidsboekhouding;8° interne beheersing en risicomanagement;9° wettelijke voorschriften en beroeps- en gedragsnormen betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en de daarmee belaste wettelijke auditors;10° internationale controlestandaarden;11° beroepsethiek en onafhankelijkheid;12° vennootschapsrecht;13° corporate governance;14° faillissementsrecht en soortgelijke procedures;15° belastingrecht;16° burgerlijk recht;17° handelsrecht;18° arbeidsrecht en sociaal zekerheidsrecht;19° informatietechnologie en informaticasystemen;20° algemene, financiële en bedrijfseconomie;21° wiskunde;22° statistiek;23° grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer. De examens bedoeld in 12° tot 23° hebben betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening. § 2. De praktische stage-examens hebben betrekking op de volgende twaalf vakgebieden : 1° vennootschapsrecht;2° algemeen boekhouden en opstelling van jaarrekeningen;3° consolidatie en controle van de geconsolideerde jaarrekening;4° internationale standaarden voor jaarrekeningen;5° financiële analyse;6° interne beheersing en risicomanagement;7° externe controle;8° internationale controlestandaarden;9° beroepsethiek en onafhankelijkheid;10° bijzondere opdrachten;11° controleverslag;12° ondernemingsraad.

Art. 29.§ 1. De Stagecommissie kan vrijstellingen voor één of meerdere vakgebieden van de theoretische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 1, verlenen. § 2. Kunnen het voorwerp uitmaken van vrijstellingen bedoeld in paragraaf 1 : 1° de materies die het voorwerp uitmaken van een afgelegd examen in het kader van een professionele bachelor van economisch of juridisch type, of academische bachelor die geleid heeft tot het behalen van een masterdiploma, alsook een diploma bedoeld in artikel 11;2° de materies die het voorwerp uitmaken van een afgelegd examen in het kader van een of meerdere aanvullende getuigschriften, uitgereikt door de onderwijsinstellingen bedoeld in de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013 of in het decreet van de Franse gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;3° de materies die het voorwerp uitmaken van een geslaagd examen van een of meerdere creditcontracten of examencontracten in het kader van universitaire studies. § 3. De vrijstellingen bedoeld in paragraaf 2 worden verleend per vakgebied op voorwaarde dat de aan het vakgebied bestede aantal studiepunten ECTS tenminste overeenstemmen met het aantal studiepunten ECTS die voor dit vakgebied door de Raad, na advies van de Hoge Raad, voldoende worden geacht in het kader van de eisen gesteld voor het beroep van bedrijfsrevisor.

Voor de houders van een diploma enkel uitgedrukt in uren, worden de voorwaarden uitgedrukt in ECTS in het eerste lid begrepen in uren.

Art. 30.De administratieve doorhaling van een stagiair van de lijst van de stagiairs, in toepassing van de artikelen 21, 23, § 5 en 41, § 2, brengt het verlies van het positieve resultaat van alle reeds afgelegde praktische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 2, van de stagiair met zich mee.

De betrokken stagiair behoudt echter het positieve resultaat van de theoretische stage-examens, bedoeld in artikel 28, § 1, die de stagiair reeds heeft afgelegd alsook de vrijstellingen bekomen overeenkomstig artikel 29.

Onderafdeling 2. - Verloop van de stage-examens

Art. 31.§ 1. Ieder jaar wordt er minstens één stage-examensessie georganiseerd door de Stagecommissie. § 2. De Stagecommissie bepaalt de data waarop de stage-examens worden afgenomen en maakt deze data minstens drie maanden op voorhand bekend op de website van het Instituut. § 3. De inschrijvingen voor de stage-examens gebeuren volgens de praktische modaliteiten en binnen de termijnen opgelegd door de Stagecommissie, welke worden meegedeeld op de website van het Instituut.

De inschrijvingen die niet worden uitgevoerd overeenkomstig de praktische modaliteiten en de termijnen opgelegd door de Stagecommissie zijn onontvankelijk.

Art. 32.§ 1. De stagiair die zich inschrijft voor de theoretische stage-examens waarvoor hij niet is vrijgesteld krachtens artikel 29, slaagt in deze ten laatste op het einde van zijn laatste stagejaar. § 2. In afwijking van paragraaf 1 slaagt de stagiair de volgende theoretische stage-examens ten laatste aan het einde van het eerste stagejaar : 1° vennootschapsrecht met betrekking tot de wettelijke controle van de jaarrekening;2° corporate governance met betrekking tot de wettelijke controle van de jaarrekening;3° algemeen boekhouden;4° opstelling van jaarrekeningen;5° beroepsethiek en onafhankelijkheid. § 3. In afwijking van paragraaf 1 slaagt de stagiair de volgende theoretische stage-examens ten laatste aan het einde van de tweede stagejaar : 1° interne beheersing en risicomanagement;2° externe controle en internationale controlestandaarden. § 4. De stagiair die aan het einde van zijn eerste stagejaar niet slaagt voor de theoretische stage-examens bedoeld in paragraaf 2, kan de desbetreffende examens afleggen tijdens het tweede stagejaar.

Ingeval van het niet-slagen voor de tweede keer van de desbetreffende examens aan het einde van het tweede stagejaar, wordt de stage verlengd met een jaar. § 5. De stagiair die aan het einde van zijn tweede stagejaar niet slaagt voor de theoretische stage-examens bedoeld in paragraaf 3, kan de desbetreffende examens afleggen tijdens het derde stagejaar.

Ingeval van het niet-slagen voor de tweede keer van de desbetreffende examens aan het einde van het derde stagejaar, wordt de stage verlengd met een jaar.

Art. 33.§ 1. De stagiair die zich inschrijft voor de praktische stage-examens slaagt in deze uiterlijk aan het einde van het laatste stagejaar. § 2. In afwijking van paragraaf 1, slaagt de stagiair de volgende praktische stage-examens ten laatste aan het einde van het eerste stagejaar : 1° vennootschapsrecht;2° algemeen boekhouden en opstelling van jaarrekeningen;3° beroepsethiek en onafhankelijkheid. § 3. In afwijking van paragraaf 1 slaagt de stagiair de volgende praktische stage-examens ten laatste aan het einde van de tweede stagejaar : 1° interne beheersing en risicomanagement;2° externe controle en internationale controlestandaarden. § 4. De stagiair die aan het einde van zijn eerste stagejaar niet slaagt voor de praktische stage-examens bedoeld in paragraaf 2, kan de desbetreffende examens afleggen tijdens het tweede stagejaar.

Ingeval van het niet-slagen voor de tweede keer van de desbetreffende examens aan het einde van het tweede stagejaar, wordt de stage verlengd met een jaar. § 5. De stagiair die aan het einde van zijn tweede stagejaar niet slaagt voor de praktische stage-examens bedoeld in paragraaf 3, kan de desbetreffende examens afleggen tijdens het derde stagejaar.

Ingeval van het niet-slagen voor de tweede keer van de desbetreffende examens aan het einde van het derde stagejaar, wordt de stage verlengd met een jaar.

Art. 34.De verlengingen van de stage bedoeld respectievelijk in artikelen 32, § 4 en 33, § 4, zijn niet cumulatief. De stage wordt met één jaar verlengd.

De verlengingen van de stage bedoeld respectievelijk in artikelen 32, § 5 en 33, § 5, zijn niet cumulatief. De stage wordt met één jaar verlengd.

Onderafdeling 3. - Deliberatie van stage-examens

Art. 35.Overeenkomstig artikel 10, § 2, delibereert de Examencommissie over de theoretische stage-examens.

Art. 36.Overeenkomstig artikel 7, 11°, delibereert de Stagecommissie over de praktische stage-examens.

Art. 37.De stagiair die niet het theoretische of parktische stage-examen kan afleggen waarvoor hij is ingeschreven, brengt zo snel mogelijk de Stagecommissie op de hoogte.

Vervolgens verantwoordt de stagiair zijn afwezigheid uiterlijk binnen de week volgend op de afwezigheid door het neerleggen van de bewijsstukken bij de Stagecommissie.

Bij gebrek aan een verwittiging of zonder neerlegging van de bewijsstukken, wordt de stagiair beschouwd als een stagiair die niet geslaagd is voor dit examen. Afdeling 4. - Bekwaamheidsexamen

Art. 38.§ 1. Het bekwaamheidsexamen strekt ertoe de bekwaamheid van de stagiair om het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen, te toetsen. § 2. De Stagecommissie laat de stagiairs toe tot het bekwaamheidsexamen wanneer zij : 1° geslaagd zijn voor alle stage-examens bedoeld in artikel 28, §§ 1 en 2;2° minstens drie jaar stage hebben doorlopen, behoudens in geval van verkorting van de stageduur overeenkomstig artikel 22.

Art. 39.§ 1. De bekwaamheid van de kandidaat om het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen wordt beoordeeld door een jury, samengesteld uit één of meerdere Nederlandstalige, Franstalige dan wel Duitstalige kamers al naargelang de door de kandidaat gekozen landstaal. § 2. Elke kamer bestaat uit vijf leden, namelijk : 1° een voorzitter, professor van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van universitair niveau, die één van de vakgebieden opgenomen onder artikel 28, § 1, doceert en die het beroep van bedrijfsrevisor niet uitoefent;2° drie bedrijfsrevisoren die niet het statuut hebben van "tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor";3° één persoon die het beroep van bedrijfsrevisor niet uitoefent, gekozen omwille van zijn bijzondere kennis met het economisch en sociaal leven. § 3. De voorzitter en de leden van elke kamer worden voor drie jaar benoemd door de Raad. De Raad duidt tevens plaatsvervangende leden aan. De voorwaarden voor de benoeming opgenomen in paragraaf 2 dienen vervuld te blijven gedurende de looptijd van het mandaat, op straffe van voortijdige beëindiging ervan.

Art. 40.§ 1. Het bekwaamheidsexamen omvat een mondelinge en een schriftelijke proef.

De inhoud van de schriftelijke proef wordt bepaald door de Stagecommissie.

De mondelinge proef omvat een toelichting van de schriftelijke proef, alsmede een ondervraging over de beroepspraktijk, de opdrachten, de verantwoordelijkheden en de plichtenleer van de bedrijfsrevisor. § 2. De jury beoordeelt niet alleen de vakkennis van de kandidaat, maar ook zijn inzicht in de behoeften van de gebruikers van revisorale verslagen en zijn geschiktheid ten aanzien van de verantwoordelijkheden van een bedrijfsrevisor in het maatschappelijk verkeer.

Art. 41.§ 1. De met redenen omklede beslissing van de jury wordt aan de kandidaat en aan de Stagecommissie meegedeeld.

De beslissing van de jury kan een aanbeveling behelzen, gericht aan de Stagecommissie, om de kandidaat bijkomende werkzaamheden op te leggen. § 2. De kandidaat kan het bekwaamheidsexamen maximum vijfmaal afleggen binnen een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de beslissing van de Stagecommissie van de toelating van de kandidaat tot het bekwaamheidsexamen. Bij het bereiken van het maximaal aantal toegestane deelnames of het verstrijken van de voormelde termijn, wordt de kandidaat ambtshalve doorgehaald van de lijst van stagiairs.

Art. 42.§ 1. Ieder jaar worden minstens twee sessies van het bekwaamheidsexamen ingericht door de Stagecommissie. § 2. De Stagecommissie bepaalt de data waarop het bekwaamheidsexamen wordt afgenomen en deelt deze minstens drie maanden op voorhand mee op de website van het Instituut. § 3. De inschrijvingen voor het bekwaamheidsexamen gebeuren volgens de praktische modaliteiten en binnen de termijnen opgelegd door de Stagecommissie, welke worden meegedeeld op de website van het Instituut. § 4. Inschrijvingen die niet worden uitgevoerd overeenkomstig de praktische modaliteiten en de termijnen opgelegd door de Stagecommissie zijn onontvankelijk. HOOFDSTUK 5. - Toelating tot de eed en beëindiging van de stage

Art. 43.§ 1. De Stagecommissie stelt aan de Raad voor om de stagiair, die aan de volgende voorwaarden voldoet, tot de eedaflegging toe te laten : 1° voldaan hebben aan de stageverplichtingen;2° geslaagd zijn voor het bekwaamheidsexamen;3° niet het voorwerp uitmaken van een tuchtprocedure. § 2. De stagiair die wordt toegelaten tot de eedaflegging, blijft onder het toezicht van de stagemeester maar is niet langer onderworpen aan de verplichting om een stagedagboek in te dienen. § 3. De stage eindigt door : 1° de eedaflegging;2° het ontslag van de stagiair;3° de schrapping van de stagiair bedoeld in artikel 76, § 3, 4°, van de wet;4° de administratieve doorhaling van de stagiair, bedoeld in de artikelen 21, 23, § 5 en 41, § 2; HOOFDSTUK 6. - Tuchtprocedure van toepassing op de stagiair

Art. 44.§ 1. In uitvoering van artikel 76, § 8, van de wet, preciseren de bepalingen van dit hoofdstuk de voor de stagiaires geldende tuchtprocedure. § 2. Het onderzoek van de dossiers wordt door de Raad toevertrouwd aan één of meerdere verslaggever(s) die de hoedanigheid hebben van bedrijfsrevisor en die geen lid zijn van de Stagecommissie. § 3. De Raad kan de taak om een of meerdere verslaggever(s) bedoeld in paragraaf 2 aan te duiden, toevertrouwen aan een comité bestaande uit drie van zijn leden. § 4. Op initiatief van de verslaggever(s) en met akkoord van de stagiair en de stagemeester kan de hoorzitting van de stagiair en de stagemeester, bedoeld in artikel 76, § 2, van de wet worden vervangen door een schriftelijke vraag om uitleg. § 5. Wanneer de Stagecommissie optreedt als tuchtrechtsmacht, is zij samengesteld uit ten minste drie van haar leden om op geldige wijze bijeen te komen. § 6. De schrapping van een stagiair bedoeld in artikel 76, § 3, 4°, van de wet, brengt het verlies van het positieve resultaat van alle reeds afgelegde stage-examens bedoeld in artikel 28, §§ 1 en 2 met zich mee, alsook het verbod om deze opnieuw af te leggen tijdens een termijn van tien jaar. § 7. Iedere kennisgeving gedaan aan de stagiair of in voorkomend geval aan een indiener van een klacht in het kader van een de tuchtprocedure wordt in kopie aan de stagemeester gericht, behoudens in de gevallen waarin de verzending van een kopie van de kennisgeving aan de stagemeester schade zou berokkenen aan de tuchtprocedure.

Art. 45.§ 1. De stagiair en de Raad kunnen zich op de zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of bedrijfsrevisor.

De Stagecommissie kan niettemin de persoonlijke verschijning van de stagiair bevelen. § 2. De Stagecommissie kan op ieder moment aan de Raad een aanvullend verslag vragen met de bedoeling om de elementen van de zaak die hem wordt voorgelegd, te verduidelijken. § 3. De Stagecommissie kan beslissen om de indiener van een klacht te horen, wanneer ze geadieerd is op basis van een klacht. HOOFDSTUK 7. - Erkenning van de bekwaamheden gelijkwaardig met die van bedrijfsrevisor in het buitenland

Art. 46.§ 1. De personen die in een lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte een hoedanigheid bezitten die gelijkwaardig is met die van bedrijfsrevisor zijn vrijgesteld van de stage-examens bedoeld in artikel 28, §§ 1 en 2, de stage en het bekwaamheidsexamen. § 2. Onverminderd de naleving van internationale verdragen waarbij België partij is, kan de Raad, in geval van wederkerigheid, personen die in een andere dan een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, een gelijkwaardige hoedanigheid bezitten, eveneens van de stage-examens bedoeld in artikel 28, §§ 1 en 2, de stage en het bekwaamheidsexamen vrijstellen. § 3. In de gevallen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 organiseert de Raad een examen met de bedoeling zich ervan te vergewissen dat de vrijgestelde kandidaten blijk geven van een adequate kennis van de in België van kracht zijnde wetten en reglementeringen, voor zover deze voor de wettelijke controles van jaarrekeningen in België relevant zijn.

De met redenen omklede beslissing van de Raad wordt aan de kandidaat meegedeeld. HOOFDSTUK 8. - Specifiek examen met het oog op de opheffing van de hoedanigheid van tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor

Art. 47.§ 1. De personen die in het openbaar register zijn vermeld in de hoedanigheid van "tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor" en die overeenkomstig artikel 21 van het koninklijk besluit van 21 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/07/2017 pub. 04/08/2017 numac 2017040453 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor alsook de inschrijving en registratie in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren sluiten betreffende de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor alsook de inschrijving en registratie in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren, de toelating wensen te bekomen om opnieuw revisorale opdrachten te kunnen uitvoeren, zijn vrijgesteld van de stage-examens bedoeld in artikel 28, §§ 1 en 2, van de stage en van de mondelinge en schriftelijke proef van het bekwaamheidsexamen bedoeld in artikel 40, § 1. § 2. De personen bedoeld in paragraaf 1 die sinds meer dan vijf jaar in het openbaar register zijn vermeld in de hoedanigheid van "tijdelijk verhinderd bedrijfsrevisor" moeten evenwel slagen voor een mondelinge proef die aantoont dat de betrokkene in staat is om het beroep van bedrijfsrevisor uit te oefenen volgens de wettelijke en reglementaire bepalingen.

Overeenkomstig artikel 21, § 3, van het voornoemde koninklijk besluit van 21 juli 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/07/2017 pub. 04/08/2017 numac 2017040453 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de toekenning van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor alsook de inschrijving en registratie in het openbaar register van de bedrijfsrevisoren sluiten, wordt de mondelinge proef door de Raad toevertrouwd aan een jury samengesteld uit drie Raadsleden die op dezelfde taalrol zijn ingeschreven als deze van de kandidaat en die geen enkele financiële, persoonlijke, zakelijke, arbeids- of andere relatie met de kandidaat hebben.

De met redenen omklede beslissing van de jury wordt aan de kandidaat en de Raad meegedeeld. HOOFDSTUK 9. - Slotbepalingen

Art. 48.Het koninklijk besluit van 30 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007011266 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren sluiten betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren wordt opgeheven op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 49.§ 1. De personen die het statuut van stagiair hebben verworven vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit in het Belgisch Staatsblad zijn niet onderworpen aan de bepalingen bedoeld in artikel 32, §§ 2 tot 5 en artikel 33, §§ 2 tot 5. § 2. De personen die, voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, geslaagd zijn voor een of meerdere vakken in het kader van het toelatingsexamen bedoeld in artikel 13 van het koninklijk besluit van 30 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2007 pub. 30/05/2007 numac 2007011266 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren sluiten betreffende de toegang tot het beroep van bedrijfsrevisor en tot opheffing van het koninklijk besluit van 13 oktober 1987 betreffende de stage van de kandidaat-bedrijfsrevisoren, worden vrijgesteld van deze vakken in het kader van de theoretische stage-examens bedoeld in artikel 28, § 1.

Art. 50.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 17 augustus 2018.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

^